direct naar inhoud van Regels

Wilhelminapark beschermd stadsgezicht 2012, 1e wijziging (Wilhelminapark 12a)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0855.WYZ2016001-e001
Plantype: wijzigingsplan

Toelichting

 

 

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor wijzigingsplan

1.2 Het plangebied

1.3 Voorgaande plannen

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Ruimtelijke structuur

2.2 Functionele structuur

2.3 Technische infrastructuur

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Rijk

3.2 Provincie

3.3 Gemeente

Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders

4.1 Welstand

4.2 Historische geografie, archeologie en cultuurhistorie

4.3 Horeca

4.4 Verkeer en parkeren

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Milieuhinder bedrijven

5.2 Externe veiligheid

5.3 Geluid

5.4 Lucht

5.5 Geur

5.6 Bodem

5.7 Natuur en ecologie

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog en overleg

8.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro

8.2 Omgevingsdialoog

8.3 Zienswijzen

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding voor wijzigingsplan

Een particuliere initiatiefnemer heeft het plan om een theehuis en een bed & breakfast te beginnen bij de eigen woning aan het Wilhelminapark 12-12a. In het pand is ook een kantoor aan huis gevestigd. In het vigerende plan is deze locatie gelegen in de bestemming Gemengd-1 en daar is (dag)horeca niet toegestaan. Het theehuis past dus niet in het bestemmingsplan. Voor horeca is wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen en om die reden is een wijzigingsplan opgesteld. De bed & breakfast van twee kamers past al in het vigerende bestemmingsplan.

Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de bestemmingsplanwijziging waarmee medewerking kan worden verleend aan het initiatief. De toelichting geeft aan waarom de beoogde ontwikkeling past binnen de visie op het gebied. Er wordt nader ingegaan op de wijze waarop het initiatief aansluit op de plaatselijke situatie en het beleid dat de gemeente voorstaat. De toelichting geeft ook de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weer.

1.2 Het plangebied

Het plangebied omvat de percelen kadastraal bekend gemeente Tilburg, sectie N, nrs. 19014, 19015 en 19016, plaatselijk bekend Wilhelminapark 12 en 12a te Tilburg.

 

 [image]

Afbeelding: ligging plangebied in gemeente Tilburg (rode stip)

1.3 Voorgaande plannen

Dit wijzigingsplan is een wijziging op het bestemmingsplan Wilhelminapark beschermd stadsgezicht 2012, vastgesteld door de gemeenteraad op 21 januari 2013.

 

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

 

2.1 Ruimtelijke structuur

Het plangebied is gelegen aan het Wilhelminapark. Op de plaats van een oude herdgang, een driehoekig plein waar paden en wegen samenkwamen, ligt sinds 1898 het Wilhelminapark. Landschapsarchitect Leonard Springer ontwierp het als een romantisch, open stadspark. Het kenmerkt zich door een sikkelvormige waterpartij, open weiden, slingerende paden en verspreide boomgroepen. Ongeveer een eeuw later is het park door Michael van Gessel in de geest van Springer gerenoveerd. Rondom het park is een brede band van hardsteen aangelegd, waarin het gedicht 'Roeien' van Martinus Nijhoff is te lezen. Rond het park liggen gebouwen van Tilburgse architecten uit het begin en het eind van de twintigste eeuw.

2.2 Functionele structuur

De functionele opbouw van het gebied waarin het plangebied gelegen is, hangt sterk samen met de historische structuur.

Rondom het Wilhelminapark is van oudsher een grotere menging van functies aanwezig. Behalve de historisch gegroeide functionele structuur heeft ook de maat van de panden en percelen een positieve invloed op de gebruiksmogelijkheden. Ze bieden goede mogelijkheden voor het vestigen van commerciële, maatschappelijke en dienstverlenende functies, naast wonen.

De westzijde van het Wilhelminapark heeft relatief veel panden die in gebruik zijn als kantoor. De zuidoostzijde kent een mix van winkels, maatschappelijke instellingen, horeca en woningen. De noordzijde kent naast kantoren een wat groter aandeel woonpanden.

2.3 Technische infrastructuur

Binnen het plangebied bevinden zich geen belangrijke technische infrastructurele voorzieningen met ruimtelijke relevantie (bijvoorbeeld in verband met in acht te nemen belemmeringenstroken of veiligheidszones).

 

[image]
Afbeelding: ligging plangebied aan het Wilhelminapark (rood omcirkeld)

 

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

 

3.1 Rijk

 

3.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

In het voorliggende plan is sprake van een ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Het betreft een theehuis met een oppervlakte van slechts 18 m². In de buurt van het plangebied is dit type horeca nog niet vertegenwoordigd. De voorgenomen ontwikkeling en bouw van het theehuis aan het Wilhelminapark 12a te Tilburg verlangt vanwege de beperkte oppervlakte geen toetsing, respectievelijk onderbouwing ingevolge de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

3.2 Provincie

 

3.2.1 Structuurvisie

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten.

In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid. De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen:

3.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2014

Provinciale Staten van Noord Brabant hebben in hun vergadering van 10 juli 2015 de Verordening ruimte 2014 opnieuw vastgesteld. Deze verordening is op 15 juli 2015 in werking getreden.

In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. In tegenstelling tot de provinciale Structuurvisie bindt de Verordening ruimte de gemeenten wèl rechtstreeks.

 

Relatie met de structuurvisie
De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.

 

Inhoud
Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:

Voor een paar onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.

 

Wijzigingen en ontheffingen
In de verordening is voor een aantal onderwerpen de mogelijkheid opgenomen om de grens van een gebied te wijzigen. Daarnaast is er een algemene ontheffingsmogelijkheid opgenomen. Ook kunnen gemeenten om wijziging van de begrenzing van gebieden verzoeken, zonder dat de verordening daarvoor regels stelt: de jaarlijkse actualisering.

3.3 Gemeente

 

3.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert en welke prioriteiten daarbij gelden.

 

De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People. Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet. We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit. Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

 

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:

 

In het voorliggende wijzigingsplan gaat het om een kleinschalig initiatief op wijkniveau. Om die reden wordt uitsluitend de Stadsstrategie besproken.

 

De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.

Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

3.3.2 Structuurvisie Linten in de Oude Stad

De Structuurvisie linten is vastgesteld omdat de huidige bestemmingsplannen onvoldoende de gewenste kwaliteit in de linten te sturen. Naast ruimtelijke aspecten (o.a. hoogte/ breedte nieuwbouw) is ook de eenzijdige gerichtheid van ontwikkelaars op appartementen een punt van zorg. Er wordt (te) kolossaal (in hoogte en breedte) gebouwd, winkels verdwijnen, er is steeds meer leegstand, historische panden worden gesloopt en er is een gebrek aan kwaliteit van de openbare ruimte. Kortom, de linten gaan in zijn algemeenheid in sfeer en functie achteruit en de roep om meer bijsturing wordt steeds luider. Algemene wens is te komen tot een introductie van een nieuwe manier van omgaan met de linten (dit gaat niet alleen om het bouwen, maar ook om de contacten met bewoners, ondernemers, de inrichting openbare ruimte etc.). Deze manier moet meer bijdragen en beter aansluiten op het karakter en de sfeer van de linten en die een aantal problemen waar de linten nu mee kampen oplost. De linten zijn erg belangrijk voor de economie van Tilburg. Circa 10% van de werkgelegenheid en 21% van het aantal winkels (met 17% van de winkelvloeroppervlakte) bevinden zich in de linten. De goede bereikbaarheid, de sterke menging van functies en de aanwezigheid van bekende winkels zijn sterke punten. In de structuurvisie wordt een onderscheid gemaakt tussen bedrijvige en rustige linten:

  1. bedrijvige linten: Bedrijvige linten kenmerken zich door relatief veel doorgaand verkeer met veel bedrijven en winkels (meer dan 20%). Samen met de ringbanen vormen de 'bedrijvige linten' het huidige ontsluitingssysteem voor auto's in de Oude Stad;

  2. rustige linten: In deze linten ligt het accent op de functie wonen (min. 80 %). De bedrijvigheid is hier ondergeschikt.

 

Doelen

De doelen met betrekking tot rustige en bedrijvige linten in de Oude Stad zijn de volgende:

  1. bescherming van de historische structuur en het erfgoed, alsmede aandacht voor de historische uitstraling van de linten: naast behoud van de meest waardevolle beeldbepalende ensembles kan de historie in de linten als randvoorwaarde, inspiratiebron of referentie voor nieuwe ontwikkelingen benut worden;

  2. vergroten van de herkenbaarheid van de linten en hun identiteit (openbare ruimte en verkeer;

  3. introductie van een nieuwe manier van bouwen die meer bijdraagt aan het karakter en de sfeer van de linten en die een aantal problemen waar de linten nu mee kampen oplost;

  4. behoud en stimulering van de dynamiek van de bedrijvige linten: onder dynamiek wordt verstaan de combinatie van doorgaand verkeer en de aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid winkels en bedrijven (meer dan 20%);

  5. behoud en bevordering van de diversiteit van het wonen aan de linten met respect voor de historische perceelsgewijze bouwwijze van woningen en door beperking van de mogelijkheden van appartementenbouw.

 

De visie op de linten volgt de drie thema's ruimtelijke ordening (met de subthema's detailhandel/bedrijvigheid, wonen, cultuurhistorie en stedenbouw), openbare ruimte en samenwerking met partijen op de linten.

 

1. Ruimtelijke ordening

I Detailhandel/bedrijvigheid

 
- maatregelen detailhandel/bedrijvigheid

A. De dynamiek concentreren in bedrijvige linten

B. Stimuleren de broedplaatsfunctie in bedrijvig linten

C. Investeren in samenwerking tussen overheid en ondernemers.

 

II Wonen

 

- maatregelen wonen

A. Aanpassing van de functie wonen in bestemmingsplannen

B. Aanpassing van richtlijnen bouwbreedte en bouwhoogte (K1,'korrel overig')

C. Stimuleren van nieuwe woonvormen.

 

III Cultuurhistorie

 
- maatregelen cultuurhistorie

A. Planologisch vastleggen van cultuurhistorische ensembles

B. Formaliseren in de systematiek van de beheerbestemmingsplannen

C. Visie linten effectueren binnen specifieke planologische mogelijkheden

D. Stimuleren van hergebruik van waardevolle ensembles en monumenten

E. Investeren in uitstraling en communicatie van/over de linten.

 

IV Stedenbouw

  1. de korrel, maat en schaal van de bebouwing

  2. aanwijzing van ensembles

  3. aandacht voor de overgang van de linten naar de buurt

  4. benadrukken van het verschil tussen monofunctionele woongebieden achter de linten en rustige en bedrijvige linten door een andere manier van bouwen (bijv. grotere diversiteit of meer stedelijke woningtypes aan de bedrijvige linten)

  5. aandacht voor diversiteit in de linten.

 
- maatregelen stedenbouw

A. Beperking van de bouwbreedte en bouwhoogte

B. Niet alleen kijken naar de bebouwingswand, maar naar de volledige diepte van het perceel

C. Ondergronds parkeren is niet verplicht. Het is wel verplicht om parkeerplaatsen mee te verkopen

D. Door het beschermen van ensembles verwanding (= te lange en brede gebouwen) tegengaan.

 

2. Openbare ruimte

 
- maatregelen openbare ruimte

A. Afstemmen van evt. hogere eisen in de bedrijvige linten met beheer en onderhoud bedrijvige linten

B. Groen waar het kan

C. Meer aandacht voor het verblijfskarakter

D. Efficiënter omgaan met parkeren

E. Toepassen van principeprofielen voor rustige en bedrijvige linten

F. Bij herinrichting linten aansluiten op het Meerjarenprogramma.

 

3. Samenwerking

  1. bedrijvigheid op bedrijvige linten vitaal houden

  2. gezamenlijke laagdrempelige projecten opzetten.

 
- maatregelen samenwerking

Voortzetten lintenmanagement op de Korvelseweg en Besterdring

 

 [image]

Afbeelding: Structuurvisie Linten oude stad: bedrijvige en rustige linten

 

Het plangebied van het voorliggende wijzigingsplan is gelegen aan het Wilhelminapark, in de Structuurvisie Linten in de Oude Stad aangeduid als een bedrijvig lint.

 

Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.1 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan 'redelijke eisen van welstand', zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel 'Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan'.

Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.

Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.

4.2 Historische geografie, archeologie en cultuurhistorie

 

4.2.1 Historische geografie

4.2.2 Archeologie

4.2.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen

4.2.4 Conclusie

Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling. Er worden geen historische objecten of structuren aangetast.

Voor wat betreft de archeologie is er op de planlocatie geen vervolgonderzoek noodzakelijk. Er zijn geen of nauwelijks nieuwe bodemverstoringen.

4.3 Horeca

De gemeenteraad heeft op 30 januari 2017 het horecabeleid vastgesteld. Daarin is de volgende doelstelling opgenomen.

 

"Tilburg wil een gastvrije stad zijn. Met het nieuwe horecabeleid willen we een bijdrage leveren aan een horecaaanbod dat aansluit bij de wensen van de bewoners en bezoekers van de stad. We kiezen voor horeca die een meerwaarde heeft voor de functie van gebieden, om daarmee de gastvrijheid van Tilburg te benadrukken. Daarnaast willen we binnen het beleid ruimte houden voor vernieuwing van het aanbod. De stad realiseert hiermee een horeca aanbod waarvoor mensen nu, en in de toekomst, naar Tilburg komen en er willen verblijven."

 

Ruimte voor vernieuwing/innovatie van het aanbod

Nieuwe horeca-initiatieven moeten de aantrekkelijkheid van bepaalde gebieden vergroten of behouden.

Gebieden als de binnenstad en het buitengebied zijn van groot belang voor het woon- en leefklimaat en

bezoekers, vanwege de vele voorzieningen en mogelijkheden voor recreatie en ontspanning. Door daar in te

zetten op (vernieuwende) horeca(concepten) kunnen deze gebieden een grotere waarde krijgen voor inwoners

en bezoekers. Onderscheidende horecaconcepten, al dan niet in combinatie met een bijzondere locatie,

moeten ruimte kunnen krijgen in Tilburg.

 

Evenwichtig aanbod

Bij het vormgeven van het horecabeleid dient tevens een balans te worden gevonden met andere functies

zoals de leefbaarheid in wijken of de mogelijkheid om te ondernemen (in andere sectoren). Ook bij de omvang

van het aantal horecagelegenheden moet een balans worden gevonden. Het toevoegen van horeca komt de

diversiteit en spreiding van het aanbod ten goede. Bij overaanbod kan het rendement van horecabedrijven

onder druk komen staan. Dit kan tot gevolg hebben dat de kwaliteit afneemt en dat daardoor niet voldoende

ruimte is voor vervangingsinvesteringen en het investeren in het vernieuwen van het concept.

 

Horeca-categorieën

In het horecabeleid zijn categorieën opgenomen. Zo ontstaat de mogelijkheid om te sturen op de ontwikkeling

van horeca die past bij het karakter van het gebied. Denk hierbij aan de wenselijkheid van daghoreca in

winkelgebieden en het voorkomen van overlast van horeca die lang geopend is in gebieden waar ook (relatief

veel) woningen aanwezig zijn. In het horecabeleid is daarom gekozen voor een nieuwe typering van horecacategorieën waarmee aansluiting gezocht wordt bij het belangrijkste bezoekmotief van de consument en waarmee richting kan worden gegeven aan de ontwikkeling van horeca die aansluit bij de kwaliteiten van een specifiek gebied.

 

Categorie I (Daghoreca)

Horeca inrichting, met openingstijden gerelateerd aan de winkeltijden (daghoreca), niet zijnde een horeca

inrichting als bedoeld in categorie II, waar hoofdzakelijk (kleine etenswaren) en/of dranken worden verstrekt.

Voorbeelden zijn: thee & koffie-concepten, brood & lunchconcepten, ijs & yoghurt concepten. Daarnaast zijn

ook concepten zoals omschreven bij categorie III mogelijk indien de openingstijden kunnen worden beperkt.

 

Categorie II (Droge horeca):

Horeca inrichting waar hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt.

Voorbeelden zijn aan te merken: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken.

Indien alcohol wordt verstrekt valt het bedrijf in categorie III.

 

Categorie III (Eetgelegenheden):

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie II, waar hoofdzakelijk maaltijden

worden verstrekt. Voorbeelden zijn: restaurants, pizzeria's, all-you-can-eat-concepten, café-restaurant.

 

Categorie IV (Café - Barconcepten):

Horeca inrichting waar hoofdzakelijk dranken worden verstrekt, en waar eventueel in combinatie daarmee

kleine etenswaren worden verstrekt. Voorbeelden zijn: cafés, bars, pubs, bier-, wijn- en cocktailconcepten.

 

 

Categorie V (Uitgaan & Zalen):

Horeca inrichting waar hoofdzakelijk dranken worden verstrekt en entertainment wordt aangeboden, zoals

(live) optredens en mechanische muziek. Voorbeelden zijn: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten,

zalen- en partycentra, danscafés, karaokebars. Combinatie met (onderdelen) van categorieën III en IV vallen

ook binnen deze categorie.

 

Categorie VI (Verblijfshoreca):

Horeca inrichting waar hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar eventueel in

combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt. Voorbeelden zijn: hotels,

motels en pensions.

 

Gewenste ontwikkelingen per gebied

Binnenstad

De belangrijkste concentratie van horeca bevindt zich in de binnenstad in het horecaconcentratiegebied (HCG).

Het HCG bestaat uit: Heuvel, Korte Heuvel, Piusplein, Heuvelring/Piusstraat, Paleisring, Oude Markt / Heikese

Kerk. Hier is ruimte voor een ruim en divers aanbod van horeca, juist ook horeca die zich specifiek richt op

uitgaand publiek. In andere delen van de binnenstad zoals het Kernwinkelgebied, de Spoorzone, Veemarktkwartier, Piushaven en het Dwaalgebied heeft de horeca een ondersteunende functie en zijn andere functies zoals wonen, winkelen en werken de hoofdfunctie. Uitbreiding van horeca is in deze gebieden wenselijk als dit bijdraagt aan de sfeer en aansluit op de hoofdfunctie van het betreffende deelgebied. Hierbij blijft de balans met de andere functies van groot belang.

 

Woongebieden en overige winkelgebieden

Voor vestiging van horeca in woonwijken wordt allereerst gedacht aan winkelgebieden of andere locaties waar

meerdere publieksgerichte functies zijn gevestigd of waar mensen toch al naar toegaan, bijvoorbeeld voor

recreatie. Denk hierbij aan een buurtwinkelcentrum, MFA of park.

Aan de bedrijvige linten is horeca, net als in andere winkelgebieden, ondersteunend aan de hoofdfunctie.

In met name de grotere winkelgebieden is vaak horeca gevestigd die ook wijk gebonden is. Naast op winkelend

publiek gerichte daghoreca, kan hier ook gedacht worden aan een restaurant. Vanwege de goede

bereikbaarheid en parkeergelegenheid bij dit soort centra, is dit een goede plek voor dergelijke

horecavoorzieningen.

Bij buurtwinkelcentra is zeer beperkt ruimte voor uitbreiding. Hierbij moet ook gedacht worden aan

bijvoorbeeld afhaalformules, die veelal ook mogelijk zijn binnen de bestemming detailhandel. Overaanbod aan

'horeca' is een risico, mede doordat het onderscheid tussen detailhandel en horeca juist op dit soort locaties

vaak onduidelijk is.

 

Buitengebied en bedrijventerreinen

In het (toeristisch) buitengebied speelt horeca een belangrijke rol bij de kwaliteit van het gebied en de

aantrekkingskracht voor bezoekers. In deze gebieden is (beperkt) ruimte voor daghoreca en restaurants.

Horeca op bedrijventerreinen is ondergeschikt aan de bedrijfsfuncties en alleen bedoeld voor de mensen die er

werken. Zelfstandige horeca hoort niet thuis op de Tilburgse bedrijventerreinen. De bestaande centra en

bestaande horecaconcentraties horen immers vitaal te blijven.

 

Horeca bij winkels en dienstverlenende bedrijven (additionele horeca)

Door maatschappelijke en economische ontwikkelingen ontstaat er bij consumenten steeds meer een behoefte aan onderscheidende concepten in zowel winkels als horeca. Hoe meer een (winkel-)gebied gericht is op recreatief winkelen of verblijf, hoe groter de behoefte aan 'beleving'. Voorbeelden van deze ontwikkelingen

zijn een lunchroom in een boekenwinkel, een kapsalon met een wijnbar (mits gescheiden ruimtes) of een

lunchroom waar het gehele interieur te koop is. Deze ontwikkeling vindt op dit moment met name plaats

binnen de detailhandel waar steeds meer 'horeca-elementen' een plaats krijgen.

Het is voor winkeliers mogelijk om binnen de bestaande regels maximaal 33% van de winkeloppervlakte in te

richten voor horeca-activiteiten. Voor horecabedrijven die tevens alcohol verkopen gelden op grond van de

Drank en Horecawet (DHW) aanvullende (inrichtings-)eisen. Deze eisen gelden in Tilburg ook voor bedrijven die

geen alcohol schenken, maar wel langer geopend willen zijn dan op grond van de winkeltijdenverordening

mogelijk is.

 

Ondersteunende horeca

Horeca is ook een zeer wenselijk onderdeel van andere (maatschappelijke) voorzieningen zoals een

schouwburg, buurthuis of sportvoorziening. Deze horeca staat ten dienste van een andere hoofdfunctie. Deze

hoofdfunctie is dan ook opgenomen in het bestemmingsplan. Het schenken van alcohol is toegestaan middels

een Drank- en Horecavergunning.

 

Theehuis Wilhelminapark 12a

De voorgenomen ontwikkeling van het theehuis aan het Wilhelminapark 12a is een ontwikkeling die past binnen het Tilburgse horecabeleid. Het initiatief past in categorie 1, daghoreca, en wordt als zodanig aangeduid in het voorliggende wijzigingsplan. Het adres is gelegen aan een bedrijvig lint, waar horeca ondersteunend is aan de hoofdfunctie van het gebied. Dit type horeca is nog niet aanwezig in de omgeving en draagt tevens bij aan het behalen van de doelstelling uit de Stuctuurvisie Linten in de Oude stad, namelijk het versterken van de dynamiek en levendigheid in de bedrijvige linten. De locatie is gelegen op de route van het station naar museum De Pont en het Textielmuseum. Het theehuis zal een horecafunctie hebben op wijkniveau en de bezoekers van de musea behoren tot de doelgroep.

 

 

 

 

4.4 Verkeer en parkeren

 

4.4.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg

De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zetten we in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.

 

Onze gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In onze nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben onze inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met onze aanpak willen we meer dan alleen verkeersstromen in goede banen leiden. We willen de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.

 

Mobiliteitsagenda 013

De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.

4.4.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:

 

4.4.3 Nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'

In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd. Zie hiervoor Bijlage 1 Parkeernormen bij de regels van dit wijzigingsplan. Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent parkeernormen voor een range aan functies. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies op te nemen die in de gemeente Tilburg voorkomen.

 

Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.

 

 

Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.

 

Toets aan de parkeernormen

Het voorliggende plan betreft een kleinschalig initiatief. Er wordt een aanbouw van ongeveer 18 m² geplaatst ten behoeve van een theehuis van maximaal 80 m² met een (dag)horecafunctie op wijkniveau dat met name gericht zal zijn op voorbijgangers, zoals bezoekers van de nabijgelegen musea. De bed & breakfast van twee kamers (en vier kamers met een binnenplanse ontheffing) is reeds mogelijk in het vigerende bestemmingsplan, dus hierdoor ontstaat geen grotere parkeerbehoefte. Alleen het theehuis brengt een toename van de parkeerbehoefte met zich mee van maximaal 3 parkeerplaatsen. Er is geen ruimte voor aanleg van parkeergelegenheid op eigen terrein. Volgens de Nota Parkeernormen 2017 wordt bij kleine ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen geen parkeereis gesteld, omdat deze ontwikkelingen slechts een marginaal effect hebben op de toename van de parkeerdruk in de omgeving. Bij de aanvraag omgevingsvergunning zal het bouwplan definitief getoetst worden aan de parkeernormen.

 

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

5.1 Milieuhinder bedrijven

Bij het beoordelen van de (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

 

In het onderliggende plan is sprake van een toevoeging van een daghoreca-functie. De overige bestemmingen blijven gelijk met het eerder geldende bestemmingsplan. Binnen dit plan is voor de gemengde bestemming aansluiting gezocht bij de lijst functiemening. Het onderliggende plan past daar goed binnen. Horeca Cat 1 zijn activiteiten die vallen onder A-inrichtingen van de gemengde lijst en die dus aanpandig aan woningen kunnen. Daarmee kan op omliggende woningen nog steeds een goed woon- en leefklimaat geborgd worden.

5.2 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.

 

De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:

  1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);

  2. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;

  3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.

Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".

5.2.1 Verantwoordingsplicht

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.

 

In Bijlage 1 Risico inventarisatie en verantwoording zijn de risicobronnen die relevant zijn (binnen het invloedsgebied liggen) geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied in het invloedsgebied ligt van de Rijksweg A58 en de spoortrajecten Breda - Tilburg en Tilburg - Vught. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in de bijlage.

5.2.2 Conclusies en restrisico

In het plangebied wordt de aanbouw van een theehuis mogelijk gemaakt. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van drie transportroutes. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie Bijlage 1 Risico inventarisatie en verantwoording). Bij de verantwoording is gebruik gemaakt van het standaardadvies van de brandweer Midden- en West-Brabant.

 

Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:

 

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

5.3 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

5.3.1 Weg- en railverkeerlawaai

Binnen het plangebied is sprake van een toevoeging van een daghoreca-functie. De overige bestemmingen blijven gelijk met het eerder geldende bestemmingsplan. Met de daghoreca-functie wordt geen geluidgevoelige bestemming toegevoegd die binnen de zones van wegen liggen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen") respectievelijk binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Breda/Tilburg-Eindhoven/Tilburg-'s-Hertogenbosch. De normen uit de Wet geluidhinder respectievelijk het Besluit geluidhinder zijn hierdoor niet van toepassing.

5.3.2 Industrielawaai

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

5.3.3 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.

5.4 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

 

De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van een daghoreca-functie (theehuis) (en twee kamers voor een B&B). De verkeersaantrekkende werking zal door de bestemmingsplanwijziging niet of nauwelijks veranderen ten opzichte van de huidige situatie. Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.

5.5 Geur

In en om het plangebied zijn geen zware industriële en agrarische bedrijven toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële of agrarische geurhinder.

5.6 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties.

 

Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde

In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.

 

Analyse plangebied

Op basis van reeds uitgevoerde bodemonderzoeken op onverdachte terreinen is de Tilburgse bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Op de Tilburgse bodemkwaliteitskaart worden bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld.

[image][image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afbeelding: bodemkwaliteitszone wonen

 

Het bestemmingsplangebied is gelegen in de bodemkwaliteitszone wonen. Voor de gronden binnen het bestemmingsplangebied zijn bij de gemeente Tilburg geen actuele onderzoeken beschikbaar. Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op de locatie een ondergrondse tank aanwezig is geweest. De tank is in 1996 gesaneerd (KIWA saneringscertificaat niet aanwezig).

 

Conclusie

Van de locatie zijn geen actuele bodemonderzoeksgegevens bekend. Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen wordt nader bepaald of actueel bodemonderzoek vereist is.

5.7 Natuur en ecologie

 

5.7.1 Wettelijke kaders

De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk 'houtopstanden' (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.

 

Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.

 

Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:

 

 

Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.

 

Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.

 

Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

 

Om op een ontwikkelingsgerichte manier invulling te geven aan de wettelijke beschermingsstatus van gebouw bewonende diersoorten, heeft Gemeente Tilburg het Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg (hierna SMP) opgesteld. Hieraan is een gebiedsontheffing Flora- en faunawet gekoppeld, waar initiatiefnemers van bestemmingsplannen in de Oude Stad (het gebied begrensd door het Wilhelminakanaal, A58 en bosgebieden aan de westzijde van Tilburg) gebruik van kunnen maken. Initiatiefnemers van ontwikkelingen met mogelijke effecten op de gebouw bewonende soorten huismus, gierzwaluw en vleermuizen hoeven in dat geval niet meer afzonderlijk jaarrond onderzoek uit te voeren of een ontheffing aan te vragen. In plaats daarvan gelden een aantal voorwaarden uit het SMP, zoals het uitvoeren van een omgevingscheck voorafgaand aan de werkzaamheden, het werken volgens het "Ecologisch Werkprotocol SMP" en het aanbrengen van faunavoorzieningen in nieuwbouw.

5.7.2 Analyse plangebied

Natura 2000-gebieden

Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Kampina & Oisterwijkse Vennen op ruim 5 km van het plangebied. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.

 

Natuurbescherming in Verordening Ruimte 2014

Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op circa 2 km ten noordwesten van het plangebied. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 5.1 lid 6 van de Verordening Ruimte, zijn gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling redelijkerwijs uit te sluiten.

 

Soortenbescherming

Het plangebied ligt binnen het gebied waar het "Soortenmanagementplan Oude Stad Tilburg" van toepassing is en gebruik gemaakt kan worden van de gebiedsontheffing voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen. In voorliggend plan worden echter geen negatieve effecten op gebouwbewonende soorten verwacht. Er hoeft daarom geen gebruik gemaakt te worden van de gebiedsontheffing.

Tevens zijn in het gebied begroeiingen aanwezig waar vogels in kunnen nestelen, in de vorm van tuinbeplanting. Het gaat daarbij om vogelsoorten waarvan de nesten uitsluitend gedurende de broed- en nestperiode beschermd zijn. Vaste, jaarrond beschermde nesten zoals roofvogel- en roekennesten zijn niet aanwezig. Negatieve effecten op broedende vogels dienen te worden voorkomen door begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen te verwijderen buiten het broedseizoen. De periode van 15 maart tot 15 juli wordt over het algemeen beschouwd als broedseizoen. De Wet Natuurbescherming kent echter geen standaardperiode voor het broedseizoen, het gaat erom of er een broedgeval is. De genoemde periode kan daarom slechts als vuistregel worden gehanteerd.

Voor overige soortgroepen geldt dat het plangebied uitsluitend geschikt is als vaste rust- en verblijfplaats van soorten van algemeen vrijgestelde soorten. Tenslotte is voor alle soorten de wettelijke zorgplicht voor flora en fauna van kracht. In het kader van de zorgplicht zijn echter geen specifieke voorzorgsmaatregelen verbonden aan dit plan.

5.7.3 Conclusie

Vanuit de wettelijke gebiedsbescherming van Natura 2000-gebieden zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Ook vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden.

Het bestemmingsplan kan in overeenstemming met de wettelijke soortenbescherming worden uitgevoerd, mits begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen worden verwijderd buiten het broedseizoen.

 

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

De ontwikkeling betreft de bouw van een theehuis in de vorm van een glazen aanbouw aan de noordkant van het gebouw, lengte 7,18m breedte 2,6m, en de wijziging van de bestemming naar gemengd met theehuis (en b&b) mogelijk te maken. De toename afvoerend oppervlak is slechts 18,7m2.

 

Bestaand watersysteem

Het Tilburgs stedelijke watersysteem is omschreven in het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2016-2019. De gebiedskenmerken van dit plangebied zijn de in de bestaande situatie in tabel 1 weergegeven.

 

Kenmerk

In plangebied

Stroomgebied

Zandleij

Waterbeheerders

Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg

Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel

Bruto oppervlakte

800m²

Terreinhoogte

13,75m + NAP

Gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG)

11,90m+ NAP

Ontwateringdiepte

1,8m (ruim voldoende)

Bodem

Sterkzandige leemlenzen dikker dan 1m

Riolering

Gemengd stelsel

Afkoppelgebied

Niet van toepassing

Tabel 1 - Gebiedskenmerken

 

Het afvalwater en het regenwater worden gecombineerd ingezameld en getransporteerd tot de zuiveringsinstallatie Tilburg. Bij hevige neerslag treden de riooloverstorten in werking; het met regenwater verdund afvalwater wordt geloosd op het oppervlaktewater.

 

Beleidskader

Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Waardevol Water' 2016 - 2021 vastgesteld. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap : samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meer waarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Dommel (datum intrede 1 maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

 

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het vGRP 2016-2020, vastgesteld november 2016. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.

 

Duurzaam watersysteem

Het plangebied is bij de referentiesituatie grotendeels verhard en wordt afgewaterd door middel van de bestaande gemengde riolering. De afvoerende oppervlakten in de nieuwe situatie neemt toe met de bouw van het theehuis van 18,7m2. Dit is een beperkte toename van verhard oppervlak, zodat er geen sprake is van een bergingsopgave.

 

Het toepassen van uitloggende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen, als het regenwater valt op de afvoerende oppervlakten van daken en verharding en verder afstroomt.

 

De eigenaar van de grond bepaalt de hoogten van het terrein / vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze terreinhoogten moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:

 

De gemeente bepaalt de hoogte van de (toekomstige) openbare ruimte. Daarbij zijn verschillende factoren van belang, waaronder de ontwateringdiepte. In de bestaande situatie is de ontwateringdiepte voldoende voor de nieuwe functies. Hierom worden geen preventieve maatregelen vastgesteld om grondwater- of vochtoverlast te voorkomen.

 

Bij extreme neerslag, als de afvoer- en bergingscapaciteit volledig benut zijn, stijgen de waterniveaus tot het maaiveld. De laag gelegen delen worden als eerst overstroomd. In eerste instantie wordt het regenwater in de openbare ruimte opgevangen (berging op straat). Hiervoor is het van belang dat de openbare ruimte lager ligt dan de aangrenzende percelen. Daarom adviseert de gemeente de initiatiefnemer om de vloerpeilen bij bebouwing minimaal 15 cm hoger dan de openbare ruimte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) te kiezen, om de kans op onacceptabele schade zo veel mogelijk te verkleinen bij extreme neerslag.

 

Watertoets

De impact van dit plangebied op het watersysteem is beperkt. De aanpak volgt het maatwerk dat de gemeente heeft vastgesteld in het verbreed gemeentelijke rioleringsplan 2016-2019. Het bij het proces van de watertoets bijhorende wateroverleg wordt daarom maximaal verkort gevolgd. De opzet van het watersysteem is omschreven in deze waterparagraaf en direct verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Het waterschap heeft dan ook geen voorlopig wateradvies verstrekt. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets, wordt dan ook (direct) verstrekt bij de terinzagelegging.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Uit artikel 3.1.6 van het Bro vloeit de verplichting voort dat een vast te stellen bestemmingsplan is vergezeld door een toelichting, waarin (o.a.) zijn neergelegd de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.

 

Het voorliggende wijzigingsplan bevat geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.2 van de Wro) is daarom niet van toepassing en er is met initiatiefnemer geen exploitatieovereenkomst gesloten.

 

Eventueel uit te keren tegemoetkomingen in planschade zullen ten laste komen van de initiatiefnemer, die met de gemeente een planschadeovereenkomst heeft gesloten.

 

De enige gemeentelijke kosten die gemaakt worden zijn de plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit wijzigingsplan. De initiatiefnemer heeft hiervoor leges betaald.

 

Gelet op het vorenstaande is het plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 8 Omgevingsdialoog en overleg

 

8.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Wilhelminapark beschermd stadsgezicht 2012, 1e wijziging (Wilhelminapark 12) op 24 juni 2016 gepubliceerd in het Gemeenteblad.

8.2 Omgevingsdialoog

Op 12 april 2017 heeft de initiatiefnemer ter uitvoering van de omgevingsdialoog een brief verstuurd over het voornemen om een aanbouw met theehuis te realiseren aan acht omwonenden. Met de directe buren heeft tevens een persoonlijk gesprek plaatsgevonden en het initiatief is ingebracht op het platformoverleg Wilhelminapark op 19 april 2017. De buurtbewoners en de deelnemers aan het platform hebben allen de mogelijkheid gekregen om te reageren om het plan. Er zijn uitsluitend positieve reacties ontvangen. De buurt ziet het initiatief als een verrijking en verbetering van de omgevingskwaliteit. Zie ook Bijlage 2 Verslag burgerparticipatie.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpwijzigingsplan Wilhelminapark beschermd stadsgezicht 2012, 1e wijziging (Wilhelminapark 12a) heeft ter inzage gelegen van maandag 18 september tot en met maandag 30 oktober 2017. Tijdens deze periode is er één schriftelijke zienswijze ingekomen. Hierna volgt een samenvatting van de zienswijze, het standpunt van het gemeentebestuur en de conclusie aangaande de beoordeling. Het standpunt is gebaseerd op de volledige tekst van de zienswijze; er heeft een integrale beoordeling plaatsgevonden. De zienswijze is geanonimiseerd.

 

Samenvatting

Reclamanten zijn van mening dat het plan een positieve invloed heeft op de leefbaarheid aan het Wilhelminapark, echter hun bezwaar is dat het theehuis-koffiehuis en met name de bed & breakfast niet hoeft te beschikken over parkeerplaatsen op eigen terrein. Reclamanten verwachten dat vooral de bed & breakfast ervoor zal zorgen dat de parkeerbehoefte stijgt. Bovendien zullen volgens reclamanten 26 parkeerplaatsen verdwijnen vanwege de reconstructie van het Wilhelminapark. In het voorjaar van 2018 worden nieuwe fietspaden aangelegd aan weerszijden van de weg. Reclamanten betwijfelen of hiermee rekening gehouden is tijdens de planontwikkeling. Tot slot wijst reclamant erop dat in de omgeving diverse particuliere parkeergelegenheden te huur zijn.

 

Standpunt gemeentebestuur

Bij een nieuwe planontwikkeling wordt in de eerste plaats gekeken naar de toename van de parkeerbehoefte ten gevolge van de ontwikkeling en de mogelijkheid om hierin op eigen terrein in te voorzien. De bed & breakfast van twee kamers is reeds rechtstreeks mogelijk in het vigerende bestemmingsplan en er is ook een binnenplanse ontheffingsmogelijkheid opgenomen om een bed & breakfast van vier kamers te realiseren. Deze mogelijkheden nemen niet toe door het nu voorliggende wijzigingsplan. De bed & breakfast van twee kamers brengt dus geen extra parkeerbehoefte met zich mee.

 

De functieaanduiding horeca van categorie 1 is wel nieuw en die brengt een parkeerbehoefte met zich mee van maximaal 3 parkeerplaatsen. De functieaanduiding was in het ontwerpbestemmingsplan gelegen op het hele perceel, waardoor er planologisch gezien ook een grotere horecaonderneming zou kunnen ontstaan, met mogelijk een grotere parkeerbehoefte als gevolg. De oppervlakte van de functieaanduiding is om die reden teruggebracht naar het gedeelte waar de initiatiefnemer het theehuis wil beginnen. Zie hiervoor de staat van wijzigingen.

 

In de recent vastgestelde nota Parkeernormen 2017 is bepaald dat kleine ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal drie parkeerplaatsen niet hoeven te voldoen aan de parkeereis, omdat deze in de regel slechts een marginaal effect hebben op de toename van de parkeerdruk in de omgeving.

 

 

Het feit dat het Wilhelminapark gereconstrueerd wordt, staat los van het voorliggende wijzigingsplan. Met de reconstructie vindt aanpassing van de parkeervoorzieningen plaats. Aan de westzijde van het Wilhelminapark zijn op dit moment 37 parkeerplaatsen. In ontwerp komen er 20 terug en mogelijk 1 extra. Uit parkeeronderzoek blijkt dat er ’s avonds maximaal 21 plaatsen bezet zijn en overdag maximaal 30. Zowel 's avonds als gedurende de dag is er aan de zuidzijde van het Wilhelminapark (op loopafstand) nog voldoende vrije parkeerruimte. Dit maakt dat er aan de westzijde minder parkeerplaatsen terug hoeven te komen.

 

Tot slot kan initiatiefnemer zelf bepalen of het wenselijk is voor de onderneming om particuliere parkeergelegenheid te huren. De gemeente kan dit niet opleggen.

 

Conclusie

De zienswijze is deels gegrond. De oppervlakte van de functieaanduiding is teruggebracht, zodat de horecaonderneming niet groter kan worden dan het theehuis dat initiatiefnemer wil beginnen en de ontwikkeling dus ook geen parkeerbehoefte van meer dan drie parkeerplaatsen met zich mee kan brengen.