direct naar inhoud van Regels

Buitengebied Haaren, 4e herziening (Winkelsestraat 17 – Gommelsestraat 12)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0855.BSP2021012-e001
Plantype: bestemmingsplan

Toelichting

 

Hoofdstuk 1 Plan en plangebied

 

1.1 Aanleiding tot planontwikkeling

Er is een aanvraag ontvangen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ van de agrarische bouwblokken aan Winkelsestraat 17 en Gommelsestraat 12 te Biezenmortel. De exploitant(en) van de beide bedrijfspercelen schakelen namelijk volledig over op grondgebonden teelt. Op beide adressen wordt daarnaast de huisvesting van maximaal seizoensarbeiders in bestaande bebouwing mogelijk gemaakt. Aan Gommelsestraat 12 wordt ook nog de bouw van een kas van 6.000 m² toegelaten. Ten aanzien van de beeldbepalende boerderij aan Winkelsestraat 17 is in dit plan een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen, die onder voorwaarden het splitsen van die boerderij in een bedrijfswoning en een tweede (plattelands)woning mogelijk maakt.

 [image]

Afbeeldingen: de agrarische bouwblokken aan Gommelsestraat 12 (boven) en Winkelsestraat 17 (onder)
te Biezenmortel. De omvang en vorm van de bouwblokken blijven in het voorliggende plan ongewijzigd.

 [image]

 

 

1.2 Het plangebied

Het plangebied omvat de agrarische bouwvlakken aan Winkelsestraat 17 en Gommelsestraat 12 te Biezenmortel.

 

 [image]

Afbeelding: ligging plangebied binnen de gemeente Tilburg (kern Biezenmortel)

1.3 Voorgaande plannen

Dit plan vervangt ter plaatse van haar plangebied en voor zover van toepassing de voorgaande plannen uit de voormalige gemeente Haaren, te weten

 

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleidskader

 

2.1 Rijk

 

2.1.1 (Ladder voor) Duurzame verstedelijking

Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk stedelijk gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.

 

Met dit bestemmingsplan wordt - na toepassing van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid - de realisatie van 1 nieuwe woning mogelijk gemaakt. Uit jurisprudentie blijkt dat voor kleinschalige ontwikkelingen de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is. In de overzichtsuitspraak ladder voor duurzame verstedelijking van 28 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1724 ) is aangegeven dat het mogelijk maken van niet meer dan 11 woningen in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling wordt aangemerkt.

2.2 Provincie

 

2.2.1 Brabantse omgevingsvisie

Op 14 december 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Brabant in werking getreden. De basisopgave van de Brabantse Omgevingsvisie is: “Werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit”. Voor 2030 is het doel om voor alle aspecten te voldoen aan de wettelijke normen. Brabant heeft dan een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit. Voor 2050 is het doel om een goed leefomgevingskwaliteit te hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.

 

De visie noemt een vijftal hoofdopgaven:

  1. De basis op orde: veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit zijn van essentieel belang om goed te kunnen wonen, werken en leven in Brabant.

  2. Brabantse energietransitie: om Brabant op termijn energieneutraal te maken moeten we minder energie gebruiken en meer duurzame energie op gaan wekken.

  3. Slimme netwerkstad: de manier waarop we ons verplaatsen verandert en we stellen andere eisen aan steden. Dit heeft gevolgen voor het netwerk van steden en dorpen.

  4. Klimaatproof Brabant: als gevolg van klimaatverandering krijgen we meer extremen in temperatuur en neerslag. Hoe gaan we deze gevolgen aanpakken ?

  5. Concurrerende, duurzame economie: Brabant wil top kennis- en innovatieregio blijven, waarbij de omslag naar een circulaire economie nodig is en digitalisering steeds belangrijker

wordt.

 

Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma’s. Om straks als de Omgevingswet in werking treedt (volgens de huidige planning pas in 2022) echt klaar te zijn, wordt er eerst een interim omgevingsverordening gemaakt. In deze interim omgevingsverordening worden de bestaande regels over de fysieke leefomgeving al zoveel mogelijk in één verordening onder gebracht. De interim omgevingsverordening is op 25 oktober 2019 vastgesteld en wordt hierna besproken. Deze interim omgevingsverordening is relatief beleidsarm.

 

Elk van de vijf hoofdopgaven van de Brabantse Omgevingsvisie is uitgewerkt in specifieke aandachtspunten. Voor de beoogde ontwikkeling kunnen de volgende aandachtspunten een rol spelen.

2.2.2 Interim omgevingsverordening

De provincie heeft een Interim Omgevingsverordening (IOV) vastgesteld (25 oktober 2019, in werking getreden op 5 november 2019), waarin de bestaande regels m.b.t de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd. In de Interim omgevingsverordening zijn de bestaande regels samengevoegd van de Provinciale milieuverordening, Verordening natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening ruimte, Verordening water en de Verordening wegen.

 

De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels van de genoemde verordeningen zijn gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau en dat er in beginsel geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen wijzigingen doorgevoerd gebaseerd op eerder vastgesteld beleid, zoals de Brabantse omgevingsvisie.

 

Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt.

 

De Omgevingsverordening bevat omgevingswaarden, algemene regels (rechtstreeks geldende regels) en instructieregels (regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van b.v. bestemmingsplannen en besluiten).

 

Project in relatie tot IOV

Specifiek voor het voorliggende plan en plangebied geldt dat het beëindigen van een (intensieve) veehouderij uit provinciaal oogpunt altijd als iets positiefs geldt. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt verwijderd van de agrarische bedrijfsbestemmingen aan zowel Gommelsestraat 12 als Winkelsestraat 17. Laatstgenoemde locatie bevindt zich overigens in gebied, dat volgens de IOV valt binnen het werkingsgebied van de aanduiding 'Verbod uitbreiding veehouderij'.

 

Het plangebied is volgens de IOV gelegen in Gemengd Landelijk Gebied. Daarnaast is relevant dat het plangebied ligt in gebied waar de gebiedsaanduidingen 'Teeltondersteunende kassen' en 'Attentiezone waterhuishouding' gelden. De omschakeling naar planten- en bomenteelt is logisch, gelet op de aanduiding 'boomteeltontwikkelingsgebied' in het vigerende bestemmingsplan en de provinciale aanduiding 'Teeltondersteunende kassen'. Gelet op artikel 3.65 van de IOV mag door een bedrijf in dit gebied 1,5 ha. teeltondersteunende kas worden ontwikkeld, mits geen sprake is van een zelfstandig glastuinbouwbedrijf.
Het voorliggende plan maakt 6.000 m² aan teeltondersteunende kassen mogelijk aan Gommelsestraat 12. Voor teeltondersteunende kassen schrijft het vigerende plan van de voormalige gemeente Haaren een maximum van 1.000 m² voor. Op grond van artikel 3.3.2 van het bestemmingsplan Buitengebied, herziening 2020 kan hiervan onder voorwaarden worden afgeweken tot een maximale oppervlakte van 15.000 m² ter plaatse van de functieaanduiding 'boomteeltontwikkelingsgebied'. Dit correspondeert met de genoemde provinciale regeling.

 

Voor de splitsing van de langgevelboerderij in meerdere woonfuncties geldt dat voldaan moet worden aan het provinciale Beleidskader Maatwerk Omgevingskwaliteit. De beeldbepalendheid van de boerderij aan Winkelsestraat 17 blijkt uit de bij de plantoelichting gevoegde rapportage (met aanvulling) van Monumentenhuis Brabant. Voor de feitelijke splitsing is dit niet genoeg. Initiatiefnemer heeft aangegeven de mogelijkheid tot boerderijsplitsing graag in de vorm van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid in het plan opgenomen te zien.

 

Ten aanzien van de ontwikkeling als geheel heeft de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen een positief advies uitgebracht. Dat advies is als bijlage bij de plantoelichting gevoegd.

 

Op grond van de werkafspraken met de provincie en de bepalingen in het vigerende plan is een goede landschappelijke inpassing vereist. Hiertoe is voor elk van beide in het plangebied begrepen adressen een landschappelijk inpassingsplan aan de planregels verbonden.

 

2.3 Gemeente

 

2.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.

De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

 

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:

 

Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking

Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.

Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.

Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.

Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.

 

De vier stedelijke knooppunten:

 

De drie stadsregionale parken zijn:

 

De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad

Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.

 

De drie stedelijke knooppunten zijn:

 

De twee ecologische verbindingszones:

 

De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.

Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

 

Functie van de Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in

het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.

Hoofdstuk 3 Thematische beleidskaders

 

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

3.2 Stedenbouwkundige aspecten en welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd. Nadien is de nota meerdere keren geactualiseerd (2010 en 2012). De afgelopen jaren heeft zich aantal ontwikkelingen voorgedaan waardoor actualisatie van het uitwerkingsdeel van de Welstandsnota noodzakelijk is. Zo zijn de Omgevingsvisie Tilburg 2040 en de structuurvisie Linten in de Oude Stad vastgesteld en zijn er verschillende nieuwe woonwijken gereed gekomen. De nota van 2012 is in navolging daarop aangevuld en bijgewerkt. Voor het overige zijn de kaarten samengevoegd, geactualiseerd en afgestemd op het kaartbeeld van de Omgevingsvisie. Op die manier beschikt de Omgevingscommissie over een actueel toetsingskader voor de beoordeling van (bouw)plannen.

 

Architectuur, stedenbouw, cultuurhistorie en landschap zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Onder het motto van de welstandsnota 'aandacht waar dat moet, vrijheid waar dat kan' streeft het stadsbestuur ernaar om op de plekken die er toe doen in te zetten op een hoge ruimtelijke kwaliteit.

Op 15 november 2016 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met de actualisatie van de Welstandsnota 2012. De geactualiseerde nota is op 1 januari 2017 in werking getreden.

3.3 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg

 

3.3.1 Historische geografie

Omstreeks de vierde eeuw van onze jaartelling is in onze streken sprake van een klimaatsverandering. Het landklimaat verandert in een zeeklimaat. Het water krijgt de overhand in de natuur. Al het onbedijkte land beneden de zeespiegel komt onder water staan. Het laaggelegen westelijk Brabant wordt drassig land. Er vormen zich vele kleine riviertjes zoals Aa, Dieze, Reusel, Lei, Nemer, Donge, Leibeek en - over Biezenmortels grond- de Zandleij. Er zijn keer op keer grote overstromingen. Meer landinwaarts, boven de zeespiegel, wordt het Brabants landschap vooral bepaald door uitgestrekte bossen, ontstaan in de periode van het landklimaat. Midden-Brabant ligt op de grens van beide landschappen. Zo'n grens is natuurlijk geen strakke lijn, maar een brede strook. Dan weer droog, dan weer onder water. Het is moerassig land met afwisselende begroeiing. Soms diepe moerputten. Soms onbegaanbare moerasgebieden (de Brand). Soms berkenbossen (Berkel). Soms wat hoger en droger gelegen gronden (Hooghout, Haaren). Zo kan ook Biezenmortel worden gekarakteriseerd. Vooral drassig land, moerasachtig; vandaar de naam "mortel", afgeleid van 'moer' en 'moeras'. In de directe omgeving kunnen zich nog bossen ontwikkelen, waarop het woorddeel 'hout' van Udenhout en Hooghout duidt. Maar Biezenmortel ligt iets lager, is natter, staat vaker onder water, en leent zich slechts voor begroeiing met het dunne hoogopgroeiende riet- of biesgewas. Zo betekent Biezenmortel: met riet (of biezen) begroeide drassige grond.

 

In de veertiende eeuw zijn Udenhout en Biezenmortel nog altijd niet meer dan een moeilijk toegankelijk moerassig gebied, met een enkele doorgaande weg, ten noordwesten van Oisterwijk. Langzaamaan wordt het gebied wat droger door het oprukken van de Loonse en Drunense duinen. Het gebied behoort in de nieuwe bestuurlijke indeling tot het kwartier van Oisterwijk. Vanaf de veertiende eeuw wordt het gebied gestructureerd vanuit enkele hoeven ontgonnen met lange stroken gescheiden door paden en stroken.

Buurtschap ’t Winkel bestaat uit twee delen: het deel ten westen van de Gommelsestraat, over het algemeen Winkel genoemd, en het deel ten oosten van de Gommelsestraat. Op kaarten werd het aangeduid als Winkel, net als het westelijke deel, maar ook als Winkelschehoek (vanaf 1900) en sinds 1978 als ’t Winkel. De naam Winkel verwijst vermoedelijk naar de bocht die de oude route hier maakte.

Ten westen van de Gommelsestraat bevond de bebouwing zich historisch gezien overwegend aan de noordzijde van de Winkelsestraat. Vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw is er een toename aan bedrijfsgebouwen. Veelal grote stallen.

 

Aan de oostzijde van de Gommelsestraat lagen de woningen bijna allemaal aan de noord- of oostzijde van de Winkelsestraat rondom een akkercomplex wat lang als gemeynt heeft dienstgedaan.

Bron: Over d’n Biezenmortel, van buurtschap tot kleine kern, Stichting Heemcentrum ’t Schoor Udenhout, 1993.

3.3.2 Archeologie

In 2021 is door BAAC een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor Biezenmortel: Gemeente Tilburg, Biezenmortel, archeologisch bureauonderzoek, BAAC Rapport V-21.099, E.M. de Boo van Uijen.

De voorgenomen planherziening betreft 2 locaties, te weten Winkelsestraat 17 en Gommelsestraat 12.

 

Locatie Winkelsestraat 17:

Het plangebied Winkelsestraat 17 ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachting. De hoge archeologische verwachting is toegekend op basis van de ligging aan een historische ontginningsas en de mogelijke aanwezigheid van een huisplaats uit de periode middeleeuwen/nieuwe tijd.

De splitsing van de boerderij en de het gebruik daarvan voor huisvesting gaan in principe niet gepaard met bodemverstoring van enige omvang.

De sloop van de varkensstallen en de bouw van een nieuwe schuur van 1000 m2 (aangeduid met 2) zal wel bodemverstoring met zich meebrengen. Archeologische resten worden vanaf maaiveld verwacht. Naar alle waarschijnlijkheid is bij de bouw van de varkensstallen eventueel archeologisch erfgoed al verstoord.

De bouw van een nieuwe schuur vindt plaats binnen het bestaande erf en bouwvlak, deels op de locatie van teelttunnels. Naar verwachting heeft de bouw van de teelttunnels geleid tot bodemverstoring waardoor de kans op het aantreffen van onverstoord archeologisch erfgoed klein is. De nieuw te plaatsen teelttunnels brengen verstoring met zich mee maar dit vindt grotendeels plaats op reeds eerder benutte gronden waardoor de kans op het aantreffen van onverstoord archeologisch erfgoed klein wordt geacht. Daarom is voor de voorgenomen sloop en bouw aan de Winkelsestraat geen aanvullend archeologisch onderzoek nodig.

 

Locatie Gommelsestraat 12:

Het plangebied Gommelsestraat 12 ligt met uitzondering van de noordwest hoek in een landschappelijke zone die in het verleden te nat is geweest voor bewoning. De geplande ingrepen zoals de sloop van een kas (nr 2, reeds gerealiseerd), en de bouw van een kas van 6000 m2 (nr 4), van een schuur 1000 m2 (nr. 3) en pothoek en wandelkappen (nr 2 en 6), vindt plaats binnen deze zone, en op de huidige locatie van de te slopen varkensstal en teelttunnels. Eventueel archeologisch erfgoed dat specifiek voorkomt in natte zones zal hierbij in het verleden reeds zijn verstoord. Voor de sloop en bouw is geen aanvullend archeologisch onderzoek nodig.

 

Ondanks een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden sporen of resten worden aangetroffen, waarvan redelijkerwijs vermoed kan worden dat het gaat om archeologie. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt bij de Minister. In de praktijk kan deze melding het beste gedaan worden bij de archeologen van gemeente Tilburg (het bevoegde gezag).

3.3.3 Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen

In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich enkele op grond van de Monumentenwet 1988/Erfgoedwet of de Monumentenverordening gemeente Tilburg beschermde monumenten. Dit zijn de panden Winkelsestraat 3, 6, 15 en 25 (gemeentelijke monumenten; boerderijen en woonhuizen uit het tweede kwart van de negentiende eeuw). Ook aan de ten oosten van het plangebied gelegen Capucijnenstraat bevinden zich enkele gemeentelijke monumenten waarvan het voormalige klooster Beukenhof uit 1922 ruimtelijk het meest dominante gebouw is. Op circa 850 meter ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich het grotendeels van rijkswege beschermde complex van Huize Assisië dat omstreeks 1903 werd aangelegd en waarbinnen zich diverse beschermde monumenten bevinden.

 

In het provinciale Monumenten Inventarisatie Project (MIP) zijn aan de Winkelsestraat verschillende boerderijen aangeduid als cultuurhistorisch waardevolle bebouwing; de nrs. 1, 10, 13, 16, 27, 29 en 33.

Uit een in 2021 door het Monumentenhuis Brabant vervaardigde waardenstelling blijkt dat ook de boerderij op nr. 17 in samenhang met het achter gelegen bakhuisje en de schuur over enige cultuurhistorische waarden beschikt. De boerderij dateert in oorsprong uit de negentiende eeuw en is in 1906 en in enkele latere bouwfases steeds aangepast aan de actuele behoeften van de tijd.

 

Een groot aantal wegen heeft op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant een redelijk hoge cultuurhistorische waarde gekregen. Deze wegen volgen grotendeels het oorspronkelijke tracé. Het gaat om de Gommelsestraat, de Heusdensebaan, de Pals, de Hooghoutseweg, de Gijzelsestraat, de Winkelsestraat (deels), de Capucijnenstraat, de Biezenmortelsestraat, de Runsvoort en de Oude Bosschebaan. Deze wegen zijn in hoge mate bepalend voor het landschap en haar inrichting in Biezenmortel. Het noordelijk deel van de Gommelsestraat, tussen de Biezenmortelsestraat en de Oude Bosschebaan, is ook een ontginningsas van de Brand. Tot slot is ook de spoorlijn Tilburg – ’s-Hertogenbosch een redelijk hoge waarde toegekend. De exploitatie van de lijn begon in 1881.

 

Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 2005 als basis. In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen waardevolle panden uit de periode na de Tweede Wereldoorlog aanwezig.

3.3.4 Conclusie

Voor wat betreft de archeologie is er ondanks de hoge archeologische verwachting voor de locatie Winkelsestraat 17 geen vervolgonderzoek noodzakelijk; ook voor de ingrepen bij de Gommelsestraat 12 is geen archeologisch vervolgonderzoek nodig.

Ondanks een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden sporen of resten worden aangetroffen, waarvan redelijkerwijs vermoed kan worden dat het gaat om archeologie. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt bij de Minister. In de praktijk kan deze melding het beste gedaan worden bij de archeologen van gemeente Tilburg (het bevoegde gezag).

3.4 Volkshuisvesting

De voorgenomen splitsing van een boerderij aan de aan Winkelsestraat 17 in een bedrijfswoning en een plattelandswoning verlangt vanwege het beperkte aantal geen toetsing of onderbouwing volgens de Ladder voor Duurzame stedelijke ontwikkeling.

3.5 Groen

 

3.5.1 Bomenbeleid Tilburg

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Daarom zijn onderstaande documenten vastgesteld:

Deze documenten samen vormen het bomenbeleid van de gemeente Tilburg.

 

Bomenverordening

De Bomenverordening Tilburg 2021 biedt het particuliere en het gemeentelijke bomenbestand bescherming door middel van een velverbod met bijbehorende regels.

 

Boomwaarde zoneringskaart

Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare en particuliere houtopstanden binnen de gemeente Tilburg. Op de BWZ-kaart krijgen bomen een waarde toegekend; zones met houtopstanden met een eco-, klimaat-, hoofd-, neven of basiswaarde en daarnaast is er de Buiten-zone. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen (bescherming tegen vellen), herplantplicht en straatbeeld.

 

Gemeentelijke Lijst Monumentale Bomen (GLMB)

Het hebben van een GLMB zorgt ervoor dat deze bomen voldoende juridische bescherming hebben via de Bomenverordening. Daarnaast krijgen deze bomen de hoogste prioriteit bij beheer en onderhoud.

 

Wet Natuurbescherming (buiten grens bebouwde kom)

In de gemeente Tilburg heeft de gemeenteraad de bebouwde kom ex artikel 4.1 Wet natuurbescherming (Wnb) vastgesteld. Voor bepaalde groepen houtopstanden die buiten deze komgrens staan, geldt op grond van de Wnb een verplichting. Bij velling in groepen houtopstanden met een grootte van meer dan 10 are of bij velling in een rij van meer dan 20 bomen, geldt een meldplicht aan Gedeputeerde Staten (GS) van de Provincie Noord-Brabant. Daarnaast geldt een herplantplicht. Het college van Gedeputeerde Staten kan een velverbod opleggen. Als er geveld gaat worden, dan is er op grond van de Wnb de eis, dat er ook weer een gelijk aantal houtopstanden terug wordt geplant. Bos dat wordt gekapt, moet worden herplant. Als dat niet op dezelfde plaats kan, dan zal hiervoor ontheffing aan GS moeten worden gevraagd en elders (compensatie op grond van de Wnb) moeten worden herplant. De houtopstanden waarop de Wet natuurbescherming van kracht is, liggen in de zogenaamde Buiten-zone. Daar kan daarnaast ook een gemeentelijk velverbod op grond van de Bomenverordening gelden. Beide regelingen kunnen dus naast elkaar van toepassing zijn.

 

Maatregelen in bestemmingsplan

De BWZ-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen waar bestaande houtopstanden mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de BWZ-kaart aangeduid als Boomwaardekaart (bijlage bij de regels). Bomen met een eco- en hoofdwaarde en monumentale bomen zijn op deze bijlagekaart opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart.

De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van 15 meter uit het hart van de desbetreffende boom.

3.5.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;

  2. het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);

  3. het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

3.5.3 Nota biodiversiteit

Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.

De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de

mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.

 

Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.

 

In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.

 

Doelstellingen nota biodiversiteit

  1. De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.

In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.

  1. Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.

Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.

  1. In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.

Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.

 

In 2016 is aanvullend op bovenstaand groenbeleid de 'agenda groen in de stad' vastgesteld (college 19-07-2016). De 'agenda groen in de stad' gaat samen met het 'beheerbeleidsplan Groen op Niveau' en de nota's groen en biodiversiteit (en het hieruit voortvloeiende uitvoeringsprogramma groen en biodiversiteit) over de toekomst van groen in de stad in inhoudelijke- en financiële zin. Er wordt aangegeven welke kaders gehanteerd worden om de impuls voor groen in de stad, conform het collegeakkoord en de omgevingsvisie Tilburg 2040, goed in te zetten. Uitgangspunt is het 'kleine en het grotere groen, voldoende bereikbaar voor iedereen'. Belangrijk hierbij zijn beleving van groen, klimaatadaptatie en biodiversiteit.

Essentieel is de kaart Stadsnatuur 2040. Op deze kaart staan de ecologische structuren en zones, stapstenen en ecologische corridors in de stad. Deze zijn nodig om de biodiversiteit in de stad te versterken en op het juiste niveau te krijgen (voor biodiversiteit ligt de nadruk op het realiseren van ontbrekende schakels, het toepassen van biodiverser groen en ecologisch beheer).

 

3.6 Verkeer en parkeren

 

3.6.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg

De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zet Tilburg in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.

 

De gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In de nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met deze aanpak wil de gemeente niet alleen verkeersstromen in goede banen leiden, maar ook de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.

 

Mobiliteitsagenda 013

De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.

3.6.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:

3.6.3 nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'

In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd.

Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernorm. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen.

 

Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.

 

Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.

 

In het voorliggende plan is op beide locaties meer dan voldoende ruimte om de parkeerbehoefte op te vangen op eigen terrein.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

 

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

 

4.2 Milieueffectrapportage

 

4.2.1 Algemeen

 

Nagegaan is of voor dit bestemmingsplan een Milieueffectenrapport of een m.e.r. beoordeling opgesteld moet

worden. voor ruimtelijke plannen dient een m.e.r.(beoordeling) te worden opgesteld indien:

a. er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit op grond van de bijlagen bij het Besluit m.e.r.;

b. voor het plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet (Nbw) is vereist.

 

ad. a.

In de bijlage bij het Besluit mer is opgenomen welke activiteiten mer-plichtig zijn (de C-lijst) en welke

activiteiten mer-beoordelingsplichtig zijn (de D-lijst). De activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maakt

zijn op grond van de bijlagen bij het Besluit niet m.e.r. (beoordelings)plichtig.

Bij de vraag of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit mer, worden de

concrete omstandigheden afgewogen, waarbij onder meer aspecten als de aard en omvang van de voorziene

wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen (zie o.a. uitspraak RvS ECLI:NL:RVS:2019:1879). Gelet

hierop wordt het toevoegen van 1 plattelandswoning niet aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Weliswaar verandert het gebruik van het perceel door de toevoeging van 1 plattelandswoning, maar het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing is te beperkt om aangemerkt te worden als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

 

ad b.

Binnen het plangebied zijn geen Natura2000 of NNN-gebieden aanwezig. De voorgenomen ontwikkeling heeft

derhalve geen directe effect op de Natura2000- of NNN-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied

betreft de Loonse en Drunense duinen op minimaal 700 meter van het plangebied. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten. De ten behoeve van het project uitgevoerde stikstofberekening bevestigt dit: er is sprake van een stikstofdepositie van 0,00 mol/ha/jaar.

 

Geconcludeerd wordt dat er geen verplichting is tot het opstellen van een MER of een m.e.r.-beoordeling voor deze ontwikkeling.

4.3 Milieuhinder bedrijven

Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

 

Alle bedrijven binnen het plangebied en daarnaast die bedrijven erbuiten, waarvan de indicatieve milieucontouren over het plangebied liggen, zijn geïnventariseerd.

 

Gommelsestraat 12

Op deze locatie voorziet het plan in het huisvesten van een aantal seizoensarbeiders in de bestaande bedrijfswoning en het realiseren van een kas binnen het bestaande bouwblok. Voor een kas (met verwarming) geldt conform de VNG systematiek een richtafstand van 30 meter. De maatgevende woning betreft de woning aan de Gommelstraat 1, welke op ruim 150 meter vanaf de planlocatie ligt. Er wordt daarmee ruimschoots voldaan aan de richtafstand en daarmee bestaat er vanuit Bedrijven en Milieuzonering geen bezwaar tegen het voorgenomen plan.

 

Voor de huisvesting van seizoensarbeiders in de bestaande bedrijfswoning gelden vanuit bedrijven en milieuzonering geen beperkingen.

 

Winkelstraat 17

Op deze locatie voorziet het plan - via een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid - in het splitsen van de bestaande bedrijfswoning in een bedrijfswoning en een plattelandswoning. Een plattelandswoning vormt geen belemmering voor de agrarische activiteiten van het bedrijf waartoe het behoort. Daarmee is er vanuit bedrijven en milieuzonering geen beperking voor deze woningsplitsing.

 

Ook voor de in directe omgeving van het plangebied gelegen bedrijven wordt voldaan aan de geldende richtafstanden. Het splitsen van de bedrijfswoning in een bedrijfswoning en een plattelandswoning vormt daarmee geen beperking voor de omliggende bedrijven.

 

Voor de huisvesting van seizoensarbeiders in de bedrijfswoning en/of plattelandswoning gelden vanuit bedrijven en milieuzonering geen beperkingen.

 

Geitenmoratorium

In juni 2017 heeft de Provincie een geitenmoratorium (voor geitenhouderijen met meer dan 50 geiten) opgenomen in de Verordening ruimte. Dit betekent dat geitenhouderijen hun dierenverblijven niet mogen uitbreiden en er geen nieuwe geitenhouderijen mogen worden opgericht. Aanleiding hiervoor was het RIVM-onderzoek "Veehouderij en gezondheid Omwonenden- aanvullende studies" (VGO2). Uit dit onderzoek blijkt dat mensen die binnen 2 kilometer van een geitenhouderij wonen een verhoogde kans op longontsteking hebben. De oorzaak van dit verhoogde risico op longontsteking is niet bekend en wordt op dit moment in opdracht van het Rijk nader onderzocht door het RIVM.

 

De provinciale verordening regelt alleen de situatie gezien vanuit de positie van geitenboeren (voor hen geldt namelijk dat verbod). Echter, bij het opstellen van ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) moet ook aan de zgn. omgekeerde werking worden getoetst. Hiervoor heeft het college op d.d. 14 mei 2019 de beleidslijn geitenmoratorium in ruimtelijke plannen vastgesteld.

Dit houdt in dat:

  1. wooninitiatieven binnen stedelijk gebied (zgn. inbreidingslocaties) zonder meer worden toegestaan;

  2. kleine woningbouwinitiatieven buiten de bebouwde kom worden toegestaan met een maximum van 5 Ruimte voor Ruimte-woningen in ruil voor het inleveren van vergunde fosfaatrechten binnen de gemeentelijke grenzen;

  3. met initiatiefnemers worden afspraken gemaakt om potentiële bewoners van nieuwe woningen binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij te informeren over de gezondheidsrisico's;

  4. nieuwe initiatieven met de planologische bestemmingen kinderdagverblijf, verzorgingshuis, verpleeghuis en zorgwoning niet worden toegestaan binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij;

  5. de overige initiatieven waarvoor een ruimtelijke afweging nodig is en niet passen in bovenstaande criteria worden voorgelegd aan de GGD voor screening van de gezondheidsrisico's.

Wanneer nieuwe onderzoeken tot andere inzichten over gezondheidsrisico's in relatie tot geitenhouderijen leiden zal een nieuw beleidsvoorstel worden gedaan.

 

Gommelsestraat 12

De planlocatie ligt niet binnen 2 kilometer van een geitenhouderij. Het geitenmoratorium is daarmee niet van toepassing.

 

Winkelsestraat 17

De planlocatie ligt binnen 2 kilometer van een geitenhouderij. Met de splitsing van de bestaande bedrijfswoning in een bedrijfswoning en een plattelandswoning wordt feitelijk een nieuwe woonbestemming toegevoegd. De planlocatie is gelegen op ruim 1700 meter van de betreffende geitenhouderij. Hoewel het hier feitelijk geen Ruimte voor Ruimte kavel betreft, maar er wel een intensieve veehouderij op deze locatie beëindigd wordt, wordt uit dit oogpunt akkoord gegaan met deze woningsplitsing. Daarbij dienen met initiatiefnemer afspraken gemaakt te worden om de potentiële bewoners van de nieuwe plattelandswoning te informeren over de gezondheidsrisico's.

4.4 Externe veiligheid

 

4.4.1 Inleiding

Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.

De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:

Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".

4.4.2 Verantwoordingsplicht

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.

 

In de bij dit plan gevoegde Risico-inventarisatie en verantwoording groepsrisico zijn de relevante risicobronnen geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van de spoorlijn Tilburg-Vught. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in de genoemde bijlage.

4.4.3 Conclusie en restrisico

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Tilburg-Vught. Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie de eerdergenoemde bijlage Risico-inventarisatie en verantwoording groepsrisico).

De brandweer Midden -en West Brabant heeft d.d. 29 maart 2021 advies uitgebracht, de relevante onderdelen uit het advies zijn verwerkt in de verantwoording.

 

Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:

 

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

4.5 Vuurwerk

Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.

4.6 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (hierna Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

4.6.1 Wegverkeerlawaai

 

Gommelsestraat 12

Binnen dit plangebied zijn geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gelegen. Dit betekent dat niet getoetst hoeft te worden aan de normen van de Wgh vanwege wegverkeerslawaai.

 

Winkelsestraat 17

Binnen dit plangebied wordt met de splitsing van de bestaande bedrijfswoning in een bedrijfswoning en een plattelandswoning een nieuwe geluidgevoelige bestemming voor wat betreft de Wgh toegevoegd. De nieuwe woning wordt gerealiseerd binnen wegen zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de Wgh ("zones langs wegen") respectievelijk hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer:

• Winkelsestraat

Ingevolge de Wgh geldt voor nieuwe woningen een voorkeurgrenswaarde van 48 dB. Op basis van het verkeersmodel van de gemeente Tilburg blijkt dat de intensiteiten op de Winkelsestraat zeer laag zijn (< 300 motorvoertuigen per etmaal). Op basis daarvan kan gesteld worden dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden zal worden. Wegverkeerslawaai is daarmee geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.

4.6.2 Railverkeerlawaai

 

Gommelsestraat 12

Binnen dit plangebied zijn geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gelegen en de planlocatie is niet gelegen binnen de wettelijke geluidzone van het spoortraject Tilburg – Den Bosch. Dit betekent dat niet getoetst hoeft te worden aan de normen van de Wgh vanwege railverkeerslawaai.

 

Winkelsestraat 17

Binnen dit plangebied wordt middels de splitsing van de bedrijfswoning in een bedrijfswoning en een plattelandswoning een nieuw geluidgevoelig object voor wat betreft de Wgh toegevoegd. De planlocatie is echter niet gelegen binnen de wettelijke geluidzone van het spoortraject Tilburg – Den Bosch. Dit betekent dat niet getoetst hoeft te worden aan de normen van de Wgh vanwege railverkeerslawaai.

 

Trillingen

Beide planlocaties (Gommelsestraat 12 en Winkelsestraat 17) liggen buiten het “aandachtsgebied” van 100 meter gezien vanaf het spoor Tilburg – Den Bosch. Dit betekent dat trillinghinder redelijkerwijs gezien niet te verwachten is en onderzoek hierna niet noodzakelijk is.

 

4.6.3 Industrielawaai

 

Gommelsestraat 12

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

 

Winkelsestraat 17

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder Onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

4.6.4 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidzones (de zogenaamde Ke-zones). Deze zones liggen niet over beide planlocaties aan de Gommelsestraat 12 en Winkelsestraat 17.

4.7 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

 

De bestemmingen in het plangebied zijn getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. De planontwikkeling op beide locaties (Gommelsestraat 12 en Winkelsestraat 17) kan worden gekenmerkt als een "niet in betekenende mate"-project, zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Er zijn geen luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.

4.8 Geur

 

4.8.1 Industriële geurhinder

 

4.8.2 Agrarische geurhinder

 

4.9 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

 

Het voorliggende plan maakt geen betekenisvolle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Er wordt immers alleen een bouwvlak weergegeven ter plaatse van bestaande bebouwing/bouwvlakken en verharding. Er is geen actueel bodemonderzoek beschikbaar voor de percelen. Op basis van het historisch gebruik worden echter geen belemmeringen in de vorm van grootschalige bodemverontreiniging verwacht. Ook op basis van de bodemkwaliteitskaart worden geen belemmeringen verwacht. Aangezien er geen sprake is van gevoeliger gebruik wordt in deze fase geen bodemonderzoek geëist.

 

Voor een Wabo-omgevingsvergunningsactiviteit '(ver-)bouwen van bouwwerk', kan eventueel wel een verkennend bodemonderzoek volgens de NEN 5740 (VO) worden verlangd. Dit is afhankelijk van de aard (wel of geen verblijfsruimten, wel of geen interne verbouwing) en de oppervlaktevan het bouwwwerk.

 

Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde

In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.

4.10 Natuur en ecologie

 

4.10.1 Wettelijke kaders

De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.

 

Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.

 

Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:

 

Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.

 

Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.

 

Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Interim Omgevingsverordening provincie Noord-Brabant. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

4.10.2 Analyse plangebied

Aan de Winkelsestraat 17 te Biezenmortel zullen twee varkensstallen en vier tunnels annex wandelkappen worden gesloopt. Het voornemen is een loods van 20x50 meter, een teelttunnel en een aanzienlijk ruimere erfverharding te realiseren in het plangebied. Het gemengde bedrijf met rundvee en varkens zal veranderen in een boomkwekerijbedrijf met opslag en stalling.

 

Aan de Gommelsestraat 12 te Biezenmortel zal de varkenshouderij worden beëindigd om de bedrijfsvoering in de boomkwekerij voort te zetten, uit te breiden en te professionaliseren. Om dit te realiseren zullen een bestaande varkensstal en vijf tunnels gesloopt worden en wordt onderzocht of deelname aan de Ruimte-voor-Ruimte regeling mogelijk is. Voornemen is om daarna een kas en een bedrijfsruimte te bouwen met een containerveld en een waterbassin aan te leggen.

 

Natura 2000-gebieden

Het plangebied aan de Winkelsestraat 17 ligt op 0,8 km afstand van het wettelijk beschermde natuurgebied Loonse en Drunense Duinen en op 1,1 km afstand van het wettelijk beschermde natuurgebied De Leemkuilen. Het plangebied aan de Gommelsestraat 12 ligt op 0,7 km afstand van het wettelijk beschermde natuurgebied Loonse en Drunense Duinen en op 1 km afstand van het wettelijk beschermde natuurgebied De Leemkuilen. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.

 

Natuurbescherming in Interim Omgevingsverordening

Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. De dichtstbijzijnde gebieden die tot het Natuurnetwerk Brabant behoren, liggen op 400 respectievelijk 280 meter van het plangebied Winkelsestraat 17, Gommelsestraat 12. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 3.16 van de Interim Omgevingsverordening, zijn gezien deze afstand en zeer beperkte externe invloed redelijkerwijs uit te sluiten.

 

Soortenbescherming

Op 18 maart 2021 heeft er een quickscan naar flora en fauna plaatsgevonden aan de Gommelsestraat 12.
Op basis van uitgevoerd onderzoek zijn er geen effecten te verwachten die van negatieve invloed zijn op de gunstige staat van instandhouding van de waargenomen soorten of mogelijk aanwezige soorten en hun functioneel leefgebied.

 

Op 17 maart 2021 heeft er aan de Winkelsestraat 17 een quick scan naar flora en fauna plaatsgevonden. Op basis van het onderzoek kunnen negatieve effecten voor vleermuizen op voorhand niet worden uitgesloten. Naar aanleiding van de uitgevoerde quick scan is er vervolg onderzoek uitgevoerd volgens het vleermuisprotocol 2021. Uit het vervolgonderzoek kan worden geconcludeerd dat negatieve effecten kunnen worden uitgesloten.

 

In het plangebied zijn beplantingen aanwezig waar vogels in kunnen nestelen. Het gaat daarbij om vogelsoorten waarvan de nesten uitsluitend gedurende de broed- en nestperiode beschermd zijn. Vaste, jaarrond beschermde nesten zoals roofvogel- en roekennesten zijn niet aanwezig. Deze beplantingen zullen moeten worden verwijderd voor de geplande ontwikkeling. Negatieve effecten op broedende vogels dienen te worden voorkomen door begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen te verwijderen buiten het broedseizoen. De periode van 15 maart tot 15 juli wordt over het algemeen beschouwd als broedseizoen. De Wet Natuurbescherming kent echter geen standaardperiode voor het broedseizoen, het gaat erom of er een broedgeval is. De genoemde periode kan daarom slechts als vuistregel worden gehanteerd.

De aanwezigheid van andere strenger beschermde plant- en diersoorten is op basis van habitatvoorkeur en algemene verspreidingsgegevens (NDFF) met voldoende zekerheid uit te sluiten. Hooguit zijn in het gebied soorten te verwachten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen, zoals huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, mol, gewone pad, bruine kikker etc. Tenslotte is voor alle soorten de wettelijke zorgplicht voor flora en fauna van kracht. In het kader van de zorgplicht zijn echter geen specifieke voorzorgsmaatregelen verbonden aan dit plan.

 

Conclusie

Het plangebied is niet gelegen in NNB of Natura 2000-gebied, negatieve effecten als gevolg van externe werking zijn worden niet verwacht. Binnen het plangebied zijn er geen beschermde soorten aanwezig. Naar aanleiding van bovenstaand kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen zijn om het plan uit te voeren.

Hoofdstuk 5 Wateraspecten

 

Winkelsestraat 17

 

5.1 Bestaand watersysteem Winkelsestraat

De belangrijkste kenmerken van het plangebied zijn weergegeven in tabel 1.

Kenmerk

In plangebied

Stroomgebied

Zandleij

Waterbeheerders

Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg

Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel

Oppervlaktewater: waterschap De Dommel

Bruto oppervlakte

Ca 8.750 m²

Terreinhoogte

Variërend tussen NAP+8,8 m en NAP+9,5 m

Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG)

Ca. NAP+7,6 m

Ontwateringdiepte

Tussen 1,2 m en 1,9 m

Bodem

sterk lemig zand en zandige leemlenzen

Riolering

Drukriool (alleen vuilwater)

Afkoppelgebied

Niet van toepassing

Oppervlaktewater

Aan de zuidzijde van het plangebied liggen B watergangen, zie afbeelding 1

Keur beschermde gebieden

Attentiegebied, zie afbeelding 2

Tabel 1; Gebiedskenmerken

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
Afbeelding 1; Locatie plangebied (rode vorm) ten opzichte van de legger

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
Afbeelding 2; Locatie plangebied (rode vorm) ten opzichte van de keur beschermde gebieden

 

In de huidige situatie is het perceel deels bebouwd en verhard. Regenwater wat valt op verharde oppervlakken wordt in het perceel verwerkt. Regenwater wat valt op onverharde oppervlakken infiltreert naar het grondwater. In de Winkelsestraat is drukriolering aanwezig. Afvalwater wordt getransporteerd naar de zuiveringsinstallatie van waterschap De Dommel.

5.2 Beleidskader

Het waterschap De Dommel heeft in 2015 het 'Waterbeheerplan Waardevol Water 2016 - 2021' vastgesteld. Dit plan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap: samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meerwaarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en de Keur die van belang zijn voor eventuele ontwikkelingen.

 

Het Provinciale Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) is in 2015 door de provincie Noord-Brabant vastgesteld. Zowel het PMWP als het waterbeheerplan lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water.

 

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Programma Water en Riolering (PWR) 2020-2023. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. In het PWR is invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), de Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijke Rioleringsplannen. Ook de Omgevingsvisie 2040 (vastgesteld september 2015) is van belang. In deze omgevingsvisie zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd.

 

Toekomstige situatie

De bestemmingsplanwijziging voorziet in een agrarische bestemming waar kassen en bijgebouwen mogen worden gebouwd. In tabel 2 zijn de nieuwe verharde oppervlakken aangenomen.

Oppervlakken *1

Niet-afvoerende oppervlakte (m²)

Afvoerende oppervlakte (m²)

Totaal (m²)

Schuur

 

1.000

1.000

Totaal

 

1.000

1.000

Tabel 2; Afvoerende oppervlakken nieuwe situatie

*1 Bron: advisering bouwplanoverleg

5.3 Duurzaam watersysteem

De eigenaar van de grond bepaalt de terrein- en vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze peilen moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:

 

De gemeente bepaalt de hoogte van de (toekomstige) openbare ruimte. Daarbij zijn verschillende factoren van belang, waaronder de ontwateringdiepte. In de bestaande situatie is de ontwateringdiepte voldoende voor de nieuwe functies. Hierom worden geen preventieve maatregelen vastgesteld om grondwater- of vochtoverlast te voorkomen. Om de aansluiting op nabije terreinhoogten optimaal te houden wordt de bestaande terreinhoogte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) gehandhaafd.

 

Regenwater

Tilburg streeft naar een betere leefomgeving. Daarbij speelt de trits vasthouden-bergen-afvoeren een centrale rol. In eerste instantie gaat het om het gebiedseigen water zoveel mogelijk vast te houden (trits vasthouden-bergen-afvoeren).

Mogelijkheden hiervoor zijn:

Alle beetjes helpen, andere/innoverende ideeën zijn mogelijk.

 

In het PWR is beleid vastgesteld waarmee van iedere ontwikkeling verlangd wordt dat ze hier invulling aan geeft door in een vastgestelde bergingsopgave voor het plangebied te voorzien. De bergingsopgave bedraagt 60 mm, oftewel 60 l/m² verharding van de her-ontwikkelde oppervlakte. Hiermee draagt het plangebied bij aan het hydrologisch neutraal (her)ontwikkelen van Tilburg. Voor de nieuwe situatie wordt op basis van de aangenomen afvoerende oppervlakken in tabel 2 vastgesteld dat er sprake is van een waterbergingsopgave van 1.000 m² * 0,06 m = 60m³. Als invulling wordt de toepassing van een waterbassin voor opvang en hergebruik van water voor de kwekerij als kansrijk gezien. Andere mogelijk invullingen zijn bovengrondse berging en infiltratie in een wadi, greppel, zaksloot of watergang. Bij de toepassing van een bassin kan ervoor worden gekozen het bassin een overcapaciteit te geven waardoor ook bestaande verhardingen op het perceel hierop aangesloten kunnen worden.

Indien een overloop van de waterbergingsvoorziening benodigd is dient deze in overleg met waterschap te worden aangesloten op het oppervlaktewatersysteem.

Het toepassen van uitlogende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen.

 

Huishoudelijk afvalwater

Afvalwater van het perceel dient te worden ingezameld en afgevoerd naar de aanwezige drukriolering in de Winkelsestraat.

5.4 Watertoets

De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is beperkt. De ontwikkeling valt daarom binnen het maatwerk dat de gemeente heeft vastgesteld in het PWR 2020-2023. Conform deze aanpak kan het watertoets-proces een verkort traject doorlopen. In dit verkorte traject geeft het waterschap geen voorlopig wateradvies, in plaats daarvan wordt het wateradvies pas verstrekt bij de terinzagelegging van het bestemmingsplan.

 

Gommelsestraat 12

 

5.5 Bestaand watersysteem Gommelsestraat

De belangrijkste kenmerken van het plangebied zijn weergegeven in tabel 1.

Kenmerk

In plangebied

Stroomgebied

Zandleij

Waterbeheerders

Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg

Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel

Oppervlaktewater: waterschap De Dommel

Bruto oppervlakte

Ca. 16.300 m²

Terreinhoogte

Variërend tussen NAP+8,3 m en NAP+9,0 m

Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG)

Ca. NAP+7,7 m

Ontwateringdiepte

Tussen 0,6 m en 1,3 m

Bodem

Zwak tot sterk lemig zand

Riolering

Drukriool (alleen vuilwater)

Afkoppelgebied

Niet van toepassing

Oppervlaktewater

Aan de noord- en westzijde van het perceel is een A watergang gelegen (ZL17). Ten oosten en zuiden van het perceel liggen B watergangen, zie afbeelding 1

Keur beschermde gebieden

Attentiegebied, zie afbeelding 2

Tabel 1; Gebiedskenmerken

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
Afbeelding 1; Locatie plangebied (rode vorm) ten opzichte van de legger

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
Afbeelding 2; Locatie plangebied (rode vorm) ten opzichte van de keur beschermde gebieden

 

In de huidige situatie is het perceel deels bebouwd en verhard. Regenwater wat valt op verharde oppervlakken wordt in het perceel verwerkt. Regenwater wat valt op onverharde oppervlakken infiltreert naar het grondwater. In de Gommelsestraat is drukriolering aanwezig. Afvalwater wordt getransporteerd naar de zuiveringsinstallatie van waterschap De Dommel.

5.6 Beleidskader

Het waterschap De Dommel heeft in 2015 het 'Waterbeheerplan Waardevol Water 2016 - 2021' vastgesteld. Dit plan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap: samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meerwaarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en de Keur die van belang zijn voor eventuele ontwikkelingen.

 

Het Provinciale Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) is in 2015 door de provincie Noord-Brabant vastgesteld. Zowel het PMWP als het waterbeheerplan lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water.

 

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het Programma Water en Riolering (PWR) 2020-2023. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. In het PWR is invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), de Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijke Rioleringsplannen. Ook de Omgevingsvisie 2040 (vastgesteld september 2015) is van belang. In deze omgevingsvisie zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd.

5.7 Duurzaam watersysteem

 

Toekomstige situatie

De bestemmingsplanwijziging voorziet in een agrarische bestemming waar kassen en bijgebouwen mogen worden gebouwd. In tabel 2 zijn de nieuwe verharde oppervlakken aangenomen.

 

Oppervlakken *1

Niet-afvoerende oppervlakte (m²)

Afvoerende oppervlakte (m²)

Totaal (m²)

Kas

 

6.000

6.000

Schuur

 

1.000

1.000

Totaal

 

7.000

7.000

Tabel 2; Afvoerende oppervlakken nieuwe situatie

*1 Bron: advisering bouwplanoverleg

Duurzaam watersysteem

De eigenaar van de grond bepaalt de terrein- en vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze peilen moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de volgende factoren:

voldoende ontwateringdiepte;

de water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen dient te allen tijde voldoende te zijn voor de nieuwe functie van de ruimte;

aansluiten op de bestaande aangrenzende percelen en op de (toekomstige) terreinhoogte van de openbare ruimte ter plaatse van de grens (T-hoogte);

geen afvloeiend regenwater afwentelen buiten de (toekomstige) percelen;

afdoende bescherming tegen overstroming bij extreme neerslag.

 

De gemeente bepaalt de hoogte van de (toekomstige) openbare ruimte. Daarbij zijn verschillende factoren van belang, waaronder de ontwateringdiepte. In de bestaande situatie is de ontwateringdiepte op enkele locaties in het plangebied onvoldoende voor de nieuwe functies. Om vocht- en / of grondwateroverlast te voorkomen moet worden nagegaan of er voldoenden ontwateringsdiepte is op de te ontwikkelen plandelen. Voor bebouwing wordt een minimale diepte van 0,9 m geadviseerd en opzichte van GHG. Mogelijk moeten in het plangebied maatregelen worden genomen om hieraan te voldoen. Vanuit het oogpunt van hydrologisch neutraal ontwikkelen is drainage van grondwater onder het gemiddelde hoogste grondwater niet toegestaan. Een mogelijke maatregel is het terrein binnen de percelen op te hogen, afgestemd op de nieuwe functie.

 

Regenwater

Tilburg streeft naar een betere leefomgeving. Daarbij speelt de trits vasthouden-bergen-afvoeren een centrale rol. In eerste instantie gaat het om het gebiedseigen water zoveel mogelijk vast te houden (trits vasthouden-bergen-afvoeren).

Mogelijkheden hiervoor zijn:

Alle beetjes helpen, andere/innoverende ideeën zijn mogelijk.

 

In het PWR is beleid vastgesteld waarmee van iedere ontwikkeling verlangd wordt dat ze hier invulling aan geeft door in een vastgestelde bergingsopgave voor het plangebied te voorzien. De bergingsopgave bedraagt 60 mm, oftewel 60 l/m² verharding van de her-ontwikkelde oppervlakte. Hiermee draagt het plangebied bij aan het hydrologisch neutraal (her)ontwikkelen van Tilburg. Voor de nieuwe situatie wordt op basis van de aangenomen afvoerende oppervlakken in tabel 2 vastgesteld dat er sprake is van een waterbergingsopgave van 7.000 m² * 0,06 m = 420m³. Als invulling wordt de toepassing van een waterbassin voor opvang en hergebruik van water voor de kwekerij als kansrijk gezien. Door het bassin overcapaciteit te geven kunnen ook de bestaande verhardingen op het perceel hierop worden aangesloten.

Indien een overloop van de waterbergingsvoorziening benodigd is dient deze in overleg met waterschap te worden aangesloten op het oppervlaktewatersysteem.

 

Het toepassen van uitlogende bouwmaterialen is uitgesloten om verontreiniging van bodem- en oppervlaktewater te voorkomen.

 

Huishoudelijk afvalwater

Afvalwater van het perceel dient te worden ingezameld en afgevoerd naar de aanwezige drukriolering in de Gommelsestraat.

5.8 Watertoets

De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is beperkt. De ontwikkeling valt daarom binnen het maatwerk dat de gemeente heeft vastgesteld in het PWR 2020-2023. Conform deze aanpak kan het watertoets-proces een verkort traject doorlopen. In dit verkorte traject geeft het waterschap geen voorlopig wateradvies, in plaats daarvan wordt het wateradvies pas verstrekt bij de terinzagelegging van het bestemmingsplan. Bij brief van 27 januari 2022 heeft waterschap De Dommel ingestemd met het voorliggende plan, met het verzoek om ambtshalve nog de aanduiding Overige zone-Attentiezone waterhuishouding uit het vigerende bestemmingsplan Buitengebied, herziening 2020 in het plan op te nemen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

 

Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden van toepassing en in beginsel is dus een exploitatieplan vereist. Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 lid 2 van de Wro jo. artikel 6.2.1a van het Bro hoeft in dit geval van ondergeschikt belang echter geen exploitatieplan te worden opgesteld. Met betrekking tot de gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit plan zijn door de initiatiefnemer leges betaald. Daarnaast is met de initiatiefnemer een overeenkomst inzake het verhaal van tegemoetkomingen in planschade gesloten. In deze overeenkomst is bepaald dat schade als gevolg van dit bestemmingsplan, die op grond van afdeling 6.1 Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de initiatiefnemer. Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Omgevingsdialoog en vooroverleg

 

7.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op 26 februari 2021 gepubliceerd in het (digitale) Gemeenteblad.

7.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Op 15 oktober 2021 is het conceptplan aangemeld bij de provincie. Uit het ingevulde formulier 'Inventarisatie belangen gemeente' blijkt dat het plan in beginsel akkoord is en dat het vooroverleg kan worden beschouwd als afgerond.

7.3 Omgevingsdialoog

In het kader van het bestemmingsplan aan de Gommelsestraat 12 en de Winkelsestraat 17 te Biezenmortel is een omgevingsdialoog gehouden. Initiatiefnemers zijn voornemens om het agrarisch bedrijf ten behoeve van een varkenshouderij aan de Gommelsestraat 12 te Biezenmortel te beëindigen. De voormalige varkensstal en teelttunnels worden gesloopt. Daarnaast wordt de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ van de locatie verwijderd. Initiatiefnemer wenst aan de Gommelsestraat 12 een grondgebonden teelbedrijf, meer specifiek een boomkwekerij, te ontwikkelen. Voor deze ontwikkeling dient een herziening van het bestemmingsplan plaats te vinden. Verder zijn initiatiefnemers voornemens het agrarisch bedrijf ten behoeve van een varkenshouderij en een rundveehouderij aan de Winkelsestraat 17 te Biezenmortel te beëindigen. De voormalige varkensstallen en de vier teelttunnels/wandelkappen worden gesloopt. Daarnaast wordt de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ van de locatie verwijderd. Initiatiefnemers zijn voornemens om op de planlocatie een grondgebonden teeltbedrijf, meer specifiek een plantenkwekerij, te ontwikkelen.

In het kader van het bestemmingsplan hebben initiatiefnemers de omwonenden op de hoogte gesteld van het initiatief. Daarnaast hebben zij omwonenden in de gelegenheid gebracht een reactie te geven op de gewenste situatie. Omwonenden hoeven niet akkoord te gaan met het plan, maar moeten wel zijn gehoord. Voor deze omgevingsdialoog zijn de adressen Gommelsestraat 1, Gommelsestraat 16, Gommelsestraat 10, Winkelsestraat 6, Winkelsestraat 8, Winkelsestraat 13, Winkelsestraat 15 en Winkelsestraat 19 benaderd. Vanwege het Coronavirus is geen fysieke bijeenkomst gehouden. Initiatiefnemer is zelf bij de omwonenden langs geweest om hen op de hoogte te stellen van de ontwikkeling. Na deze bezoeken hebben acht van de acht adressen aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het initiatief.

7.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Bgb Haaren, 4e herziening (Winkelsestr. 17-Gommelsestr. 12) heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van maandag 20 december 2021 tot en met maandag 31 januari 2022. Tijdens deze periode is er 1 zienswijze ingediend, door de provincie. Deze zienswijze wordt hieronder samengevat weergegeven, met daarbij het inhoudelijke standpunt van het gemeentebestuur.

 

Zienswijze 1 (provincie):

Het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Haaren, 4e herziening voorziet in het verwijderen van de aanduiding 'intensieve veehouderij' van de agrarische bouwblokken aan de Winkelsestraat 17 en Gommelsestraat 12 in Biezenmortel. Daarnaast voorziet het plan in het mogelijk maken van beperkte huisvesting van seizoensarbeiders op beide locaties, het realiseren van een kas aan de Gommelsestraat 12, en in de realisatie van een plattelandswoning aan de Winkelstraat 17. De plattelandswoning wordt voorzien door de splitsing van een boerderij. De ontwikkeling is volgens het provinciaal beleid gelegen in het gemengd landelijk gebied. Daarnaast is de aanduiding Attentiezone waterhuishouding op het gebied gelegen.

 

Verduidelijking en artikelen 3.5-3.9 IOV

Graag ziet de provincie een verduidelijking van het bestemmingsplan zodat men kan beoordelen of sprake is van al dan niet in het geding zijnde provinciale belangen. De provincie verzoekt hierbij om in te gaan op de artikelen 3.5 tot en met 3.9 van de IOV.

 

 

Water

Voorts wil de provincie graag dat ingegaan wordt op artikel 3.26 IOV (attentiegebied waterhuishouding) en verzoekt de provincie om in overleg te gaan met het waterschap vanwege de waterbelangen.

 

Cultuurhistorische waarden

Het plangebied is op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie aangeduid als een cultuurhistorisch landschap van provinciaal belang. Verzocht wordt ook hier op in te gaan en cultuurhistorische waarden te verankeren in het plan. De vestiging of splitsing van een woning in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is mogelijk op grond van artikel 3.69 onder b van de IOV. De mogelijkheid voor het vestigen van een woning is ingegeven vanuit het belang van het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Daarbij hoort het plan inzicht te geven in de cultuurhistorische waarde van de bebouwing en het behoud en/of herstel van deze bebouwing. Het aantonen van cultuurhistorische waarde kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld aan de hand van een gemeentelijke erfgoedkaart of de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord- Brabant. Op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart staat het pand aan de Winkelsestraat 17 niet vermeld. Om de cultuurhistorische waarden aan te duiden is een rapport van het Monumentenhuis bijgevoegd. Daarin is aangegeven dat de boerderij enige mate van cultuurhistorische waarden heeft, maar dat door de verbouwingen er veel verloren is gegaan. Aan de hand van de gegevens die aangeleverd zijn, is niet op te maken welke cultuurhistorische waarden worden behouden of hersteld. De provincie krijgt graag een nadere onderbouwing op de het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarden van het pand.

 

Voor de Gommelsestraat 12 is het vervangen van de gebouwen voorstelbaar mits deze binnen het bestaand bouwvlak zijn gesitueerd. Hierdoor worden de cultuurhistorische waarden van het landschap niet verder aangetast. Graag ziet de provincie een verdere toelichting op de toekomstige situatie zoals deze aan de Gommelsestraat 12 voorzien is.

 

Standpunt gemeentebestuur:

 

Verduidelijking en artikelen 3.5-3.9 IOV

Voor beide adressen geldt dat het bestaande bouwvlak gelijk blijft. Er is dus geen sprake van ontwikkelingen buiten de bestaande bouwvlakken. Zie hiervoor de onderstaande afbeeldingen.

 

 [image]

 

Winkelsestraat 17 bouwvlak vigerend plan

 

 

 

 [image]

 

Winkelsestraat 17 bouwvlak voorliggend plan

 

 

 

 [image]

 

Gommelsestraat 12 bouwvlak vigerend plan

 [image]

Gommelsestraat 12 bouwvlak voorliggend plan

 

Voor beide adressen geldt dat de in het vigerende plan opgenomen aanduiding “intensieve veehouderij” niet terugkeert in het voorliggende plan. Het beëindigen van een veehouderij levert altijd milieuwinst op en past volledig in gemeentelijk en provinciaal beleid. Dit wordt algemeen gezien als een gunstige ontwikkeling.

 

Zoals ook uit de beantwoording van het principeverzoek van initiatiefnemers blijkt, zijn veel van de gewenste ontwikkelingen te realiseren via een binnenplanse afwijking op basis van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Haaren (en/of herzieningen daarvan). Voor sommige zaken geldt zelfs dat e.e.a. rechtstreeks past binnen de planregels. Alleen voor het verwijderen van de aanduiding “intensieve veehouderij” op beide bouwvlakken is een ruimtelijk plan nodig. Voor alle ontwikkelingen in het voorliggende plan geldt dat er een positief advies van de AAB d.d. 4 oktober 2019 ligt, dat als bijlage bij de plantoelichting is gevoegd.

 

Artikel 3.5 IOV bepaalt dat bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in een gebied onder toepassing van de lagenbenadering en meerwaardecreatie (verder uitgelegd in artikel 3.8 IOV). Dat het onderhavige plan meerwaarde creëert voor de agrarische bedrijfsvoering blijkt genoeglijk uit onder andere het bij de plantoelichting gevoegde AAB-advies. Zorgvuldig ruimtegebruik houdt in dat toedeling van functies in beginsel plaatsvindt binnen bestaand ruimtebeslag. Uit de bovenstaande afbeeldingen blijkt dat de omvang, vorm en locatie van de in het plan opgenomen agrarische bouwvlakken gelijk blijft. Er is dan ook geen sprake van nieuw ruimtebeslag. Binnen de bestaande bouwvlakken is sprake van bebouwing die verwijderd wordt en van vervangende bebouwing. Ook de eventuele, toekomstige boerderijsplitsing leidt niet tot nieuw ruimtebeslag. Gelet op het vorenstaande is er sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

 

Het plangebied is volgens de IOV gelegen in Gemengd Landelijk Gebied. Daarnaast is relevant dat het plangebied ligt in gebied waar de gebiedsaanduidingen 'Teeltondersteunende kassen' en 'Attentiezone waterhuishouding' gelden. De omschakeling naar planten- en bomenteelt is logisch, gelet op de aanduiding 'boomteeltontwikkelingsgebied' in het vigerende bestemmingsplan en de provinciale aanduiding 'Teeltondersteunende kassen'. Gelet op artikel 3.65 van de IOV mag door een bedrijf in dit gebied 1,5 ha. teeltondersteunende kas worden ontwikkeld, mits geen sprake is van een zelfstandig glastuinbouwbedrijf.
Het voorliggende plan maakt 6.000 m² aan teeltondersteunende kassen mogelijk aan Gommelsestraat 12. Voor teeltondersteunende kassen schrijft het vigerende plan van de voormalige gemeente Haaren een maximum van 1.000 m² voor. Op grond van artikel 3.3.2 van het bestemmingsplan Buitengebied, herziening 2020 kan hiervan onder voorwaarden worden afgeweken tot een maximale oppervlakte van 15.000 m² ter plaatse van de functieaanduiding 'boomteeltontwikkelingsgebied'. Dit correspondeert met de genoemde provinciale regeling.

 

De lagenbenadering wordt uitgelegd in artikel 3.7 IOV. Deze houdt in de omvang van de effecten op de ondergrond, zoals bodem en grondwater en archeologische waarden, de netwerklaag en de bovenste laag, bestaande uit waarden zoals cultuurhistorische en landschappelijke waarden en de effecten op volksgezondheid, veiligheid en milieu. Het onderhavige plan heeft geen effecten op de netwerklaag. Voor de bodem wordt verwezen naar de bodemparagraaf in de plantoelichting. Water, cultuurhistorische en archeologische waarden komen verderop aan bod.

 

Artikel 3.9 IOV bepaalt dat een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk Gebied bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving (kwaliteitsverbetering landschap). Onder ruimtelijke ontwikkeling wordt in dit verband verstaan bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging van het planologisch regime nodig is, met andere woorden: herziening van het bestemmingsplan. Op grond van artikel 3.1 IOV worden met een bestemmingsplan in deze context gelijk gesteld:

a. een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, Wet

ruimtelijke ordening;

b. een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.38 Wet ruimtelijke ordening;

c. een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a,

onder 3°, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de

beheersverordening wordt afgeweken;

d. een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 Crisis- en herstelwet.

 

Zoals hierboven opgemerkt, zijn veel van de zaken – bijvoorbeeld de te bouwen kas van 6.000m² aan Gommelsestraat 12 - die in het onderhavige plan worden meegenomen, rechtstreeks mogelijk op basis van het vigerende plan van de voormalige gemeente Haaren, dan wel op basis van een binnenplanse afwijking van dat plan. Deze zaken vallen dus buiten de scope van artikel 3.9 IOV. Daarvoor is immers geen wijziging van het planologische regime nodig.

 

Het verwijderen van de aanduiding “intensieve veehouderij” leidt niet tot bestemmingswinst en derhalve ook niet een verplichting tot kwaliteitsverbetering van het landschap.

 

Resteert de boerderijsplitsing, die in het voorliggende plan achter een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid is gezet. Op basis van de werkafspraken, die de gemeenten in de Regio Hart van Brabant met de provincie hebben gemaakt, valt woningsplitsing binnen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in categorie 1, hetgeen betekent dat geen inspanning met betrekking tot kwaliteitsverbetering van het landschap vereist is.

 

De overall conclusie luidt, gelet op het vorenstaande, dat geen inspanning met betrekking tot kwaliteitsverbetering van het landschap vereist is. Dit wekt ook geen bevreemding, daar de bestaande bouwvlakken gehandhaafd blijven, er geen sprake is van nieuw ruimtebeslag en de bestaande agrarische bedrijfsfuncties gehandhaafd blijven. Alleen het hebben van een veehouderij wordt uitgesloten.

 

Het vorenstaande laat onverlet dat op grond van de werkafspraken met de provincie en de bepalingen in het vigerende plan een goede Landschappelijke inpassing vereist is. Hiertoe is voor elk van beide in het plangebied begrepen adressen een landschappelijk inpassingsplan aan de planregels verbonden.

 

Water

De provincie wijst onder verwijzing naar artikel 3.26 IOV op het feit dat de aanduiding attentiezone waterhuishouding niet in het voorliggende plan verwerkt is. Dit is correct en deze omissie wordt hersteld.
Aan de planregels wordt een artikel 4 inzake Waterstaat - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant (dubbelbestemming) toegevoegd. De regels in dit artikel voldoen aan het gestelde in artikel 3.26 IOV.

 

Daarnaast verzoekt de provincie om afstemming te zoeken met het waterschap. Dit was op de datum van de dagtekening van de provinciale zienswijze (31 januari 2022) reeds gedaan. Bij brief van 27 januari 2022 heeft het waterschap ingestemd met het ontwerpbestemmingsplan. Het waterschap verzoekt in de instemmingsbrief evenals de provincie om het opnemen van de dubbelbestemming Waterstaat - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant. Zoals hierboven genoemd, wordt hieraan voldaan. Daarnaast stelt het waterschap in de instemmingsbrief met de initiatiefnemer in gesprek te zijn over de wateraspecten van de bedrijfsomschakeling. Binnen beide deelplangebieden is volgens het waterschap voldoende ruimte beschikbaar om maatregelen te treffen en in te passen. De voorwaardelijke verplichting voor regenwaterberging in artikel 3.2.8 van de planregels, de regels van de Keur 2015 en de regels van het Activiteitenbesluit borgen bovendien de uitvoering van de noodzakelijke waterhuishoudkundige maatregelen, aldus het waterschap. Van de zijde van initiatiefnemer hebben wij bij e-mail van 21 februari 2022 bevestigd gekregen dat er overleg is met het waterschap: “In overleg met een medewerker van het waterschap die bij ons langs is geweest, zijn we erop uit gekomen dat het vuilwaterbassin 400 m3 moet worden en het schoonwaterbassin minimaal 1000 m3.
Het containerveld en de kas - de stal en erfverharding (dit is aangelegd voor 2009) = 1.3 ha, dit blijft dan over voor waterafvoer. 1.3 x 60 mm per m2 is 780 m3 wat er minimaal moet worden opgeslagen in het schoonwaterbassin. Maar omdat wij het schoonwaterbassin ook willen gebruiken voor beregening, willen we deze 3000 m3 maken. Er moet ook een pompput gemaakt worden op het containerveld, waarbij de eerste 50m3 per uur afgepompt wordt naar het vuilwaterbassin. Langs de a-watergang, waar de kas komt te staan, houden we een ruimte van 9 meter aan. Aan de andere zijde en de achterkant van de kas houden we 5 meter aan.”.

 

Cultuurhistorische waarden

Het plangebied is op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie aangeduid als een cultuurhistorisch landschap van provinciaal belang. Zoals hierboven reeds opgemerkt vinden er geen ontwikkelingen plaats buiten de bestaande bouwvlakken. Derhalve worden de cultuurhistorische waarden van het landschap niet verder aangetast door het voorliggende plan.

 

Aan de hand van de gegevens die aangeleverd zijn, is volgens de provincie niet op te maken welke cultuurhistorische waarden worden behouden of hersteld door de boerderijsplitsing. De provincie krijgt graag een nadere onderbouwing op de het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarden van het pand.

 

Nadat de provinciale zienswijze is ingekomen, hebben initiatiefnemers laten weten dat zij voorlopig afzien van de boerderijsplitsing. Wel zien zij deze mogelijkheid graag opgenomen als binnenplanse afwijkingsmogelijkheid in de planregels. Wij nemen hiertoe een nieuw artikel op in de planregels, waarbij als voorwaarde wordt gesteld dat voldaan wordt aan het provinciale Beleidskader Maatwerk Omgevingskwaliteit.

 

Conclusie:

De zienswijze is deels gegrond, deels ongegrond, en leidt tot enkele aanpassingen in het plan.