direct naar inhoud van Regels

Buitengebied De Voorste Stroom, 9e herziening (Zandstraat 13)

Status: ontwerp
Identificatie: NL.IMRO.0855.BSP2021045-b001
Plantype: bestemmingsplan

Regels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).

1.2 plan:

Het bestemmingsplan Buitengebied De Voorste Stroom, 9e herziening (Zandstraat 13) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2021045-a001 van de gemeente Tilburg.

1.3 aan huis verbonden beroep

Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:

  1. degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;

  2. geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen;

  3. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;

  4. de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;

  5. de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;

  6. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;

  7. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.

1.4 aanbouw

Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afhankelijke woonruimte

Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 ambachtelijk bedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.9 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 bed & breakfast

Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.

Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan arbeidsmigranten, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van zorgwonen.

 

1.12 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.

1.13 beschermwaardige boom

Boom, die ingevolge het Tilburgse bomenbeleid is aangewezen als monumentale boom, boom met een ecowaarde of boom met een hoofdwaarde en die is weergegeven op de bij dit plan gevoegde Boomwaardekaart.

1.14 bestaand

Bij bouwwerken:

Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.

1.15 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.18 bouwen

Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouwof zolder.

1.21 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 bouwwerken van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.

 

1.25 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)

De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.

1.26 cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door een gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied of door de wijze waarop daarin de ontwikkelingen tot uitdrukking komen van de esthetische opvattingen in de loop van de tijd.

1.27 dove gevel

1.28 erf

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.29 erker

Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.

1.30 escortbedrijf

Het op bedrijfsmatige wijze bemiddelen in de totstandkoming van contacten tussen een prostituee en degene die van zijn/haar diensten gebruik wil maken.

1.31 functionele eenheid

Hieronder wordt verstaan:

  1. een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;

  2. het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.

1.32 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 grondgebonden woning

Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.

1.34 groenvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.

1.35 hogere grenswaarde

Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.36 hoofdgebouw of hoofdbebouwing

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.37 houtopstand

Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.

1.38 huishouden

Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld: De huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur).

1.39 kortstondig

Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.

1.40 logies

Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.41 maatvoeringsvlak

Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.

1.42 mantelzorg

Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.43 monumentale boom

Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

1.44 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,

waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.

1.45 onbebouwd erf

Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.

1.46 ondergeschikte delen van een bouwwerk

Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.

1.47 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.48 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.

1.49 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.50 peil (straatpeil)

Hieronder wordt verstaan:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.51 perceel

Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.

1.52 plangrens

Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.

1.53 prostitutie-inrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, al dan niet tegen betaling seksuele handelingen worden verricht. Onder een prostitutie-inrichting worden in elk geval verstaan: een parenclub en een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.54 ruimtelijke ontwikkelingen

Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.

1.55 speelvoorzieningen

Voorzieningen ten dienste van sport en spel.

1.56 teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  1. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;

  2. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;

  3. het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water e.d.);

voorbeelden zijn aardbeiteelttafels, afdekfolies, anti-worteldoek, boomteelthekken, hagelnetten, insectengaas, plastic tunnels, teeltondersteunende kassen, schaduwhallen en vraatnetten.

1.57 teeltondersteunende voorzieningen, permanente

Teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen, die voor onbepaalde tijd worden gebruikt.

1.58 teeltondersteunende voorzieningen, tijdelijke

Teeltondersteunende voorzieningen, die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, gedurende maximaal 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik.

1.59 uitbouw

Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht

ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.60 verblijfsvoorzieningen

Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.

1.61 voorgevelrooilijn

De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.

1.62 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.

1.63 weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.64 wonen

Hieronder wordt verstaan:

  1. het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. waarbij de nadruk ligt op (nagenoeg) zelfstandige bewoning. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;

  2. huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);

  3. beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.

1.65 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens

Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 Functie

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

  2. bijbehorende en ondergeschikte onverharde paden;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. extensief recreatief medegebruik;

  5. bouwwerken van algemeen nut.

 

3.1.2 Functie-aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zijn de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mede bestemd voor één of meerdere landschapselementen.

 

 

3.2 Bouwregels

 

 

3.2.1 Gebouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 3.1 toegelaten functies, en met dien verstande dat:

de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m en tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen, kuilvoerplaten en sleufsilo's niet zijn toegestaan.

 

3.2.3 Ondergronds bouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

 

3.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:

  1. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  2. het opgeslagen hebben en/of houden van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  3. het opgeslagen hebben en/of houden van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.

 

 

 

 

 

 

 

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100m2 per perceel of met meer dan 0,40m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40m onder maaiveld;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

  7. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100m2 per perceel.

 

 

3.4.2 Uitzonderingen

Het in 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

 

3.4.3 Toelaatbaarheid

De in 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in 3.1 genoemde waarden en/of functies.

 

 

Artikel 4 Natuur

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

4.1.1 Functie

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, herstel, beheer en/of ontwikkeling van de natuur en/of het bos/de bosschages en de bijbehorende bosgroeiplaats;

  2. behoud, herstel, beheer en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en/of natuurwaarden;

  3. bijbehorende en ondergeschikte onverharde paden;

  4. bijbehorende en ondergeschikte poelen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. extensief recreatief medegebruik;

  6. bouwwerken van algemeen nut.

 

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de gronden binnen deze bestemming geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd.

 

4.2.2 Ondergronds bouwen

In uitzondering op artikel 4.2.1 mag op de gronden binnen deze bestemming ondergronds worden gebouwd ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen bedoeld voor behoud, herstel, beheer en/of ontwikkeling van natuurwaarden.

 

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

 

4.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:

  1. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  2. het opgeslagen hebben en/of houden van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  3. het opgeslagen hebben en/of houden van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.

 

 

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100m2 per perceel of met meer dan 0,40m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;

  2. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40m onder maaiveld;

  3. het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;

  4. het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;

  5. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;

  6. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas;

  7. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;

  8. het aanleggen van onverharde wegen en paden;

  9. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem.

 

 

4.4.2 Uitzonderingen

Het in 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen. Met betrekking tot het verwijderen van opgaand houtgewas wordt hier in elk geval onder verstaan het verwijderen van opgaand houtgewas bij wijze van verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei en/of de kwaliteit van de overblijvende houtopstand (dunning), het verwijderen van opgaand houtgewas ingevolge de Plantgezondheidswet en het verwijderen van opgaand houtgewas, ten aanzien waarvan ingevolge de Wet natuurbescherming een melding moet worden verzonden en/of vergunningplicht bestaat ingevolge de gemeentelijke Bomenverordening;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

 

4.4.3 Toelaatbaarheid

De in 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel, beheer en de ontwikkeling van de in 4.4.1 genoemde waarden en/of functies. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op gronden met de aanduiding 'overige zone - attentiezone waterhuishouding' en de aanduiding 'behoud en herstel watersystemen'.

 

 

Artikel 5 Wonen - Buitengebied

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

5.1.1 Functie

De voor 'Wonen - Buitengebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. één woning per bestemmingsvlak;

  2. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  3. bijbehorende en ondergeschikte tuinen en erven;

  4. bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;

  5. bijbehorende en ondergeschikte groenvoorzieningen;

  6. bijbehorende en ondergeschikte speelvoorzieningen;

  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  8. bouwwerken van algemeen nut.

 

5.1.2 Functie-aanduidingen

  1. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zijn de voor 'Wonen - Buitengebied' aangewezen gronden mede bestemd voor een of meerdere landschapselementen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'erf' zijn de voor 'Wonen - Buitengebied' aangewezen gronden bestemd voor erf.

 

5.1.3 Hogere grenswaarden

Bij het realiseren van de toegelaten bestemming en/of functies moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere grenswaarde(n) en de daarin opgenomen voorwaarden welke opgenomen zijn in bijlage 1 van deze regels.

 

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden naast de in deze bestemming opgenomen regels tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.

 

5.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  1. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één woning toegestaan;

  2. woningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  3. de woning dient voorzien te zijn van een schuine kap;

  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4m;

  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10m;

  6. de inhoud mag, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, niet meer bedragen dan 1000m³.

 

5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:

  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf';

  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen dienen op een afstand van tenminste 2m achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden gebouwd;

  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3m;

  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6m;

  5. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de woning mag niet meer bedragen dan 20m;

  6. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een woning mag niet meer bedragen dan 150m².

 

5.2.4 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;

  2. de maximale bouwhoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;

  3. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².

 

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 5.1.1en 5.1.2 toegelaten functies;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 20m2 per bestemmingsvlak;

  3. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1m;

  4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3m.

 

5.2.6 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  1. op de gronden binnen deze bestemming mag ondergronds worden gebouwd op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd, en daarnaast mogen direct aansluitend in- en uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;

  2. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 3,5m.

 

5.2.7 Voorwaardelijke verplichting waterberging

  1. Het bouwen van een bouwwerk met een oppervlakte van 50 m² of groter ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - waterbergingseis' is uitsluitend toegestaan indien voorzien wordt in de aanleg van voldoende waterberging.

  2. Hierbij moet worden voldaan aan de waterbergingseis zoals neergelegd in het Programma water en riolering 2020-2023. Indien het Programma water en riolering 2020-2023 gedurende de planperiode wordt gewijzigd, dient te worden voldaan aan de gewijzigde waterbergingseis.

  3. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het gestelde onder a indien realisatie van de waterberging redelijkerwijs niet mogelijk is.

 

5.2.8 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

  1. Het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' conform het bepaalde in lid 5.1.1 is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, is gerealiseerd, wordt beheerd en duurzaam in stand wordt gehouden.

  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a. teneinde een al dan niet tijdelijke wijziging van de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze planregels, toe te staan, mits een vergelijkbare kwantitatieve en kwalitatieve staat van landschappelijke inpassing wordt bereikt. Hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goed te keuren landschappelijk inrichtingsplan overlegd.

 

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

 

5.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  1. de uitoefening van enige tak van handel (inclusief detailhandel);

  2. nijverheid;

  3. dienstverlening;

  4. de uitoefening van een ambachtelijk, industrieel of agrarisch bedrijf;

  5. zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten;

  6. horecadoeleinden.

  1. het splitsen van een woning in twee of meer zelfstandige of afhankelijke woonruimten dan wel het gebruik van aan- of uitbouwen en bijgebouwen bij een woning als zelfstandige of afhankelijke woonruimte;

  2. het gebruik van een woning voor de huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);

  3. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  4. het opgeslagen hebben en/of houden van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  5. het opgeslagen hebben en/of houden van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;

  6. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijgebouwen bij de woning voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

  7. Het is verboden om bouwwerken te gebruiken ten behoeve van de bestemming indien de waterberging zoals bedoeld in5.2.7niet (volledig) is aangelegd dan wel niet (volledig) in stand wordt gehouden.

 

5.3.2 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Het gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen bij de woning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie, mits:

  1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen tot ten hoogste 80m² wordt gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en;

  2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is en;

  3. geen sprake is van op grond van uit oogpunt van milieu vergunningsplichtige of meldingsplichtige activiteiten en;

  4. het gaat om bedrijfsactiviteiten, die vallen onder de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die in bijlage 3bij dit bestemmingsplan is gevoegd en;

  5. geen sprake is van detailhandel.

 

5.3.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

  1. Het gebruiken van de gronden en bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' conform het bepaalde in lid 5.1 is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, is gerealiseerd, wordt beheerd en duurzaam in stand wordt gehouden.

  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a. teneinde een wijziging van de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in bijlage 2van deze planregels, toe te staan, mits een vergelijkbare kwantitatieve en kwalitatieve staat van landschappelijke inpassing wordt bereikt. Hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goed te keuren landschappelijk inrichtingsplan overlegd.

 

 

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 5.3.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijgebouwen bij de woning voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits:

  1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen tot ten hoogste 80m² wordt gebruikt voor de aan huis verbonden publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit en;

  2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is en;

  3. de in het omliggende gebied aanwezige waarden niet in onevenredige mate worden aangetast en;

  4. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling past binnen de omgeving en;

  5. de nevenactiviteit geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg heeft en;

  6. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse en;

  7. gezorgd wordt voor voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein en;

  8. de nevenactiviteit geen onevenredige beperkingen oplevert ten aanzien van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven en;

  9. de nevenactiviteit zelf milieuhygiënisch inpasbaar is en;

  10. het gaat om bedrijfsactiviteiten, die vallen onder de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die bij dit bestemmingsplan is gevoegd en;

  11. geen sprake is van detailhandel, uitgezonderd een beperkte verkoop, ondergeschikt aan de publieksaantrekkende activiteit.

Artikel 6 Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in 6.1 mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

6.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

  1. waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde van de dubbelbestemming;

  2. op en in de gronden als bedoeld in 6.1mag ten behoeve van de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot, of;

  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,5m onder peil, of;

  3. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30m2;

  1. op en in de gronden als bedoeld in 6.1 mag ten behoeve van de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), met inachtneming van de daarvoor geldende regels, een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 30m2 en waarbij sprake is van graaf- en/of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,5m onder peil uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, en;

  2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden aangetast;

  1. ter voorkoming van mogelijke schade kan 1 of meer van de volgende verplichtingen aan de vergunning worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

 

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

 

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.4.1 Werken en werkzaamheden

Behoudens het bepaalde in 6.4.2, is het verboden op of in de in 6.1 bedoelde gronden zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 30m² of meer, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en):

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend het (af)graven, woelen, mengen, diep- ploegen, egaliseren, ontginnen, heiwerkzaamheden en aanleggen van drainage dieper dan 0,5m onder peil;

  2. het aanleggen, vergraven, verruimen van sloten, vijvers en andere wateren;

  3. het aanleggen of rooien van diepwortelende beplantingen/bomen of bos/boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

6.4.2 Uitzonderingen

Het in 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:

  1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan dan wel krachtens een reeds verleende vergunning;

  2. die het normale beheer en onderhoud betreffen;

  3. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in 6.2.2;

  4. in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.

 

6.4.3 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in 6.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  1. de aanvrager van de vergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate is vastgesteld, en;

  2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder a bedoelde rapport, door het verrichten van die werken en werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;

met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade 1 of meer van de volgende verplichtingen aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden kunnen worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, en/of;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij vergunning te stellen kwalificaties.

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

 

8.1 Hoofdtoegang woningen

 

8.1.1 Situering

De hoofdtoegang van grondgebonden woningen dient in de voor- of zijgevel van het gebouw te worden gesitueerd.

 

 

 

8.2 Ruimte tussen bouwwerken

 

8.2.1 Begrenzing perceelsgrenzen

Wanneer de zijdelingse begrenzing van een bouwwerk niet in de zijdelingse grens van het bouwperceel wordt gebouwd, moet het bouwwerk zodanig zijn gelegen dat de ruimte tussen dit bouwwerk en de zijdelingse grens van het bouwperceel over de breedte van 1m met een minimale hoogte van 2,2m vrij toegankelijk is. Bebouwing van ondergeschikte aard wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

 

8.2.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 8.3.1, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

 

 

 

8.3 Ondergrondse bouwwerken

 

8.3.1 Situering

Tenzij dit elders in de regels is uitgesloten of beperkt, is ondergronds bouwen binnen een bestemmingsvlak toegestaan met dien verstande dat:

  1. 100% van het bouwvlak mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;

  2. maximaal 40% van het erf mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;

  3. het onbebouwd erf niet mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;

  4. ondergrondse bouwwerken dienen te worden gebouwd onder het maaiveld en aan de straatzijde onder het straatpeil;

  5. openluchtzwembaden, vijvers en daarmee gelijk te stellen bij een tuin behorende voorzieningen mogen in het bouwvlak en (on)bebouwd erf worden opgericht met dien verstande dat de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van het erf en de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,5m.

 

8.3.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 8.3.1 ten behoeve van:

  1. het voor 100% ondergronds bebouwen van het erf;

  2. ondergronds bouwen in het onbebouwd erf;

  3. ondergronds bouwen boven het straatpeil.

 

8.3.3 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan worden verleend mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van:

  1. het woon- en leefklimaat en de milieukwaliteit;

  2. de verkeers-, brand-, sociale en externe veiligheid;

  3. de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. de waterhuishouding, de natuurwaarden en de archeologische waarden.

 

8.3.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de maximale bouwdiepte voor ondergrondse bouwwerken.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

 

9.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

 

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

 

 

10.1 veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' de volgende regels:

  1. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' mogen geen (beperkt) kwetsbare en zeer kwetsbare objecten worden opgericht;

  2. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a waarbij (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan en waarbij middels een onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een afname van of gelijkblijvend groepsrisico;

  3. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in sub a waarbij een wijziging of oprichting leidt tot een toename van het groepsrisico binnen de 'veiligheidszone - aandachtsgebied vervoer gevaarlijke stoffen' indien:

  1. er geen sprake is van zeer kwetsbare objecten;

  2. er een berekening is uitgevoerd waaruit de toename blijkt van het groepsrisico;

  3. de verantwoordingsplicht conform het Bevt is ingevuld.

 

 

10.2 luchtvaartverkeerzone - funnel

Al dan niet in afwijking van het elders in de planregels bepaalde, geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone' ten behoeve van een obstakelvrij start-en landingsvlak met zijkanten ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien deze een bouwhoogte kennen, die de waarde (uitgedrukt in meters boven NAP), die is aangegeven in de Kaart luchtvaartverkeerzone, toegevoegd in de bijlage 4 van deze regels, overschrijdt.

 

 

10.3 Overige zone - attentiezone waterhuishouding

 

 

10.3.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiezone waterhuishouding' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming van de waterhuishouding en het voorkómen van negatieve effecten op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.

 

10.3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiezone waterhuishouding' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verzetten van grond van meer dan 100m³ of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;

  2. de aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;

  3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

  4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100m2, anders dan een bouwwerk.

 

10.3.3 Uitzonderingen

Het in lid 10.3.2 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden welke:

  1. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;

  2. nodig zijn voor het aanleggen van nutsvoorzieningen en kabels en leidingen;

  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

10.3.4 Toelaatbaarheid

De in lid 10.3.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  1. deze verband houden met de omschrijving die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;

  2. door de werken of werkzaamheden hetzij direct hetzij indirect de bestaande waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;

  3. het waterschap is gehoord voor wat betreft de waarden die te maken hebben met het watersysteem.

 

 

10.4 Overige zone - behoud en herstel van watersystemen

 

10.4.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - behoud en herstel van watersystemen’ zijn de gronden tevens bestemd voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van het watersysteem behorend bij de aan deze zone grenzende watergang.

 

10.4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

 

10.4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel watersystemen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1 het ophogen van gronden;
    2 het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten;

  2. het verbod, zoals hierboven bedoeld, is niet van toepassing, op werken en/of werkzaamheden die:
    1 betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    2 reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3 reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;

  3. de werken en/of werkzaamheden als onder 10.4.3 lid a en lid b bedoeld zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de beschermingsfunctie ten behoeve van de watergang.

 

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

 

11.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  4. voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  1. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;

  2. de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.

 

 

11.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  1. de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;

  2. gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;

  3. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

 

 

11.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;

  2. vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;

onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 20 m.

 

 

11.4 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.

 

 

 

Artikel 12 Algemene procedureregels

Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 13 Overige regels

 

 

13.1 Algemene regels inzake nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;

  2. de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;

  3. de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;

  4. de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.

 

 

13.2 Bevordering ruimtelijke kwaliteit buitengebied

Het bevoegd gezag kan, voor zover het ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied betreft, slechts gebruik maken van de in dit plan opgenomen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden, indien voldaan wordt aan het vereiste van bevordering van de ruimtelijke kwaliteit als bedoeld in de Verordening ruimte Noord-Brabant en de daarop gestoelde werkafspraken met de provincie.

 

 

13.3 Parkeerregeling

 

13.3.1 Parkeren

  1. De gronden mogen enkel worden gebruikt onder voorwaarde dat ten behoeve van het parkeren of stallen van (motor)voertuigen in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig is, zoals neergelegd in de op 14 november 2017 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde nota 'parkeernormen Tilburg 2017' ;

  2. het bevoegd gezag kan slechts een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, indien bij aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de gewijzigde parkeernormen en rekenmethode;

  3. De onder a. bedoelde plaatsen voor het stallen van voertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare (motor)voertuigen, zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.

 

 

13.3.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen moet zijn verzekerd, dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen, zoals neergelegd in de CROW Kennisbank in ASVV 2012.

 

 

13.3.3 Afwijken van de regels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van artikel 13.3.1 en 13.3.2 indien:

  1. op andere wijze in de parkeerbehoefte en/of de nodige laad- of losruimte wordt voorzien en

  2. wordt voldaan aan de voorwaarden en vrijstellingsregels zoals neergelegd in de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'. Indien deze parkeernota gedurende de planperiode wordt gewijzigd dient te worden voldaan aan de desbetreffende wijzigingen.

 

13.4 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

 

13.4.1 Werken en werkzaamheden nabij beschermwaardige bomen

Het is verboden zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren binnen een afstand van 15m tot het hart van een op de bij deze planregels in bijlage 5 gevoegde Boomwaardekaart weergegeven boom:

  1. het ontgronden, bodem verlagen of afgraven, ophogen, verdichten, verplaatsen, afgraven of egaliseren van grond, inclusief het graven van sleuven en het leggen van (ondergrondse) leidingen;

  2. het wijzigen van het grondwaterpeil;

  3. het verrichten van werken of werkzaamheden die beschadigingen van wortels, stam of kroon van de betrokken boom tot gevolg kunnen hebben.

 

 

13.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 13.4.1 is niet van toepassing indien:

  1. een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van de boom;

  2. de houtopstand om andere, van overmacht getuigende redenen reeds eerder is geveld, danwel door een calamiteit teniet is gegaan;

  3. het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of beheer betreffen;

  4. het gaat om werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis.

 

 

13.4.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 13.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden of door de gevolgen daarvan geen onherstelbare schade aan de betrokken boom toegebracht wordt. Het bevoegd gezag is bevoegd om:

  1. voorwaarden te verbinden aan de in 13.4.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, ter vermindering of ter voorkoming van schade die de in 13.4.1 genoemde werken of werkzaamheden of de gevolgen daarvan aan de betrokken boom zouden kunnen toebrengen. Onder schade wordt tevens begrepen een vermindering of verslechtering van groeimogelijkheden;

  2. ten behoeve van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voor de onder 13.4.1 genoemde werken/werkzaamheden een BEA- onderzoek (= bomeneffectanalyse) van een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau te eisen.

 

14 Bouwen in nabijheid van beschermwaardige bomen

 

14.1 Bebouwingsafstand

De afstand van enig bouwwerk tot het hart van een op de bij deze planregels in bijlage 5 gevoegde Boomwaardekaart weergegeven boom bedraagt ten minste 15m.

 

 

14.2 Toegestane bebouwing

Het bepaalde in 14.1 is niet van toepassing indien:

  1. binnen de genoemde afstand van 15m reeds bebouwing voorkomt en na sloop van deze bestaande bebouwing nieuwe bebouwing wordt opgericht met een zelfde afstand tot de boom en een zelfde goot- en bouwhoogte, mits daarbij zodanige maatregelen te worden getroffen, dat de betrokken houtopstand / boom niet wordt geschaad;

  2. een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van de boom;

  3. de boom om andere, van overmacht getuigende redenen reeds eerder is geveld, dan wel door een calamiteit teniet is gegaan.

 

 

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 14.1, indien zodanige maatregelen worden getroffen dat het voortbestaan van de betrokken houtopstand / boom wordt gewaarborgd. Als voorwaarde voor deze omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag een bomeneffectanalyse (BEA) van een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau eisen. Deze analyse wordt in elk geval vereist indien:

  1. er sprake is van een 'monumentale boom';

  2. er gegronde vermoedens bestaan dat het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden het voortbestaan van de betreffende boom of houtopstand / boom in gevaar kunnen brengen.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 15 Overgangsrecht

 

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  2. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  3. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

  4. het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;

  5. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

 

 

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

 

Artikel 16 Slotregel

Dit plan wordt aangehaald als bestemmingsplan "Buitengebied De Voorste Stroom, 9e herziening (Zandstraat 13)