direct naar inhoud van Regels

Hoge Hoek, 1e wijziging (achter Molenstraat 55 Berkel-Enschot)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0855.WYZ2015006-e001
Plantype: gemeentelijke overheid/wijzigingsplan

Toelichting

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding tot planwijziging

Er is een verzoek om wijziging van het bestemmingsplan ingediend voor de realisatie van een woning op het perceel achter Molenstraat 55 te Berkel Enschot. Het betreft het perceel kadastraal bekend Berkel sectie B nr.6072. In het bestemmingsplan 'Hoge Hoek' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, die de realisering van 5 nieuwe woningen ter plaatse van de achtertuinen aan de Molenstraat mogelijk maakt. Voor één van deze woningen is nu een verzoek ingediend. Met deze toelichting wordt een basis gegeven voor de wijziging van het bestemmingsplan, waarmee medewerking kan worden verleend aan dit initiatief.

1.2 Het plangebied

Het plangebied omvat het perceel achter Molenstraat 55 te Berkel Enschot en wordt globaal begrensd door het perceel achter Molenstraat 57 in het noorden, het perceel Molenstraat 55 in het oosten, het perceel achter Molenstraat 53 in het zuiden en de Stellingmolen in het westen.

1.3 Voorgaande plannen

Dit bestemmingsplan is een wijziging van het bestemmingsplan 'Hoge Hoek' vastgesteld op 17 mei 2011, in werking getreden op 21 oktober 2011 en onherroepelijk geworden op 19 maart 2013.

 

 [image]

Hoofdstuk 2 Wijzigingsvoorwaarden

Ter plaatse van de achtertuinen van de woningen aan de Molenstraat wordt middels een aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' in het bestemmingsplan 'Hoge Hoek' het realiseren van vijf nieuwe woningen mogelijk gemaakt.

 

De aanleiding van deze wijzigingsbevoegdheid vindt zijn grondslag in het voormalige bestemmingsplan 'Spoorzone Berkel-Enschot'. In dit bestemmingsplan is aan deze gronden de bestemming 'uit te werken woongebied' toegekend. De achtertuinen van de percelen aan de Molenstraat maken onderdeel uit van een historisch lint met royale kavels. Intensieve bebouwing wordt hier niet wenselijk geacht, echter extensieve bebouwing in de vorm van 1 woning per kadastraal perceel behoort, onder voorwaarden, wel tot de mogelijkheden.

 

In het bestemmingsplan 'Hoge Hoek' zijn de voorwaarden voor wijziging van de bestemming opgenomen. Deze voorwaarden zijn:

  1. de gronden zijn gelegen binnen de de 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' ;

  2. het bouwplan past binnen het beeldkwaliteitsplan zoals vastgesteld op de gemeenteraad op 11 april 2011;

  3. er mag maximaal 1 woning per kadastraal perceel, zoals geregistreerd per 1 januari 2010, worden gebouwd;

  4. er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd op eigen terrein;

  5. de vrijstaande woningen zijn uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat milieuhygiënisch inpasbaar;

  6. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens dient aan beide zijden minimaal 3 meter te bedragen;

  7. de afstand van het hoofdgebouw tot het aangrenzend bestemmingsvlak 'Verkeer -Verblijf' dient ten minste 4 meter te bedragen;

  8. de voorgevelrooilijn van de woningen dient onderling tenminste 1 meter te verspringen;

  9. burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming ter plaatse van de nieuwbouw van de woningen de regels van het plan met betrekking tot de bestemming 'Wonen' die gelden voor vrijstaande woningen van overeenkomstige toepassing.

 

Het nu voorliggende verzoek voldoet aan deze voorwaarden. Het verzoek betreft het bouwen van 1 vrijstaande woning en het ontwerp past binnen het beeldkwaliteitsplan. Er is voldoende ruimte voor parkeren op eigen terrein. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden ruim 3m en de afstand tot de bestemming 'verkeer-verblijf' (de voorste perceelsgrens) respectievelijk 4m tot 8,70m.

Hoofdstuk 3 Thematische beleidskaders

 

3.1 Stedenbouwkundige aspecten en welstand

 

3.1.1 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.

Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.

Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstands- commissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.

3.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg

 

3.2.1 Historische geografie

3.2.2 Archeologie

3.2.3 Cultuurhistorie

3.2.4 Conclusie

Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling. Er worden geen historische objecten of structuren aangetast.

Voor wat betreft de archeologie is er op de planlocatie vanwege de geringe omvang van de nieuwe bodemverstoring geen vervolgonderzoek noodzakelijk.

3.3 Volkshuisvesting

Het plan past binnen de (regionaal afgestemde) kwantitatieve woningbouwopgave én de beleidsdoelen- Wonen in de Woonvisie, met name wat betreft het leveren van een bijdrage in de opgave grondgebonden wonen, in Dorps woonmilieu. Voor het verder verloop van de planontwikkeling wordt aanbevolen de woning levensloopbestendig te ontwikkelen (zie voor concrete ontwerphandreikingen de Werkwijzer Levensloop- bestendigheid & toegankelijkheid 2.1) en deze te laten voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen.

3.4 Verkeer en parkeren

De woning wordt ontsloten op de Stellingmolen en er wordt geparkeerd op eigen terrein. Voor 1 vrijstaande woning dienen hiervoor 2 parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gesitueerd.

3.5 Groen

Ter plaatse is geïnventariseerd welke bomen er op dit toekomstige kavel staan. De bomen zijn visueel beoordeeld op soort en grootte. Er zijn geen bijzondere soorten aangetroffen die bescherming nodig hebben in het bestemmingsplan. Wel wordt geadviseerd om enkele bomen die ver genoeg van het bouwvlak staan, zoals de Pinus achter op het kavel, te behouden vanwege de kwaliteit en waarde voor de directe omgeving. Voor de bomen die gekapt moeten worden met een stamomtrek groter dan 60cm op 1,30m gemeten dient een kapvergunning aangevraagd te worden.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

 

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

4.2 Milieuhinder bedrijven

Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

 

Het plan ligt binnen het plan Hoge Hoek. In dit plan is al een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze woning mogelijk te maken. Een van de voorwaarde is dat de woning milieu hygiënisch inpasbaar is. In het onderliggend plan is uitgebreid naar de invloed van omliggende bedrijven gekeken waarbij ook ingezoomd is op het bedrijventerrein Rhijnkant. Uit het eerder onderzoek kan geconcludeerd worden dat voor de nieuwe woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.

De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:

  1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);

  2. Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;

  3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van 1 januari 2011.

Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".

 

Het gaat hier om een uitwerking van de wijzigingsbevoegdheid. Bij de bestemmingsplanprocedure voor Hoge Hoek is de verantwoording opgesteld en heeft al een berekening plaatsgevonden, de woning is hierbij meegenomen. De belangrijkste onderdelen uit de verantwoording zijn:

4.4 Geluid

 

4.4.1 Wegverkeerslawaai

Het plan betreft de bouw van één woning achter het adres Molenstraat 55 Berkel-Enschot. In het moederplan bestemmingsplan Hoge Hoek is al een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Voor het bestemmingsplan Hoge Hoek is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (AGEL Adviseurs, nr. 20060434-01, d.d. 28 oktober 2010, met aanpassing op 2 mei 2011). Alleen de nieuwe ontsluitingsweg langs het spoor (Koningsoordlaan) heeft een geluidzone. Het geluid van deze weg zal door het toepassen van stil asfalt en nog te realiseren afschermende bebouwing lager zijn dan de voorkeursgrenswaarde. De nog te realiseren wegen zijn 30km/h wegen en hebben geen geluidzone.

4.4.2 Railverkeerslawaai

Het plan betreft de bouw van één woning achter het adres Molenstraat 55 Berkel-Enschot. In het moederplan bestemmingsplan Hoge Hoek is al een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Voor het bestemmingsplan Hoge Hoek is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (AGEL Adviseurs, nr. 20060434-01, d.d. 29 oktober 2010, met een aanpassing op 2 mei 2011). Het plangebied ligt binnen de zone van het spoortraject tussen Tilburg en Den Bosch. Mede door geprojecteerde bebouwing en geluidmaatregelen aan het spoor (toepassen raildempers en geluidscherm) wordt de voorkeursgrenswaarde van 55dB niet overschreden.

4.4.3 Industrielawaai

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

4.4.4 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over het plangebied.

4.5 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

 

De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Het plan voorziet in de realisatie van 1 woning . Hierdoor kan het plan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.

4.6 Geur

 

4.6.1 Industriële geur

In en om het plangebied is geen zware industrie toegestaan. Hier zal dus ook geen sprake zijn van industriële geurhinder.

4.6.2 Agrarische geur

Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.

 

Voor het onderliggende plan Hoge Hoek is een geuronderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat er toen al sprake was van een goed woon- en leefklimaat. De wijzigingen die sindsdien bij omliggende veehouderijen heeft plaatsgevonden hebben tot gevolg dat de geuremissies neutraal zijn gebleven of zelfs zijn afgenomen. Hiermee is ter plaatse van de nieuwe woning nog steeds sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.7 Bodem

De locatie is op 2 december 2009 onderzocht door AGEL adviseurs. Dit verkennend onderzoek is uitgevoerd ter plaatse van het noordelijk deel van het plangebied Hoge Hoek te Berkel-Enschot. Op basis van de resultaten van het vooronderzoek wordt de onderzoek locatie aangemerkt als een, voor bodemverontreiniging, grootschalig onverdachte locatie. Tijdens de uitvoering van het veldwerk zijn er geen asbestverdachte materialen in de bodem aangetroffen.

In de boven en ondergrond zijn aangaande onderzochte stoffen geen verhoogde gehalten aangetoond. In het onderzochte grondwater overschrijden diverse zware metalen de streefwaarde. Deze licht verhoogde gehalten aan zware metalen betreffen op basis van uit de regio bekende grondwatergegevens hoogstwaarschijnlijk verhoogde achtergrondwaarden ten gevolge van diffuse bodemverontreiniging. Er zijn geen aanwijsbare bronlocaties aangetroffen.

In diverse delen van Noord-Brabant worden verhoogde gehalten aan zware metalen gemeten zonder dat daarvoor een duidelijke bron en oorzaak is aan te wijzen. De oorzaak ligt in dit soort gevallen meestal in een combinatie van factoren, waarbij de aanwezigheid van kalkarme zandgronden, verschillende vormen van antropogene belasting, zoals het jarenlang gebruik van meststoffen, bodemverbeterende middelen en bestrijdingsmiddelen en zure depositie een rol spelen. In sommige gevallen betreft het van nature aanwezige componenten. Het voorkomen van deze verontreinigingen levert vaak een heel heterogeen beeld op. Hierdoor spreekt men van een lokaal verhoogde achtergrondconcentratie.

 

Dempingen

Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op locatie geen dempingen hebben gelegen.

 

Ondergrondse tank

Uit historisch onderzoek is gebleken dat er op locatie geen ondergrondse tank aanwezig zijn geweest.

 

Conclusie

Omdat van de locatie zelf geen bodemonderzoek gegevens bekend zijn, dient voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

4.8 Natuur en Ecologie

 

4.8.1 Inleiding

Vanuit de huidige natuurwetgeving moet bij ruimtelijke ingrepen inzichtelijk zijn of er sprake is van beschermde natuurwaarden in het plangebied en in de beïnvloedingszone. Het gaat daarbij om beschermde natuurgebieden (Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van het Natuurnetwerk Nederland en beschermde soorten (Flora- en faunawet).

Hieronder volgt een korte toelichting op het beleid voor gebiedsbescherming en soortenbescherming. Per beleidskader is een analyse van het plangebied en een conclusie vermeld.

4.8.2 Natura 2000

Het wettelijke toetsingskader van de gebiedsbescherming is verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet 1998), die op 1 oktober 2005 in werking is getreden. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en in de toekomst de Habitatrichtlijn zijn hiermee in de nationale regelgeving verankerd. Voor de habitatrichtlijngebieden geldt echter dat de overheid bij vergunningverlening de habitattoets dient uit te voeren conform de EU-HRL (Habitatrichtlijn), zolang het gebied nog niet formeel is aangewezen door het Ministerie van EZ. Op dit moment vallen de habitatrichtlijngebieden op grond van jurisprudentie nog onder de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn. De VRL (Vogelrichtlijn) gebieden zijn in 2000/2003 wel formeel aangewezen en vallen derhalve onder de NB-wet 1998.

 

Om schade aan natuurwaarden waarvoor de zogenoemde Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkómen, bepaalt de NB-wet 1998 dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid). Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000-gebieden (artikel 19j). Hiertoe dient de zogenaamd habitattoets.

In de oriëntatiefase wordt bepaald hoe de verdere procedure dient te worden doorlopen; dit is afhankelijk van de informatie over de mogelijke aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. De hoofdvraag is of er een kans op een significant negatief effect bestaat.

 

Er zijn drie mogelijkheden:

  1. Er is zeker geen negatief effect. Er is dan geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig.

  2. Er is wel een mogelijk negatief effect, maar dit is zeker geen significant negatief effect. De verslechterings- en verstoringstoets moet worden doorlopen.

  3. Er is een kans op een significant negatief effect. Een passende beoordeling is vereist.

 

Analyse plangebied
Het plangebied ligt op ruime afstand van Natura 2000-gebieden. Omliggende Natura 2000-gebieden zijn: de Regte Heide & Riels Laag, Kampina & Oisterwijkse Vennen en Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen. Deelgebied Loonse en Drunense Duinen liggen het dichtstbij: ruim 2,1 kilometer ten noordwesten van het plangebied. Dit Natura 2000-gebied heeft een doelstelling voor 7 habitatttypen en 2 habitatsoorten. De Loonse en Drunense Duinen is een groot stuifzandgebied. In dit gebied zijn dikke pakketten dekzand afgezet. Deze dekzanden zijn in de loop der tijd begroeid geraakt met bos, maar door houtkap en overbeweiding kon het zand weer gaan stuiven en ontstonden de huidige Loonse en Drunense duinen. Het stuifzandgebied wordt omringd door uitgestrekte naald- en eikenbossen die aan de zuidkant aansluiten op de Brand, een beekdal met alluviale bossen, moeras en vennen (Bron: Ministerie van Economische Zaken).

 

Conclusie
De gewenste ontwikkelingen In het plangebied zullen geen negatief effect hebben op Natura 2000-gebieden. De tussenliggende afstand is hiervoor te groot. En de storende factoren door de ontwikkelingen zijn dusdanig van aard zijn dat geen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied zijn te verwachten.

4.8.3 Natuurnetwerk Brabant

In de Verordening ruimte Noord-Brabant is het Natuurnetwerk Brabant (ook bekend als Ecologische Hoofdstructuur) begrensd. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuurgebieden, verbindingszones en beheersgebieden. De provincie heeft in 2009 het Natuurbeheerplan vastgelegd, dat bestaat uit twee kaarten, respectievelijk de ambitie- en de beheertypenkaart. De beheertypenkaart laat de huidige situatie zien en de ambitiekaart geeft de gewenste situatie weer. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor subsidies met betrekking tot beheer en inrichting. In het nieuwe beleid van de provincie met betrekking tot het Natuurnetwerk Brabant is nog duidelijker als voorheen de lijn gevolgd van een aaneengesloten ecologische structuur. Kleine(re) bosgebieden die buiten deze structuur liggen en ook niet voldoen aan specifieke natuurwaarden, behoren niet tot het Natuurnetwerk Brabant.

 

Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor het Natuurnetwerk Brabant is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlijke landschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken.

Indien de natuur- en landschapswaarden van het Natuurnetwerk Brabant worden aangetast, dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Per saldo zal op planniveau of gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Indien er wel schade wordt veroorzaakt, dan dient natuurcompensatie plaats te vinden.

 

Analyse plangebied

In het plangebied komen geen terreinen voor die begrensd zijn als Natuurnetwerk Brabant (zie ook afbeelding 1). Het dichtsbijzijnde Natuurnetwerk Brabant is ten westen gelegen op ruim 1km afstand van het plangebied. Dit perceel heeft het beheertype: N00.01: Nog om te vormen landbouwgrond naar natuur (inrichting).

 

Conclusie

De gewenste ontwikkelingen in het plangebied zullen geen (significante) negatieve effecten hebben op het Natuurnetwerk Brabant in de omgeving. Het plangebied ligt niet in het Natuurnetwerk Brabant en de ontwikkelingen zijn dusdanig van aard dat dit geen negatieve gevolgen zal hebben voor de kwaliteit en kwantiteit van het dichtsbijzijnde Natuurnetwerk Brabant.[image]

Figuur 1 Ligging Natuurnetwerk Brabant (groen & oranje) en ecologische verbindingen (rood) rondom plangebied (blauw). Kaartbron: http://kaartbank.brabant.nl/viewer/app/natuurbeheerplan

4.8.4 Groenblauwe mantel

De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. Het kerngebied groenblauw wordt ommanteld om kernen te versterken en te verbinden. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Binnen de groenblauwe mantel zijn ook de zogenaamde beheersgebieden van de Natuurnetwerk Nederland opgenomen. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. Voor de natuur betekent dit vooral versterking van de leefgebieden voor plant- en diersoorten en de bevordering van de biodiversiteit buiten het Natuurnetwerk Nederland. Vanuit de watercomponent wordt vooral ingezet op het kwantitatief en kwalitatief herstel van kwelstromen, zoals het wijstverschijnsel op de Peelrandbreuk in Oost Brabant, in de beekdalen en op de overgangen van zand/veen naar klei in de zogenaamde Naad van Brabant. De groenblauwe mantel geeft naast de ontwikkeling van een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

 

Analyse plangebied

In het plangebied komen geen terreinen voor die begrensd zijn als Groenblauwe mantel. De dichtstbijzijnde Groenblauwe mantel is ten noordwesten van het plangebied gelegen op 1.8km afstand.

 

Conclusie

De gewenste ontwikkelingen in het plangebied zullen geen (significante) negatieve effecten hebben op de Groenblauwe mantel. Het plangebied ligt niet in de Groenblauwe mantel en de ontwikkelingen zijn dusdanig van aard dat dit geen negatieve gevolgen zal hebben voor de kwaliteit en kwantiteit van de dichtstbijzijnde Groenblauwe mantel.

4.8.5 Flora- en faunawet

Volgens de Flora- en faunawet is bij de ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde flora en fauna binnen het plangebied. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ruimtelijk ingrepen, stil te staan bij rekening te houden met aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkómen of beperkt.

 

Onder ruimtelijke ingrepen wordt verstaan het uitvoeren van werkzaamheden in de (buiten)ruimte. Een ontheffing is nodig op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet (derde lid, vijfde lid en zesde lid, onderdeel c) als er beschermde soorten leven op de plek waar de werkzaamheden worden uitgevoerd. Voor ruimtelijke ingrepen zijn de soorten ingedeeld in drie tabellen. Als in het plangebied alleen soorten leven uit de vrijstellinglijst in tabel 1, dan hoeft geen ontheffing aan te worden aangevraagd. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht. In tabel 1 staan de lichtst beschermde soorten en in tabel 3 de zwaarst beschermde soorten. In tabel 2 staan de overige soorten. Deze indeling geldt alleen voor ruimtelijke ingrepen. Naast de soorten in tabel 3 zijn ook alle vogels zwaar beschermd.

 

Activiteiten die een schadelijk effect hebben op soorten die beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet zijn in principe verboden. Van dit verbod kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een vrijstelling, door het werken volgens een goedgekeurde gedragscode of - indien geen of onvoldoende maatregelen genomen kunnen worden om schadelijke effecten te voorkomen - door een ontheffing aan te vragen voor artikel 75 Flora- en faunawet.

 

Analyse plangebied

Door een deskundige ecoloog van de gemeente Tilburg is het plangebied op basis van bronnenonderzoek (Nationale Databank Flora en Fauna) en een verkennend veldonderzoek (op 08-03-2016) op (potentieel) aanwezige beschermde soorten geanalyseerd.

 

Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van 1 woning. Het betreft het achterste gedeelte van de voormalige tuin bij Molenstraat 55, Berkel-Enschot. De bebouwing langs de Molenstraat dateert vanaf 1900. Het perceel (met nummer 6072) heeft een oppervlakte van 640m2 en zal in de nieuwe situatie worden ontsloten via de Schorsmolen. Op het perceel is bebouwing afwezig. Het perceel is ingericht als gazon met langs de randen enkele struiken en bomen (zowel naald als loof). Open water is afwezig evenals ondergrondse ruimten en kunstverlichting. Op de grens van het perceel staat een gesloten hekwerk.

 

De aanwezigheid van groeiplaatsen, voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen en essentieel functioneel leefgebied voor beschermde tabel 2 en 3 soorten en categorie 1-4 vogelsoorten zijn gebaseerd op het huidige habitat in het plangebied op voorhand uit te sluiten.

 

In deze particuliere tuin is geen ruimte voor tabel 2 en 3 beschermde vaatplanten; maretak ontbreekt in de bomen. Verblijfplaatsen voor tabel 2 en 3 grondgebonden zoogdieren zijn afwezig; boomnesten van eekhoorn zijn niet aangetroffen.

 

Diverse vleermuissoorten (vnl. gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger) zijn overvliegend en foeragerend het plangebied te verwachten. Voor beide functies heeft het plangebied geen essentiële betekenis. Veel vergelijkbaar habitat - als alternatief - rondom het plangebied is aanwezig. Het perceel is geen (onderdeel van) een duidelijke landschappelijke lijnvormige structuur (zoals een bomenlaan, dijk).

Het plangebied is potentieel geschikt voor voortplantingsplaatsen en functioneel leefgebied van algemene vogels. In dit type habitat worden bezette vogelnesten verwacht van vnl. struik- en boombroeders.

 

Het plangebied is potentieel geschikt voor Flora- en faunawet tabel 1 soorten. Het gaat om vnl. verblijfplaatsen en functioneel leefgebied voor grondgebonden zoogdieren en amfibieën en groeiplaatsen van vaatplanten. Door het habitat zijn potentieel te verwachten soorten: vnl. egel, huisspitsmuis, gewone pad en brede wespenorchis.

 

Conclusie

De aanwezigheid van groeiplaatsen, voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen en essentieel

functioneel leefgebied voor beschermde tabel 2 en 3 soorten en categorie 1-4 vogelsoorten is gebaseerd op het huidige habitat op voorhand uit te sluiten. Schadelijke effecten door de geplande activiteiten treden hierop niet op. Het aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet is niet nodig.

 

Het plangebied is potentieel geschikt voor voortplantingsplaatsen en functioneel leefgebied van algemene vogels. Het treffen van mitigerende maatregelen om verstoring tijdens uitvoering van de geplande activiteiten te voorkomen is hiervoor nodig. In gebruik zijnde nesten van algemene vogels zijn strikt beschermd, daarbuiten mogen ze worden verwijderd. Uitgangspunt is dat de geplande activiteiten alleen kunnen worden uitgevoerd indien bezette nesten van algemene vogels niet worden verstoord. Om deze reden wordt geadviseerd te starten met de werkzaamheden in de periode 1 sept - 1 maart (buiten het vogelbroedseizoen). Afgestemd op de feitelijke planning van het project dienen de exacte voorzorgsmaatregelen te worden bepaald.

 

Er is in het plangebied kans op beschermde tabel 1 soorten (grondgebonden zoogdieren, amfibieën en vaatplanten). Tabel 1-soorten zijn van een ontheffing vrijgesteld. Wel dient zorgvuldig te worden gehandeld hetgeen als doel heeft dat de aannemer actief moet optreden om alle mogelijke schade (doden, verwonden) aan de diersoort te voorkomen.

 

Hoofdstuk 5 Wateraspecten

 

5.1 Waterparagraaf

Bestaand watersysteem

De gebiedskenmerken in de bestaande situatie zijn:

 

Kenmerk:

In plangebied:

Stroomgebied

Zandleij

Waterbeheerders

Gemeente Tilburg (stedelijk water)

Waterschap De Dommel

Bruto oppervlakte

Ca. 500m²

Afvoerende oppervlakte

Ca. 150m²

Terreinhoogte

Ca. 12,00+ NAP

Maatgevende grondwaterstand

Ca. 11,10+ NAP

Ontwateringdiepte

Ca. 0,9m (voldoende voor woning met of zonder kruipruimte)

Riolering

Gemengd stelsel in Molenstraat

Afkoppelgebied

Rhijnkant Berkel Enschot

Oppervlaktewater

Niet van toepassing

Keur beschermde gebieden

Niet van toepassing

 

In het vigerende bestemmingsplan Hoge Hoek 2013 was reeds voorzien dat ook de diepe achtertuinen van dit deel van de Molenstraat zouden worden bebouwd. Het vigerend bestemmingsplan geeft bestemming wonen aan voor deze locatie, met functieaanduiding erf. Met deze herziening verandert de functieaanduiding van erf naar een bouwvlak met erf. Met de realisatie van het bestemmingsplan Hoge Hoek ligt het perceel aan een woonstraat Stellingmolen, die aan de westzijde reeds bebouwd is.

 

Duurzaam waterbeheer

Beleidskader

Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Waardevol Water' 2016 - 2021 vastgesteld. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap : samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meer waarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Dommel (datum intrede 1 maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

 

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het vGRP 2016-2020, vastgesteld november 2016. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.

 

Afwegingen

Het plan betreft de bouw van een woonhuis, achter in de huidige tuin van Molenstraat 55. Het perceel is gelegen in het afkoppelgebied van het gemengd riool genaamd Rhijnkant. Met de realisatie van het bestemmingsplan Hoge Hoek is de woonstraat aangelegd, waaraan het perceel is gelegen. Conform het vigerend bestemmingsplan Hoge Hoek is deze straat voorzien van een gescheiden rioolstelsel. Het DWA-riool is aangesloten op het bestaande gemengde stelsel van de gemeente Tilburg d.m.v. een minigemaal. Het RWA-riool is aangesloten op de in het plan Hoge Hoek gerealiseerde retentievoorziening. Het perceel dient dan ook te worden aangesloten op het gescheiden rioolstelsel van de westelijk gelegen wijk Hoge Hoek.

Bovendien is het bouwvlak + erfverharding kleiner dan 2000 m2, waardoor het afvoerend oppervlak eveneens kleiner is dan 2000 m2. Conform de beslisboom watertoets vastgelegd in het vGRP, Bijlage 12 Uitgangspunten en beslisboom watertoets, kan het perceel worden aangesloten op het gescheiden rioolstelsel en is er geen bergingsopgave.

 

Ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan is er nauwelijks of geen impact is op het watersysteem, waardoor geen randvoorwaarden gesteld moeten worden, anders dan de volgende algemene uitgangspunten:

 

Watertoets

Aangezien er nauwelijks sprake is van waterbelangen in het plangebied, hebben waterschap De Dommel en gemeente besloten de watertoets maximaal verkort te volgen. Hierdoor wordt deze waterparagraaf direct verwerkt in het ontwerpplan, zoals in eerder gemaakte afspraken om het vooroverleg vereenvoudigd te volgen. Het waterschap kan naderhand een voorlopig wateradvies verstrekken ten behoeve van de terinzagelegging.

Hoofdstuk 6 Financiële uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economsiche uitvoerbaarheid van het plan te toetsen. Daarnaast kan de gemeente aan de hand van de kostensoortenlijst van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kosten verhalen op de ontwikkelaar.

 

Dit wijzigingsplan komt voort uit het bestemmingsplan Hoge Hoek en wordt vastgesteld ten behoeve van een afzonderlijk initiatief achter de Molenstraat (55). De leges voor het wijzigingsplan zijn betaald en er is een anterieure overeenkomst gesloten ter verhaling van de kosten voor afdracht bovenwijks.

 

Tevens is er met de initiatiefnemer een overeenkomst tegemoetkoming in schade gesloten. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van onderhavig wijzigingsplan, welke op de voet van afdeling 6.1 Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer. Om deze reden is het plan economisch uitvoerbaar.

 

Daarmee is het kostenverhaal alsmede de financiële uitvoerbaarheid verzekerd en een exploitatieplan niet noodzakelijk.

 

 

Hoofdstuk 7 Burgerparticipatie en overleg

 

7.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende wijzigingsplan Hoge Hoek, 1e wijziging (achter Molenstraat 55 Berkel-Enschot) op 4 december 2015 gepubliceerd in het Gemeentebladen op de gemeentelijke website www.tilburg.nl.

7.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Aangezien er geen Rijks- en/of provinciale belangen gemoeid zijn met dit wijzigingsplan is toezending aan de betreffende instanties niet nodig.

7.3 Burgerparticipatie

Op 13 december 2015 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burger- participatie een brief verzonden aan de omwonenden van het plangebied. In deze brief is een toelichting gegeven over de plannen voor de bouw van de woning. In navolging op deze brief heeft initiatiefnemer persoonlijk kennisgemaakt met meerdere omwonenden en is het plan nader toegelicht. Er is positief gereageerd op het plan en er zijn geen bezwaren geuit. Enkele omwonenden hebben geen reactie gegeven op het plan.

7.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van maandag 13 juni tot en met maandag 25 juli 2016. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.