Buitengebied De Zandleij 2012, 16e herziening (Recreatiepark Duinhoeve)
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0855.BSP2020017-c001 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Regels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012, 16e herziening (Recreatiepark Duinhoeve) met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2020017-c001 van de gemeente Tilburg.
1.3 aan huis verbonden beroep
Die beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw, die kunnen worden beschouwd als 'aan-huis-verbonden', waarbij:
degene die de activiteit uitvoert, tevens de bewoner is van de woning;
geen sprake is van een ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe nabijheid aanwezige beroepsvestigingen, conform artikel 77.4van de regels van dit plan;
voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
de beroepsuitoefening naar omvang ondergeschikt is aan het wonen, d.w.z. niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning (inclusief aan-, uit en/of bijgebouw) en totaal niet meer dan 80m² in beslag neemt;
de beroepsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving;
geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen;
op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
1.4 aanbouw
Een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 afhankelijke woonruimte
Een aanbouw of bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.8 agrarisch bedrijf
Een inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds) teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.
1.9 attentiegebied Natuur Netwerk Brabant
Gebied gelegen rondom en binnen het Natuur Netwerk Brabant, waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.
1.10 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage
Het percentage dat per bouwperceel bepaalt hoeveel procent van dat bouwperceel - binnen het aangegeven bouwvlak - ten hoogste mag worden bebouwd.
1.12 bed & breakfast
Een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting, al dan niet met de mogelijkheid van ontbijt, kortstondig met een maximum van twee weken.
Hieronder wordt niet verstaan huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur), tijdelijke huisvesting van personen in de vorm van het verstrekken van logies aan arbeidsmigranten, verzorgingstehuis, gezinsvervangende huisvesting en andere vormen van zorgwonen.
1.13 bedrijfsgebouw
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.14 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op onder andere consumentverzorging, welke geheel of overwegend door middel van handwerk plaatsvinden.
1.15 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de ruimten binnen de bebouwing die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep of bedrijf, c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.16 bedrijfswoning
Een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert.
1.17 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
1.18 beschermwaardige boom
Boom, die ingevolge het Tilburgse bomenbeleid is aangewezen als monumentale boom, boom met een ecowaarde of boom met een hoofdwaarde en die is weergegeven op de bij dit plan gevoegde Bijlage 1 Boomwaardekaart.
1.19 bestaand
Bij bouwwerken:
Bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften.
1.20 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.21 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.23 bouwblok
Door openbare ruimte omsloten geheel van percelen (al dan niet -reeds- bebouwd), dat te beschouwen is als een stedenbouwkundige eenheid.
1.24 bouwen
Het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.25 bouwgrens
1.26 bouwlaag
Een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkant van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5m in hoogte verschillen, zulks met uitzondering van een onderbouwof zolder.
1.27 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.28 bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.29 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.30 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.31 bouwwerken van algemeen nut
Bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen.
1.32 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De som van de buitenwerks en horizontaal gemeten oppervlakten van de inpandige vloeren - horizontale vlakken ter plaatse van trappen, hellingen en vides met een oppervlakte tot en met 4m² daaronder begrepen - voorzover de ruimten waarbinnen de vloeren zich bevinden een grotere inwendige hoogte hebben dan 1,5m.
1.33 calamiteit
Gehele of gedeeltelijke vernieling van een bouwwerk door overmacht: brand, overstroming, terroristische en/of oorlogshandelingen, aardbeving e.d.
1.34 dagrecreatie
Een vorm van recreëren die zich beperkt tot één dag (zonder overnachting, niet gericht op nachtverblijf), dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld kamperen e.d. waarbij men zich voor meerdere dagen van huis begeeft.
1.35 dagrecreatieve voorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief (zie dagrecreatie) (mede)gebruik van gronden, zoals (niet limitatief) wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie, zulks in de vorm van (niet limitatief) aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, banken e.d.
1.36 dienstverlening
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.
1.37 dove gevel
een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33dB onderscheidenlijk 35dB, alsmede
een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.38 erf
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels per bouwperceel aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.39 erker
Transparante, ondiepe uitbouw van een gebouw vóór de voorgevel, niet zijnde een entree.
1.40 evenement
Een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet (deels) tijdelijke onderkomens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede kermissen, braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten, straatfeesten en festivals of daarmee te vergelijken activiteiten.
1.41 extensief (dag)recreatief medegebruik
Extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.
1.42 functionele eenheid
Hieronder wordt verstaan:
een samenstel van activiteiten dat, gelet op de aard en de organisatie van die activiteiten alsmede op de plaats waar die activiteiten worden verricht, als een eenheid moet worden beschouwd;
het complex van bebouwde en onbebouwde gronden waarop de hiervoor bedoelde activiteiten worden verricht.
1.43 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.44 geluidgevoelige objecten
Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.45 geluidsscherm
Geluidwerende voorziening in de vorm van een scherm, bestaande uit een geheel gesloten structuur (geen struiken, bomen etc.) met een massa van ten minste 10 kg/m².
1.46 geluidswal
Geluidwerende voorziening van aarde.
1.47 geurgevoelig object
Een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
1.48 groenblauwe mantel
Gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water, die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en/of ecologische verbindingszone(s) of die deze verbinden.
1.49 groenvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. groenaanleg zoals buurt-, wijk- en stadsparken met bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, waterpartijen, waterberging, watergangen en sloten, speelplaatsen, speel- en trapveldjes waaronder Cruijf-courts, bruggen en andere kunstwerken, straatmeubilair e.d., alsmede voorzieningen ter ondersteuning van de verkeersregulering en de verkeersveiligheid.
1.50 grondgebonden woning
Een met de grond verbonden woning bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, daaronder begrepen beroep aan huis, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning.
1.51 hogere grenswaarde
Een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.52 Hoofdentree
Belangrijkste entree van het recreatiepark waar o.a. de receptie en het centrale parkeerterrein gesitueerd zijn en waar gemotoriseerd verkeer het recreatiepark kan betreden of verlaten.
1.53 hoofdgebouw of hoofdbebouwing
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.54 horeca
Onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken.
1.55 houtopstand
Houtachtige overblijvende gewassen zoals struiken, heggen en bomen.
1.56 huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren. Met een huishouden wordt gelijk gesteld: De huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur).
1.57 kampeerterrein
Terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd tot het plaatsen of geplaatst houden van mobiele recreatieverblijven ten behoeve van recreatief gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben met bijbehorende voorzieningen zoals sanitaire voorzieningen, kookvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
1.58 kortstondig
Aansluitende tijdsperiode van maximaal 12 uur.
1.59 landschappelijke waarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.
1.60 landschapselementen
Ecologisch en/of landschappelijk waardevolle elementen, zoals bosjes, bomen, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2ha.
1.61 langzaam verkeer
Voetgangers- en (snor/brom)fietsverkeer.
1.62 logies
Het gedurende een relatief kort tijdsbestek verstrekken van verblijf aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.63 logiesgebouw
Een verblijfsgebouw waarbij het bieden van tijdelijk onderdak aan mensen centraal staat, niet zijnde een maatschappelijke voorziening.
1.64 maatvoeringsvlak
Een deel van een bestemmingsvlak dat van een ander maatvoeringsvlak wordt gescheiden door een maatvoeringsvlakgrens. Maatvoeringsvlakken onderscheiden zich door een met de maatvoeringsaanduiding aangegeven afwijking in goot-, bouwhoogte, dakhelling en/of bebouwingspercentage.
1.65 mantelzorg
Mantelzorg is langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een zorgvrager door een of meer leden uit diens omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.
1.66 mobiel recreatieverblijf
Een verblijf voor recreatieve overnachting voor personen die elders hun hoofdverblijf hebben, dat:
dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, en;
op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto, dan wel in de auto of ander voertuig meegenomen kan worden, en;
door zijn beperkte afmetingen, constructie en wijze van plaatsen relatief makkelijk opneembaar of (als een geheel) verplaatsbaar is, en;
door de recreant zelf wordt meegebracht, en;
niet aanwezig is wanneer de standplaats niet is verhuurd.
Voorbeelden zijn: een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan, een huifkar of enig ander hiermee vergelijkbaar voertuig of onderkomen voor recreatief nachtverblijf. Alle met de daarbij behorende (sanitaire) voorzieningen.
1.67 monumentale boom
Een boom die is opgenomen in de gemeentelijke lijst van monumentale bomen, zoals die geldt op het moment van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
1.68 Natuur Netwerk Brabant
Samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
1.69 Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone
Vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden.
1.70 natuurwaarde van een gebied
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang.
1.71 netto vloeroppervlak (n.v.o.)
De som van de binnenwerks gemeten oppervlakten van de voor publiek toegankelijke verblijfsruimten binnen een horeca-inrichting van de categorie 1, 2 of 3, zoals café- en barruimte (inclusief bar), eetzaal, foyer, dansvloer / podium, entree e.d, met uitzondering van oppervlakten t.b.v. keuken, toiletgroepen, garderobe, opslag, dienstruimten e.d.
1.72 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties t.b.v. gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing,
waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
1.73 onbebouwd erf
Dat deel van het perceel, dat geen bouwvlak of erf betreft.
1.74 onderbouw
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant is gelegen tussen peil en maximaal 1,20m boven peil.
1.75 ondergeschikte delen van een bouwwerk
Bouwdelen die ondergeschikt zijn aan de hoofdmassa van het desbetreffende bouwwerk, zoals overstekende daken, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, trappen en trappenhuizen, liftkappen en lifthuizen, luchtbehandelings-/ventilatieinstallatie, bordessen, funderingen, goten, hijsinrichtingen, gevelreclames, gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling), draagconstructies e.d. Hieronder worden in elk geval niet verstaan entrees, erkers en ondergrondse bouwwerken.
1.76 onderkomen
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en andere soortgelijke verblijfsmiddelen.
1.77 openlucht- en sportieve recreatie
Het geheel van voorzieningen en activiteiten t.b.v. dag-, verblijfs- en sportieve recreatie, die geheel of grotendeels in de openlucht plaatsvindt, zoals een trim-/fitnessparcours, een jongerenhangplek e.d.
1.78 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.79 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel maximaal aan twee zijden omsloten door wanden, die niet tot de constructie behoren.
1.80 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.81 peil (straatpeil)
Hieronder wordt verstaan:
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.82 perceel
Een aaneengesloten stuk grond met kadastrale aanduiding.
1.83 permanent recreatieverblijf
Een verblijf voor recreatieve overnachting voor personen die elders hun hoofdverblijf hebben, dat dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, in de vorm van een permanent bouwwerk, zoals een recreatiewoning.
1.84 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.
1.85 recreatief medegebruik en evenementen
Hieronder wordt verstaan:
incidenteel, kortstondig gebruik (enkele dagen) van complexen / voorzieningen t.b.v. evenement zoals rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen, bedrijvencontactdagen e.d., mits men in het bezit is van een evenementenvergunning;
incidenteel -jaarlijks- gebruik gedurende een aantal dagen van stadsparken t.b.v. zomeractiviteiten, -spelen, theater, festival e.d.
1.86 rijstrook
Gemarkeerd gedeelte van de rijweg dat voldoende plaats biedt aan een enkele rij motorvoertuigen op meer dan twee wielen met uitzondering van in- en uitvoegstroken, voorsorteerstroken en fietspaden.
1.87 ruimtelijke ontwikkelingen
Bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist.
1.88 semipermanent recreatieverblijf
Een verblijf voor recreatieve overnachting voor personen die elders hun hoofdverblijf hebben, dat:
dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen, en;
door zijn afmetingen, constructie en/of wijze van plaatsen niet gemakkelijk opneembaar of verplaatsbaar is; en;
al dan niet in delen demontabel, opneembaar of verplaatsbaar is en daarmee niet als permanent recreatieverblijf aan te merken is.
Voorbeelden zijn: een stacaravan, een trekkershut, een pipowagen, een safarihut, een blokhut, een boomhut, of enig ander hiermee vergelijkbaar onderkomen voor recreatief nachtverblijf, onder welke benaming ook aangeduid. Alle met de daarbij behorende (sanitaire) voorzieningen.
1.89 speelvoorzieningen
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
1.90 sport
Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/-hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan/-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis / verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.
1.91 standplaats (voor een recreatieverblijf)
Een afgescheiden, gemarkeerde of anderszins aangegeven plaats op een kampeerterrein voor het plaatsen of geplaatst houden van een recreatieverblijf waarbij bijzettentjes niet als afzonderlijk recreatieverblijf worden aangemerkt.
1.92 standplaatsvoorziening
Een kleinschalige gebouwde voorziening met sanitair, nutsvoorzieningen en/of berging ten behoeve van een standplaats.
1.93 statische goederen
Goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans.
1.94 straatpeil
1.95 uitbouw
Een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is/wordt gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.96 verblijfsrecreatie
Een vorm van recreatief verblijf, waarbij sprake is van overnachtingen door personen, die elders hun hoofdwoonverblijf hebben, in semipermanente of mobiele verblijven met bijbehorende voorzieningen zoals sanitaire voorzieningen, kookvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
1.97 verblijfsvoorzieningen
Besloten ruimten, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.98 verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer
Hieronder wordt verstaan het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied waarbij de nadruk ligt op de gebiedsontsluitingsfunctie voor gemotoriseerd en langzaam verkeer met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier hoofdverzamelwegen, verzamelwegen en wijkstraten.
1.99 verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf
Hieronder wordt verstaan het openbaar wegverkeers- en verblijfsgebied waarbij de nadruk ligt op de erftoegangsfunctie (geleider van het bestemmingsverkeer) voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken. Daarnaast vindt parkeren en stallen plaats. Het betreft hier buurtstraten, woonstraten, woonerven, winkelerven en voetgangersgebied inclusief bijbehorende kunstwerken.
1.100 voorgevelrooilijn
De naar het openbaar gebied toegekeerde lijn, die het bouwvlak begrenst en aansluit aan het onbebouwd erf c.q. openbaar gebied.
1.101 voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functie
Een functie waar geregeld en gedurende langere perioden mensen (kunnen) verblijven.
1.102 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn t.b.v. een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan worden gedacht aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten e.d.
1.103 waterstaat/waterstaatkundige doeleinden
Het openbaar waterverkeers-, watervervoers- en verblijfsgebied t.b.v. goederenvervoer, pleziervaart en oeveractiviteiten zoals vissen / hengelsport, wandelen en fietsen.
1.104 weg
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, waaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.105 wet geluidhinder
De wet van 16 februari 1979, Staatsblad 99 (1979), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
1.106 wet milieubeheer
De wet zoals geplaatst in Staatsblad 551 (1992). Deze wet is in werking getreden op 1 maart 1993.
1.107 wonen
Hieronder wordt verstaan:
het geheel van aan huis gebonden activiteiten van huishoudens die plaatsvinden in al dan niet gestapelde woningen, zelfstandige wooneenheden e.d. waarbij de nadruk ligt op (nagenoeg) zelfstandige bewoning. Niet tot wonen behoort het verblijf in recreatieve dagverblijven;
huisvesting van personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur);
beroepsactiviteiten die kunnen worden beschouwd als 'aan huis verbonden beroep', zijnde beroepsactiviteiten van tenminste één bewoner, plaatsvindend in de betrokken woning en/of bijbehorend bijgebouw.
1.108 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat krachtens zijn indeling geschikt en bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen een aan huis verbonden beroep.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Afstand tot zijdelingse perceelgrens
Tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Functie
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
maximaal 350 standplaatsen voor semipermanente recreatieverblijven of mobiele recreatieverblijven, met dien verstande dat maximaal 270 standplaatsen mogen worden gebruikt voor semipermanente recreatieverblijven;
bijbehorende en ondergeschikte gemeenschappelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, beheergebouwen, parkeerplaatsen, speelvelden en standplaatsvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
bouwwerken van algemeen nut.
3.1.2 Aanduidingen
Ter plaatse van:
de functieaanduiding 'bedrijfswoning' [bw] zijn de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mede bestemd voor een bedrijfswoning (één bedrijfswoning per functie-aanduidingsvlak).
de functieaanduiding 'parkeerterrein' [p] zijn de voor 'Recreatie' aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor een parkeerterrein ten behoeve van de camping.
de functieaanduiding 'kampeerterrein' [kt] zijn op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden geen standplaatsen voor semipermanente recreatieverblijven toegelaten.
de functieaanduiding 'landschapswaarden' [lw] zijn de voor 'Recreatie' aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor landschappelijke inpassing en de instandhouding hiervan overeenkomstig het inrichtingsplan 'Landschappelijk inpassingsplan Recreatiepark Duinhoeve' d.d. 20 december 2017, laatst gewijzigd 21 oktober 2020 (Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan). De beplantingsstrook mag onderbroken worden ten behoeve van enkele toegangen voor fietsers en wandelaars.
de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bijbehorende voorzieningen' [sr-bbv] zijn de voor 'Recreatie' aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor bijbehorende voorzieningen zoals genoemd onder 3.1.3.
de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' [sr-cv] zijn de voor 'Recreatie' aangewezen gronden mede bestemd voor bijbehorende en ondergeschikte centrale voorzieningen, zoals campingwinkel, wasserette(s), binnenspeeltuin, (overdekte) zwembaden en bijbehorende en ondergeschikte horeca met terras (kantine/restaurant).
de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - calamiteitenpoort' [sr-cp] zijn de voor 'Recreatie' aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor een calamiteitenpoort.
3.1.3 Bijbehorende voorzieningen
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
bijbehorende en ondergeschikte tuinen en erven;
bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden en wegen;
bijbehorende en ondergeschikte parkeervoorzieningen;
bijbehorende en ondergeschikte groenvoorzieningen;
bijbehorende en ondergeschikte speelvoorzieningen;
bijbehorende en ondergeschikte objecten voor beeldende kunst;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
bouwwerken van algemeen nut.
voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan één van de onder 3.1.1 en 3.1.2 genoemde functies.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Naast de in deze bestemming opgenomen regels gelden tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.
3.2.2 Gebouwen algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende algemene regels:
gebouwen dienen binnen het bestemmingsvlak te worden gebouwd. Indien tussen bestemmingsvlakken de figuuraanduiding 'relatie' is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak;
de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 4.000 m². Semipermanente recreatieverblijven inclusief eventuele bijbehorende veranda’s, luifels en overkappingen e.d. en bedrijfswoningen inclusief eventuele bijgebouwen worden niet meegerekend bij het bepalen van de maximale oppervlakte van gebouwen;
de maximale bouwhoogte bedraagt 5m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is weergegeven.
3.2.3 Bedrijfswoningen
Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag één bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat:
een bedrijfswoning mag worden gebouwd op een afstand van ten minste 5m van de bestemmingsgrens;
de inhoud van een bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 750m³;
de goothoogte van een bedrijfswoning niet meer bedraagt dan 3,5m;
per bedrijfswoning maximaal 75m² aan bijgebouwen is toegestaan, waarbij geldt dat de goothoogte van een bijgebouw niet meer dan 3m en de bouwhoogte van een bijgebouw meer dan 4,5m mag bedragen.
3.2.4 Horeca
De bijbehorende en ondergeschikte horeca als bedoeld in 3.1.2 onder f heeft een maximale netto vloeroppervlakte (n.v.o.) van 200m² en bijbehorend terras van maximaal 200m².
3.2.5 Standplaatsen en recreatieverblijven
Voor standplaatsen en het bouwen van semipermanente recreatieverblijven gelden de volgende regels:
een standplaats ten behoeve van een semipermanent recreatieverblijf heeft een minimale oppervlakte van 150m²;
er is geen minimale oppervlakte verbonden aan een standplaats ten behoeve van een mobiel recreatieverblijf;
de oppervlakte van een semipermanent recreatieverblijf inclusief eventuele bijbehorende veranda’s, luifels en overkappingen e.d. bedraagt maximaal 70m²;
de bouwhoogte van een semipermanent recreatieverblijf bedraagt maximaal 5m.
3.2.6 Bouwwerken van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:
bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;
de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².
3.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2m;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5m;
in afwijking van het gestelde onder b. mag de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' [sr-cv] niet meer bedragen dan 9m.
3.2.8 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Het bouwen van vergunningplichtige bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50m² op de voor 'Recreatie' aangewezen gronden is uitsluitend toegestaan indien voorzien wordt in de aanleg van een waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak (60 mm).
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het gestelde onder a indien realisatie van de waterberging redelijkerwijs niet mogelijk is.
3.2.9 Voorwaardelijke verplichting geluidwerende voorzieningen
Het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de bestemming 'Recreatie' is uitsluitend toegestaan indien:
ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'geluidwerende voorziening' nabij de functieaanduiding 'parkeerterrein' voorzien wordt in een geluidwerende voorziening met een minimale hoogte van 3m en een minimale lengte van 21m, absorberend aan de buitenzijde.
ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'geluidwerende voorziening' aan de overzijde van de Oude Bosschebaan 2 voorzien wordt in een geluidwerende voorziening met een minimale hoogte van 3m en een minimale lengte van 25m, absorberend aan de buitenzijde.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de brandveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 3.4.2, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in 3.2.6 sub a voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;
het bepaalde in 3.2.7 sub b voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 10m.
3.4.2 Voorwaarden
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Hoofdentree en calamiteitenpoort
De bestaande hoofdentree van het recreatiepark dient in stand te worden gehouden waar deze ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van het voorliggende bestemmingsplan feitelijk is gesitueerd.
Andere toegangen tot het recreatiepark, zowel nieuw als bestaand ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van het voorliggende bestemmingsplan, mogen uitsluitend dienen als calamiteitenpoort en/of als toegang ten behoeve van voetgangers en fietsers.
De bestaande calamiteitenpoort, zoals aangeduid op de verbeelding door middel van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - calamiteitenpoort', mag incidenteel gebruikt worden ten behoeve van onderhoud en beheer van de voor 'Recreatie' aangewezen gronden.
3.5.2 Horeca
Met betrekking tot de bijbehorende en ondergeschikte horeca met een maximaal netto vloeroppervlak (n.v.o) van 200 m² en bijbehorend terras van maximaal 200 m² gelden de volgende regels:
het gebruik van de horeca is bijbehorend en ondergeschikt aan de verblijfsrecreatieve bestemming;
het gebruik van de horeca is ondersteunend aan de verblijfsrecreatieve bestemming en is primair gericht op campinggasten;
er mag geen zelfstandige horecagelegenheid ontstaan;
ondergeschikt gebruik van de horeca ten behoeve van niet-campinggasten is toegestaan, onder voorwaarden dat:
geen reclame-uitingen worden geplaatst om niet-campinggasten naar de horeca te trekken (fysiek noch digitaal);
geen feesten en partijen worden georganiseerd ten behoeve van niet-campinggasten.
3.5.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de bestemming 'Recreatie' is uitsluitend toegestaan indien de vereiste landschappelijke inpassing is gerealiseerd en in overeenstemming is met de bij deze regels behorende Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan, dan wel een, ter beoordeling en goedkeuring door het bevoegd gezag, gelijkwaardige landschappelijke inpassing;
De landschappelijke inpassing zoals bedoeld onder a. dient binnen twee jaar (24 maanden) na onherroepelijk worden van het voorliggende bestemmingsplan volledig te worden gerealiseerd, blijvend te worden onderhouden en in stand te worden gehouden.
3.5.4 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:
de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen een ambachtelijk of industrieel bedrijf;
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het gebruiken van gronden en bouwwerken voor bewoning en niet-recreatief gebruik, anders dan toegestaan op grond van 3.1;
het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de bestemming 'Recreatie' indien de geluidwerende voorziening zoals bedoeld in 3.2.9 onder a niet gerealiseerd is en/of niet (volledig) in stand wordt gehouden;
het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de bestemming 'Recreatie' indien de geluidwerende voorziening zoals bedoeld in 3.2.9 onder b niet gerealiseerd is en/of niet (volledig) in stand wordt gehouden;
het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de bestemming 'Recreatie' indien de hoofdentree zoals bestaand ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van het voorliggende bestemmingsplan niet in stand wordt gehouden zoals bedoeld in 3.5.1;
het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van de bestemming 'Recreatie' indien de vereiste landschappelijke inpassing zoals bedoeld in 3.1.2 onder d en 3.5.3 niet zo spoedig mogelijk na realisatie, doch uiterlijk twee jaar (24 maanden) na onherroepelijk worden van het voorliggende bestemmingsplan, volledig is gerealiseerd en blijvend onderhouden en zowel kwalitatief als kwantitatief in stand gehouden wordt.
Artikel 4 Waterstaat - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant (dubbelbestemming)
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor het behoud, herstel, beheer en/of ontwikkeling van hydrologische waarden.
4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.2.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
het verzetten van grond van meer dan 100m³ of op een diepte van meer dan 60cm beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;
de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;
het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
het buiten een bouwvlak aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100m², anders dan een bouwwerk.
4.2.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.2.3 Toelaatbaarheid
De in lid 4.2.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het betrokken waterschapsbestuur.
Artikel 5 Agrarisch met Waarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Functie
De voor 'Agrarisch met Waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, landschappelijke en hydrologische waarden in het algemeen;
bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
extensief recreatief medegebruik;
bouwwerken van algemeen nut.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden in het algemeen de volgende regels:
bestaande bebouwing, welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;
naast de in deze bestemming opgenomen regels gelden tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.
5.2.2 Gebouwen
Op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
op de gronden binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 5.1.1 toegelaten functies, en met dien verstande dat:
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven, en;
tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen, kuilvoerplaten en sleufsilo's niet zijn toegestaan;
5.2.4 Ondergronds bouwen
Op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 5.2.2 en 5.2.3 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het in de provinciale Verordening ruimte als zodanig aangeduide Natuur Netwerk Brabant, mits die noodzakelijk zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf, zulks tot een bouwhoogte van maximaal 5m en met dien verstande dat:
de totale oppervlakte aan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet meer mag bedragen dan 1,5ha per bedrijf en;
de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet in onevenredige mate mogen worden aangetast.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het opgeslagen hebben en/of houden van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het opgeslagen hebben en/of houden van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100m2 per perceel of met meer dan 0,40m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40m onder maaiveld;
het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, voor zover groter dan 100m2 per perceel;
het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bodemcultuur.
5.5.2 Uitzonderingen
Het in 5.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen. Met betrekking tot het verwijderen van opgaand houtgewas wordt hier in elk geval onder verstaan het verwijderen van opgaand houtgewas bij wijze van verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei en/of de kwaliteit van de overblijvende houtopstand (dunning), het verwijderen van opgaand houtgewas ingevolge de Plantenziektenwet en het verwijderen van opgaand houtgewas, ten aanzien waarvan ingevolge de Boswet een melding moet worden verzonden en/of vergunningplicht bestaat ingevolge de gemeentelijke Bomenverordening;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.5.3 Toelaatbaarheid
De in 5.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in 5.1.1 genoemde waarden en/of functies. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden-hydrologisch waardevol gebied', en bij het gemeentelijke team Stedelijke Ontwikkeling, voor zover de afweging mede betrekking heeft op cultuurhistorisch waardevol gebied.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijziging naar bestemming 'Natuur' of 'Bos'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemmingen 'Natuur' en/of 'Bos' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van natuur en/of bos, met dien verstande dat de wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor het Natuur Netwerk Brabant, een ecologische verbindingszone, het landschappelijk raamwerk en natuur- en/of landschapscompensatie.
5.6.2 Wijziging naar bestemming 'Water'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Water' ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water, met dien verstande dat de wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor het Natuur Netwerk Brabant, een ecologische verbindingszone, het landschappelijk raamwerk, natuur- en/of landschapscompensatie, beekherstel, waterberging, waterzuivering en/of een ander waterbelang.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Functies
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
verkeer- en vervoersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer, waarbij het aantal rijkstroken twee of meer bedraagt;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
bouwwerken van algemeen nut.
6.1.2 Bijbehorende voorzieningen
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
voorzieningen ter verbetering van het microklimaat (geluidhinder, windhinder, regen e.d.) waaronder wallen, schermen, luifelconstructies e.d.;
terrassen behorende bij horecagelegenheden en voor zover deze het gebruik van de gronden als verkeer- en verblijfsfunctie niet onaanvaardbaar belemmeren;
sanisettes, (wekelijkse) markten, standplaatsen voor kramen, alsmede voor incidentele activiteiten en evenementen, zoals kermis, circus, (sport)evenementen, rommelmarkten, braderieën, buurtfeesten, fancy fairs, festivals, stadspromotionele activiteiten (bv. Tilburg culinair, winterpark / kerstmarkt) e.d.;
in-/uitritten, hellingbanen ten behoeve van ondergrondse parkeergarages en/of fietsenstallingen e.d. met bijbehorende kunstwerken, afscheidingen, overkappingen e.d.;
objecten voor beeldende kunst, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame;
faunapassages e.d.;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 6.1.1 genoemde functies.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
Op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen met betrekking tot afvalverwerking;
naast de in deze bestemming opgenomen regels gelden tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.
6.2.2 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd op grond van de bouwregels toegelaten gebouwen van algemeen nut.
6.2.3 bouwwerken van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:
bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;
de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 6.1 toegelaten functies;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag echter niet meer dan 2m bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de brandveiligheid;
de milieusituatie;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 6.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in 6.2.4 voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;
het bepaalde in 6.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 30m.
6.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijding van het bouwvlak vanuit aangrenzende bestemmingsvlakken
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 6.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor de overschrijding van de voorgevelrooilijn van een bouwvlak in een aangrenzend bestemmingsvlak voor:
ondergeschikte delen van een bouwwerk;
bouwwerken welke binnen het aangrenzende bestemmingsvlak middels omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf zijn toegestaan, met dien verstande dat:
niet lager wordt gebouwd dan 4,2m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,5m breedte ter weerszijden van die rijweg;
niet lager wordt gebouwd dan 2,2m boven de hoogte van een ander deel van de weg en voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt;
sub 1 en 2 niet geldt voor gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling).
6.4.3 Voorwaarden
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:
het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.
Artikel 7 Verkeer - Verblijf
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Functies
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
verkeersvoorzieningen t.b.v. wegverkeer en verblijf, waarbij het aantal rijstroken niet meer dan 2 bedraagt, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de functieaanduiding 'langzaam verkeer' [lav] uitsluitend bestemd zijn voor verkeersvoorzieningen voor langzaam verkeer.
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
speelvoorzieningen;
bouwwerken van algemeen nut.
7.1.2 Bijbehorende voorzieningen
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:
voorzieningen ter verbetering van het microklimaat (geluidhinder, windhinder, regen e.d.) waaronder wallen, schermen, luifelconstructies e.d.;
terrassen behorende bij horecagelegenheden en voor zover deze het gebruik van de gronden als verkeer- en verblijfsfunctie niet onaanvaardbaar belemmeren;
sanisettes, (wekelijkse) markten, standplaatsen voor kramen, alsmede voor incidentele activiteiten en evenementen, zoals kermis, circus, (sport)evenementen, rommelmarkten, braderieën, buurtfeesten, fancy fairs, festivals, stadspromotionele activiteiten (bv. Tilburg culinair, winterpark / kerstmarkt) e.d.;
in-/uitritten, hellingbanen ten behoeve van ondergrondse parkeergarages en/of fietsenstallingen e.d. met bijbehorende kunstwerken, afscheidingen, overkappingen e.d.;
objecten voor beeldende kunst, reclametoestellen, draagconstructies voor reclame;
faunapassages e.d.;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
voor zover deze ondergeschikt zijn aan de onder 7.1.1 genoemde functies.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Bestaande bebouwing welke krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht;
op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van water en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen met betrekking tot afvalverwerking;
naast de in deze bestemming opgenomen regels gelden tevens de algemene regels, zoals opgenomen in Hoofdstuk 3 van deze planregels.
7.2.2 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd op grond van de bouwregels toegelaten gebouwen van algemeen nut.
7.2.3 Bouwwerken van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:
bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5m;
de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50m².
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 7.1 toegelaten functies;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag echter niet meer dan 2m bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
een goede landschappelijke inpassing;
de verkeersveiligheid;
de sociale veiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 7.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in 7.2.4 voor de hoogte van erf- en terreinafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3m;
het bepaalde in 7.2.4 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 30m.
7.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijding van de voorgevelrooilijn vanuit aangrenzende bestemmingsvlakken
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 7.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor de overschrijding van de voorgevelrooilijn van een bouwvlak in een aangrenzend bestemmingsvlak voor:
ondergeschikte delen van een bouwwerk;
bouwwerken welke binnen het aangrenzende bestemmingsvlak middels omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf zijn toegestaan, met dien verstande dat:
niet lager wordt gebouwd dan 4,2m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,5m breedte ter weerszijden van die rijweg;
niet lager wordt gebouwd dan 2,2m boven de hoogte van een ander deel van de weg en voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt;
sub 1 en 2 niet gelden voor gevelisolatie (al dan niet met bijbehorende ommanteling)
7.4.3 Voorwaarden
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:
het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt geschaad;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning.
Artikel 8 Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), mede bestemd voor bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming
Op en in de gronden als bedoeld in 8.1 mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
8.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde van de dubbelbestemming;
op en in de gronden als bedoeld in 8.1 mag ten behoeve van de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot, of;
een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,6m onder peil, of;
een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100m2;
op en in de gronden als bedoeld in 8.1 mag ten behoeve van de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basisbestemmingen), met inachtneming van de daarvoor geldende regels, een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 100m2 en waarbij sprake is van graaf- en/of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,6m onder peil uitsluitend worden gebouwd, indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, en;
de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
ter voorkoming van mogelijke schade kan één of meer van de volgende verplichtingen aan de vergunning worden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van de gronden voor zover de gronden zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' (dubbelbestemming), indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Werken en werkzaamheden
Behoudens het bepaalde in 8.4.2, is het verboden op of in de in 8.1 bedoelde gronden zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 100m² of meer, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en):
het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend het (af)graven, woelen, mengen, diep- ploegen, egaliseren, ontginnen, heiwerkzaamheden en aanleggen van drainage dieper dan 0,6m onder peil;
het aanleggen, vergraven, verruimen van sloten, vijvers en andere wateren;
het aanleggen of rooien van diepwortelende beplantingen/bomen of bos/boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.4.2 Uitzonderingen
Het in 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:
die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan dan wel krachtens een reeds verleende vergunning;
die het normale beheer en onderhoud betreffen;
in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in 8.2.2;
in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.
8.4.3 Voorwaarden verlenen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De in 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
de aanvrager van de vergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate is vastgesteld, en;
de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder a bedoelde rapport, door het verrichten van die werken en werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade één of meer van de volgende verplichtingen aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden kunnen worden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen, en/of;
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij vergunning te stellen kwalificaties.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 9 Waarde - spuitvrije zone
9.1 Van toepassing verklaring
Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Spuitvrije zone' is het bestemmingsplan Buitengebied De Zandleij 2012 van toepassing, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 maart 2013, met dien verstande dat aan dat bestemmingsplan worden toegevoegd de regels als opgenomen in 9.2.
9.2 Spuitvrije zone
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2, gelden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Spuitvrije zone' de volgende regels:
Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Spuitvrije zone' is het verboden om gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken.
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. indien:
op basis van onderzoek is aangetoond dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet zal leiden tot negatieve effecten op de gezondheid van personen in omliggende voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies, en;
maatregelen getroffen worden om negatieve effecten op de gezondheid van personen in omliggende voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies uit te sluiten, indien uit onderzoek blijkt dat deze maatregelen noodzakelijk zijn.
Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor:
incidenteel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ter bestrijding van onkruid in grasland, en;
biologische gewasbeschermingsmiddelen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene bouwregels
11.1 Ondergrondse bouwwerken
11.1.1 Situering
Tenzij dit elders in de regels is uitgesloten of beperkt, is ondergronds bouwen binnen een bestemmingsvlak toegestaan met dien verstande dat:
100% van het bouwvlak mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;
maximaal 40% van het erf mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;
het onbebouwd erf niet mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;
ondergrondse bouwwerken dienen te worden gebouwd onder het maaiveld en aan de straatzijde onder het straatpeil;
openluchtzwembaden, vijvers en daarmee gelijk te stellen bij een tuin behorende voorzieningen mogen in het bouwvlak en (on)bebouwd erf worden opgericht met dien verstande dat de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van het erf en de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,5m.
11.1.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 10.1.1 ten behoeve van:
het voor 100% ondergronds bebouwen van het erf;
ondergronds bouwen in het onbebouwd erf;
ondergronds bouwen boven het straatpeil.
11.1.3 Voorwaarden
Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan worden verleend mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van:
het woon- en leefklimaat en de milieukwaliteit;
de verkeers-, brand-, sociale en externe veiligheid;
de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
de waterhuishouding, de natuurwaarden en de archeologische waarden.
11.1.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de maximale bouwdiepte voor ondergrondse bouwwerken.
11.2 Hoofdtoegang woningen
11.2.1 Situering
De hoofdtoegang van grondgebonden woningen, bovenwoningen en een complex van gestapelde woningen dient in de voor- of zijgevel van het gebouw te worden gesitueerd.
11.2.2 Binnenplans afwijken
Het bevoegd gezag kan, indien er geen sprake is van grondgebonden woningen, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 10.2.1, mits:
situering als bedoeld in 10.2.1 op redelijke en aantoonbare wijze niet mogelijk is;
een andere situering van de hoofdtoegang op redelijke wijze aansluiting vindt bij het openbaar gebied, waarbij de afstand tot het openbaar gebied niet meer mag bedragen dan 30m;
de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond.
11.3 Onbebouwd terrein bij gebouwen
11.3.1 Onbebouwd terrein bij woningen
Bij een woning moet - gelet op de kwaliteit van de woonomgeving, zowel bezien vanuit de woning als vanuit de belendende percelen en de omgeving - een onbebouwd terrein aanwezig zijn dat tenminste een strook grond omvat die over de volle breedte van het gebouw aansluit aan de achtergevel en een diepte heeft van - gemeten vanaf het verst achterwaarts gelegen deel van het hoofdgebouw inclusief een eventuele aanbouw - tenminste 5m.
11.3.2 Onbebouwd terrein bij overige gebouwen
Achter een gebouw, waarvan geen deel tot woning anders dan als bedrijfswoning is bestemd, moet een bij het gebouw behorend onbebouwd gedeelte van het bouwperceel aanwezig zijn ter diepte van tenminste 2m achter het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw en wel over de volle breedte daarvan.
11.3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:
het bepaalde in 10.3.1, voor wat de aanwezigheid van het onbebouwd terrein betreft, indien andere functies dan wonen in het bestemmingsvlak zijn toegestaan en de eerste bouwlaag niet voor bewoning gebruikt wordt;
het bepaalde in 10.3.1, indien een gunstige andere indeling van het bouwperceel aanwezig is en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
het bepaalde in 10.3.1 indien sprake is van patiobungalows;
het bepaalde in 10.3.1 indien het plan voorziet in een gezamenlijke (binnen)tuin van voldoende grootte;
het bepaalde in 10.3.2, indien dit geen beletsel vormt voor de bestemming van het gebouw en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt.
11.4 Ruimte tussen bouwwerken
11.4.1 Begrenzing perceelsgrenzen
Wanneer de zijdelingse begrenzing van een bouwwerk niet in de zijdelingse grens van het bouwperceel wordt gebouwd, moet het bouwwerk zodanig zijn gelegen dat de ruimte tussen dit bouwwerk en de zijdelingse grens van het bouwperceel over de breedte van 1m met een minimale hoogte van 2,2m vrij toegankelijk is. Bebouwing van ondergeschikte aard wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
11.4.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 10.4.1, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.
11.5 Bouwen in nabijheid van beschermwaardige bomen
11.5.1 Bebouwingsafstand
De afstand van enig bouwwerk tot het hart van een op de bij dit plan gevoegde Bijlage 1 Boomwaardekaart weergegeven boom bedraagt ten minste 15m.
11.5.2 Toegestane bebouwing
Het bepaalde in 10.5.1 is niet van toepassing indien:
binnen de genoemde afstand van 15m reeds bebouwing voorkomt en na sloop van deze bestaande bebouwing nieuwe bebouwing wordt opgericht met een zelfde afstand tot de boom en een zelfde goot- en bouwhoogte, mits daarbij zodanige maatregelen te worden getroffen, dat de betrokken houtopstand / boom niet wordt geschaad;
een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van de boom;
de boom om andere, van overmacht getuigende redenen reeds eerder is geveld, dan wel door een calamiteit teniet is gegaan.
11.5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 10.5.1, indien zodanige maatregelen worden getroffen dat het voortbestaan van de betrokken houtopstand / boom wordt gewaarborgd. Als voorwaarde voor deze omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag een bomeneffectanalyse (BEA) van een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau eisen. Deze analyse wordt in elk geval vereist indien:
er sprake is van een 'monumentale boom';
er gegronde vermoedens bestaan dat het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden het voortbestaan van de betreffende boom of houtopstand / boom in gevaar kunnen brengen.
Artikel 12 Algemene gebruiksregels
12.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in de bestemmingsregels van Hoofdstuk 2 wordt ter plaatse van een functie-aanduiding het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met die functie-aanduiding aangemerkt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Artikel 13 Algemene aanduidingsregels
13.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van natuur met een educatieve en/of recreatieve functie, met dien verstande dat het gebruik kwalificeert als bijbehorend en ondergeschikt aan het recreatiepark, uitsluitend gericht is op de gasten van het recreatiepark en niet zelfstandig wordt geëxploiteerd.
13.2 milieuzone - geurzone
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 is het ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone' verboden om nieuwe geurgevoelige objecten op te richten.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding 'milieuzone-geurzone' opgeheven wordt, indien de aanwezige geurhinderlijke inrichting zowel feitelijk als planologisch is beëindigd.
13.3 milieuzone - spuitvrije zone
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2, gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - spuitvrije zone' de volgende regels:
Ter plaatse van de dgebiedsaanduiding 'milieuzone - spuitvrije zone' is het verboden om gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken.
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. indien:
op basis van onderzoek is aangetoond dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet zal leiden tot negatieve effecten op de gezondheid van personen in omliggende voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies, en;
maatregelen getroffen worden om negatieve effecten op de gezondheid van personen in omliggende voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies uit te sluiten, indien uit onderzoek blijkt dat deze maatregelen noodzakelijk zijn.
Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor:
incidenteel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ter bestrijding van onkruid in grasland, en;
biologische gewasbeschermingsmiddelen.
13.5 milieuzone - spuitcirkel
Al dan niet in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - spuitcirkel' de volgende regels:
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone-spuitcirkel' mogen geen nieuwe voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies worden opgericht;
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. indien:
op basis van onderzoek is aangetoond dat negatieve effecten op de gezondheid zijn uitgesloten, uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden, en;
maatregelen getroffen worden om negatieve effecten op de gezondheid uit te sluiten, indien uit onderzoek blijkt dat deze maatregelen noodzakelijk zijn.
Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
14.1 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van maten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de in het plan genoemde maten en afmetingen met ten hoogste 10%. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
voldaan is aan de volgende voorwaarden:
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet cumulatief worden gebruikt;
de mogelijkheid voor binnenplans afwijken mag niet tot gevolg hebben dat een nieuwe bouwlaag ontstaat.
14.2 Binnenplans afwijken t.b.v. geringe afwijkingen van grenzen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de planregels ten behoeve van het in geringe mate afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens van een bouwvlak, bestemmingsvlak, functie-aanduidingsvlak of maatvoeringsvlak, indien bij het definitief ontwerp, bij definitieve uitmeting e.d. blijkt dat enige geringe afwijking in het belang van een bebouwing of inrichting is. Deze omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
de met behulp van die toepassing toegestane bebouwing geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de voor desbetreffende bestemming nagestreefde doeleinden;
gelet op de omringende bebouwing geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren bestaan;
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
14.3 Binnenplans afwijken t.b.v. overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogten
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van utiliteitsvoorzieningen;
vrijstaande schoorstenen, torens en soortgelijke bouwwerken;
onder voorwaarde dat de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan 15m.
14.4 Binnenplans afwijken t.b.v. parkeer- en stallingsvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van parkeer- en stallingsvoorzieningen met bijbehorende bovengrondse bouwwerken zoals in- en uitritten, in- en uitgangen, trappenhuizen, liften, hellingbanen, bewakings- /portiersloges e.d., onder de volgende voorwaarden:
de maximale oppervlakte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 30m2 bedragen;
de maximale hoogte van de bijbehorende bovengrondse bouwwerken mag 4,5m bedragen.
14.5 Binnenplans afwijken t.b.v. aan-huis-verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan voor wat betreft de voorwaarden, zoals beschreven in de begripsregels, waaronder overeenkomstig de desbetreffende bestemmingsomschrijving een aan huis verbonden beroep is toegelaten, indien door de aard van de werkzaamheden het beroep niet of bezwaarlijk anders dan aan huis of op de betreffende locatie kan worden uitgeoefend.
14.6 Binnenplans afwijken t.b.v. evenementen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het plan ten behoeve van incidenteel en kortstondig afwijkend gebruik van private percelen/bebouwing voor het plaatsen van tijdelijke onderkomens zoals (feest)tenten, kiosken e.d. ten behoeve van festiviteiten met een openbaar karakter (muziekfestival, zeskamp, sportwedstrijd, show/voorstelling, tentoonstelling, beurs, markt, e.d.) voor de duur van een aantal (aaneengesloten) dagen (over het algemeen 3 á 4), met dien verstande dat aan deze omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden verbonden ter beperking van onaanvaardbare overlast van de (woon)omgeving, onder meer voor wat betreft parkeren, geluidhinder, situering van tijdelijke onderkomens e.d.
14.7 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwwerken van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van de bouwregels, opgenomen in de bestemmingsregels in Hoofdstuk 2, ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van algemeen nut, met dien verstande dat:
de bouwhoogte niet meer dan 3,5m mag bedragen en;
de oppervlakte niet meer dan 100m² mag bedragen.
Artikel 15 Algemene wijzigingsregels
15.1 Wijzigingsbevoegdheid reconstructie, herverkaveling of renovatie
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:
de reconstructie of herverkaveling van een (deel van een) bouwblok met in het ongerede geraakte, al dan niet complexgewijze bebouwing waarvan de functie wordt beëindigd;
de reconstructie van een (deel van een) bouwblok waarbij de functie geheel of grotendeels wordt gehandhaafd, maar (infra-) structuur, ontsluiting, verkaveling e.d. worden aangepast;
de reconstructie, herverkaveling of renovatie van een gebouw of een bouwblok waarbij nieuwe rooilijnen kunnen worden weergegeven;
de ontsluiting of herverkaveling van het gebied ten einde nieuwe bestemmingen 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijf' projecteren;
de herverkaveling van het gebied of om tot een optimale verkaveling te komen, door aangrenzende bestemmingen voor openbaar gebied ('Verkeer', 'Verkeer - Verblijf' e.d.) geheel of deels om te zetten in een nieuw te realiseren bestemming binnen die herverkaveling, of deze bestemmingen geheel of deels elders in de nieuwe verkaveling onder te brengen;
er mag geen sprake zijn van functiewijzigingen welke in strijd zijn met rijks-, provinciaal dan wel gemeentelijk beleid;
na wijziging zijn de regels van het bestemmingsplan hierop van toepassing.
15.2 Wijzigingsbevoegdheid verwijderen aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat een weergegeven aanduiding wordt verwijderd indien de binnen deze aanduiding toegelaten functie is beeindigd en wordt omgezet in een binnen het ter plaatse geldende bestemmingsvlak toegelaten functie, met dien verstande dat burgemeester en wethouders in geval van de verwijdering van de aanduiding 'bedrijfswoning' waarna de functie bedrijf wordt gerealiseerd, bevoegd zijn een ander bouwvlak met bijbehorend bebouwingspercentage, bouwhoogte e.d. vast te stellen.
15.3 Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsvlakgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:
de in het plan begrepen bestemmingen die grenzen aan gronden met de bestemming ''Verkeer' (V), dan wel 'Verkeer - Verblijf' (V-VB) te wijzigen voor de indeling van gronden zoals ten behoeve van een herinrichting, een asverschuiving, herinrichting kruispunten, aanleg (mini)rotondes e.d., met dien verstande dat:
de bestemmingen mogen worden gewijzigd voor een verschuiving van de bestemmingsgrenzen van maximaal 25m;
de verwerkelijking van de in het plan begrepen bestemmingen gewaarborgd dient te blijven, dat wil zeggen dat de bestemmingen door de wijzigingnen niet onevenredig mogen worden aangetast;
bestemmingsgrenzen te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijk ordening van het plan niet schaadt en zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
Artikel 16 Algemene procedureregels
Op het stellen van nadere eisen op grond van enige bepaling van de regels van dit bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 17 Overige regels
17.1 Algemene regels inzake nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
de aard en omvang van de horecafunctie ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
de afmetingen en situering van bebouwing op percelen die direct gelegen zijn naast percelen die in een beschermd dorpsgezicht, dan wel beschermd stadsgezicht vallen en percelen met de aanduiding gemeentelijk monument, dan wel rijksmonument, in verband met de ruimtelijke afstemming van deze bebouwing op het naastgelegen monument, met dien verstande dat advies wordt ingewonnen bij de Omgevingscommissie;
de aard en omvang van kantines, restauratieve voorzieningen e.d. die ondersteunend zijn voor (openlucht-)sport en recreatie en maatschappelijke voorzieningen teneinde de ondergeschiktheid van die voorzieningen veilig te stellen en/of ter bescherming van de woonfunctie en/of ter voorkoming van een onevenredige aantasting van andere functies in de omgeving;
de bereikbaarheid van gebouwen vanuit en de situering van de hoofdentree van gebouwen ten opzichte van de openbare ruimte;
de situering en afmetingen van groenvoorzieningen;
de situering en afmetingen van parkeergelegenheid, ook op eigen terrein;
de situering van toegangswegen en -paden tot gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en open erven.
17.2 Algemene regels inzake omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.2.1 Werken en werkzaamheden nabij beschermwaardige bomen
Het is verboden zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren binnen een afstand van 15m tot het hart van een op de bij dit plan gevoegde Bijlage 1 Boomwaardekaart weergegeven boom:
het ontgronden, bodem verlagen of afgraven, ophogen, verdichten, verplaatsen, afgraven of egaliseren van grond, inclusief het graven van sleuven en het leggen van (ondergrondse) leidingen;
het wijzigen van het grondwaterpeil;
het verrichten van werken of werkzaamheden die beschadigingen van wortels, stam of kroon van de betrokken boom tot gevolg kunnen hebben.
17.2.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 16.2.1 is niet van toepassing indien:
een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van de boom;
de houtopstand om andere, van overmacht getuigende redenen reeds eerder is geveld, danwel door een calamiteit teniet is gegaan;
het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud of beheer betreffen;
het gaat om werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis.
17.2.3 Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden als bedoeld in 16.2.1 zijn slechts toelaatbaar indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden of door de gevolgen daarvan geen onherstelbare schade aan de betrokken boom toegebracht wordt. Het bevoegd gezag is bevoegd om:
voorwaarden te verbinden aan de in 16.2.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, ter vermindering of ter voorkoming van schade die de in 16.2.1 genoemde werken of werkzaamheden of de gevolgen daarvan aan de betrokken boom zouden kunnen toebrengen. Onder schade wordt tevens begrepen een vermindering of verslechtering van groeimogelijkheden;
ten behoeve van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voor de onder 16.2.1 genoemde werken/werkzaamheden een BEA- onderzoek (= bomeneffectanalyse) van een onafhankelijk boomtechnisch adviesbureau te eisen.
17.3 Parkeerregeling
17.3.1 Parkeren
Een standplaats ten behoeve van een semipermanent recreatieverblijf met een oppervlakte van 40m² of kleiner mag enkel worden gebruikt onder voorwaarde dat ten behoeve van het parkeren of stallen van (motor)voertuigen tenminste 1,21 parkeerplaats per standplaats aanwezig is;
Een standplaats ten behoeve van een semipermanent recreatieverblijf met een oppervlakte groter dan 40m² mag enkel worden gebruikt onder voorwaarde dat ten behoeve van het parkeren of stallen van (motor)voertuigen tenminste 2 parkeerplaatsen per standplaats aanwezig zijn;
Een standplaats ten behoeve van een mobiel recreatieverblijf mag enkel worden gebruikt onder voorwaarde dat ten behoeve van het parkeren of stallen van (motor)voertuigen tenminste 1,21 parkeerplaats per standplaats aanwezig is;
Ten behoeve van de horecavoorziening dient te worden voorzien in tenminste 6 parkeerplaatsen per 100m². Deze parkeerplaatsen dienen gesitueerd te zijn op het centrale parkeerterrein;
De onder a t/m d bedoelde plaatsen voor het parkeren van voertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare (motor)voertuigen;
Het bevoegd gezag kan slechts omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening indien bij aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid, als bedoeld onder a t/m e.
17.3.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen moet zijn verzekerd, dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen, zoals neergelegd in de CROW Kennisbank in ASVV 2021.
17.3.3 Afwijken van de regels
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van artikel 16.3.1 en 16.3.2 indien op andere wijze in de parkeerbehoefte en/of de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Dit plan wordt aangehaald als bestemmingsplan "Buitengebied De Zandleij 2012, 16e herziening (Recreatiepark Duinhoeve)