direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Dommelen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0858.BPdommelen-VA01

Toelichting

behorende bij het bestemmingsplan "Dommelen"

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het vigerende bestemmingsplan 'Dommelen 2009' dat in 2010 is vastgesteld is niet meer voldoende actueel. Meer dan voorheen dwingt de Wet ruimtelijke ordening (Wro) gemeenten tot het actueel houden van de bestemmingsplannen waarbij toepassing wordt gegeven aan de standaarden (SVBP/IMRO). Het voorgaande vormt de voornaamste reden van het opstellen van onderhavig bestemmingsplan 'Dommelen'.

In de tussentijd is het nodige veranderd ten aanzien van de actualiserings- en digitaliseringsplicht, de veranderde wet- en regelgeving en nieuwe beleidskaders van Rijk, provincie en gemeente. Een integrale herziening van het bestemmingsplan zorgt voor een actueel bestemmingsplan dat volledig voldoet aan de huidige wensen en eisen.

Daarnaast speelt mee dat er de afgelopen jaren meerdere procedures doorlopen zijn om diverse kleinschalige ontwikkelingen mogelijk te maken. Dit is gedaan met diverse afwijkingsbesluiten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), wijzigingsplannen en zogenaamde postzegelbestemmingsplannen. Deze plannen worden in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen in één uniforme regeling.

Het bestemmingsplan heeft als doel om de bestaande, feitelijke situatie te verankeren in een actuele regeling, met uitzondering van illegale situaties die ruimtelijk gezien niet gewenst zijn. Daarnaast is het bestemmingsplan bedoeld om in de gehele gemeente uniformiteit en rechtsgelijkheid in de bouw- en gebruiksmogelijkheden aan te brengen, met inachtneming van de stedenbouwkundige structuur. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden in het plan niet mogelijk gemaakt.

1.2 Plankarakter

Het bestemmingsplan 'Dommelen' draagt hoofdzakelijk het karakter van conserveringsplan. Conserveren betekent in beginsel dat de bestaande, feitelijke situatie in het nieuwe bestemmingsplan wordt vastgelegd. In voorliggend bestemmingsplan zijn daarnaast de planologische mogelijkheden met betrekking tot het gebruik en de bebouwing, overgenomen uit het bestemmingsplan 'Dommelen 2009' dat in 2010 is vastgesteld, waardoor bestaande rechten behouden blijven. Indien er vanuit een goede ruimtelijke ordening doorslaggevende argumenten zijn om planologische mogelijkheden te laten vervallen, zijn deze mogelijkheden niet overgenomen. Nieuwe stedenbouwkundige of ruimtelijke ontwikkelingen worden in beginsel niet mogelijk gemaakt. De gemeenteraad heeft in september 2013 deze systematiek vastgesteld, die geldt voor alle te actualiseren plannen.

De in het bestemmingsplan opgenomen bebouwingsregeling is ontwikkeld ten behoeve van het actualiseren van de bestemmingsplannen, om op die manier te komen tot een eenduidige regeling die in alle nieuwe bestemmingsplannen in Valkenswaard toegepast kan worden. De bebouwingsregeling voor met name de bestemming 'Wonen' is verruimd ten opzichte van de oude regelingen om zo beter aan te sluiten bij de huidige maatschappelijke opvattingen en belevingen over gebruik van de ruimte. Inherent aan het toepassen van een eenduidige bebouwingsregeling is dat in sommige situaties een feitelijke beperking van de bouwmogelijkheden kan plaatsvinden.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de situering van het plangebied en een overzicht van de bestaande juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft, voor zover relevant, in hoofdlijnen de beleidsdocumenten die door de te onderscheiden overheden ten aanzien van het plangebied zijn gepubliceerd. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied gegeven. Hierbij gaat het zowel om de ruimtelijke structuur als de aanwezige functies. Dit geeft een impressie van het beleidskader voor het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk komen ook de milieutechnische randvoorwaarden en de historische kwaliteiten naar voren. Hoofdstuk 5 geeft een beschrijving van de uitgangspunten van het plan. De uitvoeringsaspecten handhaving en de economische uitvoerbaarheid worden besproken in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Als laatste komt in hoofdstuk 8 de inspraakreacties en het wettelijk vooroverleg aan bod.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Situering

Dit bestemmingsplan omvat de bebouwde kom van Dommelen. De begrenzing is afgestemd op de begrenzing van de bestemmingsplannen Buitengebied, Buitengebied 1977, Lage Heide Wonen, Dommelkwartier, De Weitens en het in het voorbereiding zijnde bestemmingsplan Buitengebied 2. Op de overzichtskaart is het plangebied nader aangeduid, waarbij inzicht wordt gegeven in de ligging ten opzichte van de omliggende gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPdommelen-VA01_0001.png"

Afbeelding 1: Begrenzing plangebied

2.2 Bestaande juridische regeling

Tot het moment waarop het nieuwe bestemmingsplan 'Dommelen' in werking treedt, gelden de onderstaande bestemmingsplannen.

Vigerende bestemmingsplannen Dommelen   Vaststelling   Goedkeuring   Onheroepelijk  
Uitbreidingsplan in hoofdzaken 1962   17-05-1962   14-08-1963   9-10-1963  
Buitengebied 1977   23-03-1977   31-05-1978   26-06-1986  
Buitengebied   27-06-2013   n.v.t.   20-05-2015  
Dommelen 2009   01-07-2010   n.v.t.   22-02-2012  
Gertrudisdal-Norbertusdreef   19-12-2013   n.v.t.   09-07-2014  
Kerkakkerstraat   29-06-2011   n.v.t.   15-02-2012  
Lage Heide Wonen   07-07-2011   n.v.t.   21-11-2011  
Dommelkwartier   31-01-2013   n.v.t.   16-10-2013 (deels)  
Reparatieplan Dommelen   27-11-2014   n.v.t.   26-02-2015  
Stokerwei 2   28-01-2010   n.v.t.   22-04-2010  

Hoofdstuk 3 Planologisch kader

Het beleid van de gemeente Valkenswaard vormt het kader waarbinnen de functionele en ruimtelijke ontwikkelingen van de kom van Valkenswaard worden vastgesteld. De ruimtelijke ontwikkelingsplannen van rijk, provincie en regio vormen randvoorwaarden voor het gemeentelijke beleid. Voor dit bestemmingsplan worden in de volgende paragrafen het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid toegelicht.

3.1 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de visie worden ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden.

De hoofdlijn van de SVIR is dat het Rijk op het gebied van de ruimtelijke ordening terugtreedt en dat gemeenten en provincies op dit taakveld een meer prominente rol krijgen. In het SVIR staat centraal dat alleen nog een taak voor het Rijk is weggelegd wanneer sprake is van nationale baten en/of lasten, internationale verplichtingen (bijvoorbeeld werelderfgoederen) of provincie- cq. landoverschrijdende onderwerpen.

Het Rijk heeft 13 onderwerpen benoemd waar het, aan de hand van de bovenstaande criteria, een taak voor zichzelf ziet weggelegd. Door het nemen van verantwoordelijkheid ten aanzien van deze onderwerpen stelt het Rijk zich voor de middellange (2028) en lange termijn (2040) tot doel Nederland concurrerend, veilig en leefbaar te houden.

De onderwerpen die een nationaal belang betreffen zijn het creëren van een internationaal bereikbaar vestigingsklimaat, ruimte bieden voor het hoofdnetwerk van (duurzame) energievoorziening en het vervoer van stoffen via buisleidingen en een efficiënt gebruik van de ondergrond. Daarnaast zijn ook het creëren van een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor- en vaarwegen, het beter benutten en in stand houden van het bestaande mobiliteitssysteem met bijbehorende hoofdinfrastructuur, het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid en klimaatbestendige ontwikkeling, ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationaal unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten van nationaal belang. Tenslotte vindt het Rijk zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij ruimtelijke plannen belangrijk.

De structuurvisie is relevant wanneer de gemeente in haar bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die van nationaal belang zijn. Op het plangebied is geen van de onderwerpen die door het Rijk zijn aangemerkt als nationaal belang, van toepassing. Het beleid van het Rijk wordt geëffectueerd door het Barro en het Rarro.

3.1.1 Besluit en ministriële regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, Rarro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vloeit voort uit de SVIR. Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. Het gaat daarbij om het beschermen van de nationale belangen. Deze algemene regels, vastgelegd in het Barro, werken zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Als directe doorwerking niet mogelijk is, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind.

Het Barro voorziet ook in een ministeriële regeling (Rarro). In deze regeling is de begrenzing opgenomen van de gebieden uit een aantal titels uit het Barro waarvoor een reservering of een vrijwaring geldt. De aanduiding van deze gebieden is opgenomen in het Barro.

In het Barro zijn de volgende onderwerpen opgenomen: Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond Rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

Ten aanzien van het onderhavige plangebied zijn er geen regels uit het Barro van toepassing, aangezien er geen sprake is van ontwikkelingen.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening een 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing.

De gemeente Valkenswaard heeft ontwikkelingen op basis van de ladder voor duurzame verstedelijking verdeeld in de volgende vier categorieën:

  • Categorie 1: binnenstedelijke plannen die niet gezien worden als een stedelijke ontwikkeling en daarmee de toets aan de ladder duurzame verstedelijking niet hoeven te doorlopen.
  • Categorie 2: plannen die niet binnenstedelijk zijn en niet worden gezien als een stedelijke ontwikkeling. Ook deze plannen hoeven de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet te doorlopen.
  • Categorie 3: plannen die die gezien worden als een stedelijke ontwikkeling en die binnenstedelijk zijn. Deze categorie moet en kan de toets aan de ladder duurzame verstedelijking doorlopen.
  • Categorie 4: plannen die gezien worden als een stedelijke ontwikkeling en die niet binnenstedelijk zijn. Deze categorie moet getoetst worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking, maar kan deze toets niet doorstaan.

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet aan de orde.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

In 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie ruimtelijke ordening (Svro) vastgesteld. De Svro is in 2014 partieel herzien, waarbij onder andere het gewijzigde beleid op het gebied van natuur (realisering van het natuurnetwerk) en veehouderij (transitie naar zorgvuldige veehouderij) zijn verwerkt. De Svro 2014 is in werking getreden op 19 maart 2014. De Svro bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025, met een doorkijk naar 2040. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie Noord-Brabant en vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Eén van deze instrumenten is de Verordening ruimte, waarin de kaderstellende elementen uit de Svro zijn vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.

De Svro gaat in op de ruimtelijke kwaliteiten van de provincie Noord-Brabant. Mens, markt en milieu zijn binnen de provincie in evenwicht. Daarom kiest de provincie in haar ruimtelijk beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en voor een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in de structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt. De provincie wil het contrastrijke Brabantse landschap herkenbaar houden en verder versterken. Daarom wordt ingezet op de ontwikkeling van robuuste landschappen, een beleefbaar landschap vanaf het hoofdwegennet en behoud en versterking van aanwezige landschapskwaliteiten.

Binnen de stedelijke structuur worden 2 ontwikkelingsperspectieven onderscheiden:

  • Stedelijk concentratiegebied (stedelijke regio's): in het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen. Enerzijds om de steden voldoende draagvlak te geven voor hun functie als economische en culturele motor, anderzijds om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan.
  • Overig stedelijk gebied (landelijke regio's): het overig stedelijk gebied, met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, voorziet in de opvang van de lokale verstedelijkingsbehoefte. Ontwikkelingen voor wonen, werken en voorzieningen zijn in dit gebied gericht op de eigen behoefte.


Bij de opvang van de verstedelijkingsbehoefte wordt het accent sterker verlegd van nieuwe uitleg naar het bestaand stedelijk gebied, door in te zetten op herstructurering en onderhoud. Beheer en (her)ontwikkeling van de bestaande voorraad vragen specifieke aandacht. Er wordt ingezet op zorgvuldig ruimtegebruik door de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de gebiedskenmerken en kwaliteiten van de omgeving. Gemeenten en de provincie voeren in regionaal verband overleg om te komen tot een goede afstemming van de stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) binnen de regio.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het stedelijk concentratiegebied. Voorliggend bestemmingsplan is echter een conserverend bestemmingsplan, er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

3.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd hoe de bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen rijk, provincies en gemeenten. De provincie kan door middel van een planologische verordening regels formuleren waarmee gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening moeten houden. De provincie Noord-Brabant heeft hiertoe de Verordening ruimte Noord-Brabant opgesteld. De Verordening ruimte Noord-Brabant is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te bereiken. In de verordening heeft de provincie de kaderstellende elementen uit de Structuurvisie en ander provinciaal beleid vertaald in regels die van toepassing zijn op (de inhoud van) bestemmingsplannen. De verordening is een juridisch bindend instrument. Niet alle onderwerpen lenen zich voor opname in de verordening, daarom heeft de provincie op basis van de provinciale belangen een selectie gemaakt van geschikte onderwerpen. In het algemeen zijn dit onderwerpen met heldere criteria, weinig gemeentelijke beleidsvrijheid en een zwaarwegend provinciaal belang. De onderwerpen in de Verordening ruimte Noord-Brabant zijn:

  • ruimtelijke kwaliteit;
  • stedelijke ontwikkelingen;
  • natuurgebieden en andere gebieden met waarden;
  • agrarische ontwikkelingen, waaronder de intensieve veehouderij;
  • overige ontwikkelingen in het buitengebied.

Op de kaarten van de Verordening ruimte Noord-Brabant wordt onderscheid gemaakt tussen vijf structuren en diverse aanduidingen. Bijna het gehele plangebied van bestemmingsplan Dommelen is gelegen binnen de structuur 'Bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied' (zie afbeelding 2). Aan de randen van het plangebied zijn delen aangewezen als 'Natuur Netwerk Brabant' en 'Groenblauwe mantel' (zie afbeelding 3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPdommelen-VA01_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPdommelen-VA01_0003.png"

Afbeelding 2: Uitsnede kaart Stedelijke ontwikkeling Verordening ruimte Noord-Brabant

Structuur – Bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied

Het grootste gedeelte van het plangebied valt binnen de structuur bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied.In het oosten van het plangebied bevindt zich een groenstrook met de aanduiding 'Integratie stad-land'. Verder zijn er een aantal delen van het plangebied die zich buiten het bestaand stedelijk gebied bevinden. Het gaat hier om de locatie van de Dommelse voetbalvereniging, de achterzijde van de percelen aan de Mgr. Smetsstraat, Westerhovenseweg en de bosschage op de hoek van de Munthof en Keersopperweg .

Het beleid van de provincie is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden.

Hoofdregel van het provinciaal beleid is dat stedelijke ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied dient plaats te vinden om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen. Binnen het 'bestaand stedelijk gebied' zijn gemeenten vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkelingen, met inachtneming van de aanvullende regels die de verordening stelt. Door inbreiding, verdichting en herstructurering binnen het bestaand stedelijk gebied kan nieuw ruimtebeslag in het buitengebied zoveel mogelijk worden voorkomen. Zorgvuldig ruimtegebruik is hierbij het streven.

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPdommelen-VA01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPdommelen-VA01_0005.png"

Afbeelding 3: Uitsnede kaart Natuur en landschap Verordening ruimte Noord-Brabant

Structuur – Groenblauwe mantel en Structuur - Natuur Netwerk Brabant

De locatie van de Dommelse voetbalvereniging en de achterzijde van de percelen Mgr. Smetsstraat, Westerhovenseweg, de bosschage op de hoek van de Munthof en Keersopperweg, de volkstuinen aan de Narcislaan, het agrarische gebied achter de Martinuskerk, het gebied ten noorden van de Damianusdreef en Wagenmakerwei en de groenstrook in het oosten van het plangebied vallen binnen de structuur 'groenblauwe mantel'. Het perceel ten westen van de voetbalvereniging en een deel van de gronden achter de Martinuskerk vallen binnen de structuur 'Natuur Netwerk Brabant'. Deze locaties zijn tevens aangeduid als 'Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant'. De gronden gelegen bij de beken ten oosten en westen zijn aangeduid voor het behoud en herstel van de watersystemen. Ter bescherming van deze waterlopen zijn in onderhavig bestemmingsplan regels ter bescherming opgenomen.

De groenblauwe mantel is nodig voor de bescherming, maar vooral ook de ontwikkeling van natuur- en waterfuncties. Dit geldt zowel voor de aanliggende groenblauwe kerngebieden als het mantelgebied zelf. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de mantel zijn mogelijk, mits ze gunstig zijn voor de natuur- en landschapswaarden en het bodem- en watersysteem. Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk binnen de groenblauwe mantel of Natuurnetwerk Brabant.

Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen ecologische hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden. Het netwerk laat natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. De verantwoordelijkheid van het natuurnetwerk ligt bij de provincies. De provincie Noord-Brabant beheert het Natuur Netwerk Brabant (NNB).

Een bestemmingsplan gelegen in het NNB strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden en stelt regels ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden en houdt daarbij rekening met de overige aanwezige waarden en kenmerken, waaronder de cultuurhistorische waarden en kenmerken. Daarnaast wordt bepaald dat zolang de ecologische hoofdstructuur niet is gerealiseerd, de bestaande bebouwing en de bestaande planologische gebruiksactiviteit zijn toegelaten. In aanvulling op deze regels is bepaald dat ter plaatse van de aanduiding 'Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant' geen regels worden vastgesteld die fysieke ingrepen mogelijk maken met een negatief effect op de waterhuishouding van de NNB.

Voor de locaties binnen de NNB zijn passende bestemmingen opgenomen. Voor het grootste gedeelte geldt de bestemming 'Agrarisch met Waarden'. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Woonvisie regio Eindhoven - Samen werken aan drie uitdagingen

In de 'Woonvisie Regio Eindhoven - Samen werken aan drie uitdagingen voor de regionale woningmarkt' (vastgesteld op 28 juni 2012) zijn verschillende woonthema's uitgewerkt. Juist de specifieke kwaliteiten en identiteiten van de verschillende gemeenten dienen verder te worden versterkt. Dit is vooral een lokale verantwoordelijkheid. Mensen identificeren zich met hun straat, dorp of stad. Niet zozeer met een regio. Maar het is onvoldoende om uitsluitend op lokaal niveau naar oplossingen te zoeken. Zeker in de huidige woningmarkt. Het is daarom wenselijk om bepaalde vraagstukken regionaal te ‘tackelen’. De regio kiest daarom drie belangrijke regionale woonthema’s:

  • oog voor kenniswerkers en lage-lonen-arbeidsmigranten;
  • naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied;
  • duurzaam vernieuwen en transformeren van de bestaande voorraad.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Valkenswaard

De gemeenteraad van Valkenswaard heeft op 2 juli 2012 de Structuurvisie Valkenswaard, deel A nieuwe stijl vastgesteld. Dit deel van de structuurvisie dient als ruimtelijk toetsingskader en als visie op hoofdlijnen gericht op de lange termijn. Deel A van de structuurvisie formuleert niet alleen de ontwikkelingskoers voor de lange termijn, maar biedt tevens het casco voor concrete projecten en plannen. Het is dus een toetsingskader, maar tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het ruimtelijk-functioneel programma van deel A is (financieel) uitgewerkt in deel B van de structuurvisie: de uitvoeringsparagraaf. Dit deel van de structuurvisie is op 28 november 2013 vastgesteld.

In deel A is de toekomstvisie opgesteld. Hiermee wordt richting gegeven aan de toekomst van Valkenswaard naar 2030. De wijze hoe daar ruimtelijk invulling aan wordt gegeven is in verschillende thema's beschreven. De thema's zijn: bestuur, wonen, werken, vrije tijd en welzijn. Deze thema's kunnen echter niet los van elkaar worden gezien. Immers, de ruimte is schaars en het is van belang rekening te houden met de verschillen tussen de verschillende gebieden. Daarom is ook voor het stedelijk gebied, de uitbreidingen en voor het buitengebied aangegeven wat de ambities zijn.

Het grootste gedeelte van het plangebied valt binnen het stedelijk gebied. Het algemene uitgangspunt voor woonwijken is dat bij eventuele nieuwe inbreidingsmogelijkheden de ontwikkeling dient aan te sluiten bij de bestaande omgeving. De Westerhovenseweg is aangewezen als woonlint en de Bergstraat en het Brouwerijplein zijn aangewezen als gemengd lint. De woonlinten en gemengde linten zijn de oudere linten of de linten waar veel verkeer over rijdt. Op de gemengde linten is daarnaast reeds een bepaalde functiemenging aanwezig. Aandachtspunt voor het centrumlint van Dommelen is de aangrenzende bebouwing, maar ook zeker de inrichting van de weg.


Er is niet veel ruimte over voor groeiende of nieuwe bedrijven in Dommelen. Gelet op het aspect zuinig ruimtegebruik zal er altijd gezocht worden naar ruimte voor inbreiding, herstructurering en intensief meervoudig gebruik van de ruimte. Dit betekent ook dat omvorming van bedrijventerrein naar een andere functie niet gewenst is. De bedrijven in Dommelen zijn veelal geconcentreerd nabij de bierbrouwerij. Het behoud van deze bedrijfsvoorzieningen komt tevens ten goede aan de leefbaarheid in Dommelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPdommelen-VA01_0006.jpg"

Afbeelding 4: Kaart Stedelijk gebied Structuurvisie deel A

In deel B de uitvoeringsparagraaf is aangegeven op welke wijze de gemeente haar ruimtelijke doelen kan verwezenlijken: via actief, faciliterend en passief grondbeleid. Er is tevens aangegeven welke investeringen in de gemeente worden voorzien: bovenwijkse voorzieningen, bovenplanse kosten en ruimtelijke ontwikkelingen.

Dit bestemmingsplan is een conserverend plan, nieuwe bebouwingsmogelijkheden zijn in beginsel niet opgenomen. Op het moment dat afgeweken wordt van dit bestemmingsplan, zal de structuurvisie handvatten bieden. Als een bepaalde ontwikkeling passend is, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

3.4.2 Wijkplan

De gemeente Valkenswaard heeft voor diverse gebieden een wijkplan opgesteld. Een wijkplan beschrijft een toekomstvisie voor de wijk op basis van de inzichten van de huidige situatie, met daarin opgenomen inspanningen en acties om die visie te bereiken.

Voor het plangebied Dommelen is in 2014 voor de periode 2014 - 2018 een Wijkplan opgesteld.

3.4.3 Gemeentelijk woningbouwbeleid

In 2013 is een Woningmarktonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek had tot doel de ontwikkeling van de woningbehoefte in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin in kaart te brengen. Aan de hand van de onderzoeksresultaten heeft de gemeente een Woonvisie 2014-2020 opgesteld. Naar aanleiding van de vastgestelde provinciale prognose naar de bevolkings- en huishoudensontwikkeling van oktober 2014 en de reeds in 2014 gebouwde/ gesloopte aantallen woningen geldt voor de gemeente Valkenswaard een woningbouwbehoefte van 877 woningen in de periode 2015 tot en met 2024. De gemeente conformeert zich bij raadsbesluit van 24 september 2015 aan de prognoses en heeft middels ditzelfde raadsbesluit haar woningbouwplannen geprioriteerd. Hierbij is beoordeeld in hoeverre de woningbouwplannen aansluiten bij de behoefte (totaal voor Valkenswaard), bij de voor Valkenswaard relevante doelgroepen, bij de marktvraag en bij de noodzaak om de plannen daadwerkelijk tot realisatie te kunnen brengen. Ook zijn de plannen integraal getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking en ruimtelijke, kwalitatieve criteria. Het woningbouwprogramma richt zich op de nieuwbouwplannen.

Dit bestemmingsplan is gericht op het behoud van de bestaande woningvoorraad. Toevoeging van extra woningen is in dit bestemmingsplan niet aan de orde.

.

3.4.4 Nota ruimtelijke kwaliteit

Voor de gemeente Valkenswaard is een Nota ruimtelijke kwaliteit opgesteld die toetsingscriteria bevat voor de verschillende themagebieden binnen de gemeente. De Nota ruimtelijke kwaliteit is vastgesteld op 24 maart 2016. Voor elke buurt in Valkenswaard is in de nota beschreven wat de kenmerken zijn. In de nota is het gebied ingedeeld in diverse deelgebieden, te weten historische dorpsgebieden, forumbeweging/woonerven, het nieuwe bouwen, gemengde bebouwing, bedrijven en kantoren en sportterreinen, parken en groen. Daarnaast liggen diverse gronden aan de rand van het plangebied in de deelgebieden natuurlandschap en agrarisch landschap. Nieuwe bouwinitiatieven worden getoetst aan de criteria van de nota.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPdommelen-VA01_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPdommelen-VA01_0008.png"

Afbeelding 5: Themagebieden Nota ruimtelijke kwaliteit

Dit bestemmingsplan is gericht op het behoud van de bestaande situatie. Er worden middels onderhavig bestemmingsplan geen extra woningen toegevoegd.

3.4.5 Mobiliteitsplan

Voor gemeenten bestaat er een inspanningsverplichting om een beleidsmatig en uitvoeringsgericht integraal verkeers- en vervoerbeleid te voeren (Planwet verkeer en vervoer). De gemeente Valkenswaard heeft het Mobiliteitsplan 2014 opgesteld dat te beschouwen is als GVVP voor de periode tot 2025. Het Mobiliteitsplan fungeert als toetsingskader voor alle verkeers- en vervoersvraagstukken in Valkenswaard. Het is geen statisch plan maar een dynamisch afwegingskader waarbinnen de verschillende onderdelen van het gemeentelijk verkeers- en vervoersbeleid in onderlinge samenhang kunnen worden ontwikkeld of geactualiseerd, bijvoorbeeld in de vorm van deelstudies.

Naar aanleiding van de aanleg van de Westparallel worden binnen de gemeente een groot aantal verkeerskundige projecten uitgevoerd (nulplusmaatregelen). Door het achterwege laten van de aansluiting Dommelen-Noord wordt de verkeerscirculatie in Dommelen ongunstig beinvloed. De wel meegenomen aansluiting Dommelen-Zuid zorgt ervoor dat sommige wegen in Dommelen-Zuid meer verkeer krijgen te verwerken dan gewenst. Om de verkeersdruk in Dommelen-Zuid zo veel mogelijk te minimaliseren worden door de provincie en de gemeente maatregelen genomen. Deze maatregelen hebben onder andere betrekking op de herichting van de Brouwerijdreef, Bergstraat en Dommelseweg.

3.4.6 De Dommelsche Bierbrouwerij

In het document 'De Dommelsche Bierbrouwerij' is een visie ontwikkeld ten aanzien van de Dommelsche Bierbrouwerij in relatie tot het dorp Dommelen (zowel cultuurhistorisch als geografisch) en tevens in relatie tot de Brabantse brouwerijgeschiedenis.

Om de identiteit van Dommelen (en daarmee die van de gemeente Valkenswaard) verder te versterken en het historisch erfgoed inzichtelijk te maken en beter te beleven worden in de visie diverse aanbevelingen genoemd. Eén van de aanbevelingen is dat bij eventuele toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de twee monumentale clusters aan de oost- en westzijde van Dommelen, hun onderlinge relatie en de aanwezige zicht-assen, en waar mogelijk te versterken. Dit geldt niet alleen voor toekomstige nieuwbouw in en rond de beide clusters en het bebouwingslint, maar ook voor eventuele herinrichtingsprojecten van de openbare ruimte, groen, e.d.

3.4.7 Agenda 22

Sinds de ratificatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap zijn gemeenten verplicht om invulling te geven aan dit verdrag. De bedoeling van het verdrag is dat de samenleving er voor zorgt dat er zo weinig mogelijk obstakels zijn voor mensen met een handicap. Dit is samengevat in een 22-tal regels, de zogenaamde Agenda 22.


De gemeente Valkenswaard wil voldoen aan het wettelijk kader en geeft daar zoveel als mogelijk uitvoering aan. Daartoe is op 19 april 2018 het beleidskader “Kadernota toegankelijk Valkenswaard 2018-2021” vastgesteld door de gemeenteraad. Vervolgens is eind 2018 is de “Uitvoeringsnota Toegankelijk Valkenswaard” vastgesteld. Het doel van deze uitvoeringsnota is ervoor te zorgen dat mensen met een beperking effectief en op voet van gelijkheid kunnen meedoen in de samenleving, in de breedste zin van het woord. Het betreft toegankelijkheid op allerlei terreinen: arbeid, onderwijs, wonen, verkeer en vervoer, zorg, ondersteuning, sport, cultuur, vrijetijdsbesteding en uitgaan. Daarbij gaat het niet alleen om toegankelijkheid van de openbare ruimte en van gebouwen, maar ook om bijvoorbeeld digitale toegankelijkheid van de website.

In de uitvoeringsnota is per beleids- en uitvoeringsteam een nulmeting opgenomen. Met betrekking tot het ruimtelijk domein is het volgende opgenomen.

De gemeente Valkenswaard bezit een aantal gebouwen, zoals het gemeentehuis, theater De Hofnar en het zwembad. Toegankelijkheid en het gebruik van de gebouwen van de gemeente worden te allen tijde meegenomen in renovatie, aanpassing, onderhoud en nieuwbouw.

Nieuwe bouwwerken worden door de gemeente getoetst aan het bouwbesluit, een Algemene maatregel van bestuur (AMvB). Hierin zijn vaste criteria opgenomen waaraan alle bouwwerken moeten voldoen en daarmee wordt de toegankelijkheid zoveel mogelijk gewaarborgd. Bovendien moet er rekening worden gehouden met bijvoorbeeld blindegeleidestroken, trottoirverlagingen, automatische deuren, juiste manieren van bestrating en putdeksels.

Een speerpunt van het beleid is dat de openbare ruimte in Valkenswaard zo veel als mogelijk toegankelijk is voor iedereen, met of zonder beperking. Een ander speerpunt is dat het vastgoed van de gemeente Valkenswaard zoveel als mogelijk toegankelijk is voor iedereen, met of zonder beperking. Voor onderhavig conserverend bestemmingsplan komen de speerpunten uit het beleid voornamelijk neer op het openbaar gebied, waarbij een aspect als veilige verlagingen van trottoirs op de hoeken van de straat zodat oversteken voor mensen met een fysieke beperking wordt vergemakkelijkt direct toepasbaar is. Een tweede speerpunt uit het beleid komt neer op het verzorgen van een makkelijke 'achterom' voor gebruikers van een scootmobiel om hun perceel via de achterzijde te bereiken.

Bij eventuele aanpassingen van gemeentelijk vastgoed in Dommelen zal tijdens de behandeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning de beoordeling plaatsvinden of aan bovenstaande speerpunt wordt voldaan.

Hoofdstuk 4 Bestaande situatie

Voor nader onderzoek naar de bestaande situatie is nagegaan welke ruimtelijke en functionele kwaliteit in het plangebied aanwezig is. Daarnaast is gekeken naar de aspecten die met de fysieke milieuwaarden samenhangen. Verder wordt in dit hoofdstuk de historische kwaliteit beschreven, waarbij archeologie, cultuurhistorie en eventueel aanwezige monumenten aan bod komen.

4.1 Bestaande ruimtelijke kwaliteit

Dommelen is gelegen ten westen van de bebouwde kom van de kern Valkenswaard. Het plangebied is op te delen in 6 deelgebieden: Keersopperbeemden, Schepelweijen, Brouwershof, Agnetendal, Brouwerij en omgeving en Oud Dommelen. Ten zuiden van het deelgebied Brouwerij en omgeving ligt het lint Mgr. Smetsstraat. De verschillende deelgebieden hebben een eigen karakteristiek en ontstaansgeschiedenis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPdommelen-VA01_0009.png"

Afbeelding 6: Deelgebieden Dommelen

Keersopperbeemden

De wijk Keersopperbeemden is voor het merendeel eind jaren '80, begin jaren '90 gerealiseerd. In het noordwesten liggen enkele oude (langgevel)boerderijen, die onderdeel uitmaakten van het buurtschap Keersop. Het buurtschap Keersop, genoemd naar de naastgelegen beek is door de uitbreiding van Dommelen aangesloten op de rest van de kern. De wijk Keersopperbeemden heeft een stedenbouwkundige structuur zoals in het merendeel van Dommelen te zien is. Geen wegen met een recht verloop, maar met een kleine slinger. De wegen in de wijk kennen over het algemeen een brede opzet met voetpaden aan weerzijden. De wijk Keersopperbeemden heeft een gevarieerde stedenbouwkundige structuur, hetgeen ook in de volkshuisvestingssector tot uitdrukking komt. De wijk heeft een breed aanbod van verschillende woningen, van rijtjeswoningen naar twee-onder-één-kap woningen, en van vrijstaande soms zeer luxe woningen.

De wijk ligt aan westelijke rand van Dommelen, nabij de Keersopse beek. Door de wijk heen zijn diverse plaatsen plantsoenen en speelvoorzieningen aanwezig. Ten noorden van de wijk, aan de overzijde van de Loonderweg is het voetbalveld van voetbalvereniging RKVV Dommelen gelegen.


Schepelweijen

De wijk Schepelweijen is midden jaren '70 en begin jaren '80 gerealiseerd. Het stratenpatroon kan vergeleken worden met het stratenpatroon van de wijk Keersopperbeemden. De wegen in Schepelweijen zijn echter minder breed van opzet en er is sprake van een groot aantal doodlopende wegen. Verspreid door de wijk zijn enkele vrijstaande woningen aanwezig. Het overgrote deel van de wijk bestaat uit twee-onder-één-kap- en rijtjeswoningen. Met name de rijtjeswoningen hebben korte voortuinen, waardoor een nauw straatbeeld ontstaat. In het zuidwesten van de wijk is in 2011 de enige hoogbouw gerealiseerd in de vorm van een 3-laags appartementencomplex.

De wijk kent relatief weinig groen, maar aan de oostzijde is het Dommeldal gelegen. Deze beek wordt veel gebruik voor recreatief gebruik. In de huidige situatie is het oude lint van de Dommelstraat, inmiddels Korfvlechterwei, goed zichtbaar. Langs dit lint is nagenoeg geen historische bebouwing meer aanwezig.

In de wijk zijn diverse voorzieningen aanwezig. Zo is aan de Hovenierwei een peuterspeelplaats en de kinderboerderij van Dommelen gevestigd. Daarnaast is aan de Hoefsmidwei basisschool De Schepelweyen gelegen.

Brouwershof

De wijk Brouwershof is net als een groot deel van Dommelen in de jaren '80 en '90 gerealiseerd. Evenals de wijken Keersopperbeemden en Schepelweijen kent Brouwershof nagenoeg geen rechte wegen. De woningen zijn 'speels' in het straatbeeld gesitueerd, wat kenmerkend is voor Dommelen. Brouwershof is gelegen in het verlengde van de wijk Keersopperbeemden. Te zien is dat ook Brouwershof een relatief breed wegprofiel kent, met aan weerszijden langsparkeren. In het zuiden van de wijk Brouwershof is sprake van een andere situeringsvorm dan in de rest van Dommelen. Dit komt doordat de achterkanten van de woningen worden ontsloten door een weg. Hierdoor ontstaat een straatbeeld met aan weerzijden garages.

Verspreid door de wijk liggen diverse groenstroken en bosschages. Daarnaast is ten westen van de wijk de beek Keersop gelegen. In de wijk zijn geen voorzieningen gelegen.

Agnetendal

De naam Agnetendal is afkomstig van het voormalige in de wijk gelegen vrouwenklooster Agnetendal. Het enige overblijfsel is een deel van de muur. In 1892 is de pastorie herbouwd met daarbij een koetshuis en staat bekend als Huize Agnetendal wat aangemerkt is als Rijksmonument. Voor het overgrote deel is de wijk begin/midden jaren '70 gerealiseerd. Het deel van de wijk ten noorden van de Tienendreef kent dezelfde stedenbouwkundige opzet als de wijken in het noorden van Dommelen. Het zuidelijke deel kent een hele strakke en rechte indeling. De rijtjeswoningen en twee-onder-één-kap woningen zijn gesitueerd aan rechte straten met een raster structuur. In het oosten langs het Dommeldal is een hele andere structuur te herkennen, namelijk een oud dorpslint. Dit dorpslint kent een ruime en groene opzet, afgewisseld met historische en nieuwe woningen. Aan dit lint staat ook Huize Agnetendal.

In de wijk is een groot aantal voorzieningen gelegen onder andere winkelcentrum De Belleman. Naast dit winkelcentrum zijn in de wijk diverse sportvoorzieningen aanwezig, zoals een squashbaan, tenniscomplex en jeu de boules baan. In de wijk is ook basisschool Agnetendal gelegen.

Brouwerij en omgeving

Deelgebied Brouwerij en omgeving wordt gekenmerkt door een diversiteit aan gebouwen. Zo liggen in dit gebied de Dommelsche Bierbrouwerij, het Brouwerijplein, bedrijventerrein Dommelen, het lint Westerhovenseweg, een jaren '80 uitbreidingswijk en een deel van de Kerkakkerstraat.

De bebouwing van de brouwerij en de bebouwing rond het Brouwerijplein kent zijn oorsprong grotendeels rond 1920 - 1930. Rond het Brouwerijplein zijn de voormalige school, onderwijzerswoning, de Dommelsche Bierbrouwerij en de voormalige fabrikantenvilla gelegen. Een groot deel van de panden rond het brouwerijplein zijn aangewezen als cultuurhistorisch waardenvol. Naast de brouwerij, op het adres Westerhovenseweg 2 is een rijksmonument gelegen. Achter dit perceel heeft de eerste brouwerij gestaan.

Ten noorden van de brouwerij is het bedrijventerrein van Dommelen gelegen. Dit bedrijventerrein is eind jaren '80 gerealiseerd en bestaat voornamelijk uit éénlaagsbedrijfspanden met plat dak. Op het terrein zijn diverse bedrijfswoningen gelegen. Ten oosten van het bedrijventerrein is een jaren '80 wijk gelegen. Eveneens is een deel van de Kerkakkerstraat in het gebied gelegen, deze straat kent een wisselende bouwperiode.

Ten zuiden van de Brouwerij ligt aansluitend op het Brouwerijplein het oude lint Westerhovenseweg. Dit lint loopt vanuit het centrum van Valkenswaard richting diverse kernen ten westen van Valkenswaard. Dommelen kent zijn oorsprong langs dit lint. Het lint kent een groot verschil in bouwperioden

Oud Dommelen

Aan de Bergstraat, een deel van het lint vanuit Valkenswaard, kent Dommelen zijn oorsprong. Dit lint gaat van de Dommelseweg over in de Bergstraat en tot slot in de Westerhovenseweg. Aan de Bergstraat is de Dommelse watermolen en de kerk met begraafplaats gelegen. Verspreid langs de Bergstraat liggen diverse cultuurhistorisch waardevolle panden.

Aan deze straat zijn verschillende functies gelegen, onder andere restaurants, een cafetaria, een partycentrum, een gereedschapswinkel en een fietsenwinkel. Ook is hier een praktijk gevestigd op het gebied van onder andere fysiotherapie, manuele therapie en podologie. Aan de Groenstraat is basisschool Sint Martinus gevestigd. Ten zuiden van deze basisschool is een volkstuincomplex gelegen.

Ten noorden en zuiden van de Bergstraat zijn uitbreidingswijken gerealiseerd. De woningen ten zuiden van de Bergstraat zijn rond het jaar 1970 gebouwd, de woningen ten noorden van de Bergstraat begin jaren '80.

Op de locatie van het voormalige bedrijfsverzamelgebouw aan de Kerkakkerstraat wordt ten tijden van het opstellen van dit bestemmingsplan gebouwd.

Lint Mgr. Smetsstraat

De westelijke zijde van de Mgr. Smetsstraat bestaat volledig uit vrijstaande woningen met diepe tuinen. De woningen zijn gebouwd in de verschillende perioden, waarbij nieuwe en oude woningen elkaar afwisselen.

De Mgr. Smetsstraat sluit aan op de Westerhovenseweg aan de ene kant en gaat aan de andere kant over in de Weerderdijk in de gemeente Bergeijk. Aan de Weerderdijk is vakantiepark Kempervennen gelegen.

4.2 Bestaande functionele kwaliteit

Dommelen bestaat grotendeels uit woningen. Met name langs het historische lint Bergstraat/Westerhovenseweg bevinden zich, naast woningen, enkele detailhandelsvestigingen, dienstverlenende bedrijven, kleinschalige bedrijvigheid en horecagelegenheden. Daarnaast komen langs Helenadal en Van Bruhezedal clusters van voorzieningen voor. Verspeid over het plangebied komen maatschappelijke functies voor. In het noorden bevindt zich het sportpark van R.K.V.V Dommelen. Aan de Norbertusdreef is de tennisvereniging en de jeu de boule vereniging van Dommelen gelegen. In het westen van Dommelen is de brouwerij en het bedrijventerrein gelegen.

Wonen

De bebouwing in Dommelen heeft overwegend een woonfunctie. Er komen zowel vrijstaande als halfvrijstaande, aaneengebouwde en gestapelde woningen voor. De gestapelde woningen zijn aangeduid.

Maatschappelijke voorzieningen

Verspreid over het plangebied komen verschillende maatschappelijke voorzieningen voor. In de wijken Oud Dommelen, Agnetendal en Schepelweijen zijn onderwijsvoorzieningen aanwezig. Aan de Hovenierwei is een peuterspeelzaal gevestigd die grenst aan een kinderboerderij. Verspreid door het plangebied zijn diverse appartementencomplexen ten behoeve van senioren gerealiseerd.

Aan het Helenadal is een cluster van voorzieningen gelegen, zo ligt hier een basisschool, tandartsenpraktijk, huisartspraktijk, squashcentrum en een zwembad. Aan het Bruninckxdal is Sport- en Ontmoetingscentrum De Belleman gelegen, waarin onder andere een sporthal, diverse vergaderruimten en een café zijn ondergebracht.

In het zuidoosten van Dommelen is de kerk met begraafplaats gelegen. Daarnaast komen nog meerdere kleinschalige maatschappelijke voorzieningen in het plangebied voor.

Bedrijven

Tussen het Brouwerijplein en de Goudenrijderhof is de Dommelsche Bierbrouwerij gelegen. Ten noorden van de brouwerij aan de Goudenrijderhof is een kleinschalig bedrijventerrein aanwezig. Er zijn uiteenlopende bedrijven gevestigd, waaronder een tankstation.

Bedrijven op het bedrijventerrein kennen een milieucategorie van 2 of 3. Bedrijven die verspreid liggen door het plangebied, met name langs de oude linten, kennen over het algemeen een lichte milieucategorie (categorie 1 of 2). Langs de Kerkakkerstraat bevindt zich een autobedrijf in de milieucategorie 2.

Daarnaast komen langs de oude linten diverse bedrijven voor, zoals een werkplaats behorende bij een fietsenwinkel. De bedrijven langs de linten kennen een lichte milieucategorie (categorie 1 of 2). Ook het garagebedrijf aan de Kerkakkerstraat heeft maximaal milieucategorie 2.


Centrum, detailhandel, dienstverlening en horeca

In de wijken Agnetendal, Oud Dommelen en Brouwerij en omgeving zijn zowel clusters als opzichzelfstaande voorzieningen aanwezig. Zo is aan het Van Bruhezedal het winkelcentrum De Belleman gelegen. Daarnaast komen langs de Bergstraat, Brouwerijplein en Westerhovenseweg, ofwel het oude lint verschillende detailhandels-, dienstverlenings- en horecavoorzieningen voor. De horecavoorzieningen bestaan uit maaltijd- en logieverstrekkers en spijsverstrekkers. Tevens zijn aan het oude lint een partycentrum en de Dommelse watermolen gelegen.

Sport

Het sportpark van voetbalvereniging RKVV Dommelen bevindt zich aan de noordzijde van het plangebied aan de Loonderweg. Tennisclub L.T.V. Dommelen en Petanque Club Dommelen '84 (P.C.D.) bevinden zich tussen de Norbertusdreef en Kerkakkerstraat.

Groen

Dommelen heeft door de ligging tussen de Dommel de Keersop van nature een groen karakter. Verspreid door de wijk zijn kleine bosschages gelegen. De belangrijkste groenstructuren zijn gelegen nabij de voorzieningen rond Helenadal en de tennisvelden en tussen de straten Guldenhof en Schildhof. Langs de Tienendreef, één van de routes vanuit Valkenswaard, is aan weerszijde van de weg een forse bomenrij gesitueerd. Deze bomenstructuur sluit aan op het groene perceel van Huize Agenetendal.

Ook rond de kerk en de begraafplaats is van oudsher een groene structuur aanwezig. Verder zijn verspreid door de wijken diverse 'kleinere' groenvoorzieningen aanwezig.

Verkeer en parkeren

Voor wat betreft verkeer is de bestaande verkeersstructuur als zodanig bestemd in voorliggend bestemmingsplan. Parkeren in het plangebied vindt zowel plaats op eigen terrein als op de openbare weg. Binnen het plangebied is een aantal garageboxen aanwezig, deze zijn als zodanig aangeduid binnen de bestemming 'Verkeer'.

4.3 Fysieke milieuwaarden

4.3.1 Water

Algemeen

Onderdeel van het rijksbeleid is de invoering van de watertoets. De watertoets dient te worden toegepast op nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, inpassingsplannen, projectbesluiten en buitentoepassingsverklaringen. Als een gemeente een ruimtelijk plan wil opstellen, stelt zij de waterbeheerder vroegtijdig op de hoogte van dit voornemen. De waterbeheerders stellen dan een zogenaamd wateradvies op. Het ruimtelijk plan geeft in de waterparagraaf aan hoe is omgegaan met dit wateradvies.

Onderzoek

Het plangebied betreft de kern Dommelen, gelegen tussen de beken Dommel en Keersop. In de huidige situatie bestaat het plangebied hoofdzakelijk uit wonen. Waterbeheerder in het plangebied is waterschap De Dommel. Binnen het plangebied zijn gronden aangewezen als 'Natuurlijk overstromingsgebied' en zijn diverse gronden door het waterschap aangeduid als voorlopig waterbergingsreserveringsgebied 2050. Op deze gronden is geen bebouwing aanwezig.

De volgende randvoorwaarden en uitgangspunten uit de Handreiking watertoets (versie september 2015) van waterschap De Dommel zijn van toepassing op eventuele nieuwe ontwikkelingen of ver(nieuw)bouw binnen het plangebied:

  • Voor hemelwater vraagt het waterschap om onderstaande voorkeursvolgorde toe te passen, waarbij optie 1 het meest wenselijk en optie 5 het minst wenselijk is:
    • 1. hergebruik;
    • 2. vasthouden / infiltreren
    • 3. bergen en afvoeren;
    • 4. afvoeren naar oppervlaktewater (direct of indirect);
    • 5. afvoeren naar de riolering.

  • De initiatiefnemer dient deze voorkeursvolgorde te doorlopen en te beargumenteren voor welke optie wordt gekozen. 'Vasthouden' betekent infiltratie in de bodem. Als hergebruik en (volledige) infiltratie niet mogelijk zijn, is afvoer naar een oppervlaktewater / riolering mogelijk. In dit geval kan een compenserende berging noodzakelijk zijn. Bij een compenserende berging kan worden gedacht aan een vijver, een infiltratievoorziening of buffersloot met een geknepen afvoer naar een watergang.
  • Gemeenten stellen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid eisen aan de afvoer van hemelwater.

Voor hemelwaterafvoer naar oppervlaktewater gelden de bepalingen uit de Keur 2015 van het Waterschap; art. 15 van de Algemene regels resp. art. 13 van de Beleidsregels.

  • In de waterparagraaf dient duidelijk te worden welk type infiltratie- en/of bergingsvoorziening wordt toegepast. Middels een tekening kan inzicht worden gegeven in de locatie en het ruimtebeslag van de voorziening(en). Hierbij dient aandacht te worden besteed aan de leegloop en overstort van de voorziening. Tevens dient inzichtelijk te worden gemaakt dat door de nieuwe ontwikkeling geen problemen elders worden veroorzaakt.
  • Bij de inrichting, bouw en beheer dienen zo min mogelijk vervuilende stoffen te worden toegevoegd aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Conform de waterkwaliteitstrits, 1. schoonhouden 2. scheiden 3. zuiveren, dienen de mogelijkheden voor bronmaatregelen (schoonhouden) te worden onderzocht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan zorgvuldige materiaalkeuze (pakket duurzaam bouwen), geen blootstelling van uitloogbare bouwmaterialen zoals zink, koper en lood aan hemelwater en een verantwoord beheer van de openbare ruimte (weg- en groenbeheer).

Conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid het onderhavige bestemmingsplan. Deze waterparagraaf wordt voorgelegd aan het waterschap.

4.3.2 Bodem

Algemeen

De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen.

Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten "ernstige vervuilingen" in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.

Regelgeving

Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voorliggend bestemmingsplan regelt de bestaande situatie, uitvoering van bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Omdat er wel een signaalfunctie van het onderzoek uit kan gaan, wordt een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem in het plangebied uitgevoerd.

Onderzoek

Voor locaties waar nieuwe (woning)bouwmogelijkheden zijn opgenomen, is een bodemonderzoek (conform NEN 5740) nodig om eventuele bodem- en/of grondwaterverontreinigingen in kaart te brengen. Wanneer een ontwikkeling geen bestemmingswijziging tot gevolg heeft, is geen bodemonderzoek in het kader van het bestemmingsplan nodig; de bodem wordt in dat geval geschikt geacht voor de toegestane functie. Het bodemonderzoek wordt in die gevallen uitgevoerd in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen.

Gemeente Valkenswaard heeft een bodemkwaliteitskaart en bodembeleid. In combinatie met deze stukken kan worden volstaan met een historisch bodemonderzoek volgens NEN5725. Dit geldt niet voor verdachte locaties. Voor verdachte locaties blijft een verkennend bodemonderzoek volgens NEN5740 noodzakelijk.


Conclusie

Het bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan. Bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied blijven gehandhaafd en worden overeenkomstig de huidige bestemming geregeld in het bestemmingsplan. Er is geen sprake van een functiewijziging in het plangebied, vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.3.3 Flora en fauna

Algemeen

Natuur en groen wordt over het algemeen positief gewaardeerd. Zowel in als buiten de stad vertoeven veel mensen in hun vrije tijd graag in de bossen en de parken in en rond de stad. De aanwezigheid van voldoende groen op een bereikbare afstand bepaalt voor een belangrijk deel de leefbaarheid van een woongebied. Ook de aanwezigheid van dieren, bijvoorbeeld vogels, in de stad wordt over het algemeen als positief ervaren. De aanwezigheid van voedsel-, nest- en rustgebied is voor deze dieren van essentieel belang.

Regelgeving

Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming(Wnb) van kracht geworden. Deze vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Provincies bepalen voor hun grondgebied wat wel en niet mag in de natuur. Zij zijn verantwoordelijk voor de vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid is dan alleen nog verantwoordelijk voor de ontheffingsaanvragen en de gedragscodes. De wet kent twee sporen, namelijk een gebiedsgericht en een soortgericht spoor.

De Wnb richt zich op de bescherming van:

      • Natura 2000-gebieden;
      • soorten van de Vogelrichtlijn;
      • soorten van de Habitatrichtlijn;
      • 'andere soorten' (onderdeel A 'fauna' en onderdeel B 'flora').

Gebiedsgericht spoor

Natura 2000-gebieden

Voor de Natura 2000-gebieden zijn vanuit het Rijk instandhoudingsdoelstellingen opgenomen voor:

  • a. de leefgebieden van vogels;
  • b. de natuurlijke habitats of habitats van soorten.

De provincie dient voor deze Natura 2000-gebieden een Natuurbeheerplan op te stellen. De provincie Noord-Brabant heeft dit gedaan in het Natuurbeheerplan Noord-Brabant 2016. Dit plan beschrijft de beleidsdoelen en de subsidiemogelijkheden voor ontwikkeling en beheer van natuurgebieden, agrarische natuur en landschapselementen in de provincie. Daarnaast staan in het beheerplan maatregelen die ervoor moeten zorgen dat de instandhoudingsdoelstellingen worden bereikt. Naast de maatregelen in het beheerplan kunnen provincies:

  • a. eisen stellen aan handelingen met gevolgen voor Natura 2000-gebieden;
  • b. de toegang tot Natura 2000-gebieden beperken;
  • c. handelingen verichten die nodig zijn met het oog op de instandhoudingsdoelstellingen.

Natuurnetwerk Nederland

Natuurnetwerk Nederland (voorheen ecologische hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden. Het netwerk laat

natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het

Natuurnetwerk Nederland bestaat uit:

  • a. bestaande natuurgebieden, waaronder de 20 Nationale Parken;
  • b. gebieden waar nieuwe natuur wordt aangelegd;
  • c. landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer;
  • d. grotere wateren: meren, rivieren, de kustlijn van de Noordzee en de Waddenzee;
  • e. alle Natura 2000-gebieden.

De verantwoordelijkheid van het natuurnetwerk ligt bij de provincies. Het Natuurnetwerk Nederland moet uiteindelijk samen met de natuurgebieden in andere Europese landen het aaneengesloten pan-Europese Ecologische Netwerk (Peen) vormen.

Soortgericht spoor

Bescherming planten en dieren

De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van dier- en plantsoorten en bevat onder andere regels over:

  • a. de bescherming van vogels op grond van de Europese Vogelrichtlijn;
  • b. de bescherming van soorten dieren en planten op grond van de Europese Habitatrichtlijn;
  • c. de bescherming van soorten planten en dieren die niet voorkomen in de Habitatrichtlijn.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de hierboven onder a en b bedoelde soorten (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de betreffende minister).

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Wet natuurbescherming zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Ten westen en oosten van Dommelen ligt het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt voor een beperkt deel binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied, namelijk ter hoogte van de Dommelse watermolen. Onderhavig bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zouden kunnen zijn op dit gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPdommelen-VA01_0010.png"

Afbeelding 7: Natura 2000 (http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000)

In en nabij de randen van het plangebied bevinden zicht NNB gebieden (zie afbeelding 3). Voor wat betreft de NNB is er alleen bij directe aantasting sprake van vervolgstappen, waaronder compensatie. Voorliggend bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk, er is derhalve geen sprake van aantasting van de NNB. Significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNB in de nabijheid van het plangebied kunnen worden uitgesloten.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten zoals opgenomen in de bijlage, behorende bij artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming, de soorten van de Habitatrichtlijn en soorten van de Vogelrichtlijn.

Van deze laatste groep is een lijst opgesteld met vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn. Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er passende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen. Met passende maatregelen kan de aanvraagprocedure voor een ontheffing voorkomen worden. Voor bepaalde soorten geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door het ministerie goedgekeurde gedragscode. Als passende maatregelen niet mogelijk zijn dan dient er een ontheffing aangevraagd te worden op grond van een belang behorende bij het beschermingsregime waaronder de soort beschermd wordt.

Conclusie

Gezien het voorgaande en het conserverend karakter van het bestemmingsplan, wordt verwacht dat de voorschriften uit de Flora- en faunawet niet worden overtreden. Er is dan ook geen aanleiding voor nader onderzoek. Indien in het plangebied een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt, dient vooraf onderzoek plaats te vinden naar de effecten op beschermde soorten en indien nodig ontheffing aangevraagd te worden. Om uit te sluiten dat beschermde dier- en/of plantensoorten benadeeld worden dienen bestaande vegetaties (bomen, singels, houtwallen), oude gebouwen en waterpartijen gehandhaafd te worden. De belangrijke bestaande natuur- en groenstructuren in het plangebied zijn opgenomen in het bestemmingsplan.

4.3.4 Wegverkeerslawaai

Algemeen

Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepalen. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot steeds meer klachten. In een aantal gevallen wordt de gezondheid beïnvloed door geluid. Hoge geluidsniveaus kunnen het gehoor beschadigen en ook de verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. Door de toename van het geluid in de omgeving, wordt de behoefte aan stilte steeds meer als een noodzaak gevoeld.

Regelgeving

De Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer zijn in het kader van geluidhinder van belang.

Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. De geluidsniveaus op de gevels van de nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen. Er dient gekeken te worden naar vier bronnen van geluid, namelijk:

  • wegverkeerslawaai;
  • spoorlawaai;
  • industrielawaai;
  • vliegtuiglawaai.

Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Vliegtuiglawaai wordt geregeld in de Luchtvaartwet. Er liggen geen geluidszones van het spoorlawaai, industrielawaai en vliegtuiglawaai over het plangebied, waardoor deze niet nader beschouwd worden. Op het aspect wegverkeerslawaai wordt hier nader ingegaan.

Onderzoek

Voor het wegverkeerslawaai is de Wet geluidhinder (Wgh) het wettelijke kader. In deze wet is onder ander vastgelegd welke geluidniveaus op de gevel van nieuwe woningen, ten gevolge van wegverkeer, maximaal toelaatbaar zijn. In beginsel geldt dat de geluidsbelasting op nieuwe woningen niet meer mag bedragen dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB). Op grond van artikel 76, lid 1 van de Wet geluidhinder dienen bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan de grenswaarden van de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Volgens artikel 76, lid 3 geldt deze verplichting niet voor situaties waarin op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan de weg en de woningen en/ of andere geluidsgevoelige gebouwen aanwezig zijn (bestaande situatie). Dit houdt in dat bij zogenaamde conserverende bestemmingsplannen geen toetsing aan de grenswaarde hoeft plaats te vinden.

Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. In het plan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Aan de Westerhovenseweg bestaat op basis van het vigerende plan de mogelijkheid om twee woningen te realiseren. Indien besloten wordt deze woningen te realiseren dient te worden voldaan aan de wettelijke binnenwaarde conform het Bouwbesluit.

Middels een reeds verleende vergunning is het mogelijk om ter plaatse van Bergstraat 36 maximaal 18 kamers te verhuren. Deze mogelijkheid is reeds bestaand en wordt middels dit bestemmingsplan juridisch-planologisch vastgelegd. Bij het afgeven van de vergunning is aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Het plan is conserverend van aard. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is hierdoor niet noodzakelijk en de Wet geluidhinder staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

4.3.5 Luchtkwaliteit

Algemeen

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

Regelgeving

De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Titel 5.2 Wet milieubeheer handelt over luchtkwaliteit, daarom staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Met de 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.

De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die ingeval van één ontsluitingsweg niet meer dan 1.500 nieuwe woningen mogen omvatten. Bij twee ontsluitingswegen mogen uitbreidingslocaties niet meer dan 3.000 woningen bevatten. Voor kantoorlocaties gelegen aan één ontsluitingsweg geldt een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m².

Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.

Onderzoek

Voorliggend bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voegt geen nieuwe functies toe en er zijn geen nieuwe ontwikkelingen wat inhoudt dat de luchtkwaliteit niet zal veranderen. In het bestemmingsplan worden de vigerende gebruiksmogelijkheden zo veel mogelijk overgenomen en worden de verleende vergunningen juridisch-planologisch vastgelegd. Bij het verlenen van de vergunning is reeds een afweging gemaakt of het plan negatieve gevolgen heeft op de luchtkwaliteit.

Op grond van deze overwegingen kan zonder luchtonderzoek worden vastgesteld dat het bestemmingsplan voldoet aan de in de Wet milieubeheer vastgelegde luchtkwaliteitseisen. De wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Lucht in relatie tot gezondheid

Een veehouderij in de omgeving van een woning kan effecten hebben op de gezondheid. In het plangebied is aan de Westerhovenseweg een kleinschalige agrarisch veehouderij gelegen. Naast de veehouderij aan de Westerhovenseweg zijn in en in de directe omgeving van het plangebied geen (intensieve) veehouderijen gelegen. De invloed op de gezondheid gelet op de uitstoot van endotoxinen is gezien de kleinschaligheid verwaarloosbaar. Gesteld kan worden dat lucht in relatie tot gezondheid geen problemen oplevert. Daarnaast dient geconcludeerd te worden dat er sprake is van een conserverend plan en worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen omtrent het aspect lucht in relatie tot gezondheid.

Conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.

4.3.6 Milieuhygiënische aspecten bedrijven

Algemeen

De aanwezigheid van bedrijven kan de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Bedrijven kunnen geur, stof, geluid en gevaar ten gevolg hebben. Voorkomen moet worden dat bedrijven hinder veroorzaken naar de omgeving, vooral indien het woongebieden of andere gevoelige bestemmingen betreft. Daarnaast moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. Om dit te bereiken is het van belang dat bedrijven en gevoelige bestemmingen ruimtelijk goed gesitueerd worden zodat de bedrijven zo min mogelijk overlast opleveren en woongebieden de bedrijven zo min mogelijk beperken in hun bedrijfsuitvoering.

Regelgeving

Ten behoeve van milieuzonering is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een bedrijvenlijst opgesteld, waarin bedrijven op hun milieueffecten zijn gecategoriseerd. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), kent de lijst aan de bedrijven een categorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 5, met bijbehorende minimale afstanden tot woongebieden.

In de uitgave "Bedrijven en milieuzonering" is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld:

  • Categorie 1 grootste afstanden 0 en 10 meter;
  • Categorie 2 grootste afstand 30 meter;
  • Categorie 3 grootste afstanden 50 en 100 meter;
  • Categorie 4 grootste afstanden 200 en 300 meter;
  • Categorie 5 grootste afstanden 500, 700 en 1000 meter.

De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een woning.

De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.


Omgevingstype

In de VNG-brochure worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woon-wijk'/'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. De richtafstanden uit de VNG-brochure zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een daarmee vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied). De indicatieve afstanden zijn de afstanden die moeten worden aangehouden tot de gevels van woningen in een 'rustige woonwijk'. Voor woningen in een 'gemengd gebied' mag de indicatieve afstand worden gecorrigeerd en kan de afstand met één trede worden verlaagd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

De directe omgeving kan getypeerd worden met het omgevingstype 'gemengd gebied'. Een gemengd gebied is een gebied met een matige of sterke functiemenging waarbij naast woningen andere functies voorkomen, zoals bedrijven. Doordat er sprake is van een gemengd gebied kunnen de indicatieve afstanden worden gecorrigeerd.

Onderzoek

Voor de in het plangebied aanwezige bedrijfsactiviteiten wordt gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze lijst is gebaseerd op de uitgave van VNG 'bedrijven en milieuzonering'. Aanwezige bedrijfsactiviteiten worden in voorliggend bestemmingsplan ingeschaald volgens deze staat. Om milieuhinder als gevolg van de bedrijfsactiviteiten al in het ruimtelijk spoor te voorkomen, worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten.

Bedrijvigheid

Dommelen bestaat voor het merendeel uit woningen. Voorkomen dient te worden dat overlast veroorzaakt wordt voor de woonomgeving door de vestiging van nieuwe bedrijven. Daarom zijn in woongebied van Dommelen uitsluitend bedrijven toegestaan die uit het oogpunt van hinder passen binnen de omgeving waar ze zich bevinden (milieucategorie 1 of 2). Categorie 1- en 2-bedrijven kunnen in gemengd gebied, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, worden toegelaten naast en tussen woningen. Ter plaatse van het bedrijf ter plaatse van Bergstraat 28 wordt een specifieke aanduiding opgenomen.

Naast de bedrijvigheid in het woongebied is in het zuidwesten van de kern Dommelen ook het bedrijventerrein Dommelen gelegen. Dit bedrijventerrein wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van de Dommelsche bierbrouwerij, deze heeft de categorie 4.2 en wordt specifiek aangeduid. Naast de bierbrouwerij zijn de overige bedrijfspercelen in milieucategorie 1, 2 of 3 toegestaan. De bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zijn gelegen aan de noordrand van het bedrijventerrein. De bedrijven die geclassificeerd zijn in milieucategorie 3.1 zijn hierachter gelegen. Doordat de milieucategorie 1 en 2 bedrijven aan de rand zijn gelegen en de milieucategorie 3.1 daarachter is sprake van een dusdanige afstand tussen de bedrijven en de omliggende woningen. Voor milieucategorie 3.1 bedrijven geldt een indicatieve richtafstand van 50 meter tussen de bedrijfsbestemming en de meest dichtbije woning. Aangezien het gebied als een gemengd gebied beschouwd kan worden, kunnen de indicatieve afstanden met één trede worden verlaagd. Hierdoor dient een indicatieve richtafstand van 30 meter tussen de bedrijfsbestemming en de milieugevoelige bebouwing aanwezig te zijn. Deze afstanden zijn voor alle bedrijfspercelen afdoende.

Eurocircuit

Ten zuiden van Dommelen ligt het Eurocircuit. Dit omvat o.a. een motorcrosscircuit en een rallycrosscircuit. Rondom deze circuits ligt een in 1993 van rechtswege ontstane geluidszone. Deze zone is echter niet ingevuld met een bijbehorende milieuvergunning, omdat voor beide circuits een milieuvergunning geldt voor minder dan 8 uur per week. Daardoor zijn het inrichtingen in de categorie 5.2 met een grootste afstand van 700 meter. De afstand tussen de circuits en de dichtstbij gelegen woning in het plangebied is daaraan gelijk.

Omdat de geluidszone van rechtswege ingevuld zou kunnen worden heeft de gemeenteraad op 24 mei 2017 een voorbereidingsbesluit genomen, waardoor geen nieuwe activiteiten ontplooit kunnen worden die verder gaan dan de vergunde situatie. Op dit moment is er een herziening voor het Eurocircuit in voorbereiding die er op gericht is de zone van rechtswege te laten vervallen door het motorcrossterrein te dezoneren en alleen voor het rallycrossterrein een passende 50 dB(A)-geluidscontour op te nemen. Deze ligt op ±465 m vanaf de meest zuidelijke woning in het plangebied.

Conclusie

Door de (algemene) wijze van bestemmen van de in het plangebied aanwezige en te vestigen bedrijven, zoals hiervoor uiteengezet, is er sprake van een goede afstemming met de woonomgeving. Door de voorgenomen dezonering van het motorcrossterrein is ook het Eurocircuit niet van invloed op het plangebied.

4.3.7 Externe veiligheid

Algemeen

In het kader van de bestemmingsplanprocedure moet het aspect externe veiligheid onderzocht worden. Hierbij dienen de risico's in beeld gebracht te worden die het gevolg zijn van opslag, vervoer of verwerking van gevaarlijke stoffen. Risicobronnen zijn bijvoorbeeld vervoersassen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, buisleidingen en risicovolle inrichtingen.

Regelgeving

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar, dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit, dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR. Wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de Regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb moet zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Beoordeling

Conform de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) is in het plangebied de Dommelsche bierbrouwerij met een ammoniakkoeling aanwezig. In 2014 is de ammoniakkoeling binnen de omgevingsvergunning milieu aan inhoud verkleind waardoor er een 10-6 contour is ontstaan, waarbinnen zich geen kwetsbare objecten bevinden. Voor de ammoniakkoeling hoeft geen invloedsgebied te worden bepaald.

In het plangebied zijn twee hoge druk aardgastransportleidingen gelegen. Deze transportleidingen hebben een invloedsgebied van 71 meter uit de hart van de leiding. In het invloedsgebied zijn in hoofdzaak woning gelegen en de voetbalvelden van Voetbalvereniging Dommelen. Binnen het bestemmingsplan is aangegeven dat aan de zuidkant van de Loonderweg geen extra woningen worden toegestaan. Elders kan hier en daar een enkele woning worden gerealiseerd. Hierdoor is er geen significante toename van personen in het invloedsgebied te verwachten.

Ten aanzien van het sportpark aan de noordzijde van de Loonderweg zijn de volgende aantallen personen aanwezig:

  • Voetbalwedstrijden elke zaterdag en zondag 1000 personen aanwezig van 09:00 uur tot 18:00 uur;
  • Trainingsavonden (ma/di/wo/do/vr), elke avond 200 personen aanwezig tussen 18:30 tot 22:00 uur;
  • Jaarlijks voetbaltoernooi, 1 dag per jaar 200 personen in de dagperiode;
  • Jaarlijkse voetbalweek, 5 dagen maal x 200 personen/dag;
  • Jaarlijks voetbalweekeinde 3 dagen x 200 personen – 600 personen in de dagperiode en 600 personen in de nachtperiode aanwezig;
  • Bovenstaande komt omgerekend neer op een populatie voor de dagperiode: 245 wedstijden en 5 evenementen geeft een totaal van 250 personen. Voor de nachtperiode: 44 trainingsavonden en 2 evenementen, totaal 46 personen;
  • Ten zuiden van de Loonderweg wonen 1.070 personen, werken 3 en gemengd (werken en wonen) 180. Dit komt neer op de aanwezigheid in de dagperiode van 718 personen en in de nachtperiode van 1.250 personen.

Uit het bovenstaande blijkt, dat de populatie hierop berekend moet worden. Het groepsrisico ter plaatse van de Loonderweg is maximaal 0,15 x de oriëntatiewaarde. Verder is er geen groepsrisico aanwezig. Er kan geconcludeerd worden, dat nergens het groepsrisico de oriëntatiewaarde overschrijdt. Bovenstaande gegevens volgen uit een eerder gemaakte CAROLA-berekening, waarvan de resultaten destijds zijn doorgegeven aan Gasunie.

Ten zuidwesten van het plangebied op circa 310 meter is een PRB - SABIC leiding gelegen van 8 inch en 80 bar. De PRB 10-6 contour van 10,3 meter valt niet binnen het plangebied. Ook valt de effectafstand van 28 meter niet binnen het plangebied. Deze leiding heeft een belemmerende strook van 5 meter. De leiding vormt dan ook geen belemmering voor het bestemmingsplan.

In de directe omgeving van het plangebied vindt geen vervoer plaats van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of het water.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.

4.3.8 Kabels en leidingen

Teneinde een goede belangenafweging mogelijk te maken voor de vele functies binnen het plangebied is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de ligging en eigenschappen van binnen het plangebied voorkomende kabels en leidingen. Sommige van deze kabels en leidingen vereisen een bepaalde afstand tot gevoelige functies. Voor het bestemmingsplan is met name de ligging van de hoofdtransportleidingen van belang aangezien deze gekoppeld zijn aan een bepaalde afstand die aangehouden dient te worden waarbinnen geen bebouwing mag plaatsvinden. Zoals in paragraaf 4.3.7 is aangegeven, ligt er in het noorden van het plangebied een aardgasleiding. De gasleidingen heeft een druk van 40 bar en een diameter van 6,6 en 4,3 inch. Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen geldt een bebouwingsvrije zone van 4 meter. De gasleiding is met de bijbehorende bebouwingsvrije zone opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan. Binnen de bebouwingsvrije zone mag uitsluitend worden gebouwd voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse leidingen. Er kan een omgevingsvergunning verleend worden voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden en voor het uitvoeren van diverse werken en werkzaamheden.

4.3.9 M.e.r.-beoordeling

Algemeen

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, waardoor het opstellen van een milieueffectrapportage (m.e.r.) of het verrichten van een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd welke activiteiten het betreft. In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen ten aanzien waarvan het maken van een m.e.r. verplicht is.

In onderdeel D van de bijlage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordeling verplicht is. Voor alle activiteiten zijn drempelwaarden opgenomen. Wanneer een bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D en de drempelwaarde wordt overschreden, geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Vanaf 1 april 2011 geldt voor activiteiten die genoemd worden in onderdeel D, maar waarvan de drempelwaarde niet wordt overschreden, de verplichting om na te gaan of tóch een m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden echter geen vormvereisten; daarom wordt de term ‘vormvrije m.e.r.-beoordeling’ gehanteerd.

Op 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Deze wijziging heeft betrekking op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De wijziging heeft, gezien het conservatieve aard van het onderhavige bestemmingsplan, geen gevolgen.

Onderzoek

Voorliggend bestemmingsplan draagt hoofdzakelijk het karakter van een conserveringsplan. Conserveren betekent dat de bestaande, feitelijke dan wel planologische situatie in het nieuwe bestemmingsplan wordt vastgelegd. Inherent aan het toepassen van een nieuwe, eenduidige bebouwingsregeling is dat in sommige situaties een feitelijke beperking/verruiming van de bouwmogelijkheden kan plaatsvinden. De verruiming van bouwmogelijkheden is dusdanig beperkt en komt niet voor op de C of D-lijst van het Besluit m.e.r. Een m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht is dan ook niet aan de orde.

Conclusie

Een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is voor dit bestemmingsplan niet aan de orde.

4.4 Historische kwaliteit

4.4.1 Archeologie

Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het Verdrag van Malta (ook wel Verdrag van Valletta genoemd) was geïmplementeerd in de Monumentenwet, tot deze wet op 1 juli 2016 vervangen werd door de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien zijn aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen golden blijven gehandhaafd. Een belangrijk doel is de bescherming van het archeologische materiaal in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Het is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden. Dit was in de voorgaande periode reeds een gebruikelijke praktijk.

Door de SRE is voor de Kempen en A2-gemeenten, waaronder Valkenswaard, een archeologische beleidskaart opgesteld. In het plangebied gelden diverse archeologische verwachtingen, te weten categorie 1, 2, 3, 4, 5 en 6. Voor de gebieden met waarde is om de mogelijk aanwezige archeologische waarden te beschermen een bestemming 'Waarde - Archeologie' passend bij de aanwezige waarden opgenomen. Onder categorie 1 vallen de beschermde archeologische monumenten. Dit zijn archeologische resten die vanuit nationaal of gemeentelijk oogpunt behouden dienen te blijven en daarom als monument beschermd zijn ingevolge de Erfgoedwet (voor Rijksmonumenten) of de gemeentelijke Archeologieverordening. De wettelijke bescherming verbiedt hier de meeste bodemverstorende activiteiten, tenzij de Minister van OC&W of het College van B&W van de gemeente hiervoor vooraf vergunning verleent. Voor deze categorie is geen bestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen.

Onderstaand zijn per categorie de uitgangspunten van de bestemming 'Waarde Archeologie' opgenomen:

  • A. Categorie 2: Gebied van archeologische waarde. In deze gebieden is bij eerdere onderzoeken reeds aangetoond dat er concentraties archeologische resten voorkomen die als behoudenswaardig gekarakteriseerd kunnen worden. In deze gebieden is dus sprake van vastgestelde archeologische waarden. De archeologische resten op deze terreinen zijn echter minder geconcentreerd dan bij de vorige categorie en bovendien is vaak niet exact bekend waar de resten zich bevinden. Bodemingrepen zijn in principe niet toegestaan. Vanwege de aanwezige archeologische waarden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 100 m² en dieper gaan dan 0,3 m onder maaiveld.
  • B. Categorie 3: Gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern. Het gaat hier om de oude en de vermoedelijk nog oudere verschoven woonkernen en gehuchten, waar op basis van historische bronnen, oude kaarten en nog aanwezige bebouwing een hoge archeologische verwachting geldt. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Om die reden is een vergunning vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 250 m² en dieper gaan dan 0,3 m –mv.
  • C. Categorie 4: Gebied met een hoge archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Om die reden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten die groter zijn dan 500 m² en dieper gaan dan 0,3 m of 0,5 m bij esdek onder maaiveld. Indien nog geen oppervlakte van een totale vergraving bekend is, bijvoorbeeld bij bestemmingsplanwijzigingen, geldt de onderzoeksverplichting voor plangebieden groter dan 1.000 m2.
  • D. Categorie 5: Gebied met een middelhoge archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw, en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een middelhoge archeologische verwachting. Deze zones en gebieden waren net als de gebieden met een hoge verwachting in principe geschikt voor bewoning. De kans op het aantreffen van vondsten is hier echter kleiner, doordat de dichtheid aan vindplaatsen beduidend lager is dan in de gebieden met een hoge verwachting. Om die reden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten die groter zijn dan 2.500 m² en dieper gaan dan 0,3 m of 0,5 m bij esdek onder maaiveld. Indien nog geen oppervlakte van een totale vergraving bekend is, bijvoorbeeld bij bestemmingsplanwijzigingen, geldt de onderzoeksverplichting voor plangebieden groter dan 5.000 m2.
  • E. Categorie 6: Gebied met een lage archeologische verwachting. Het gaat hierbij om gebieden waar op archeologische en landschappelijke gronden de kans op behoudenswaardige archeologische relicten klein wordt geacht. Om die reden is een archeologisch onderzoek alleen vereist bij bestemmingsplanwijzigingen en omgevingsvergunningen t.b.v. de activiteit ruimtelijke ordening van projectgebieden die groter zijn dan 25.000 m² en dieper gaan dan 0,4 m onder maaiveld. Ook zal bij m.e.r. plicht nader onderzoek worden verlangd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPdommelen-VA01_0011.png"

Afbeelding 10: Uitsnede archeologische beleidskaart

Wanneer een ontwikkeling is voorzien, conform de mogelijkheden in het bestemmingsplan, in het deel van het plangebied met een archeologische verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

4.4.2 Cultuurhistorie

Door de SRE is tevens een cultuurhistorisch beleidskaart opgesteld. Op de volgende afbeelding zijn de cultuurhistorisch waardevolle elementen in het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPdommelen-VA01_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPdommelen-VA01_0013.png"

Afbeelding 11: Uitsnede cultuurhistorische beleidskaart

In het plangebied komen de volgende cultuurhistorisch waardevolle panden voor:

adres   omschrijving  
Bergstraat 5   n.v.t.  
Bergstraat 31   n.v.t.  
Bergstraat 32   Horecabedrijf, eenlaags (ca. 1930-1940) met zadeldak. Typerend voor de landelijke woningbouw kort voor 1940.  
Bergstraat 41   n.v.t.  
Bergstraat 52   Woonhuis, architectuurhistorisch van belang wegens het ontwerp. Pand vormt een essentieel onderdeel van diverse beeldbepalende panden in de omgeving.  
Bergstraat 54   n.v.t.  
Bergstraat 57 en 59   n.v.t.  
Bergstraat 58   n.v.t.  
Bergstraat 60   n.v.t.  
Bergstraat 71   Voormalig raadhuis eenlaags (1918), landelijke bouwkunst met siermotieven, nu een woonhuis.  
Brouwerijplein 84   Voormalige fabrikatenvilla 'De Berg' uit 1927. De villa kent een hoge monumentale waarde wegens de verbondenheid en rijke geschiedenis met de Dommelse brouwerij.  
Brouwerijplein 85 en 86   Voormalige Sint-Martinusschool (nr. 85) en onderwijzerswoning (nr. 86) uit 1882 hebben een hoge waarde, die voor een groot deel te danken is aan de cultuurhistorische waarde van het complex, vanwege zijn geschiedenis.  
Brouwerijplein 87   De Dommelsche Bierbrouwerij is cultuurhistorisch waardevol, dan wel monumentaal. Belangrijke elementen zijn het ketelhuis uit 1935, de oranjerode baksteen gevel uit 1962, de schoorsteen uit de periode 1930/1935 en de murenschilderingen in de ontvangsruimte uit 1962.  
Brouwerijplein 88   Fabrikantenvilla uit 1894 van zeer hoge munumentale waarde, onder meer wegens de verbondenheid met de brouwerij.  
Dommelstraat 13   n.v.t.  
Dommelstraat 22   n.v.t.  
Helenadal kapel   n.v.t.  
Hovenierwei 18   n.v.t.  

Voor de cultuurhistorisch waardevolle panden is de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' opgenomen. In bijlage 1 is een uitgebreide beschrijving van de cultuurhistorisch waardevolle panden opgenomen.

4.4.3 Monumenten

In het plangebied zijn drie rijksmonumenten en vier gemeentelijke monumenten aanwezig. De rijksmonumenten bestaan uit de Dommelse watermolen, Huize Agnetendal en een langgevelboerderij aan de Westerhovenseweg 2. De gemeentelijke monumenten bestaan uit de molenaarswoning aan Bergstraat 3, de langgevelboederij aan de Keersop 32 en de kerk en pastorie gelegen aan Bergstraat 15 en 17. Nabij de Dommelse watermolen is in 1843 een molenhuis annex boerderij gebouwd, Een verbouwing rond 1900 heeft het woongedeelte het karakter van een dorpsherenhuis gegeven. De kerk is in de stijl van de neogotiek gebouwd in 1882. Deze kerk is verbonden met de naastgelegen pastorie welke rond dezelfde periode als de kerk is gebouwd.


De bescherming van de rijksmonumenten is geregeld in de Erfgoedwet. In dit bestemmingsplan is voor de Dommelse watermolen, Huize Agnetendal en de langgevelboerderij toch een aanduiding opgenomen. Deze aanduidingen hebben een signalerende functie. Ter bescherming van de gemeentelijke monumenten is de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' opgenomen. In bijlage 1 is een uitgebreide beschrijving van de aanwezige monumenten opgenomen.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

Uit de analyse van de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieuvoorwaarden (hoofdstuk 4) is een aantal wensbeelden en/of uitgangspunten afgeleid vanuit de verschillende (sectorale) aspecten. Deze zijn in dit hoofdstuk geformuleerd. Het uitgangspunt voor het voorliggend bestemmingsplan is de feitelijke bestaande situatie te bestemmen. Er worden in beginsel geen stedenbouwkundige of ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

5.1 Ruimtelijke structuur

Het algemene ruimtelijke uitgangspunt is het behoud van de ruimtelijke karakteristiek van het woongebied. Deze ruimtelijke karakteristiek bestaat hoofdzakelijk uit het bebouwingspatroon, de groenstructuur en de verkeersstructuur. Aan de hand van deze aspecten en een aantal specifieke onderwerpen, worden hieronder de ruimtelijke uitgangspunten beschreven.

5.1.1 Bebouwingspatroon

Het bestaande bebouwingspatroon van het plangebied wordt in het nieuwe bestemmingsplan gerespecteerd. De situering en vormgeving van de hoofdgebouwen wordt afgestemd op de geldende bestemmingsplanmogelijkheden.


Beperkte uitbreidingen (in oppervlakte) van de hoofdgebouwen is in beginsel mogelijk, mits de specifieke kenmerken en ruimtelijke karakteristieken van de desbetreffende deelgebieden in acht worden genomen. Hieronder wordt in ieder geval de beschreven ruimtelijke structuur (zie paragraaf Bestaande ruimtelijke kwaliteit) verstaan.

5.1.2 Groenstructuur

Het structurele groen in het plangebied is als 'Groen' bestemd. Binnen deze groenbestemming is herinrichting mogelijk. De groenstructuur wordt mede bepaald door het aanwezige particuliere groen (tuin) en het groene karakter van de wegprofielen. Groen van ondergeschikt belang is opgenomen in de verkeersbestemming.

5.1.3 Verkeersstructuur

Voor wat betreft de bestaande verkeersstructuur is deze als zodanig bestemd in voorliggend bestemmingsplan. Binnen deze verkeersbestemming is herinrichting mogelijk. Eveneens is binnen de bestemming 'Verkeer' de mogelijkheid geboden voor het houden van evenementen.

5.2 Functionele structuur

5.2.1 Wonen

Algemeen

De woonfunctie is de belangrijkste functie in het plangebied en blijft in stand. Alle woningen zijn als zodanig bestemd. Het maximum aantal wooneenheden is op basis van het bestaande aantal woningen op de verbeelding weergegeven. Op basis van de regels van voorliggend bestemmingsplan is toename van het aantal woningen niet mogelijk.

Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Voor bouwmogelijkheden in achtertuinen is een categorale indeling van de zij- en achterperceeloppervlakten opgesteld. Zo mag een zij- en achterperceeloppervlak tot 190 m² voor 50% bebouwd worden tot een maximum van 75 m². Bij een zij- en achterperceeloppervlak van 190 m² tot 400 m2, bedraagt het percentage 40% tot een maximum van 100 m². Tot slot mag bij een zij- en achterperceelsoppervlakte van meer dan 400 m2 25% bebouwd worden tot een maximum van 150 m2.

In de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onbenutte of deels onbenutte bouwvlakken te verwijderen of het maximum aantal wooneenheden te verminderen, indien binnen 3 jaar geen gebruik is gemaakt van woningbouwmogelijkheden. Onbenutte bouwvlakken zijn aanwezig op de percelen naast Bergstraat 23 en Kerkakkerstraat 8. Op het perceel Westerhovenseweg 38-40 is ook sprake van een onbenut bouwvlak. Dit perceel is in eigendom van gemeente Valkenswaard.

In de toekomst wordt een herinrichting van de Westerhovenseweg voorzien. De gronden van de Westerhovenseweg 38-40 zullen wellicht nodig zijn ten behoeve van die herinrichting. Om de eventuele herinrichting mogelijk te maken wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op het perceel Westerhovenseweg 38-40, waarmee de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' gewijzigd kunnen worden naar de bestemming 'Verkeer'.


Aan-huis-verbonden beroepen

Tot de woonfunctie worden ook de aan-huis-verbonden beroepen gerekend. Uitgangspunt hierbij is dat de woonfunctie primair in stand dient te blijven en dat extra bouwmogelijkheden voor deze functies in beginsel niet zijn toegestaan. Belangrijke voorwaarde daarbij is dat de parkeersituatie goed is geregeld en dat het beroep uitsluitend door de hoofdbewoner(s) wordt uitgeoefend. Bij een geringe oppervlakte tot 35 m² zijn aan-huis-verbonden beroepen zonder meer mogelijk. Voor een oppervlakte tot maximaal 75 m² is een afwijking van de gebruiksregels benodigd.

5.2.2 Bedrijven

In het plangebied zijn verschillende bedrijven en een bedrijventerrein gelegen. Gezien de nabijheid van de woningen zijn alleen bedrijven in een lichte milieucategorie (categorie 1 en 2) wenselijk. Dit geldt niet voor bedrijventerrein Dommelen. Voor diverse bedrijven is namelijk milieucategorie 3 toegestaan, wat op de verbeelding wordt aangegeven met een aanduiding. Voor de bierbrouwerij is een specifieke aanduiding opgenomen. Detailhandel is op deze gronden niet toegestaan.

Er is sprake van een bedrijfswoning wanneer het voor het bedrijf noodzakelijk is dat er gewoond wordt. De ontwikkeling van bedrijfswoningen op bedrijventerreinen moet voorkomen worden. Bedrijfsgrond is schaars en dient daarom optimaal benut te worden. De bestaande bedrijfswoningen zijn aangeduid. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

5.2.3 Evenementen

In het kader van voorliggend plan worden de (jaarlijks terugkerende) evenementen, die mogelijk strijdig kunnen zijn met de bestemming van de betreffende gronden, juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Dit heeft betrekking op de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer' en 'Maatschappelijk'.

5.2.4 Verkeer en parkeren

Gronden met de bestemming Verkeer dienen zoveel mogelijk ingericht te zijn volgens de principes van Duurzaam Veilig. Deze principes zijn omschreven door de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV). De CROW heeft hier richtlijnen voor opgesteld onder de naam Duurzaam Veilig Verkeer. In de gemeente Valkenswaard dienen deze richtlijnen van het CROW gevolgd te worden. Daarnaast heeft de gemeente haar eigen 'Standaard detailboek' waarin een aantal specifieke verkeersvoorzieningen omschreven staan m.b.t. vormgeving, maatvoering en materiaal gebruik. Bij verkeerskundige ontwikkelingen in het plangebied dient men zich hieraan te conformeren.

Parkeren in het plangebied vindt zowel plaats op eigen terrein als op de openbare weg.

Hoofdstuk 6 Uitvoeringsaspecten

6.1 Handhaving

Een van de uitgangspunten bij het ontwikkelen van een bestemmingsplan is dat het plan handhaafbaar dient te zijn. De begrippen toezicht en handhaving definiëren wij als "elke handeling van de gemeente die er op is gericht de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding daarvan te beëindigen".

Handhaving van het ruimtelijke beleid is een voorwaarde voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Artikel 7.1 Wro bepaalt dat burgemeester en wethouders zorg dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Wro. Uitvoering van de bestuursrechtelijke handhaving geschiedt conform de gemeentelijke handhavingsstrategie, die opgenomen is in het handhavingsbeleidsplan.

Daarnaast vallen overtredingen van het bestemmingsplan onder de Wet op de economische delicten. Het betreft hier de activiteiten die in de planregels worden genoemd onder gebruiksverbod en bouwverbod. Deze strafrechtelijke handhaving is in het leven geroepen om ernstige onomkeerbare gevolgen, zoals het afbreken van monumentale panden, te voorkomen.

Als een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld en op termijn een ander ruimtelijk rechtsregiem gaat gelden, dient de gemeente op een bepaald ijkmoment inzicht te hebben, wat er feitelijk aan bouwwerken in een gebied aanwezig is, hoe deze en de onbebouwde omgeving worden gebruikt. Dit wordt bij het opstellen van het bestemmingsplan geïnventariseerd.

Reeds bij de totstandkoming van een bestemmingsplan dient terdege aandacht te worden besteed aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Om een goed handhavingsbeleid mogelijk te maken moeten doelstellingen duidelijk aangegeven worden. Op basis van een risico-analyse en aandachtspunten worden prioriteiten gesteld en wordt de handhavingsorganisatie zodanig ingericht dat gestelde doelen bereikt kunnen worden.

Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.

  • 1. Voldoende kenbaarheid van het plan. Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. Met het oog hierop heeft de wet in de bestemmingsplanprocedure in ieder geval een aantal verplichte inspraakmomenten ingebouwd.
  • 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Uiteraard kan niet een ieder zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
  • 3. Inzichtelijke en realistische regeling. Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dit houdt in: helder van opzet, niet onnodig beperkend of inflexibel en goed controleerbaar. De regels behoren dan ook niet meer dan noodzakelijk is te regelen.
  • 4. Actief handhavingsbeleid. Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien deze maatregelen achterwege blijven, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid. De rechtssituatie gaat specifiek een rol spelen als in het kader van toezicht en handhaving teruggegrepen moet worden op het overgangsrecht, zoals dat in het geldend bestemmingsplan is beschreven. Op grond van het overgangsrecht is met objectieve feiten vast te stellen hoe de rechtssituatie is en of er bouw- en of gebruiksregels worden overtreden.

Door een inzichtelijk plan te maken is zoveel mogelijk evenwicht gezocht tussen de zeer diverse waarden die beschermd moeten worden, de verschillende ontwikkelingen die mogelijk zouden moeten zijn, de voorwaarden die daarbij dan gesteld moeten worden, en de afstemming met de beleidslijnen van bijvoorbeeld waterschap, provincie, etc..

Handhaving van gebruiks- en aanlegregels wordt algemeen als knelpunt ervaren. Teneinde de handhaafbaarheid te bevorderen worden de aanwezige kwaliteiten zo specifiek mogelijk op de verbeelding weergegeven.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van karakter, waarbij in beginsel de bestaande, feitelijke situatie wordt vastgelegd, met uitzondering van illegale situaties die vanuit ruimtelijk oogpunt niet gewenst zijn. De aanwezige ruimtelijke en functionele kwaliteit zal behouden blijven. De Wro maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer deze planologisch mogelijk worden gemaakt in een bestemmingsplan en een wijziging van een bestemmingsplan. Bij ministeriële regeling is vastgesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van een ontwikkeling als hiervoor bedoeld, maar slechts sprake is van een onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan, deze dan niet vallen onder de exploitatiewetgeving.

Het onderhavige bestemmingsplan betreft een conserverend plan waarbinnen de bebouwing reeds aanwezig is. Op basis van het bovenstaande is er voor bestemmingsplan 'Dommelen' geen aanleiding tot kostenverhaal middels een exploitatieplan. Gelet op het vorenstaande is er dan ook geen verplichting om tegelijkertijd met het bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Hoofdstuk 7 Juridische regeling

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch bindende regels. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten bebouwing. De verbeelding is samen met de regels het juridisch bindend kader van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

De regels zijn verdeeld in vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bestaat uit twee artikelen. Artikel 1 geeft een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen. Artikel 2 geeft aan hoe bepaalde afstanden, maten, oppervlakte en inhoud gemeten moeten worden.

In hoofdstuk 2 zijn de verschillende bestemmingen opgenomen. Per bestemming wordt aangegeven welke functies en doeleinden op de gronden toelaatbaar zijn en wat er hoe mag worden gebouwd. Ook dubbelbestemmingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen.

In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld, waarbij onder andere gedacht moet worden aan de anti-dubbeltelbepaling en de algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 4 bevat regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel.

7.2 Artikelsgewijze toelichting

In de volgende paragrafen is een toelichting opgenomen van de in de regels opgenomen bestemmingen.

7.2.1 Inleidende regels

Begrippen
In dit artikel worden de begrippen nader omschreven die gebruikt worden in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Bouwperceel
In feite is het bouwperceel het stuk grond, dat bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning moet worden aangemerkt als behorende bij de aangevraagde bebouwing. Let op: indien bij een woning een deel van een aangrenzende bestemming 'Groen' bij de aanvraag is opgegeven als bouwperceel, dan dient deze aanvraag toch beoordeeld te worden zonder dit gedeelte. Meten dient beperkt te zijn tot de bestemming waarvoor de regeling geldt.

Het begrip 'bouwperceel' kan nodig zijn om het toelaatbare bebouwingsareaal rechtvaardig per vestiging, per bedrijf, per beheerseenheid of per wooneenheid etc. te verdelen. Een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming kan in bepaalde gevallen meerdere bouwpercelen omvatten. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor bij huurcomplexen die als eengezinswoningen in een rij gerealiseerd zijn. In dit geval moet aan het begrip perceel en andere betekenis worden toegekend dan normaal in het eigendomsrecht geldt.

Voorgevelrooilijn
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op 1 oktober 2010 in werking is getreden, regelt een groot aantal omgevingsvergunningsvrije bouwwerken. Om te bepalen of een bepaald bouwwerk vergunningsvrij is, wordt in een aantal gevallen gebruik gemaakt van het begrip voorgevelrooilijn. De wet voorziet echter niet in een begripsbepaling, maar verwijst hierbij onder andere naar het bestemmingsplan. Daarom is het begrip voorgevelrooilijn opgenomen in onderhavig bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan maakt gebruik van bouwvlakken, waarbinnen de hoofdbebouwing met bijbehorende bouwwerken gerealiseerd mag worden. De voorgevelrooilijn wordt gevormd door de grens van het bouwvlak die is gericht naar het openbaar gebied (bijvoorbeeld een weg of groenvoorziening) en het verlengde van die grens. Bij een hoekperceel wordt ook de zijdelingse bouwgrens die naar het openbaar gebied is gericht en het verlengde daarvan gezien als voorgevelrooilijn.

Wijze van meten

In dit artikel wordt beschreven op welke wijze de in de regels voorgeschreven maatvoeringen gemeten moeten worden.

Goothoogte en bouwhoogte van een bouwwerk
Het reguleren van bouwvolumes kan op verschillende manieren plaatsvinden. In het verleden werd hierbij in Valkenswaard het begrip goothoogte als belangrijkste factor gehanteerd. In de nieuwe bestemmingsplansystematiek wordt naast de goothoogte ook een maximale bouwhoogte opgenomen. Met name het begrip goothoogte behoeft enige toelichting.

De onderliggende gedachte bij het begrip goothoogte is een stapeling van bouwmassa's in een hoofdvolume (basismassa) met daarop mogelijk een secundair volume in de vorm van een kapconstructie of daarmee vergelijkbare dakafdekking. Vaak is het onderscheid tussen beide bouwmassa's niet voor de volle honderd procent eenduidig.
Met de goothoogte wordt beoogd de maximale hoogte van de basismassa te reguleren. De te toetsen hoogte moet dan ook plaatsvinden aan de hand van de goothoogte die representatief kan worden geacht voor de basismassa. Ter illustratie zijn in afbeelding 12 enkele voorbeelden geschetst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPdommelen-VA01_0014.jpg"

Afbeelding 12: Goot- en bouwhoogte van een bouwwerk

Bij bijbehorende bouwwerken geldt in principe dezelfde filosofie. Verder wordt daarbij aanvullend een maximale dakhelling voorgeschreven om het éénlaagse karakter te benadrukken, mede om de belendende (woon-)percelen een bescherming in hun woon- en/of gebruiksgenot te bieden. Uitgangspunt is te voorkomen, dat belendingen worden geconfronteerd met relatief lange wanden die hoger zijn dan 3,5 meter. Beperkte topgevels zijn acceptabel. De dakhelling heeft bovendien de functie van regulerende factor in de zon-/lichtbelemmering. In afbeelding 13 zijn enkele illustraties van deze situaties gegeven. Daarbij zijn ook bouwwerken geschetst, waarvan de ontwikkeling niet moet plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0858.BPdommelen-VA01_0015.png"

Afbeelding 13: Goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken

7.2.2 Bestemmingen

De regels in verband met de bestemmingen kennen een min of meer gelijke opbouw en bestaan in ieder geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. Voor een aantal bestemmingen zijn daarbij specifieke gebruiksregels opgenomen en/of een afwijkingsbevoegdheid.

De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin de functies worden benoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan (het gebruik). In een aantal gevallen is een specificering opgenomen van de toegestane functie, die correspondeert met een functieaanduiding op de verbeelding.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen.

In dit bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen gebruikt:

Artikel 3 Agrarisch

Deze bestemming is gelegd op de gronden die agrarisch worden gebruikt. Binnen het bouwvlak mogen bouwwerken worden gebouwd

Artikel 4 Agrarisch met waarden

Deze bestemming is gelegd op de gronden in het zuiden van het plangebied, nabij de Dommel en de Keersop. De gronden zijn in gebruik als agrarische gronden en tevens bestemd voor het herstel en de ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd. Voor werken en werkzaamheden binnen deze bestemming geldt een omgevingsvergunningplicht.

Artikel 5 Bedrijf
Deze bestemming is gelegd op gronden in voornamelijk de bebouwde kom, waar meestal verspreid gelegen productiebedrijven en ambachtelijke en vervoersbedrijven voorkomen. Handelsbedrijven, magazijnen en opslagplaatsen en garagebedrijven worden ook onder deze bestemmingsomschrijving begrepen. Agrarische bedrijven, kantoren, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen worden, voor zover zij geen onderdeel uitmaken van de toegelaten hoofdfunctie en daaraan niet ondergeschikt zijn, niet tot de bestemming 'Bedrijf' gerekend.

De bestemming is bedoeld voor bedrijven voor zover deze behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten alsmede daarmee naar aard en milieu-invloed vergelijkbare bedrijven of inrichtingen. Deze staat vindt zijn oorsprong in modelrichtlijnen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (Handreiking Bedrijven en milieuzonering (Groene Boekje), uitgave 2009).

In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn de bedrijven geclassificeerd. Daarbij is uitgegaan van de meest relevante milieucomponenten (geur, stof, geluid en gevaar) van een bedrijf met de daarbij geldende afstandsnormen. Leveren bedrijven een beperkte milieuhinder op, dan zijn ze doorgaans aangeduid met categorie 2. Over deze kwalificatie naar milieuzwaarte is al geschreven in paragraaf Milieuhygiënische aspecten bedrijven. De Staat van Bedrijfsactiviteiten vormt een extra toetsingskader voor de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten.

Binnen de bestemming 'Bedrijf' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven. Dit maximum bebouwingspercentage betreft het gehele bouwperceel, waarbij buiten het bouwvlak niet mag worden gebouwd. Indien geen percentage is aangegeven bedraagt het maximum bebouwingspercentage 100 %.

Artikel 6 Centrum
Deze bestemming wordt gebruikt bij gebieden met een compacte winkelstructuur. Er gelden beperkingen in bebouwingsoppervlakte. De bestemmingsomschrijving kenmerkt zich door een verscheidenheid in uiteenlopende functies (detailhandel, dienstverlening en horeca). Zij passen onderling goed in een winkelgebied en versterken elkaar.

Handel in volumineuze goederen is uitgesloten. Voor de aan- en afvoer van deze goederen is veel ruimte nodig in het openbare gebied. Voor en nabij de winkels ontbreekt die ruimte. De kleinschalige winkelcentra midden in woonwijken zijn om logistieke redenen niet geschikt om te voorzien in huisvesting van handel in volumineuze goederen.

De toegestane functies zijn nader gedefinieerd in de begripsbepalingen van artikel 1. De functies detailhandel en dienstverlening zijn onderling uitwisselbaar. De functie horeca is echter niet overal gewenst en wordt daarom met een aanduiding op de verbeelding aangegeven.

Gebouwen mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven.

Artikel 7 Detailhandel
Deze bestemming is gereserveerd voor detailhandel. Voor de begripsbepaling wordt verwezen naar artikel 1.32. Wonen is toegestaan, waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven. Cafetaria en afhaalrestaurants vallen niet onder het begrip voor detailhandel. Deze zijn bestemd of aangeduid als 'horeca'.

In de bouwregels van deze bestemming wordt onderscheid gemaakt in het bouwen van hoofdgebouwen en het bouwen van bijbehorende bouwwerken. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. Bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd op gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', waarbij het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding is aangegeven. De goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 respectievelijk 5,5 meter.

Artikel 8 Dienstverlening
Deze bestemming is gereserveerd voor dienstverlening. Voor de begripsbepaling wordt verwezen naar artikel 1.32. Gelet hierop vallen onder dienstverlening bijvoorbeeld reisbureaus, bankinstellingen, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalons, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen, fotostudio's en hondentrimsalons.

Tot deze bestemming worden niet gerekend kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, sportscholen, fitnesscentra en uitvaartcentra, die, mede gelet op de ruimtelijke impact, thuishoren onder de bestemming 'Maatschappelijk' met als zodanig specifieke locaties.

In de bouwregels van deze bestemming wordt onderscheid gemaakt in het bouwen van hoofdgebouwen en het bouwen van bijbehorende bouwwerken. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. Bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd op gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', waarbij het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding is aangegeven. De goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 respectievelijk 5,5 meter.

Artikel 9 Groen
De bestemming 'Groen' wordt gebruikt voor plantsoenen, groenstroken en andere aanplanten binnen het plangebied die kunnen worden aangemerkt als structureel groen. Binnen deze bestemming zijn speelvoorzieningen toegestaan. Gebouwen en parkeervoorzieningen zijn echter niet toegestaan binnen de bestemming 'Groen'.

Artikel 10 Groen - Landschapselement

Deze bestemming is gelegd op een deel van de gronden gelegen tussen de Dommel en de bebouwde kom van Dommelen. Deze gronden zijn gereserveerd voor de ontwikkeling en/of instandhouding van ter plaatse voorkomende waardevolle beplanting, groenvoorzieningen en natuur- en landschapswaarden, water en extensieve dagrecreatie. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de bestemming met een nadere regeling voor erfafscheidingen.

Artikel 11 Horeca
Deze bestemming is gereserveerd voor horecabedrijven en maakt gebruik van vier verschillende categorieën. De categorieën kunnen grofweg worden onderverdeeld in winkelgebonden daghoreca (categorie 1), maaltijd- en logiesverstrekkers (categorie 2), spijsverstrekkers (categorie 3), drankverstrekkers (categorie 4). Hoe hoger de categorie, des te meer een horeca-activiteit een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken. Binnen de bestemming Horeca is categorie 1 overal toegestaan . Op de verbeelding wordt per perceel aangegeven tot en met welke hogere categorie horeca is toegestaan. Wonen is ter plaatse van de aanduiding toegestaan, waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

In de bouwregels van deze bestemming wordt onderscheid gemaakt in het bouwen van hoofdgebouwen en het bouwen van bijbehorende bouwwerken. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. Bijbehorende bouwwerken mogen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan zoals op de verbeelding is weergegeven. Indien er geen bebouwingspercentage is aangegeven bedraagt het maximum bebouwingspercentage 100%. De goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 respectievelijk 5,5 meter.

Artikel 12 Maatschappelijk
Deze bestemming is gelegd op gronden voor activiteiten op het gebied van openbaar bestuur, openbare en maatschappelijke dienstverlening, religie, educatie, sportieve recreatie, verenigingsleven, sociale en culturele doeleinden of hiermee gelijk te stellen voorzieningen. In dit verband kan gedacht worden aan bijvoorbeeld (dependances van) gemeentekantoren, politiebureaus, nutsbedrijven, postkantoren, kantoorvestigingen voor maatschappelijk werk en instellingen voor werkgelegenheid, kerken, scholen en onderwijsondersteunende instellingen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, gymzalen, sportscholen, fitnesscentra, speeltuinen, buurthuizen en wijkcentra, musea, huisartsenpraktijken, tandartsenpraktijken, praktijkvestigingen voor fysiotherapie, (poli-)klinieken en diagnostische centra, verzorgings- en verpleegtehuizen, instellingen en bureaus voor thuiszorg, ambulancediensten en uitvaartcentra.

Voor enkele activiteiten is bewust gekozen voor onderbrenging onder de bestemming 'Maatschappelijk' en niet voor de bestemming 'Dienstverlening' gelet op de ruimtelijke impact.

Indien ondergeschikt aan de hoofdactiviteit is detailhandel en/of horeca ten dienste van de voorziening toegestaan, zoals bijvoorbeeld een kantine in een (middelbare) school of een bar in een culturele voorziening. De gronden zijn tevens bestemd voor onder andere groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en erven en terreinen.

In de bouwregels van deze bestemming wordt onderscheid gemaakt in het bouwen van hoofdgebouwen en het bouwen van bijbehorende bouwwerken. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage niet mag worden overschreden. Bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd op gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', waarbij het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding is aangegeven. De goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 respectievelijk 5,5 meter.


Artikel 13 Sport
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportterreinen en sportieve en recreatieve doeleinden en de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, parkeervoorzieningen en verhardingen. Indien daaraan ondergeschikt is horeca toegestaan. Ondergeschikte horeca is mogelijk in de vorm van sportkantines. Deze functie is alleen mogelijk als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteit qua uitstraling moet passen bij de hoofdfunctie en dient ter ondersteuning van de hoofdfunctie. Deze additionele horeca-activiteit mag daarbij niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.

In de bouwregels van deze bestemming wordt onderscheid gemaakt in het bouwen van hoofdgebouwen en het bouwen van bijbehorende bouwwerken. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. Bijbehorende bouwwerken zoals kleedlokalen, opslagruimten, kassagebouwtjes, dug-outs enoverkappingen, mogen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de maximale oppervlakte per bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 20 m2.

Artikel 14 Tuin
De bestemming 'Tuin' is bedoeld voor voor- en zijtuinen alsmede voor in- en uitritten voor woningen. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de gronden als tuin.

Situaties met tuinen op de hoek van een straat leveren vrijwel altijd discussie op met betrekking tot verkeersveiligheid en stedenbouwkundige aspecten. Hoe moet hiermee worden omgegaan? De algemene wijze van bestemmen gaat uit van het principe dat de voortuinen en gedeelten van zijtuinen de bestemming 'Tuin' krijgen en de resterende gronden de betreffende hoofdbestemming ('Wonen').

De grens tussen de bestemming 'Tuin' en de aangrenzende bestemming wordt conform een vaste standaard getekend. Deze standaard is vastgelegd in het 'Handboek digitale bestemmingsplannen Gemeente Valkenswaard'. Vergunningvrij bouwen is echter op 1 meter achter de voorgevel toegestaan. De bestemming 'Tuin' is daarom op zijpercelen getekend tot op 1 meter achter de voorzijde van het bouwvlak van de aangrenzende bestemming.

Binnen deze bestemming bedraagt de bouwhoogte van een erfafscheiding maximaal 1 meter. Indien de bestemming 'Tuin' op een zijperceel verder doorloopt dan bovenstaande 1 meter én deze zijtuin niet grenst aan de openbare weg, dan geldt voor een erfafscheiding een maximale bouwhoogte van 2 meter.
Grenst de als 'Tuin' bestemde zijtuin aan de openbare weg, dan kan een hoge erfafscheiding verkeersonveilige situaties opleveren. Een dergelijke erfafscheiding mag daarom maximaal 1 meter hoog zijn. In afwijking hiervan is een erfafscheiding van maximaal 2 meter hoog toegestaan, onder voorwaarden in het kader van verkeersveiligheid en stedenbouw.

De bestemming voorziet in een regeling voor het bouwen van aanbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw (erkers). De diepte van de aanbouwen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,5 meter.

Daarnaast kan in afwijking van het bestemmingsplan naast het pand ook een zijaanbouw worden toegestaan tot 1 meter naast de rooilijn van de zijgevel. In de afwijkingsregels zijn voorwaarden opgenomen die rekening houden met de situering van het belendende perceel 'om de hoek' (dus achter het hoekperceel) en/of aan de overkant van de zijstraat (dus in het verlengde van het hoekperceel). In het eerste geval wordt de afwijkingsregeling bepaald door de voorgevelrooilijn van het belendende pand om de hoek. Aan de overzijde kan het veel uitmaken of daar voorgevels zijn, zijgevels of een groen- of parkeerstrook, waardoor het bevoegd gezag wel of niet overgaat tot verlening van de omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan.

Artikel 15 Verkeer
Deze bestemming geldt voor wegen, straten en pleinen, voet - en fietspaden ten behoeve van de afwikkeling van alle verkeer. Daarnaast zijn binnen deze bestemming parkeer- en groenvoorzieningen toegestaan. Garageboxen worden binnen deze bestemming opgenomen middels de aanduiding 'garage'.

Verder zijn binnen deze bestemming naast geluidwerende en waterhuishoudkundige voorzieningen ook nuts- en speelvoorzieningen toegestaan. De gronden mogen gebruikt worden als terrassen, voor zover deze aansluiten aan een horecabestemming, en voor evenementen.

Artikel 16 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg, het onderhoud en de instandhouding van watergangen, voor oppervlaktewater, retentievoorzieningen, de wateraan- en afvoer en overige waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast wordt deze bestemming toegepast voor het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke en ecologische waarden wanneer er sprake is van (water)natuurdoelstellingen. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van bovenstaande doeleinden.

Artikel 17 Wonen
Deze bestemming geldt voor alle woningen in het plangebied met bijbehorende zij- en achtertuinen. Door gebruik te maken van een functieaanduiding op de verbeelding is kamerverhuur toegestaan.

Hoofdgebouwen
De hoofdbebouwing is vastgelegd in bouwvlakken. Zo is de maatvoering, situering en de vorm van de hoofdgebouwen vastgelegd. Ook het maximum aantal woningen dat binnen het bouwvlak is toegestaan is op de verbeelding aangegeven. Uitbreiding van hoofdgebouwen over twee bouwlagen mag uitsluitend plaatsvinden binnen de bouwvlakken. De diepte van het bouwvlak is afhankelijk van het aantal woningen. De volgende maatvoering wordt hierbij als standaard toegepast:

Aantal woningen   Diepte bouwvlak  
drie of meer woningen   maximaal 10 meter  
twee woningen   maximaal 12 meter  
één woning en een perceelsbreedte kleiner dan 21 meter   maximaal 12 meter  
één woning en een perceelsbreedte groter of gelijk aan 21 meter   maximaal 15 meter  


In die gevallen dat de bestaande diepte van het hoofdgebouw, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand is gekomen, meer bedraagt dan bovenstaande standaard maatvoering, geldt die diepte in afwijking van de standaard als maximaal toegestaan.

Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken, erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak van het hoofdgebouw gerealiseerd worden.
De hoeveelheid te realiseren bijbehorende bouwwerken gelegen buiten het bouwvlak is in de regels opgenomen. Afhankelijk van de oppervlakte van het zij- en achterperceel mag 50%, 40% of 25% bebouwd worden tot een maximum oppervlakte van respectievelijk 75 m2, 100m2 of 150 m2.
Tevens is in de bouwregels voor bijbehorende bouwwerken een maximale goothoogte van 3,5 meter en een maximale dakhelling van 45 graden opgenomen. De bouwhoogte is gemaximaliseerd op 5,5 meter. Hiermee wordt tevens voorkomen dat boven de goothoogte van 3,5 meter nog een volwaardige bouwlaag gerealiseerd kan worden.

Begrenzing Woon- en Tuinbestemming
De algemene wijze van bestemmen gaat uit van het principe dat de voortuinen en gedeelten van zijtuinen de bestemming 'Tuin' krijgen en de resterende gronden de bestemming 'Wonen'.

De tuinbestemming is in beginsel tot op een afstand van 1 meter achter de voorzijde van het bouwvlak van de woonbestemming gelegd.

Bij hoekpercelen is, daar waar het perceel grenst aan de doorgaande openbare weg, een strook met een breedte van minimaal 3 meter bestemd als 'Tuin'. Hier mag niet worden gebouwd. Is de zijtuin breder dan 3 meter, dan is de restmaat bestemd als 'Wonen' tot de maximale breedte van 4 meter.

Goothoogte en bouwhoogte

Het reguleren van bouwvolumes kan op verschillende manieren plaats vinden. In het verleden werd hierbij in Valkenswaard het begrip goothoogte als belangrijkste factor gehanteerd. De achterliggende gedachte was een mogelijke opbouw van bouwmassa's in een hoofdvolume met daarop mogelijk een secundair volume in de vorm van een kapconstructie of daarmee vergelijkbare dakafdekking.

In deze systematiek werd de bouwhoogte of dakhelling niet geregeld, waardoor er veel vrijheid was in het vormgeven van de kapconstructie. Deze vrijheid had voordelen, met name op ontwerptechnisch gebied, maar heeft ook geleid tot excessen. Vandaar dat de raad op 2 november 2010 heeft besloten in de nieuwe bestemmingsplansystematiek naast een goothoogte ook een maximale bouwhoogte op te nemen.

De maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw is in het bouwvlak aangegeven met behulp van een maatvoeringsaanduiding. De goot- en bouwhoogte geldt voor het (deel van het) bouwvlak, waaraan het op de verbeelding gekoppeld is. Boven de maximaal toegestane goothoogte is op grond van de bouwregels nog maximaal één bouwlaag toegestaan, waarmee voorkomen wordt dat in de kap twee of meer woonlagen gerealiseerd kunnen worden.

De maximale goot-en bouwhoogte voor bijbehorende bouwwerken is opgenomen in de regels.

Aan-huis-verbonden beroepen

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn aan-huis-verbonden beroepen rechtstreeks toegestaan tot een oppervlakte van 35 m2, mits voldaan wordt aan de eisen zoals opgenomen in de specifieke gebruiksregels van de bestemming 'Wonen'. Het bevoegd gezag kan in afwijking hiervan een omgevingsvergunning verlenen tot een oppervlakte van maximaal 75 m2. Belangrijke voorwaarden daarbij zijn onder andere dat er geen ernstige of onevenredige hinder van het woonmilieu mag optreden en dat de afwikkeling van het verkeer niet nadelig wordt beïnvloed. Ook de parkeerdruk mag niet onaanvaardbaar toenemen door het aan-huis-verbonden beroep.
Het gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of onafhankelijke woonruimte is in beginsel niet toegestaan.

Wijzigingsbevoegdheid onbenutte bouwtitels

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onbenutte of deels onbenutte bouwvlakken te verwijderen of het maximum aantal wooneenheden te verminderen, indien binnen 3 jaar geen gebruik is gemaakt van woningbouwmogelijkheden.

Artikel 18 Leiding - Gas
De dubbelbestemming 'Leiding - Gas' wordt gehanteerd voor een gedeelte van het plan waar een hoge druk aardgastransportleiding is gelegen. Door deze dubbelbestemming wordt de gasleiding beschermd tegen ongewenste bouw- of aanlegactiviteiten. Op of in de gronden met deze dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Bouwwerken ten dienste van een andere ter plaatse geldende (enkel)bestemming mogen uitsluitend worden gerealiseerd, indien de belangen in verband met de leiding(en) niet worden geschaad en na een advies van de leidingbeheerder(s).

Artikel 19 Leiding - Riool
De dubbelbestemming 'Leiding - Riool' wordt gehanteerd voor een gedeelte van het plan waar een rioolleiding is gelegen. Door deze dubbelbestemming wordt de gasleiding beschermd tegen ongewenste bouw of aanlegactiviteiten. Op of in de gronden met deze dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd. Bouwwerken ten dienste van een andere ter plaatse geldende (enkel)bestemming mogen uitsluitend worden gerealiseerd, indien de belangen in verband met de leiding(en) niet worden geschaad en na een advies van de leidingbeheerder(s).

Artikel 20 Waarde - Archeologie 2
Categorie 2: Gebied van archeologische waarde. In deze gebieden is bij eerdere onderzoeken reeds aangetoond dat er concentraties archeologische resten voorkomen die als behoudenswaardig gekarakteriseerd kunnen worden. In deze gebieden is dus sprake van vastgestelde archeologische waarden. De archeologische resten op deze terreinen zijn echter minder geconcentreerd dan bij de vorige categorie en bovendien is vaak niet exact bekend waar de resten zich bevinden. Bodemingrepen zijn in principe niet toegestaan. Vanwege de aanwezige archeologische waarden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 100 m² en dieper gaan dan 0,3 meter onder maaiveld.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 3

Categorie 3: Gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern. Het gaat hier om de oude en de vermoedelijk nog oudere verschoven woonkernen en gehuchten, waar op basis van historische bronnen, oude kaarten en nog aanwezige bebouwing een hoge archeologische verwachting geldt. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Om die reden is een vergunning vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 250 m² en dieper gaan dan 0,3 m –mv.

Artikel 22 Waarde - Archeologie 4

Categorie 4: Gebied met een hoge archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Om die reden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten die groter zijn dan 500 m² en dieper gaan dan 0,3 meter of 0,5 meter bij esdek onder maaiveld. Indien nog geen oppervlakte van een totale vergraving bekend is, bijvoorbeeld bij bestemmingsplanwijzigingen, geldt de onderzoeksverplichting voor plangebieden groter dan 1.000 m2.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 5

Categorie 5: Gebied met een middelhoge archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw, en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een middelhoge archeologische verwachting. Deze zones en gebieden waren net als de gebieden met een hoge verwachting in principe geschikt voor bewoning. De kans op het aantreffen van vondsten is hier echter kleiner, doordat de dichtheid aan vindplaatsen beduidend lager is dan in de gebieden met een hoge verwachting. Om die reden is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten die groter zijn dan 2500 m² en dieper gaan dan 0,3 meter of 0,5 meter bij esdek onder maaiveld. Indien nog geen oppervlakte van een totale vergraving bekend is, bijvoorbeeld bij bestemmingsplanwijzigingen, geldt de onderzoeksverplichting voor plangebieden groter dan 5.000 m2.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 6

Categorie 6: Gebied met een lage archeologische verwachting. Het gaat hierbij om gebieden waar op archeologische en landschappelijke gronden de kans op behoudenswaardige archeologische relicten klein wordt geacht. Om die reden is een archeologisch onderzoek alleen vereist bij bestemmingsplanwijzigingen en omgevingsvergunningen t.b.v. de activiteit ruimtelijke ordening van projectgebieden die groter zijn dan 25.000 m² en dieper gaan dan 0,4 meter onder maaiveld. Ook zal bij m.e.r. plicht nader onderzoek worden verlangd.

Artikel 25 Waarde - Hydrologie

De dubbelbestemming 'Waarde - Hydrologie' wordt gehanteerd voor gronden, mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van bestaande watersystemen. Op of in de gronden met deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd. Bouwwerken ten dienste van een andere ter plaatse geldende (enkel)bestemming mogen uitsluitend worden gerealiseerd, indien rekening wordt gehouden met de aanwezige waarden en vooraf advies is gevraagd aan een onafhankelijke deskundige.

Artikel 26 Waterstaat - Waterbergingsgebied

Een deel van de gronden in het Dommeldal vormt onderdeel van het regionaal waterbergingsgebied. Een dubbelbestemming is opgenomen om de functie van de gronden voor de tijdelijke opvang van water te beschermen. Bouwen en het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is enkel toegestaan indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het waterbergend vermogen van de gronden. Het bevoegd gezag dient hierbij advies in te winnen bij het betrokken waterschapsbestuur.

7.2.3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de aanvullende, algemene regels opgenomen.

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat de bepaling om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. Het artikel is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening en is daaruit overgenomen.

Artikel 28 Algemene bouwregels
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Zo is bijvoorbeeld geregeld dat bestaande, afwijkende maten, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of latere wetgeving tot stand zijn gekomen, als maximaal toelaatbaar worden geacht. Hiermee wordt voorkomen dat afwijkende doch legaal tot stand gekomen situaties in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan.

Ondergeschikte bouwdelen
In artikel 28.2 is opgenomen, dat ondergeschikte bouwdelen bij het meten buiten beschouwing worden gelaten, mits aan een tweetal voorwaarden wordt voldaan. Er is een niet-limitatieve opsomming gegeven van ondergeschikte bouwdelen. De reden van "buiten beschouwing laten" is gebaseerd op de volgende feiten. Om de contouren van de stedenbouwkundige massa te toetsen, zijn ondergeschikte bouwdelen die niet representatief zijn voor de massa en verschijningsvorm van een gebouw, van mindere betekenis. In deze context is het niet gerechtvaardigd om in de gegeven situatie van een maatoverschrijding te spreken die niet tolerabel is.

Tot openbare ruimten worden de openbare weg en openbaar groen gerekend. Voor het garanderen van veiligheid dienen maatafwijkingen hier apart in beschouwing te worden genomen; een directe toelaatbaarheid is in deze gevallen minder gewenst.

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

In artikel 29.1 is een algemene aanduidingsregel 'attentiegebied - NNB' opgenomen. De gronden ter plaatse van deze aanduiding zijn mede bestemd voor waterhuishouding van de hierbinnen gelegen ecologische hoofdstructuur met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.

Voor waardevolle en monumentale bomen geldt dat deze overeenkomstig het gemeentelijk beleid een eigen aanduiding krijgen. In artikel 29.2 zijn verbodsbepalingen opgenomen en de voorwaarden op grond waarvan een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden in de nabijheid van waardevolle en monumentale bomen.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels
Seksinrichtingen worden middels een algemene gebruiksregel uitgesloten, zodat bijvoorbeeld een seksbioscoop of prostitutiebedrijf niet mogen voorkomen. Voor het begrip seksinrichting wordt verwezen naar de omschrijving onder artikel 1.

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het bevoegd gezag kan hierbij tevens nadere eisen stellen. De belangen van waaruit die eisen worden gesteld, zijn ook nader opgesomd in dit artikel.

Op deze algemene afwijkingsregels kan een beroep gedaan worden, waar het gaat om bijvoorbeeld bepaalde overschrijdingen met 10%, voor het oprichten van bouwwerken ter wering van geluidhinder, voor gebouwtjes ten dienste van het verkeer of openbaar nut, voor antennes en zendmasten en voor bepaalde bouwwerken op of direct nabij de openbare weg.

Artikel 32 Algemene wijzigingsregels
Op deze algemene wijzigingsregels kan een beroep gedaan worden, waar het gaat om bijvoorbeeld bepaalde overschrijdingen met 10%, voor de in het plan aangegeven bestemmingsgrens, van het beloop of het profiel van een weg, alsmede van de vorm van bouwvlakken voor zover zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering noodzakelijk en/of wenselijk is.

Artikel 33 Algemene procedureregels
In dit artikel is de procedure opgenomen die gevolgd moet worden bij het stellen van nadere eisen.

7.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 35 Overgangsrecht
De tekst uit dit artikel is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen. Het betreft een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het bestemmingsplan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

Artikel 36 Slotregel
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

 

Hoofdstuk 8 Overleg en inspraak

8.1 Overleg

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan 'Dommelen' voorgelegd aan de de daartoe in aanmerking komende instanties. De resultaten zijn in de toelichting verwerkt. In bijlage 3 is het inspraakverslag opgenomen, waarin de overlegreacties zijn samengevat en beantwoord.

8.2 Inspraak

Ingevolge de inspraakverordening is het voorontwerpbestemmingsplan 'Dommelen' voor de inwoners van de gemeente Valkenswaard en voor de in de gemeente belanghebbende natuurlijke- en rechtspersonen ter inzage gelegd vanaf 7 september 2017 tot en met 4 oktober 2017. Op dinsdag 26 september 2017 is een inloopavond georganiseerd over het voorontwerpbestemmingplan 'Dommelen'. Tijdens de inloopavond kon iedereen vrij binnenlopen voor informatie over het bestemmingsplan. Gedurende de inspraakperiode is de mogelijkheid geboden een inspraakreactie in te dienen. De resultaten zijn in de toelichting verwerkt. In bijlage 3 is het inspraakverslag opgenomen, waarin de inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Dommelen' heeft ingevolge artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening ter inzage gelegen, waarbij de gelegenheid is geboden tot het indienen van zienswijzen. Er zijn gedurende de periode van terinzagelegging 4 zienswijzen binnengekomen. De zienswijzen hebben deels geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Tevens zijn diverse ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. De Nota van zienswijzen en ambtelijke wijzigingen is als bijlage 4 bij het bestemmingsplan gevoegd.