direct naar inhoud van Regels

Buitengebied Zuidwest, 2e wijziging (natuurontwikkeling Leijkant)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0855.WYZ2016005-e001
Plantype: wijzigingsplan

Toelichting

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1 Wijzigingsplan aanleiding tot planontwikkeling

Bij besluit van het college van burgemeester en wethouders is op 15 januari 2013 een gedeelte van de gronden in het gebied Kwaden Hoek al gewijzigd in natuur. Dit ten behoeve van aanleg van een nieuw landgoed aan het Zandeind in Riel, een opgave in het kader van het natuurbeleid de Groene Mal, en de compensatieverplichtingen uit twee bestemmingsplannen. Destijds is aangegeven dat de overige gronden in de Kwaden Hoek op een later tijdstip gewijzigd worden in een natuurbestemming.

 

Op 22 novermber 2016 is er een verzoek ingediend om wijziging van het bestemmingsplan voor de overige 5,45 hecatere nieuwe natuur die gelegen zijn in de Kwaden Hoek. Het betreft de percelen sectie E, nrs. 02081, 02109, 02218 en 02219 (gedeeltelijk). De natuur wordt aangelegd in het kader van 'Groen rondom de stad'.

 

Momenteel hebben de percelen op basis van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied Zuidwest" de bestemming 'Agrarisch met Waarden-2'. Deze bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur'.

1.2 Moederplan

Dit wijzigingsplan wijzigt een klein gedeelte van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidwest, vastgesteld op 26 februari 2010 en onherroepelijk geworden op 2 februari 2012. Art. 5.6.3 van de voorschriften behorende bij het moederplan maakt het mogelijk om de bestemming 'Agrarisch met Waarden-2' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van natuur, met dien verstande dat de wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid. In hoofdstuk 4.3.4. wordt nader op dit beleid ingegaan.

 

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

 

2.1 Het plangebied

Het plangebied (Kwaden Hoek) ligt ten zuiden van Tilburg en wordt globaal begrensd door de A58 in het noorden, de Oude Rielsebaan in het oosten, het Bels Lijntje in het zuiden en de Oude Leij in het westen.

 [image]

Figuur 1: ligging in het plangebied

 

 [image]

Figuur 2: luchtfoto van het plangebied

 

2.2 Technische infrastructuur

Binnen het plangebied bevinden zich geen belangrijke technische infrastructurele voorzieningen met ruimtelijke relevantie.

 

Beleidskader

  1. Telecommunicatiewet : juridisch beleid inzake telecommunicatie- netwerken. Het verleggen van glasvezel- en/of koperkabels voor telefoon, internet en televisie is in de Telecommunicatiewet en de Telecomverordening Tilburg geregeld. De grondeigenaar is verplicht telecommunicatiekabels te gedogen (toe te staan) in zijn grond. De telecom beheerder regelt de verlegging; de kosten zijn in principe voor haar rekening (artikel 5.7. lid 1). Eventuele geschillen worden door de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) of de rechter beslecht.

  2. Privaatrechtelijke overeenkomsten met nutsbedrijven waaronder Enexis (voormalige PNEM) en Brabant Water (voormalige TWM). In verband met het ontbreken van uniforme regelgeving zijn er in het verleden door gemeente Tilburg, Berkel-Enschot en Udenhout met bovengenoemde bedrijven afzonderlijke regelingen afgesproken. Bij verleggingen moeten wij de kosten betalen, de offerte wordt door het cluster Leidingcoordinatie getoetst.

  3. Besluit externe veiligheid Buisleidingen (BevB): Op 1 januari 2011 is het BevB in werking getreden. Dit is van toepassing voor leidingen met gevaarlijke stoffen waaronder aardgas.

  4. Vergunningen, toestemming (nuts) of instemmingsbesluit (telecom), ondergrondse infrastructuur. Verantwoordelijk hiervoor is cluster Leidingcoördinatie.

  5. Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) heeft tot doel om graafincidenten te voorkomen en de informatie uitwisseling over de ligging van kabels en leidingen te reguleren. Het Kadaster is het informatieloket en zorgt ervoor dat de informatie uitgewisseld kan worden (KLIC).

 

Nieuwe ontwikkeling

Bij eventuele ondergrondse ontwikkelingen in het plangebied dienen de financiële gevolgen te worden onderzocht en te worden getoetst op regelingen uit de privaatrechtelijke overeenkomsten en criteria uit de telecommunicatiewet door het cluster Leidingcoördinatie.

 

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

 

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

3.2 Provincie

 

3.2.1 Structuurvisie

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten.

In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.

De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen. Dat zijn:

 

Inhoud van de Structuurvisie

 
Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinciale filosofie is: ‘Samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

Deel B

In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.

 
Deel C

Deel C betreft het deel van de Interimstructuurvisie, dat vanaf 1 januari 2011 van kracht blijft. Het is de onderbouwing voor locatiekeuze, nut en noodzaak van de concrete ontwikkelprojecten Logistiek Park Moerdijk (LPM) en Agro & Food Cluster West-Brabant (AFCWB).

Uitwerking van de Structuurvisie

De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. In de uitwerking beschrijft de provincie twaalf Brabantse landschapstypen. Voor elk landschapstype geeft zij de kenmerkende landschapskwaliteiten en haar ambitie om deze kwaliteiten te versterken bij nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wil de provincie gemeenten en initiatiefnemers stimuleren om de kwaliteit van het Brabantse landschap te versterken. De Uitwerking gebiedspaspoorten is niet verplichtend, maar biedt een handreiking. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij.

Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.

3.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2014

Provinciale Staten van Noord Brabant hebben in hun vergadering van 10 juli 2015 de Verordening ruimte 2014 opnieuw vastgesteld. Deze verordening is op 15 juli 2015 in werking getreden.

In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. In tegenstelling tot de provinciale Structuurvisie bindt de Verordening ruimte de gemeenten wèl rechtstreeks.

 

Relatie met de structuurvisie
De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.

 

Inhoud
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:

Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.

 

Wijzigingen en ontheffingen
In de verordening is voor een aantal onderwerpen de mogelijkheid opgenomen om de grens van een gebied te wijzigen. Daarnaast is er een algemene ontheffingsmogelijkheid opgenomen. Ook kunnen gemeenten om wijziging van de begrenzing van gebieden verzoeken, zonder dat de verordening daarvoor regels stelt: de jaarlijkse actualisering.

 

Natuur en landschap

De groenblauwe structuur valt in twee gedeelten uiteen, Natuur Netwerk Brabant (NNB) en de groenblauwe mantel. Het kerngebied natuur en water bestaat uit Natuur Netwerk Brabant met inbegrip van de verbindingszones en waterstructuren zoals beken en kreken. In de Verordening ruimte zijn al deze gebieden begrensd. Ter bescherming van de aanwezige waarden is bepaald dat deze strekken tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit gemengd landelijk gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Het zijn meestal gebieden grenzend aan het kerngebied natuur en water die bijdragen aan de bescherming van de waarden in het kerngebied. In de groenblauwe mantel is de agrarische sector een grote en belangrijke grondgebruiker. Ook recreatieve en toeristische bedrijven zijn binnen de groenblauwe mantel aanwezig. Het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water, waterbeheer en landschap is in de groenblauwe mantel een belangrijke opgave. Nieuwe ontwikkelingen binnen de groenblauwe mantel zijn mogelijk als deze bestaande functies respecteren of bijdragen aan een kwaliteitsverbetering van die functies.

Het plangebied is gelegen in Natuur Netwerk Brabant.

 

Water

De Verordening Ruimte bevat regels voor regionale waterbergingsgebieden en reserveringsgebieden waterberging, voor beschermingszones voor grondwaterwinningen voor de openbare drinkwatervoorziening en voor zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen.

Het plangebied is gelegen in een regionaal waterbergingsgebied. De regelgeving voor regionale waterbergingsgebieden is gericht op het tegengaan van activiteiten die ten koste kunnen gaan van het weaterbergend vermogen van het gebied.De berpekingen in dit gebied hebben betrekking op bouwen en voorzien in een vergunningstelsel voor het ophogen van gronden en het aanbrengen of wijzigen van kaden. In dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming 'natuur'. Deze bestemming laat nagenoeg geen bebouwing toe en is daarom geen belemmering voor het regionaal waterbergingsgebied.

3.3 Rijk

 

3.3.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

3.3.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), die gestoeld is op de SVIR. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als Mainportontwikkeling Rotterdam, de grote rivieren, het kustfundament en de Waddenzee en het Waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is in 2012 uitgebreid met de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Daarmee is de juridische verankering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) nagenoeg compleet. In het Barro staat aan welke regels (rijksbelangen) de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan. In het verlengde van het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) van kracht. Deze regeling bevat o.a. een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart en een aanwijzing van reserveringsstroken ten behoeve van uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet.

3.3.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijke besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt

Art. 1.1.1. Bro definieert stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.

 

Deze stappen zijn:

 [image]

Met dit bestemmingsplan wordt een natuurontwikkeling mogelijk gemaakt. De ladder is hierop niet van toepassing.

3.4 Gemeente

 

3.4.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.

De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

 

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:

 

Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking

Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.

Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.

Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.

Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.

De vier stedelijke knooppunten:

 

De drie stadsregionale parken zijn:

 

De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad

Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.

De drie stedelijke knooppunten zijn:

 

De twee ecologische verbindingszones:

 

De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.

Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

 

Functie van de Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in

het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.

Specifiek voor dit plan geeft de Omgevingsvisie niets aan.

3.4.2 Overige gemeentelijke structuurvisies

 

3.4.2.1 Verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP)

Het verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP) is het vervolg van de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR). Daarin geeft Tilburg haar beleidsmatige invulling aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in het vGRP.

 

Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders

 

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg

 

4.2.1 Archeologie

 

4.2.1.1 Nota 'Grond voor het verleden'

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Hiermee is het Verdrag van Malta uit 1992 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Dit betekent onder meer het volgende:

  1. De introductie van het veroorzakersprincipe, waardoor de kosten van archeologisch onderzoek verhaald kunnen worden op de verstoorder;

  2. De verankering van de archeologische monumentenzorg in de ruimtelijke ordening.

Met de komst van de wet wijzigt het archeologiebestel in Nederland met name voor de overheidsorganen sterk. De nota 'Grond voor het verleden' (2007) is het beleidsplan voor het Tilburgse archeologiebeleid.

4.2.1.2 Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek

De standaard archeologische en cultuurhistorische inventarisatie ten behoeve van het onderhavige bestemmingsplan is tot stand gekomen op basis van verschillende bronnen.

De volgende werkinstrumenten zijn hoofdzakelijk gebruikt bij het archeologische deel van bureauonderzoek:

  1. De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek;

  2. De database van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (Archis, Archeologisch informatiesysteem);

  3. De Archeologische Monumenten Kaart (AMK).

Naast deze bronnen is gebruik gemaakt van de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ARWATI) en het databestand van het Regionaal Archief Tilburg (RAT). Op grond van de beschikbare gegevens wordt een goed beeld verkregen van de algemene archeologische verwachtingswaarde in het plangebied. Dit beeld wordt verder aangescherpt door een landschapsanalyse en door gebruik van lokale bronnen. De landschapsanalyse is opgesteld aan de hand van onder andere de geomorfologie en de bodem, maar ook door het interpreteren van bijvoorbeeld de (vroegere) infrastructuur en lokale archeologische waarnemingen. Om de historische ontwikkelingen in het plangebied in een breder kader te kunnen plaatsen, werd eerst de ontwikkelingsgeschiedenis van Tilburg in het algemeen onderzocht en vervolgens die van het plangebied in detail. De lokale bronnen omvatten onder andere historische kaarten, architectuurfoto´s en luchtfoto´s en geschreven bronnen waaronder plaatsbeschrijvingen en veldnamen, bebouwingsgegevens en veldverkenningen. Landschappelijke, archeologische en (cultuur)historische gegevens werden in het onderzoek samengevoegd tot een reconstructie van de ontwikkelingsgeschiedenis van het plangebied. De reconstructie werd vervolgens vertaald naar een archeologische verwachtingswaarde voor het plangebied, die nader kon worden gespecificeerd door er bodemverstorende activiteiten zoals wegen- en huizenbouw bij te betrekken.

4.2.1.3 Historische geografie plangebied

4.2.1.4 Verwachtingswaarde plangebied

4.2.2 Cultuurhistorie en monumentenzorg

Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader.

In of in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen beschermde monumenten of MIP-panden. Ook liggen er geen waardevolle objecten of structuren uit de wederopbouw.

Uit het BILAN-rapport blijkt dat het plangebied werd doorsneden door een oude wegen- en padenstructuur, die deels nog herkenbaar is in het huidige wegenpatroon: de Oude Rielsebaan; de voormalige spoorlijn Tilburg-Turnhout (Bels Lijntje:1867) en Tilburg – Goirle (zijlijn Bels Lijntje: 1900).

4.3 Groen en speelruimte

 

4.3.1 Bomennota Tilburg boomT

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.

 

 [image]

Boomwaardezoneringskaart

 

Maatregelen in bestemmingsplan

De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de Bwz-kaart aangeduid als Boomwaardekaart. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart (boomwaardekaart) bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "potentieel waardevolle boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8m en 15m vanuit het hart van de desbetreffende boom.

4.3.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;

  2. het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);

  3. het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

4.3.3 Nota biodiversiteit

Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.

De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de

mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.

Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.

In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.

 

Doelstellingen nota biodiversiteit

  1. De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.

In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.

  1. Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.

Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.

  1. In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.

Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.

 

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

 

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

5.2 Milieuhinder bedrijven

Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen, omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf.

De nieuwe functie (Natuur) is niet relevant voor de aspecten, externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit en/of geur. De functie is ook niet milieubelastend, daarom heeft er geen inventarisatie plaatsgevonden van omliggende bedrijvigheid en hoeft het aspect "Bedrijven en Milieuzonering" niet verder onderbouwd te worden.

5.3 Externe veiligheid

Gezien de aard van de functie (natuur), waarbij geen personen langdurig aanwezig zullen zijn en het ontbreken van (beperkt) kwetsbare objecten is het niet noodzakelijk om een onderbouwing voor externe veiligheid op te stellen.

5.4 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

In het plan komen geen geluidgevoelige functies voor, de Wet geluidhinder is hier dan ook niet van toepassing en een verdere motivatie/onderbouwing is niet noodzakelijk.

5.5 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand gehouden moet worden.

De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van de functie natuur. Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.

5.6 Geur

In het plangebied komen geen geurgevoelige functies en geen geurbelastende functies voor. Daarom is een onderbouwing voor dit aspect niet noodzakelijk en mag dit achterwege gelaten worden.

5.7 Bodem

Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Op de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld.

 

 [image]

 [image]

 

Het bestemmingsplangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszone wonen, landbouw en natuur.

In de periode april 2012 tot juli 2015 zijn werkzaamheden uitgevoerd voor de herinrichting van de stortlocatie NS-stort aan de Kwaden Hoek (ong.) in Tilburg. Aanleiding voor de werkzaamheden was de bodemverontreiniging en de voorgenomen herontwikkeling van de stortlocatie als landgoed en natuurgebied.

Na het aanbrengen van de folie laag (worteldoek) en een laag grond van circa 0,5m, zijn de werkzaamheden voortgezet en uitgevoerd door de firma Pijnenburg uit Riel.

De werkzaamheden ten behoeve van de herinrichting van de stortlocatie hebben bestaan uit het aanbrengen van een deklaag met een dikte van tenminste 2,5m. Deze afdeklaag voldoet aan de eisen voor een grootschalige bodemtoepassing zoals weergegeven in het besluit Bodemkwaliteit (kern met milieuhygiënische kwaliteit industrie, afdeklaag met een kwaliteit Achtergrondwaarde). In totaal is ruim 178.583m3 grond voor de deklaag aangevoerd.

De sanering is in grote lijnen uitgevoerd conform het saneringsplan en de beschikking. Enkele substantiële wijzigingen cq. afwijkingen betreffen:

Met de uitgevoerde maatregelen zijn risico’s in de toekomstige situatie weggenomen. Op basis de milieukundige verificatie kan worden geconcludeerd dat aan de saneringsdoelstelling, zoals vermeld in het saneringsplan en de beschikking is voldaan.

 

Nazorg

Aangezien na de herinrichting van de stortlocatie stortmateriaal aanwezig blijft, zijn gebruiksbeperkingen en de volgende nazorgmaatregelen van toepassing:

 

Het noorden deel van de locatie is niet onderzocht. Binnen de gemeente Tilburg zijn geen actuele onderzoeken beschikbaar. Op de locatie zijn verschillende geregistreerde slootdempingen. Deze verdachtmakingen (de geregistreerde slootdempingen) bevindt zich ter plaatse van de nu geplande bestemmingsplan.

 

Ondergrondse tank

Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op locatie geen ondergrondse tank aanwezig zijn geweest.

 

Conclusie

Omdat het noorden deel van de locatie zelf geen recente bodemonderzoeken bekend zijn, dient voor het verkrijgen van een bouwvergunning een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

5.8 Natuur en ecologie

Natuur

 

Wettelijke kaders

De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.

 

Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.

 

Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:

 

Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.

 

Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.

Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

 

Om op een ontwikkelingsgerichte manier invulling te geven aan de wettelijke beschermingsstatus van gebouw bewonende diersoorten, heeft Gemeente Tilburg het Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg (hierna SMP) opgesteld. Hieraan is een gebiedsontheffing Flora- en faunawet gekoppeld, waar initiatiefnemers van bestemmingsplannen in de Oude Stad (het gebied begrensd door het Wilhelminakanaal, A58 en bosgebieden aan de westzijde van Tilburg) gebruik van kunnen maken. Initiatiefnemers van ontwikkelingen met mogelijke effecten op de gebouw bewonende soorten huismus, gierzwaluw en vleermuizen hoeven in dat geval niet meer afzonderlijk jaarrond onderzoek uit te voeren of een ontheffing aan te vragen. In plaats daarvan gelden een aantal voorwaarden uit het SMP, zoals het uitvoeren van een omgevingscheck voorafgaand aan de werkzaamheden, het werken volgens het "Ecologisch Werkprotocol SMP" en het aanbrengen van faunavoorzieningen in nieuwbouw.

 

Analyse plangebied

 

Natura 2000-gebieden

Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Regte Heide & Riels Laag op 1,2km van het plangebied. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.

 

Natuurbescherming in Verordening Ruimte 2014

Het plangebied maakt deel uit van het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur), zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van natuur en geeft daarmee invulling aan de doelstellingen van het Natuurnetwerk Brabant. Het gebied vormt een schakel tussen de bestaande natuurgebieden Kaaistoep en Riels Laag.

 

Soortenbescherming

Het noordelijke deel van het plangebied is in de huidige situatie in agrarisch gebruik als bouwland. Het zuidelijke deel is een braakliggende "reststrook" tussen het recent heringerichte beekdal van de Oude Leij en een recente bosaanplant. In dit deel heeft in 2015 een bodemsanering en ophoging van het maaiveld plaatsgevonden.

In 2016 is het plangebied onderzocht door een ecoloog van gemeente Tilburg voor een beeld van de natuurwaarden. Daarbij zijn oppervlaktewateren (sloten en poelen) in en om het plangebied in april en mei onderzocht met een schepnet. Daarbij zijn slechts algemene amfibiesoorten aangetroffen, waarvoor een vrijstelling van de Wnb geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Ook is het plangebied een geschikt leefgebied voor nationaal beschermde soorten met vrijstelling, zoals haas, konijn, vos, ree, mol, egel en diverse muis- en spitsmuissoorten. Voor al deze soorten is de wettelijke zorgplicht voor flora en fauna van kracht. In het kader van de zorgplicht zijn echter geen specifieke voorzorgsmaatregelen verbonden aan dit plan.

De enige niet-vrijgestelde soort waarvoor het plangebied op basis van recente verspreidingsgegevens (NDFF) een leefgebied vormt, is de bunzing. Het leefgebied van deze soort zal echter groter zijn dan het plangebied. De geplande natuurontwikkeling leidt tot een verhoging van het voedselaanbod en schuilgelegenheid voor de bunzing. Vaste rust- en verblijfplaatsen zijn in het plangebied niet aangetroffen. Buiten de voortplantingsperiode, wanneer de plantwerkzaamheden worden uitgevoerd, is de soort echter niet bijzonder kwetsbaar voor verstoring van de verblijfplaats. Overtreding van de Wnb (doden van dierenn en aantasting van de verblijfplaats) kan op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.

Tevens zijn in het gebied begroeiingen aanwezig waar grondbroedende vogels in kunnen nestelen, in de vorm van akkerranden en ruigten. Het gaat daarbij om vogelsoorten waarvan de nesten uitsluitend gedurende de broed- en nestperiode beschermd zijn. Vaste, jaarrond beschermde nesten zoals roofvogel- en roekennesten zijn niet aanwezig. Negatieve effecten op broedende vogels dienen te worden voorkomen door plantwerkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen. Aangezien het planten van bos sowieso uitgevoerd wordt buiten het broedseizoen, is overtreding van de wet op voorhand redelijkerwijs uit te sluiten.

 

Conclusie

Vanuit de wettelijke gebiedsbescherming van Natura 2000-gebieden zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Ook vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden.

Het bestemmingsplan kan zonder specifieke voorwaarden in overeenstemming met de wettelijke soortenbescherming worden uitgevoerd.

 

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

 

Situatie

De locatie Natuurontwikkling Leijkant II ligt ten Zuidwesten van de stad Tilburg. Het maakt onderdeel uit van een eerdere natuurontwikkeling. Voor dit deel is in 2012 een waterparagraaf voor opgesteld. Dit gebied wordt daar nu aan toegevoegd. De inhoud van de waterparagraaf is gebaseerd op de waterparagraaf uit 2012 waarbij het actuele beleid van de gemeente (gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2015) en waterschap Brabantse Delta (Waterbeheerplan 'Grenzeloos Verbindend' 2016 - 2021 vastgesteld op 14 oktober 2015) is opgenomen.

 

 [image]

 

Oppervlaktewaterhuishouding

Het belangrijkste natuurlijke oppervlaktewater in en naast het plangebied wordt gevormd door de beek de ude Leij (A-watergang), die ten noorden van de Bredaseweg de Donge is genaamd. Daarnaastligt er een B-watergang In het plangebied die nabij de Bredase weg aansluit op de beek.

De Oude Leij/Donge heeft ten noorden van de A58 aantakkende (A-)watergangen, de Katsbogte en De Blaak. Daarnaast ontvangt deze beek bijdragen van de regenwaterstelsels van De Blaak en Katsbogte, via het gemaal Roseppad. In onderstaande figuur is een overzicht gegeven van het oppervlaktewater.

 

 [image]

Figuur 1 : watersysteem A- en B-watergangen

 

Op basis van Europees, provinciaal en waterschapsbeleid heeft de Oude Leij/Donge de functies 'verweven' en 'ecologische verbindingszone' gekregen. Tevens is aan de beek de deelfunctie 'beekherstel' toegekend. Het peil van de Oude Leij/Donge wordt kunstmatig beheerd door middel van verschillende stuwen langs het hele tracé. Door aangepast onderhoud en inrichting, onder meer binnen het stedelijk gebied van Tilburg, zijn de leefomstandigheden voor vissen verbeterd.

 

Onder andere door snelle landbouwkundige afvoer en verstedelijking in het stroomgebied heeft dit gebied te kampen met verdroging. Wateraanvoer van elders is niet mogelijk. Hierdoor vindt regelmatig peilonderschrijding plaats. Ten behoeve hiervan zijn meerdere conserveringsstuwen aanwezig zodat het water zo lang mogelijk wordt vastgehouden.

 

Riolering

In het plangebied ligt geen riolering. Ten zuidoosten ligt een drukrioolstelsel met een lozingsput in het gescheiden rioolstelsel van het bedrijventerrein Katsbogte. Al het afvalwater stroomt via dit stelsel in de richting van zuiveringsinstallatie Tilburg, in beheer van waterschap De Dommel.

 

Zowel het waterkwantiteits- als het waterkwaliteitsbeheer in het plangebied valt onder verantwoording van waterschap De Brabantse Delta.

 

Grondwater en bodem

De hoogteligging van het plangebied ligt op ongeveer op ca. 12,50m +NAP in het zuiden en loopt af naar het noorden 11,65m +NAP.

 

De bodem(gesteldheid) is in kaart gebracht op basis van de onderliggende gegevens van de provinciale aardkundige waardenkaart (provincie Noord-Brabant, 2008) en de bodemkaart (Stiboka, 1984). Het plangebied is gelegen in het beekdal van de Oude Leij. In de oorspronkelijke beekdalen, zoals die van de Donge/Oude Leij, heeft in het verleden enige veenvorming plaatsgevonden.

 

De omgeving is gevormd uit pleistocene dekzandgronden, die behoren tot het oorspronkelijke hoogterras van de Maas en Rijn. Deze dekzanden bestaan over het algemeen uit fijne tot matig fijne zanden, maar bevatten ook lagen met grof zand en grind. Met name de bovenste meters van het grondpakket bestaan overwegend uit leemhoudend matig fijn zand, diepere lagen bestaan veelal uit grover materiaal. Het leemgehalte van de bovengrond varieert sterk. Plaatselijk kunnen, op verschillende diepten, storende dikkere leemlagen voorkomen.

 

Grondwaterhuishouding

De lokale grondwaterstroming is gericht naar de Oude Leij, die afstroomt in noordwestelijke richting. Van oorsprong was het beekdal een nat gebied. Door afname van infiltratie in het stroomgebied als gevolg van verstedelijking en landbouwkundige ontwatering is ook hier sprake van verdroging. Het grondwaterpeil en de maatgevende grondwaterstand is in het plangebied niet bekend, maar ligt iets hoger dan het oppervlaktewater van de Oude Leij.

 

Grondwaterbeschermingsgebieden

Ten noorden van het plangebied, grenzend aan de A58 ligt het grondwaterbeschermingsgebied behorend bij het waterwingebied Gilzerbaan. Het plangebied ligt net ten zuiden van de 25 jaarszone maar hydrologisch gezien behoort het plangebied wel tot het intrekgebied van deze waterwinning.

 

Tabel 1. Gebiedskenmerken

Kenmerk

In plangebied

Stroomgebied

De Oude Leij, De Donge

Waterbeheerders

Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg

Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel

Oppervlaktewater: waterschap Brabantse Delta

Bruto oppervlakte

8ha

Terreinhoogte

11,65m +NAP tot 12,5m +NAP

Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG)

PM

Ontwateringdiepte

PM

Bodem

Zwak lemig, matig fijn zand

Riolering

n.v.t.

Afkoppelgebied

n.v.t.

Oppervlaktewater

Oude Leij stuwpeil 10,65m +NAP

Keur beschermde gebieden

Zie afbeelding 2

 

Het plangebied grenst aan een Keur beschermd gebied (De oude Leije); beschermd gebied waterhuishouding.

 [image]

Figuur 2: Keur beschermd gebied

 

Beleidskader

Het waterschap De Brabantse Delta heeft het Waterbeheerplan 'Grenzeloos Verbindend' 2016 - 2021 vastgesteld op 14 oktober 2015. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de invalshoeken: Risico’s beheersen, Duurzame ontwikkeling, Maatschappelijk verantwoord en vernieuwend en Effectief en efficiënt. Een gezonde leefomgeving, met daarbij een goede balans tussen mens, milieu en economie (people, planet en profit). Inzet is gericht op het bereiken van de doelen: droge voeten, voldoende water, bevaarbare rivieren, gezonde natuur en schoon water, door samenwerking met partners. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Brabantse Delta (datum intrede 1 maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

 

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het vGRP 2016-2020, vastgesteld november 2016. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.

 

Duurzaam watersysteem

Door het waterschap is een voorlopig ontwerp van de bovenloop de Donge/Oude Leij en een visie voor de Groote Leij/Hultensche Leij opgesteld. Het betreft een nadere uitwerking van de visie zoals opgenomen in de Integrale gebiedsanalyses (IGA) bovenlopen De Donge (2008). Met de IGA maatregelen wordt invulling gegeven aan de regionale uitwerking van het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime. De realisatie van natuurontwikkeling Leijkant is een uitwerking van het voorlopig ontwerp voor de Oude Leij/Donge van waterschap Brabantse Delta. In de gebiedsvisie Leijkant "Herontdekken van het verborgen landschap" heeft Brabantse Delta de volgende punten ingebracht voor de verdere uitwerking:

 

Afwegingen

Het plangebied kenmerkt zich door een zwaarwegende natuurlijk karakter. De bodem en het watersysteem is in grote mate een bepalende factor voor de ontwikkeling van landschaps- en de ecologische waarden.

 

Op basis van de SWR en plannen van waterschap (voorlopig ontwerp bovenloop de Donge/Oude Leij) en provincie worden de volgende randvoorwaarden meegegeven voor de natuurontwikkeling Leijkant:

 

Watertoets

De impact van dit plangebied op het watersysteem is aanwezig. Het doel is om waterberging te realiseren en de waterkwaliteit te verbeteren. De aanpak volgt het maatwerk dat de gemeente heeft vastgesteld in het verbreed gemeentelijke rioleringsplan 2016-2019. Het bij het proces van de watertoets bijhorende wateroverleg wordt daarom maximaal verkort gevolgd. De opzet van het watersysteem is omschreven in deze waterparagraaf en direct verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Het waterschap heeft dan ook geen voorlopig wateradvies verstrekt. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets, wordt dan ook (direct) verstrekt bij de terinzagelegging. Het waterschap heeft op 14 juni 2017 een postitief wateradvies gegeven.

 

Hoofdstuk 7 Opzet planregels

De indeling en inhoud van de regels bij dit wijzigingsplan en van het moederplan bestemmingsplan Buitengebied Zuidwest zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Stedenbouw van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 IInformatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.

 

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

In april 2017 is een overeenkomst tegemoetkoming in schade gesloten door gemeente en initiatiefnemer. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van onderhavig wijzigingsplan, welke op de voet van afdeling 6.1 Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer.

Voor de wijziging van een bestemmingsplan zijn leges verschuldigd. In het gebiedscontract realisering Landgoed Leijkant is afgesproken dat van het totaal bedrag aan leges 9% voor rekening van de initiatiefnemer komt en de overige 91% voor rekening van de gemeente is. Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is, is het bepalen van een tijdvak of fasering en het stellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk en is er geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.

Het plan is derhalve economisch uitvoerbaar.

 

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie en overleg

 

9.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied Zuidwest, 2e wijziging (natuurontwikkeling Leijkant) op 3 maart 2017 gepubliceerd in Gemeenteblad.

9.2 Burgerparticipatie

Eind 2016 zijn, ter uitvoering van de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie, de omliggende eigenaren en de volkstuinvereniging geïnformeerd middels een persoonlijk gesprek. Tijdens dit gesprek is een toelichting gegeven op de aard en het doel van het wijzigingsplan. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen.Geen van de geinformeerden stond negatief tegenover het plan. Wel kwam het verzoek om bij de inrichting rekening te houden met de schaduwranden van bomen, zodat deze niet teveel invloed hebben op de gewassenopbrengst. Vanuit de zijde van initiatiefnemers is toegezegd dat met de inrichting van het gebied rekening wordt gehouden met de wens door lagere boomsoorten en struiken aan de betreffende randen aan te planten.

9.3 Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 22 mei 2017 tot en met 3 juli 2017.