direct naar inhoud van Regels

Buitengebied West, 2e wijziging (Ecologische verbindingszones Oude Leij en Groote Leij)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0855.WYZ2017005-e001
Plantype: bestemmingsplan

Toelichting

 

 

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.2 Het plangebied

1.3 Voorgaande plannen

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Ruimtelijke structuur

2.2 Planbeschrijving

2.3 Toetsing aan wijzigingsvoorwaarden

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Inleiding

3.2 Rijk

3.3 Provincie

3.4 Gemeente

Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders

4.1 Inleiding

4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg

4.3 Groen en speelruimte

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Inleiding

5.2 Milieuhinder bedrijven

5.3 Externe veiligheid

5.4 Geluid

5.5 Lucht

5.6 Geur

5.7 Natuur en ecologie

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

Hoofdstuk 7 Opzet planregels

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie en overleg

9.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro

9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

9.3 Omgevingsdialoog

9.4 Zienswijzen

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

het ontwerp bestemmingsplan bevatte 2 ecologische verbindingszones te weten de Oude Leij en de Groote Leij. Tegen het ontwerp bestemmingsplan is een zienswijze ingediend. Dit heeft er toe geleid dat de wijziging van de bestemming voor de ecologische verbindingszone Oude Leij vooralsnog niet door kan gaan. Daarom is alle informatie over de Oude Leij uit dit plan verwijderd. Helaas kan de naam van dit plan niet gewijgid worden omdat dit zo als ontwerpplan ter inzage heeft gelegen.

 

1.1 Aanleiding

In 2015 hebben de gemeente Tilburg en Waterschap Brabantse Delta in gezamenlijkheid een bidbook opgesteld ter voorbereiding op de realisatie van vijf ecologische verbindingszones in Tilburg West. Dit bidbook is ambtelijk vastgesteld en betreft de volgende deelgebieden:

 

Dit wijzigingsplan maakt de aanleg van de ecologische verbindingszone Groote Leij planologisch mogelijk.

 

 

1.2 Het plangebied

Het plangebied omvat de ecologische verbindingszone (hierna: evz) langs de Groote Leij. Het plangebied voor de evz De Groote Leij ligt in het uiterste zuidwesten van de gemeente Tilburg tussen de kruising Burgemeester Letschertweg met de A58 en een duiker onder de Burgemeester Letschertweg.

 

 

 [image]

 

Ligging plangebied

 

1.3 Voorgaande plannen

Dit bestemmingsplan wijzigt ter plaatse van de evz Groote Leij het bestemmingsplan 'Buitengebied West', vastgesteld op 12 oktober 2009. In dit bestemmingsplan heeft de locatie de bestemming 'agrarisch'. Het voorliggende plan vindt zijn juridische grondslag in de in artikel 3.6.3 van genoemd moederplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid.

 

 

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

 

2.1 Ruimtelijke structuur

De evz De Groote Leij bevindt zich parallel aan de oostzijde van de N260 aan de noordzijde van de A58. De Groote Leij doorsnijdt op deze locatie een landbouwgebied (hoofdzakelijk akkerpercelen).

Aan de noordzijde van het gebied, vlak voor de onderdoorgang van de N260, komen de Groote Leij en de Hultensche Leij bij elkaar. Nabij de A58 zijn de oevers steil en hoog. Bij de onderdoorgang van de Hultenseweg zijn faunapassages gerealiseerd. De oevers in de huidige situatie zijn smal en begroeid met riet en enkele grassen en kruidachtige van voedselrijke milieus. Deze EVZ sluit aan bij de al gerealiseerde EVZ langs de Groote Leij ten zuiden van de A58. In het gebied ten oosten van de N260 is de ontwikkeling van het bedrijventerrein Wijkevoort voorzien.

2.2 Planbeschrijving

Hieronder volgt een beschrijving van de werkzaamheden die plaats gaan vinden om de evz te realiseren.

 

Evz Groote Leij

De uit te voeren werkzaamheden bestaan minimaal uit:

 

Eindresultaat bestaat uit een geschikte EVZ met een omvang van 6,73ha. De EVZ bij de Groote Leij bestaat uit een strook van ongeveer 75m.

 

Afwijkingen ten opzichte van het Natuur Beheer Plan en de ambitiekaart van de provincie Noord Brabant:

Voor de Groote Leij geldt volgens de provincie een breedte van 25m. Aangezien deze EVZ in de toekomst ingeklemd zit tussen de N260 en het stedelijk gebied van de ontwikkeling Wijkevoort, is een brede en robuuste strook wenselijk. Vandaar de keuze om bewust in te zetten op een 75m brede strook in plaats van een 25m brede strook. Dit wijzigingsplan maakt de aanleg van een evz van 25 meter mogelijk. In het kader van de ontwikkeling van het bedrijventerrein Wijkevoort zal de totale breedte van de evz bestemd worden tot natuur.

 

Het eigendom en het beheer van deze EVZ ligt bij de gemeente Tilburg en het Waterschap Brabantse Delta. De exacte verdeling van de verantwoordelijkheden wordt op een nader tijdstip vastgelegd.

 

Toelichting en motivatie bij het inrichtingsplan:

Tussen de A58 en de Hultenseweg komt een vispassage ter vervanging van de stuw ten zuiden van de A58. Qua breedte en inrichting sluit de EVZ van de Groote Leij aan bij de al gerealiseerde EVZ in Gilze aan de zuidzijde van de A58. De duiker onder de A58 is voorzien van een loopstrook.

 

Voor een schets van de toekomstige inrichting van de evz wordt verwezen naar de bijlage "Uitreksel uit projectplan EVZ Tiburg West". Aangetekend wordt dat bij het projectplan er nog van uitgegaan werd dat de Groote Leij in het kader van de ontwikkeling van het bedrijventerrein Wijekevoort verlegd zou worden. Dat is niet het geval. De Groote Leij blijft op de huidige plaats liggen. De inrichtingswerkzaamheden zoals beschreven in het projectplan worden uitgevoerd op de plaats waar de Groote Leij nu ligt.

2.3 Toetsing aan wijzigingsvoorwaarden

In het bestemmingsplan Buitengebied West staat in artikel 3.6.3 de wijzigingsmogelijkheid naar de bestemming Natuur.

 

De wijzigingsbevoegdheid luidt:

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming ten behoeve van natuur ten behoeve van het behoud en/of de ontwikkeling van bos en/of natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie buiten de Ecologische HoofdStructuur (EHS).

  2. de wijziging pas plaatsvindt op aanvraag van de eigenaar of nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.

 

Ad a. De aanleg van de natuur past in het streven om de ecologische verbindingszone te realiseren zoals overeengekomen tussen de gemeente Tilburg en het Waterschap Brabantse Delta en past in het provinciaal en gemeentelijk beleid (zie hierna).

 

Ad b.Bij de Groote Leij zijn de gemeente Tilburg en Waterschap Brabantse Delta eigenaar van de benodigde grond. Hier wordt dus voldaan aan de voorwaarde.

 

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

 

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

3.2 Rijk

 

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), die gestoeld is op de SVIR. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als Mainportontwikkeling Rotterdam, de grote rivieren, het kustfundament en de Waddenzee en het Waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is in 2012 uitgebreid met de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Daarmee is de juridische verankering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) nagenoeg compleet. In het Barro staat aan welke regels (rijksbelangen) de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan. In het verlengde van het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) van kracht. Deze regeling bevat o.a. een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart en een aanwijzing van reserveringsstroken ten behoeve van uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet.

3.3 Provincie

 

3.3.1 Structuurvisie

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten.

In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.

De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen. Dat zijn:

 

Inhoud van de Structuurvisie

 
Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinciale filosofie is: ‘Samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

Deel B

In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.

 
Deel C

Deel C betreft het deel van de Interimstructuurvisie, dat vanaf 1 januari 2011 van kracht blijft. Het is de onderbouwing voor locatiekeuze, nut en noodzaak van de concrete ontwikkelprojecten Logistiek Park Moerdijk (LPM) en Agro & Food Cluster West-Brabant (AFCWB).

Uitwerking van de Structuurvisie

 

De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. In de uitwerking beschrijft de provincie twaalf Brabantse landschapstypen. Voor elk landschapstype geeft zij de kenmerkende landschapskwaliteiten en haar ambitie om deze kwaliteiten te versterken bij nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wil de provincie gemeenten en initiatiefnemers stimuleren om de kwaliteit van het Brabantse landschap te versterken. De Uitwerking gebiedspaspoorten is niet verplichtend, maar biedt een handreiking. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij.
Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.

3.3.2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2014

Provinciale Staten van Noord Brabant hebben in hun vergadering van 10 juli 2015 de Verordening ruimte 2014 opnieuw vastgesteld. Deze verordening is op 15 juli 2015 in werking getreden.

In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. In tegenstelling tot de provinciale Structuurvisie bindt de Verordening ruimte de gemeenten wèl rechtstreeks.

 

Relatie met de structuurvisie

De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.

 

Inhoud

Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:

Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.

 

Wijzigingen en ontheffingen

In de verordening is voor een aantal onderwerpen de mogelijkheid opgenomen om de grens van een gebied te wijzigen. Daarnaast is er een algemene ontheffingsmogelijkheid opgenomen. Ook kunnen gemeenten om wijziging van de begrenzing van gebieden verzoeken, zonder dat de verordening daarvoor regels stelt: de jaarlijkse actualisering.

 

Conclusie

De Evz Groote Leij ligt binnen de structuur Gemengd Landelijk gebied, met de aanduidingen zoekgebied voor verstedelijking, stedelijk concentratiegebied, behoud en herstel water systemen en ecologische verbindingszone. De aanleg van de evz past binnen deze structuur en aanduidingen.

 

De aanleg van de evz past in het provinciaal beleid en regels.

3.4 Gemeente

 

3.4.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.

De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

 

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:

 

Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking

Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.

Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.

Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.

Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.

De vier stedelijke knooppunten:

 

De drie stadsregionale parken zijn:

 

De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad

Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.

De drie stedelijke knooppunten zijn:

 

De twee ecologische verbindingszones:

 

De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.

Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

 

Functie van de Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in

het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.

 

Toesting aan Omgevingsvisie

M.b.t. de evz Groote Leij geldt dat dit ligt in de knoop Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant. Hier is een bedrijventerrein voorzien met de aanleg van de ecologische verbindingszones Groote Leij en Hultensche Leij.

 

Conclusie

De aanleg van de evz past in de Omgevingsvisie.

 

Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders

 

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg

 

4.2.1 Aanleiding

Voor het gebied Wijkevoort wordt een nieuw bestemmingsplan ontwikkeld. Het vormt nu nog onderdeel van het vigerende beheerplan Tilburg West. Het gebied zal transformeren tot bedrijventerrein en binnen het plan zullen op de plaats van de Groote Leij en de Hultense Leij twee EVZ-zones worden gerealiseerd in de voormalige beekdalen.

 

4.2.2 Beleidskader

De Wet op de archeologische monumentenzorg ( Wamz) uit 2007 is een raamwet die regelt hoe Rijk, provincie en gemeente bij ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet beoogt het archeologische erfgoed te beschermen. Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in- als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.

Enkele van de uitgangspunten van deze wet zijn:

 

Initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen moeten in een vroegtijdige stadium aangeven hoe met eventuele archeologische waarden bij bodemverstorende ingrepen zal worden omgegaan. Dit houdt in een verplichting tot vooronderzoek bij werkzaamheden die de bodem gaan verstoren en eventuele maatregelen om behoudenswaardige archeologische resten te beschermen door deze op te graven of in de bodem te behouden, tenzij deze niet zijn aangetroffen, of niet behoudenswaardig zijn gebleken.

 

Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 (Mw), die deel uitmaakte van de Wamz, voor een deel opgegaan in de Erfgoedwet (Ew). Een ander deel blijft voorlopig van kracht en wordt later opgenomen in de Omgevingswet (Ow).

 

Het gemeentelijk archeologiebeleid is gestoeld op de gemeentelijke nota 'Grond voor het verleden' (2007).

 

Onderstaande paragraaf is gebaseerd op de onderzoeksresultaten van een in 2017 uitgevoerd onderzoek. Hier wordt volstaan met een samenvattende beschrijving. Voor gedetailleerde informatie wordt verwezen naar het onderzoeksrapport van RAAP uit 2017.

 

Bronnen:

4.2.3 Historische geografie plangebied

Cultuurlandschap en infrastructuur Groote Leij en Hultensche Leij (zie bijlagen 1 en 2)

 

Wijkevoort en omgeving kenmerken zich in hoofdlijn door de ‘bewoningseilanden’ van Vossenberg en Wijkevoort en omgeving kenmerken zich in hoofdlijn door de ‘bewoningseilanden’ van Vossenberg en Berkeind; van Hulten-Heikant en Klein Tilborg en een rand van Nerhoven. Het gaat daarbij om:

 

De beekdalen van de Groote Leij en de Hultensche Leij omsluiten het nederzettingslandschap van Wijkevoort. De (gegraven) waterlopen dateren al van voor 1832. De dalen zelf betreffen laat-Pleistocene smeltwaterdalen. Tot in de 20e eeuw was er vooral in het brede beekdal van de Groote Leij bij Nerhoven sprake van een kleinschalige verkavelingsstructuur met perceelrandbeplanting, waarvan de oorsprong in de Late Middeleeuwen kan liggen. Vanaf de 12e eeuw werden op het Brabantse zand veel beekdalen geprivatiseerd en ingericht. Het beekdal van de Hultensche Leij was smaller en de inrichting daardoor ook veel minder planmatig. Pas tegen de Tweede Wereldoorlog was de heide in de oksel van beide beekdalen ontgonnen.

Al vanaf de vroege 20e eeuw begon de karakteristieke structuur van de beekdalen, die veel betekende voor de landschappelijke geleding van het plangebied als geheel, te vervagen. Voordat ook hier vermoedelijk een ruilverkaveling werd uitgevoerd, was er van de oude (verkavelings)structuur al niet veel meer over. Mede door het magere reliëf zijn de beekdalen van Hultensche en Groote Leij in het huidige landschap niet meer als een vork van twee beekdalen te herkennen. De recente aanleg van de Burgemeester Letschertweg heeft zeker aan deze onherkenbaarheid bijgedragen.

 

De historische infrastructuur op een lokaal schaalniveau was in de eerste plaats bedoeld om nederzettingen te ontsluiten, waarbij doorgaans de hogere gronden werden gebruikt. We zien dat in Wijkevoort mooi terug, met een stelsels van wegen op de bewoningseilanden van Nerhoven, Vossenberg en Hulten-Heikant. Slechts enkele wegen (zoals Wijkevoort en de Hultenscheweg) doorsneden de beekdalen die de bewoningseilanden van elkaar scheidden en verbonden deze stelsels met elkaar. Hiervan gaat een aantal mogelijk terug op een zeer oud wegenpatroon. Een deel ervan is verloren gegaan, maar het tracé van diverse van deze oude wegen en paden is nog herkenbaar in het huidige wegenpatroon. Wat opvalt is dat feitelijk de hele wegenstructuur vóór 1832 al ‘af’ was.

 

Waardering historisch cultuurlandschap

Tussen 1832 en 1955 is er op dit gebied niet veel veranderd. Daarna is relatief veel van de structuur verdwenen, deels door opschaling van de verkaveling, deels door aanleg van de A58 die dwars door het gebied loopt. Daardoor is de fijnmazige dooradering van het landschap het nodige geweld aangedaan. Met name door de schaalvergroting van het landschap, versterkt door de ruilverkaveling, en door de aanleg van de zandwinningsplas ’t Wijckermeer, heeft het gebied veel aan kwaliteit ingeboet. De beekdalen van de Groote Leij en Hultensche leij, zijn in het huidige landschap nog weinig pregnant aanwezig.

De landschappelijke structuur van het EVZ-gebied Oude Leij is, ondanks de vervaging van de landschappelijke contrasten tussen heideontginning langs de oostkant van de waterloop en het ontgonnen beekdal, beter herkenbaar dan bij de voornoemde dalen van de Groote- en Hultensche Leij. Het is daarom als zodanig door RAAP - ondanks enige aantasting door uitbreiding van bebouwing - cultuurhistorisch hoog gewaardeerd (RAAP-rapport p 113).

De voorgenomen EVZ-inrichtingswerkzaamheden kunnen bijdragen aan een meer herkenbaar karakter van de beekdalen.

 

Geen wettelijk beschermde monumenten

In het plangebied Wijkevoort en speciaal de zones van de Groote Leij, de Hultense Leij en de Oude Leij, bevinden zich op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening gemeente Tilburg geen beschermde archeologische of gebouwde monumenten. Alleen het aan de (noord)oostkant van de Oude Leij gelegen jachthuis De Dongestroom (1880) is een Rijksmonument. Deze ligt buiten het plangebied.

4.2.4 Archeologie

Op basis van een in 2008 uitgevoerd bureauonderzoek was voorheen aan het plangebied Wijkevoort een middelhoge archeologische verwachting toegekend. De beekdalen van de Groote Leij en de Hultensche kregen het predicaat ‘basisverwachting’. In het vigerende bestemmingsplan hebben de beekdalen, destijds geen dubbelbestemming Waarde-Archeologie gekregen. Het gebied rondom de Oude Leij daarentegen, kent in het vigerende bestemmingsplan wel een dubbelbestemming Waarde-Archeologie.

Inmiddels zijn er nieuwe inzichten aangaande de archeologische potentieel van beekdalen. In het recente onderzoek van RAAP, is daarmee rekening gehouden.

 

De archeologische waarden en -verwachtingen in het gebied zijn weergegeven op de Archeologische Verwachtingskaart (zie bijlage 2 Bijlagen cultuurhistorie en archeologie). Deze kaart heeft als basis gediend voor het toekennen van een archeologische dubbelbestemming aan terreinen in het bestemmingsplan Wijkevoort en EVZ Groote Leij / Hultensche Leij (zie bijlage Bijlagen cultuurhistorie en archeologie). Hieronder volgt een korte samenvatting:

 

In plangebied Wijkevoort en directe omgeving bevinden zich slechts enkele bekende archeologische vindplaatsen. In de eerste plaats liggen in de noordwesthoek van het plangebied , in het beekdal van de Groote Leij, nabij de Prinsenhoef, twee zogenaamde terreinen van hoge archeologische waarde. De waarde daarvan is in het Archeologisch Informatiesysteem Archis van de Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed (RCE) toegekend op basis van een oude vondst van een vroegmiddeleeuws (Merovingisch) potje van aardewerk, waarvan de vindplaats in de jaren zestig van de vorige eeuw is geïnterpreteerd als een mogelijk Merovingisch grafveld. (AMK-nummer 2099). Op het andere terrein dat daarop aansluit, maar net buiten de plancontour (AMK-nummer 14922), is door de Rijksdienst in de negentiger jaren een booronderzoek uitgevoerd. Hierbij werd een rechthoek van grachten aangetoond dat heeft doen vermoeden dat het om een Laatmiddeleeuwse omgrachte hoeve (een zogenaamde moated site) gaat. Een in de jaren veertig in de omgeving gevonden plaggenput stamt vermoedelijk uit dezelfde periode. Beide fenomenen kunnen in verband worden gebracht met de nabijgelegen Prinsenhoef.

 

De beekdalen zijn herwaardeerd. In de beekdalen kunnen archeologische fenomenen voorkomen zoals rituele deposities, afvaldumps van oudtijdse bewoners die op de flanken van het beekdal leefden en resten van tijdelijke kampementen van jagers/verzamelaars uit de steentijd. De zones van de historische oversteekplaatsen hebben een grotere kans op het aantreffen van resten van (houten)bruggen, wegen, en allerlei (rituele) deposities die vooral op deze locaties kunnen voorkomen. De aanwezigheid en ouderdom van dergelijke fenomenen is vooralsnog onbekend.

 

In de omgeving verder verwijderd van de beekdalen zijn tijdens de archeologische veldkartering van RAAP twee nieuwe vindplaatsen aan het licht gekomen: de eerste betreft de vondst van een drietal vuurstenen artefacten uit de oude steentijd (Midden Paleolithicum, ca 250.000 – 35.000 jaar geleden). Deze bevonden zich verspreid over enkele tientallen meters in een laag met oude rivierafzettingen. De betekenis van het voorkomen van de voorwerpen op deze locatie is nog niet duidelijk en vraagt om nader onderzoek.

Een laatste vindplaats, die zich kenmerkt als een plek waar baksteenpuin, beton en een ijzeren huls zijn gevonden, duidt mogelijk op de locatie van een Duits afweergeschut uit de Tweede Wereldoorlog.

 

Onderzoeksplicht archeologie EVZ:

Op de archeologische advieskaart (Bijlagen cultuurhistorie en archeologie) zijn -behalve de terreinen met archeologische vindplaatsen - landschappelijke zones aangeduid waaraan een archeologische verwachtingswaarde is toegekend. Van dergelijke terreinen zijn nog geen vondsten bekend, maar is er een bepaalde kans op het aantreffen van archeologische resten als er gegraven wordt.

 

Aard onderzoek

Ten behoeve van de creatie van ecologische verbindingszones in de beekdalen zal binnen een strookbreedte tot 75m (Groote Leij) het nodige grondverzet plaatsvinden (aanleg poelen, afgraven nutriëntrijke toplaag, aanleg flauwe oevers, vispassages, zandbultjes, beplanting). Deze werkzaamheden zullen naar verwachting de ondergrenzen onderzoeksplicht overschrijden. Derhalve is een nader onderzoek noodzakelijk, te beginnen met een verkennend booronderzoek voorafgaand aan de werken. Mede op basis van de resultaten daaruit, wordt besloten waar (bij welke ingrepen) en op welke wijze een vervolgonderzoek moet gaan plaatsvinden. Dit kan gebeuren op basis van een archeologische begeleiding, proefsleuvenonderzoek, opgraving van aangetroffen fenomenen. Bij bijzondere vindlocaties kan overwogen worden de resten duurzaam te behouden, door de voorgenomen graafwerkzaamheden te verplaatsen en de vindplaats af te dekken.

De aard van het (voor)onderzoek dient in het kader van een aanvraag omgevingsvergunning te worden afgestemd met de gemeentelijk deskundige archeologie.

 

Bestemmingsplan -categorie

Waarde archeologie

omschrijving

Oppervlakte-ondergrens

Diepte-ondergrens

WR-A 1

terrein van hoge archeologische waarde

100m²

0,3m1

WR-A 1

terrein van archeologische waarde (beekdalpassage)

100m²

0,3m1

WR-A 1

terrein met archeologische verwachting hoog

100m²

0,3m1

WR-A 2

terrein met archeologische verwachting middelhoog (nat, beekdal)

2500m²

0,3m1

 

4.3 Groen en speelruimte

 

4.3.1 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;

  2. het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);

  3. het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

4.3.2 Nota biodiversiteit

Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.

De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de

mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.

Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.

In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.

 

Doelstellingen nota biodiversiteit

  1. De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.

In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.

  1. Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.

Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.

  1. In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.

Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.

 

De aanleg van de ecologische verbindingszone draagt bij aan de biodiversiteit in de gemeente Tilburg.

 

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

 

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

5.2 Milieuhinder bedrijven

Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen, omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf.

De nieuwe functie (Natuur) is niet relevant voor de aspecten, externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit en/of geur. De functie is ook niet milieubelastend, daarom heeft er geen inventarisatie plaatsgevonden van omliggende bedrijvigheid en hoeft het aspect "Bedrijven en Milieuzonering" niet verder onderbouwd te worden.

5.3 Externe veiligheid

Gezien de aard van de functie (natuur), waarbij geen personen langdurig aanwezig zullen zijn en het ontbreken van (beperkt) kwetsbare objecten is het niet noodzakelijk om een onderbouwing voor externe veiligheid op te stellen.

5.4 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

In het plan komen geen geluidgevoelige functies voor, de Wet geluidhinder is hier dan ook niet van toepassing en een verdere motivatie/onderbouwing is niet noodzakelijk.

5.5 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand gehouden moet worden.

De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van de functie natuur. Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.

5.6 Geur

In het plangebied komen geen geurgevoelige functies en geen geurbelastende functies voor. Daarom is een onderbouwing voor dit aspect niet noodzakelijk en mag dit achterwege gelaten worden.

5.7 Natuur en ecologie

Wettelijke kaders

De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.

Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.

Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:

 

Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.

 

Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.

 

Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

 

Analyse plangebied

Voor de ontwikkeling van evz Groote Leij zijn natuuronderzoeken uitgevoerd in het kader van de gebiedsontwikkeling Wijkevoort. Hierbij is de Groote Leij en de ruime omgeving geïnventariseerd op het voorkomen van flora en fauna (Eelerwoude, 2016). In voorliggende paragraaf is op basis van deze inventarisatie een effectenbeoordeling gemaakt.

 

Natura 2000-gebieden

Het deelgebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Regte Heide & Riels Laag op 4,6km afstand van de Oude Leij en 6,1km van de Groote Leij. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.

 

Natuurbescherming in Verordening Ruimte 2014

Het deelgebied maakt onderdeel uit van het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur), zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. De geplande ontwikkeling bestaat uit de realisatie van het Natuurnetwerk op de betreffende locaties. De ontwikkeling past daarmee binnen de natuurdoelstellingen van de Verordening Ruimte.

 

Soortenbescherming

In het gebied zijn begroeiingen aanwezig waar vogels in kunnen nestelen, in de vorm van ruigtebegroeiingen en bosschages. Het gaat daarbij om vogelsoorten waarvan de nesten uitsluitend gedurende de broed- en nestperiode beschermd zijn. Vaste, jaarrond beschermde nesten zoals roofvogel- en roekennesten zijn niet aanwezig. Negatieve effecten op broedende vogels dienen te worden voorkomen door begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen te verwijderen buiten het broedseizoen. De periode van 15 maart tot 15 juli wordt over het algemeen beschouwd als broedseizoen. De Wet Natuurbescherming kent echter geen standaardperiode voor het broedseizoen, het gaat erom of er een broedgeval is. De genoemde periode kan daarom slechts als vuistregel worden gehanteerd.

Voor overige soortgroepen geldt dat het plangebied uitsluitend geschikt is als vaste rust- en verblijfplaats van soorten van algemeen vrijgestelde soorten. Tenslotte is voor alle soorten de wettelijke zorgplicht voor flora en fauna van kracht. In het kader van de zorgplicht wordt aanbevolen om eisen en voorwaarden uit de natuurtoets op te nemen in een ecologisch werkprotocol. Het ecologisch werkprotocol kan bij het bestek worden opgenomen.

 

Conclusie

Vanuit de wettelijke gebiedsbescherming van Natura 2000-gebieden zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Ook vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden.

Het bestemmingsplan kan in overeenstemming met de wettelijke soortenbescherming worden uitgevoerd, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen worden verwijderd buiten het broedseizoen. Vanuit de wettelijke zorgplicht wordt aanbevolen om eisen en voorwaarden uit de natuurtoets op te nemen in een ecologisch werkprotocol. Het ecologisch werkprotocol kan in het bestek worden opgenomen.

 

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

Waterschap Brabantse Delta en de gemeente Tilburg werken samen aan de ontwikkeling van 5 ecologische verbindingszones in het westen van de gemeente Tilburg. Voor de Groote Leij is een wijzigingsplan nodig waarin de bestemming 'agrarisch' wordt gewijzigd in 'natuur'. Het wijzigingsplan heeft enkel planologische gevolgen en geen effecten op de waterhuishouding in het gebied. In het wijzigingsplan is daardoor geen uitgebreide inhoudelijke waterparagraaf nodig.

 

Uiteraard heeft de aanleg van de EVZ wel gevolgen voor de waterhuishouding. Dit wordt echter in een ander traject, in samenwerking met het waterschap, uitgevoerd.

 

Aangezien dit wijzigingsplan geen effecten heeft op de waterhuishouding in het gebied is er voor gekozen een sterk verkort watertoetstraject te doorlopen. Het waterschap heeft dan ook geen voorlopig wateradvies verstrekt. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets, wordt dan ook (direct) verstrekt bij de terinzagelegging.

 

Hoofdstuk 7 Opzet planregels

De indeling en inhoud van de regels bij dit wijzigingsplan en van het moederplann bestemmingsplan Buitengebied West zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 IInformatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

 

Bij dit wijzigingsplan worden de regels van het bestemmingsplan Buitengebied West van toepassing verklaard.

 

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

De kosten voor de aanleg van deze evz worden deels betaald uit subsidie van de provincie Noord-Brabant.

 

De niet subsidiabele kosten worden betaald voor 40% door Waterschap Brabantse Delta en 60% door de gemeente Tilburg.

 

Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is, het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk is, is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.

Het plan is economisch uitvoerbaar.

 

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie en overleg

 

9.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende wijzigingsplan gepubliceerd op 15 december 2017 in het Gemeenteblad.

 

9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het concept- wijzigingsplan is verzonden naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties te weten aan de Provincie Noord-Brabant Directie ROH. De Provincie heeft op 22 februari 2018 meegedeeld dat het concept wijzigingsplan geen anleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

9.3 Omgevingsdialoog

Aangezien de omliggende gronden eigendom zijn van de gemeente heeft er geen omgevingsdialoog plaats gevonden.

 

9.4 Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan Buitengebied West, 2e wijziging (Ecologische Verbindingszones Oude Leij en Groote Leij) heeft van maandag 2 april 2018 tot en met maandag 14 mei 2018 ter inzage gelegen voor zienswijzen. Zienswijzen konden worden ingediend door belanghebbenden. Bij de gemeente is gedurende de periode van tervisielegging één zienswijze ingekomen. De zienswijze is tijdig ingekomen en ingediend door de eigenaar van de gronden langs de Oude Leij (dus belanghebbende) en zodoende ontvankelijk.

De ingediende zienswijze is van de eigenaar van gronden langs de Oude Leij. Deze geeft aan dat de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone op zijn gronden niet aan de orde kan zijn omdat er geen overeenstemming hierover met hem is.

De zienswijze is gegrond omdat één van de voorwaarden voor wijziging van de bestemming is dat in voldoende mate verzekerd is dat de eigenaren mee werken. Nu dat niet zo is kan de bestemming voor dit deel (ecologische zone Oude Leij) niet gewijzigd worden. Dit deel is dan ook uit dit wijzigingsplan gehaald. De gemeente blijft streven naar aanleg van de ecologische verbindingszone langs de Oude Leij