Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.0858.BPbuitengebied-OH01

Artikel 40 Algemene afwijkingsregels

40.1 Algemeen
In afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:
  1. geringe afwijkingen van de in het plan voorgeschreven maten ten aanzien van afstand tussen woningen, van afstand tot zijdelingse perceelsgrenzen, van bebouwde oppervlakten, alsmede van de goot- en bouwhoogte van gebouwen met ten hoogste 10%;
  2. het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van het (weg-, spoorweg-, of water-) verkeer en de waterhuishouding of ten dienste van het openbaar nut - met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen -, mits deze bouwwerken geen grotere oppervlakte dan 15 m2 en geen grotere goothoogte dan 3 meter hebben;
  3. het oprichten van liftschachten en trappenhuizen als onderdeel van het hoofdgebouw tot maximaal 3 meter boven de toegelaten goothoogte voor het hoofdgebouw;
  4. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het telecommunicatieverkeer -waaronder begrepen antennes en zendmasten-, al dan niet van openbare aard, mits de bouwhoogte maximaal 40 meter bedraagt;
  5. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter wering van geluidhinder en/of luchtverontreiniging, brand- en explosiegevaar, mits de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt;
  6. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclamedoeleinden direct nabij de openbare weg, mits de bouwhoogte maximaal 2,5 meter bedraagt;
  7. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op de openbare weg die niet behoren tot de specifieke uitrusting van een weg, alsmede op openbare groenvoorzieningen, mits de bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt;
  8. het toestaan dat een bouwhoogte overschreden wordt door ondergeschikte bouwdelen met meer dan 1,5 meter tot een maximum van 5 meter, mits dit landschappelijk inpasbaar is;
In de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten behoeve van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
40.2 Mantelzorg
  1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs-)woning als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    2. het gebruik geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden oplevert, noch leidt tot beperkingen in de bedrijfsvoering van naburige bedrijven;
    3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende (bebouwings-)regeling voor bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale netto vloeroppervlakte van 100 m2.
  2. Burgemeester en wethouders winnen voorafgaande aan de afgifte van de omgevingsvergunning nadere informatie bij verzoeker in, die zeker moet stellen dat er een zorgbehoefte is, inclusief het feit dat deze naar haar aard tijdelijk is
  3. Burgemeester en wethouders stellen bij de omgevingsvergunning nadere eisen, die zijn gericht op eindigheid en intrekking van de omgevingsvergunning, zodra de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
40.3 Ten behoeve van kleinschalige logiesaccommodaties
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kleinschalige logiesaccommodaties bij een (bedrijfs-)woning, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de accommodatie ruimte biedt aan maximaal 10 personen tegelijkertijd per nacht;
  2. de aanvrager een nachtregister bij houdt;
  3. er geen sprake is van permanent verblijf;
  4. ruimte is voor parkeren op eigen terrein conform de gemeentelijke parkeernormen;
  5. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden (van het gebouw of complex) dienen behouden te blijven;
  6. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;  
  7. de omgevingsvergunning mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- of leefklimaat;
  8. de omgevingsvergunning heeft geen nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of voor woningen;
  9. er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen tegen het gebruik voor kleinschalige logiesaccommodaties, waarbij rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden, die samenhangen met de betreffende locatie.
40.4 Ten behoeve van routegebonden horeca
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het toestaan van routegebonden horeca. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
  1. De activiteit mag uitsluitend plaatsvinden op eigen terrein.
  2. Het parkeren van auto’s en het plaatsen van fietsen en andere vervoermiddelen dient eveneens op eigen terrein plaats te vinden.
40.5 Ten behoeve van paardenbakken buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten behoeve van het oprichten van een paardenbak buiten een bouwvlak binnen de bestemmingen agrarisch en agrarisch met waarden onder voorwaarden dat:
  1. het betreft de realisatie van een paardenbak bij een woning met de bestemming Wonen of een paardenbak bij een paardenhouderij;
  2. de paardenbak wordt op een afstand van maximaal 3 meter van het bouwvlak gesitueerd, dit met uitzondering van paardenhouderijen;
  3. de afstand tot een (bedrijfs-)woning van een derde minimaal 50 meter bedraagt;
  4. per woning met de bestemming Wonen is maximaal één paardenbak toegestaan; 
  5. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing.
  6. de paardenbak in overeenstemming is met de gemeentelijke beeldkwaliteitseisen.