Plan:
Blaak West 2007
Status:
onherroepelijk
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Functies

De op de plankaart als "Groen" aangegeven gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;
  2. speelvoorzieningen;
  3. recreatief medegebruik en evenementen;
  4. geluidwerende voorzieningen;
  5. voorzieningen ten dienste van de verblijfsfunctie;
  6. fiets- en voetpaden;
  7. parkeer- en stallingsvoorzieningen;
  8. bouwwerken van openbaar nut.
3.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding:

  1. dagrecreatieve voorzieningen (dr);

zijn de voor "Groen" aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij aangegeven functie(s).

3.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De op de plankaart voor "Groen" aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. terrassen, (wekelijkse) markten, standplaatsen voor kramen, alsmede voor incidentele activiteiten, zoals kermis, circus, (sport)evenementen, rommelmarkten, braderieën, buurtfeesten, fancy fairs, festivals, stadspromotionele activiteiten e.d.;
  2. bouwwerken, geen gebouw zijnde,
  3. objecten voor beeldende kunst;

voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 3.1.1 en 3.1.2 genoemde functies.

3.2 Bouwvoorschriften
3.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsvoorschriften, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven hoofdbebouwingsvlak worden gebouwd;
  2. het bebouwingspercentage binnen het hoofdbebouwingsvlak mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het op de plankaart aangegeven maximum;
  3. de goot- en bouwhoogte binnen het hoofdbebouwingsvlak mag niet meer bedragen dan het op de plankaart aangegeven maximum;
  4. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van kunstwerken en voorzieningen ten behoeve van de geleding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan hiervoor op aantoonbare wijze noodzakelijk is;
  2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  3. de hoogte van sport- en speeltoestellen en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen ten hoogste 5 meter bedragen, met uitzondering van de percelen gelegen binnen de aanduiding "dr".
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedurevoorschriften in 22.4 nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de ruimtelijke of landschappelijk inpassing;
    3. de verkeersveiligheid;
    4. de sociale veiligheid;
    5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
3.4 Vrijstelling van de bouwvoorschriften
3.4.1 Vrijstelling voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 en de vrijstellingsvoorwaarden in 3.4.3 vrijstelling te verlenen van:

  1. het bepaalde in 3.2.3 onder c voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde die naar hun aard en functie toelaatbaar zijn binnen de bestemming zoals reclametoestellen, draagconstructies voor reclame, zend- en ontvangstinrichtingen, sirenes, abri's, lichtmasten e.d.
3.4.2 Vrijstelling voor overschrijding van de voorgevelrooilijn vanuit aangrenzende bestemmingsvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, om met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1 en de vrijstellingsvoorwaarden in 3.4.3, vrijstelling te verlenen voor de overschrijding van de voorgevelrooilijn van een hoofdbebouwingsvlak in een aangrenzend bestemmingsvlak voor:

  1. ondergeschikte delen van een bouwwerk;
  2. bouwwerken welke binnen het aangrenzende bestemmingsvlak middels vrijstelling t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf zijn toegestaan;

met dien verstande dat:

  1. niet lager wordt gebouwd dan 4,20 meter boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,50 meter breedte ter weerszijden van die rijweg;
  2. niet lager wordt gebouwd dan 2,20 meter boven de hoogte van een ander deel van de weg en voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt.
3.4.3 Vrijstellingsvoorwaarden

De in artikel 3.4.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  1. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;
  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
  3. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  4. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksvoorschriften
3.5.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming, behoudens vrijstellingen die op grond van deze voorschriften zijn verleend.

3.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  1. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  2. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  3. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  4. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.
3.5.3 Toegestaan afwijkend gebruik

Incidenteel - op basis van een daartoe verleende evenementenvergunning - van de bestemming groen afwijkend gebruik t.b.v. zomeractiviteiten, spelen, theater, festival, kermis, e.d. is toegestaan.

3.5.4 Vrijstelling voor meest doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 22.1vrijstelling van het bepaalde in artikel 3.5.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.