Tilburg, parapluplan detailhandel
Status: | voorontwerp |
Identificatie: | NL.IMRO.0855.BSP2020041-a001 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Toelichting
Hoofdstuk 1 Plan en plangebied
1.1 Aanleiding tot planontwikkeling
Algemeen
Met het vaststellen van de Detailhandelsvisie 2020 is een helder beleidskader vastgesteld met een onderbouwd en afgestemd toekomstbeeld voor de gewenste Tilburgse detailhandelsstructuur. In dit beleid is omschreven welke inspanningen nodig zijn om deze gewenste structuur te realiseren. Hiermee wordt voor de toekomst geborgd dat de inwoners en bezoekers op relatief korte afstand van hun huis boodschappen kunnen (blijven) doen en er een divers en aantrekkelijk winkelaanbod is in alle winkelgebieden, inclusief de binnenstad. In onderstaande figuur zijn alle winkelgebieden van Tilburg weergegeven.
Figuur 1: Hoofdstructuur detailhandel gemeente Tilburg
Doelstelling en instrumenten in het detailhandelsbeleid
Om de winkelstructuur te versterken, worden in het beleid maatregelen voorgesteld om te voorkomen dat winkels zich elders dan in deze winkelcentra vestigen. Van oudsher zijn met name in de Oude Stad (dit komt grotendeels overeen met het gebied tussen de ringbanen en de Binnenstad) veel verspreide winkels aanwezig. Door ontwikkelingen in de sector is er minder behoefte aan winkels en zijn veel van de panden waar planologisch detailhandel mogelijk is, niet meer als zodanig in gebruik. Een van de maatregelen die in het beleid wordt voorgesteld is dan ook het ‘wegbestemmen’ van niet gebruikte detailhandel. Onderdeel van het huidige beleid is ook dat nieuwe supermarkten zich op grond van dit beleid alleen nog in winkelcentra mogen vestigen, nieuwe solitaire supermarkten worden niet toegestaan. Daarom worden in dit bestemmingsplannen ook de definities van detailhandel en supermarkt aangepast/toegevoegd.
In het beleid wordt ook voorgesteld om een meterbank in te richten. Dit is een instrument waarin bijgehouden
wordt hoeveel winkeloppervlakte er verdwijnt. Dit kan zijn als gevolg van het wegbestemmen van winkels,
maar ook doordat er andere ontwikkelingen plaatsvinden op de locatie van de betreffende detailhandelslocatie. Nieuwe winkels, zowel binnen als buiten centra (door middel van maatwerk) kunnen
mogelijk gemaakt als er ‘voldoende saldo’ is op de meterbank. De exacte werkwijze wordt nog door het college
uitgewerkt, maar de oppervlakte van de winkels die als gevolg van dit bestemmingsplan verdwijnen, zullen worden opgenomen in de meterbank. Ook zal de meterbank zinvol zijn als instrument voor toetsen van nieuwe
detailhandelsinitiatieven aan de Ladder voor Duurzame verstedelijking.
Voor een deel van de winkels die (nu nog) zijn toegestaan op een aantal perifere detailhandelslocaties, geldt dat deze ook belangrijk zijn als trekker voor andere (perifere) winkelgebieden, zoals de binnenstad en AaBe Fabriek. Om er voor te zorgen dat er geen leegstand in de andere centra van de stad ontstaat of het functioneren van deze centra onder druk komt te staan, worden de mogelijkheden voor winkels in onder
meer de branches Wit- en Bruingoed/Electronica en Sport- en Speelgoed beperkt door deze branche niet meer toe te staan op locaties van solitaire winkels met de bestemming PDV. Ook wordt het met dit bestemmingsplan de mogelijkheid voor winkels in deze branches verwijderd in het PDV-cluster Bosscheweg. Daar wordt wel de mogelijkheid voor het realiseren van tuincentra opgenomen.
Daar staat tegenover dat voor er voor winkels in bijvoorbeeld de branche Doe-het-zelf minder strenge eisen worden gesteld aan de minimale oppervlakte om zich te kunnen vestigen op een locatie voor perifere detailhandel, doordat de eis van een minimale omvang van 1.000 m2 komt te vervallen. Voor winkels in woninginrichting in een van de clusters AaBe Fabriek, Bosscheweg, Leyendaal wordt de eis voor vestiging binnen de bestemming PDV/GDV verlaagd naar een minimum van 500 m2.
Met dit parapluplan worden dus twee zaken geregeld:
De bestemming detailhandel komt te vervallen voor panden in de Oude Stad die niet als detailhandel in gebruik zijn.
De definities voor detailhandel gerelateerde begrippen worden voor heel Tilburg gelijkgetrokken. Hiermee worden de mogelijkheden voor het vestigen van supermarkten buiten de winkelcentra beperkt en de branchering voor perifere detailhandelslocaties, zowel voor solitair gelegen winkels als PDV/GDV-clusters wordt aangepast.
Besluit en draagvlak
Op 22 juni 2020 heeft de gemeenteraad besloten (zie bijlage 1) om het detailhandelsbeleid (zie bijlage 2) vast te stellen. Voorafgaand aan de vaststelling hebben stakeholders vanuit de detailhandel input kunnen leveren via een klankbordgroep en uiteindelijk ook in het formele besluitvormingstraject door in te spreken bij de raad.
Geldende bestemmingsplannen
De geldende bestemmingsplannen van de gemeente Tilburg zijn gebaseerd op de bestemmingsplan- systematiek die hiervoor als onderlegger/uitgangspunt dient. Binnen de plansystematiek en dus ook in de geldende bestemmingsplannen wordt onderscheid gemaakt tussen ‘Detailhandel’ en ‘Perifere Detailhandel’. Op locaties met de bestemming Perifere Detailhandel zijn per locatie branchebeperkingen opgenomen en worden eisen gesteld aan de minimale omvang van winkels, dit is nu voor vrijwel alle branches minimaal 1.000 m2.
Aanpassing bestemmingsplannen via een zogenaamd paraplubestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan is een zogenaamd 'paraplubestemmingsplan' en is een partiële herziening van de geldende bestemmingsplannen. Dit houdt in dat het plan een aanvullende regeling bevat ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen. De overige regels uit de geldende bestemmingsplannen blijven van toepassing. In dit bestemmingsplan 'Tilburg, parapluplan detailhandel' worden voor panden in de Oude Stad waar geen detailhandel meer aanwezig is door middel van een adreslijst aangegeven voor welke panden de detailhandelsbestemming komt te vervallen.
Voor panden die nu de (perceelsgerichte) bestemming ‘Perifere Detailhandel’ hebben wordt onderscheid gemaakt tussen panden in een van de in figuur 1 opgenomen clusters voor perifere detailhandel (aangeduid als perifere concentratie) en de overige locaties. Bij deze laatste categorie blijft de minimale oppervlakte-eis van minimaal 1.000 m2 voor alle branches ongewijzigd. Wel wordt het voor deze ‘solitaire pdv-winkels’ onmogelijk gemaakt om winkels in de branches Wit- en Bruingoed/Electronica en Sport- en Speelgoed te huisvesten voor zover deze daar nog niet zijn gevestigd en onder het overgangsrecht komen te vallen.
Daar staat tegenover dat voor er voor winkels in bijvoorbeeld de branche Doe-het-zelf minder strenge eisen worden gesteld aan de minimale oppervlakte om zich te kunnen vestigen in een in het beleid opgenomen cluster voor perifere detailhandel, doordat de eis van een minimale omvang van 1.000 m2 komt te vervallen. Voor winkels in woninginrichting in de clusters AaBe Fabriek, Bosscheweg, Leyendaal wordt de eis voor vestiging binnen de bestemming PDV/GDV verlaagd naar een minimum van 500 m2.
1.2 Het plangebied
Het plangebied omvat alle bestemmingsplannen die in artikel 3 van de regels zijn opgenomen en heeft enerzijds globaal betrekking op de Oude Stad (gebied gelegen tussen Ringbaan Noord, Ringbaan Oost, Ringbaan Zuid en Ringbaan West). Het betreft in de regel woonbestemmingen of gemengde bestemmingen waar detailhandel met een functieaanduiding is toegestaan. Anderzijds omvat het plangebied locaties waar (perifere) detailhandel mogelijk is.
Plangebied bestemmingsplan Tilburg, parapluplan detailhandel
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleidskader
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijk beleidskader.
2.1 Rijk en provincie
Er spelen met betrekking tot dit plan geen rijks- en provinciale belangen. Derhalve wordt het ruimtelijk
beleidskader op provinciaal en rijksniveau (provinciale Verordening Ruimte en de AMvB Ruimte) niet besproken.
2.2 Gemeente
2.2.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld. De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in
het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.
Specifiek ten aanzien van de Binnenstad
De binnenstad en het functioneren van de binnenstad speelt in de omgevingsvisie een belangrijke rol, zij is aangewezen als één van de knooppunten uit de Brabantstrategie die het vestigingsklimaat van de stad moet versterken. Het gebruik van de openbare ruimte en de semi openbare ruimte (zoals terrassen) zullen in de toekomst van de stad een steeds belangrijkere rol spelen als de ontmoetingsplek. Een ontmoetingsplek niet alleen in de vrijetijd of als onderdeel van het koopcentrum maar ook als nieuwe werkomgeving.
Hoofdstuk 3 Thematische beleidskaders
3.1 Detailhandel
Zoals in hoofdstuk 1 is omschreven is dit bestemmingsplan een van de instrumenten om de doelstellingen zoals omschreven in deze detailhandelsvisie te kunnen bereiken. Daarmee is deze visie het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Algemeen
Bij het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang dat inzicht wordt verschaft in de invloed van de verschillende functies op elkaar binnen het plangebied. Planologisch gezien mogen die verschillende functies elkaar niet onevenredig negatief beïnvloeden. Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe functies mogelijk, omdat het grotendeels gaat om het vaststellen van een passende juridische regeling voor reeds bestaande situaties of daarin slechts beperkte veranderingen mogelijk maakt in toegestane branches. Er worden nergens nieuwe functies toegevoegd, hooguit wordt een van de bestaande mogelijkheden (detailhandel) verwijderd of beperkt gewijzigd. Gelet op de aard en inhoud van het bestemmingsplan kan het onderzoek dan ook beperkt blijven.
Archeologische waarden
Voor het wijzigen van de gebruiksmogelijkheden van reeds bestaande panden zijn geen bodemingrepen nodig. Er vinden geen veranderingen in de bouwkundige mogelijkheden plaats. Eventuele archeologische (verwachtings)waarden kunnen daarom niet aangetast worden. In het kader van het paraplubestemmingsplan is geen nader onderzoek nodig.
Geluidhinder
De Wet geluidhinder is van toepassing op winkels. Er vinden echter geen uitbreidingen van de mogelijkheden plaats, deze worden in bepaalde gevallen zelfs beperkt. In het kader van het paraplubestemmingsplan is daarom geen nader onderzoek nodig.
Luchtkwaliteit
Het beperken van de mogelijkheden van panden door het wegbestemmen van de mogelijkheden voor detailhandel gebruik heeft geen negatieve invloed op de luchtkwaliteit, omdat de verkeersintentiteit niet wordt verhoogd en er geen schadelijke stoffen vrijkomen. In het kader van het paraplubestemmingsplan is geen nader onderzoek nodig.
Externe veiligheid
Er vinden geen uitbreidingen plaats van de mogelijkheden in de betrokken panden. Deze worden hooguit beperkt. In het kader van het paraplubestemmingsplan is geen nader onderzoek nodig.
Natuurwaarden
Er vinden geen uitbreidingen plaats van de mogelijkheden in de betrokken panden. Deze worden hooguit beperkt. In het kader van het paraplubestemmingsplan is geen nader onderzoek nodig.
.
Water en waterparagraaf
Er vinden geen uitbreidingen plaats van de mogelijkheden in de betrokken panden. Deze worden hooguit beperkt. In het kader van het paraplubestemmingsplan is geen nader onderzoek nodig.
Milieuhinder bedrijven
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht om in het kader van een goede ruimtelijke ordening aan te tonen dat (toekomstige) bewoners en gebruikers een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Daarnaast dient aangetoond te worden dat (bestaande) bedrijven niet in hun belangen worden geschaad. Hiertoe kan een bepaalde afstand tussen een milieubelastende activiteit en een milieugevoelig object noodzakelijk zijn. Deze afstand wordt een milieuzone genoemd. Om te bepalen in hoeverre er voldoende afstand is tussen bedrijven en gevoelige objecten kan gebruik gemaakt worden van de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG.
De VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (hierna: VNG-brochure) geeft handreikingen voor een verantwoorde inpassing van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving en voor de inpassing van gevoelige bestemmingen nabij bedrijven. Het is geen wet, maar een gangbare manier om milieuzonering toe te passen.
In de VNG-brochure worden per bedrijfssoort en per milieuaspect indicatieve afstanden gegeven (hierna: richtafstanden) tot gevoelige objecten. Indien aan de richtafstand wordt voldaan, kan gesteld worden dat hinder niet te verwachten is.
De VNG-brochure bevat specifieke regelingen voor "gemengde gebieden" en "gebieden met functiemenging". Dit zijn gebieden waar bewust verschillende functies (wonen en bedrijvigheid) met elkaar worden gemengd, zoals (winkel)centra. Voor deze gebieden wordt een hogere milieubelasting aanvaardbaar geacht.
Er vinden geen uitbreidingen van de mogelijkheden in de betrokken panden plaats. Er zijn dus ook geen beperkingen voor andere bedrijven dan de betrokken bedrijven.
Hoofdstuk 5 Juridische toelichting
5.1 Planregels
5.1.1 Begrippen
In artikel 1 van het bestemmingsplan worden de begripsbepalingen opgenomen.
5.1.2 Bestemmingen
Dit bestemmingsplan kent de volgende bestemmingsartikelen
Artikel 2 geeft de relatie weer met de geldende bestemmingsartikelen in de vigerende bestemmingsplannen waarbij is aangegeven dat voor zover niet anders bepaald de bestemmingen in de vigerende bestemmingsplannen van kracht blijven
Artikel 3 legt vast welke bestemmingsplannen onder de werking van dit bestemmingsplan vallen.
In artikel 4 tot en met 77 zijn de wijzigingen in de regels van de betrokken bestemmingsplannen ondergebracht. Het betreft wijzigingen in veelal gemengde of woonbestemmingen waarin detailhandel wordt uitgesloten. Dat is gedaan door in de regels te verwijzen naar een bijlage bij de regels waar per adres is aangegeven of er wel of geen detailhandel is toegestaan. Het onderliggende bestemmingsplan biedt nog wel de mogelijkheid voor detailhandel, maar door het onderhavige bestemmingsplan als het ware als een laag over het oudere bestemmingsplan ligt, kan in bepaalde gevallen detailhandel worden uitgesloten. Panden die nu nog in gebruik zijn voor detailhandel blijven medebestemd voor detailhandel.
Daarnaast zijn nieuwe begripsbepalingen opgenomen voor detailhandel, supermarkt, perifere detailhandel, additionele horeca en tuincentra voor heel Tilburg waar dit in de bestemmingsregels van het bestemmingsplan voor komt.
5.1.3 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 3 zijn de 'Overgangs- en slotregels' opgenomen. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan weergegeven.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen bestemmingsplan een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavig plan bevat enkel het vertalen van nieuw beleid in de vorm van het aanpassen van bestaande regels en het toevoegen van een nieuwe regeling en is derhalve geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden niet van toepassing. Er hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld.
De gemeentelijke plan- en apparaatskosten ten behoeve van het opstellen van dit plan worden betaald uit algemene middelen.
Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 7 Omgevingsdialoog en vooroverleg
7.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan gepubliceerd op 26 februari 2021 in het Gemeenteblad en Staatscourant.
7.2 Omgevingsdialoog/voorontwerp
In januari 2021 zijn in het kader van de omgevingsdialoog 3983 bewoners en bewoners/eigenaren aangeschreven met een uitleg van het detailhandelsbeleid en de vraag om te reageren op het laten vervallen van de detailhandelsbestemming. De adressenlijst is tot stand gekomen door selecties te maken uit een aantal bestanden. Gebleken is dat er te veel adressen zijn aangeschreven. Hierdoor hebben sommige mensen onterecht een brief ontvangen.
In totaal zijn er 146 reacties ontvangen. Er is telefonisch, per mail en per brief gereageerd.
Bewoners beseffen veelal wel waarom het concentreren van detailhandel in bepaalde straten en gebieden beter is en versterkend werkt. Een bepaalde groep insprekers denkt dat het beter is om de verspreide ligging van detailhandel zoals nu het geval is in stand te houden, omdat dit de levendigheid van de buurt ten goede zou komen.
De reacties zijn bekeken en er is per reactie een afweging gemaakt. De reacties zijn grotendeels onder te verdelen in onderstaande punten:
Het pand heeft geen aanduiding detailhandel. Door de wijze van inventariseren zijn in de lijst panden terechtgekomen waarbij in het geldende bestemmingsplan geen aanduiding voor detailhandel is opgenomen. De lijst met panden is hierop nagelopen en deze panden gaan van de lijst af. Voor deze panden verandert er niets.
Het pand heeft in het geldende bestemmingsplan wel een aanduiding voor detailhandel en het pand wordt gebruikt voor detailhandel. Het pand gaat van de lijst af.
Het pand heeft in het geldende bestemmingsplan een aanduiding voor detailhandel en het pand wordt niet gebruikt voor detailhandel. Het pand blijft op de lijst staan.
Het pand heeft in het geldende bestemmingsplan een aanduiding voor detailhandel en het pand wordt al dan niet voor detailhandel gebruikt, maar het pand is gelegen in centrum/winkelgebied waar detailhandel gewenst is. Het pand gaat van de lijst af. De bestemming voor het pand blijft ongewijzigd.
De eigenaar vreest waardedaling van het pand. De panden hebben veelal een gemengde bestemming waar lichte bedrijven, kantoren, dienstverlening, maatschappelijke functies, wonen en bed&breakfast is toegestaan. Door het vervallen van de detailhandelsfunctie is het pand nog voor tal van andere functies in te vullen. In mindere maten zijn panden bestemd voor wonen met detailhandel. Ook in die gevallen zijn de woningen nog te gebruiken voor aan huis gevonden beroepen en in bepaalde gevallen voor lichte bedrijven aan huis. Indien men desondanks toch meent schade te leiden, kan zodra het bestemmingsplan onherroepelijk is, een verzoek tot planschade ingediend worden. Doordat er ruime tijd tussen het bekend maken van het voornemen van de planwijziging zit en met het vaststellen van het beleid al bekend is gemaakt dat detailhandel buiten winkelgebieden op termijn niet meer gewenst is, is voorzienbaarheid gecreëerd. Daarmee beperken we het risico dat daadwerkelijk planschade moet worden uitgekeerd.
In bijlage 3 is per adres te zien of men gereageerd heeft en wat met de reactie is gedaan. Daarbij wordt verwezen naar bovenstaande punten.
Voor een aantal gebieden en straten is naar aanleiding van de eerste reacties een meer gebiedsgerichte afweging gemaakt in plaats van een pandsgewijze afweging. Deze zullen we hier kort toelichten.
Voor het Piushavengebied (o.a. Piushaven, Havendijk, Kempenaarsplaats) geldt dat het gebied is ontwikkeld als een gebied met een levendig en gemengd milieu met onder meer (zakelijke) dienstverlening, horeca en winkels. Detailhandel is hier een waardevol onderdeel. We kiezen er nu voor om geen detailhandelsbestemmingen te verwijderen in dit gebied als de panden zijn gelegen in de straten Havendijk, Kempenaarsplaats, Piushaven. Deze straten zijn georienteerd op het water en vormen een route tussen binnenstad en Aabe Fabriek en het buitengebied, meer specifiek Moerenburg. Wel kan voor de toekomst alsnog worden bekeken of het behoud van alle detailhandelslocaties wenselijk is. Hoe verder van de havenkom de panden zijn gelegen des te meer zou detailhandel de uitzondering in plaats van de regel moeten worden.
Voor zowel het Textielplein als de plint tegenover de AH XL aan de Burgemeester Brokxlaan geldt dat het gaat om samenhangende winkelstrips. Het pandsgewijs verwijderen van de detailhandelsbestemming verminderd de kans op een zinvolle invulling van deze stroken / plinten waardoor de kans op verpaupering te groot is. Bovendien is het invullen van deze panden met een woonfunctie op de begane grond hier niet heel logisch.
Voor zowel de Josephstraat als de Tivolistraat geldt dat daar deels een centrumdoeleindenbestemming geldt waarbinnen detailhandel is toegestaan, verderop in deze straten is detailhandel vaak pandsgewijs toegestaan. Gelet op de afstand tot de binnenstad is niet wenselijk de detailhandelsfunctie hier te behouden voor panden waarin feitelijk geen winkel meer is gevestigd. In de detailhandelsvisie is expliciet de doelstelling tot een compacter kernwinkelgebied te komen waar aan de randen de detailhandelsfunctie zou moeten vervallen (zie punt 8 van de 013 uitgangspunten in de visie). Deze straten liggen nog verder van de binnenstad, dus het is niet meer dan logisch dat de winkelfunctie hier komt te vervallen. Ook hebben deze straten (niet meer) de verbindende functie die de straten langs de Piushaven (inmiddels) hebben.
7.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet
ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van invullen datum tot en met
invullen datum. Tijdens deze periode zijn er invullen aantal zienswijzen ingediend. Deze worden hieronder
zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die
zienswijzen.
N.B: in verband met de toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens zijn de zienswijzen van
natuurlijke personen geanonimiseerd weergegeven (zulks o.a. n.a.v. een bericht van de VNG van 2 oktober
2009).
INVULLEN (per genummerde zienswijze een inhoudelijk oordeel, met conclusie dat zienswijze geheel of
gedeeltelijk gegrond dan wel ongegrond dan wel niet-ontvankelijk is).
P.M.