Tilburg, parapluplan agrarische bedrijven
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0855.BSP2018015-e001 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Regels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbijhorende regels en daarbij behorende bijlage(n).
1.2 plan:
Het bestemmingsplan Tilburg, parapluplan agrarische bedrijven met identificatienummer NL.IMRO.0855.BSP2018015-e001 van de gemeente Tilburg.
1.3 plangrens
Een weergegeven lijn die de grens van het plan: aanduidt.
1.4 Beperking Veehouderij
Gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt.
1.5 bestaand stedelijk gebied
Gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies.
1.6 bouwlaag
Doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd
1.7 bouwperceel
Een aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde en vergunningsvrije bouwwerken zijn toegestaan.
1.8 Dierenverblijf
Een gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen.
1.9 gemengd landelijk gebied
Multifunctionele gebruiksruimte, gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, buiten het Natuur Netwerk Brabant en buiten de groenblauwe mantel
1.10 groenblauwe mantel
Gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszones of die deze verbinden.
1.11 grondgebonden veehouderij
Een veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie.
1.12 hokdierhouderij
Veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij.
1.13 mestbewerking
De toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygienisatie of indamping van mest.
1.14 Omschakeling
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm
1.15 stalderingsgebied
Gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand te voorkomen.
1.16 veehouderij
Agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
1.17 vestiging
Mogelijk maken van een ruimtelijke ontwikkeling, die op grond van het geldende planologische regime niet is toegelaten, op het bouwvlak van een bestaand bouwperceel.
1.18 zorgvuldige veehouderij
Veehouderij die door door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Herziening diverse bestemmingsplannen
Van toepassing zijn de in onderstaande tabel genoemde bestemmingsplannen, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op bijbehorende datum vaststelling, met dien verstande dat het bij het betreffende bestemmingsplan genoemde artikel wordt aangevuld met de artikelen 3 tot en met 7 van dit plan.
Naam plan |
datum vs |
art.nr. |
Buitengebied Zuidwest |
26-2-2010 |
4 |
Buitengebied West |
12-10-2009 |
4 |
Buitengebied West, 4e herziening |
8-1-2013 |
2 |
Buitengebied landgoederenzone Bredaseweg |
31-5-2010 |
3 |
Buitengebied Zuidwest, 2e herziening |
3-7-2017 |
3 |
Buitengebied De Uiterste Stuiver 2010, 2e herziening |
10-9-2012 |
4 |
Buitengebied De Uiterste Stuiver 2010 |
11-4-2011 |
4 |
Buitengebied De Uiterste Stuiver 2010, 1e wijziging |
28-6-2016 |
2 |
Buitengebied De Uiterste Stuiver 2010, 1e herziening |
31-10-2011 |
3 |
Lobelia-Spinder-Rugdijk |
24-6-2013 |
4 |
Buitengebied De Zandleij 2012, 4e herziening |
2-10-2017 |
3 |
Buitengebied De Zandleij 2012, 5e herziening |
13-11-2017 |
3 |
Buitengebied 94 |
15-7-1999 |
11 |
Buitengebied |
31-8-1978 |
12 |
Buitengebied De Voorste Stroom |
14-12-2009 |
4 |
Buitengebied De Voorste Stroom, 2e herziening |
22-9-2014 |
3 |
Buitengebied De Voorste Stroom, 4e herziening |
6-3-2017 |
3 |
Buitengebied De Zandleij 2012 |
18-3-2013 |
4 |
Bedrijventerrein Katsbogten 2008 |
20-4-2009 |
4 |
Artikel 3 Omschakeling naar veehouderij wordt uitgesloten
Voor zover de bestemming Agrarisch-agrarisch bedrijf/ Agrarische bedrijfsdoeleinden -A- niet is gericht op de uitoefening van een veehouderij geldt, onverlet het bepaalde in de bestemmingsplannen genoemd in artikel 2, dat omschakeling naar een veehouderij is uitgesloten.
Artikel 4 Aanvullende bepalingen Bestaand stedelijk gebied en Gebied beperking veehouderij
1. Voor zover de bestemming Agrarisch-agrarisch bedrijf/ Agrarische bedrijfsdoeleinden-A- gelegen in gebieden Bestaand stedelijk gebied en Gebied Beperking Veehouderij, (zoals aangegeven in bijlage 1 bij deze regels) gericht is de uitoefening van een veehouderij gelden de volgende aanvullende bepalingen:
Er is geen toename toegestaan van de oppervlakte van bestaande gebouwen, met uitzondering van de bestaande bedrijfswoning(en) en de oppervlakte van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
Het gestelde onder a. geldt niet in Gebied Beperking Veehouderij voor zover er sprake is van een grondgebonden veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij, die voldoet aan de voorwaarden van artikel 5 lid 1 sub a.
2. Onder oppervlakte van bestaande gebouwen en bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt verstaan de oppervlakte die:
Op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was; of
Mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende vergunning;
Zijn gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledig en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan.
Artikel 5 Aanvullende bepalingen Groenblauwe mantel en Gemengd landelijk gebied
1. Voor zover de bestemming Agrarisch-agrarisch bedrijf / Agrarische bedrijfsdoeleinden-A- gelegen in gebieden Gemengd landelijk gebied en Groenblauwe mantel (zoals aangegeven in bijlage 2 bij deze regels) gericht is de uitoefening van een veehouderij gelden de volgende aanvullende bepalingen:
een toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf is alleen toegestaan indien:
maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;
de maatregelen als bedoeld onder sub a, eerste bolletje, in ieder geval voldoen aan de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij en Nadere regels zoals deze gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag;
het bouwperceel tenhoogste 1,5 hectare bedraagt;
de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de aspecten bodemkwaliteit, waterhuishouding, monumentale en cultuurhistorische waarden, ecologische waarden, aardkundige waarden, landschappelijke waarden, milieuaspecten, volksgezondheid en vervoersafwikkeling inpasbaar is in de omgeving;
aangetoond is dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
aangetoond is dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
de landschappelijke inpassing tenminste 10% van de omvang van het bouwperceel omvat;
een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het initiatief.
binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden mogen worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.
2. Onder bestaande oppervlakte van een dierenverblijf wordt verstaan de oppervlakte dierenverblijf die:
op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of
mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende vergunning.
3. In afwijking van lid 1 is een toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij door het oprichten van gebouwen of door het in gebruik nemen van een aanwezig gebouw als dierenverblijf niet toegestaan wanneer het gaat om een agrarisch bedrijf dat gericht is op het fokken, mesten en houden van geiten.
4. In afwijking van lid 2 wordt onder de bestaande oppervlakte van een dierenverblijf voor geiten verstaan de oppervlakte dierenverblijf die:
op 07 juli 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of
mag worden gebouwd krachtens een vóór 07 juli 2017 verleende vergunning.
5. In afwijking van lid 3 kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid, sub c, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning verlenen, indien:
het een omschakeling betreft vanwege de verplaatsing van een bestaande geitenhouderij vanuit het belang van de bescherming van de gezondheid onder gelijkblijvende omvang van deze geitenhouderij; of
de toename van de oppervlakte dierenverblijf voor de geitenhouderij is ingegeven vanuit een dierenwelzijnsconcept zonder toename van het aantal geiten dat het bedrijf op grond van de omgevingsvergunning milieu, ex artikel 2.1, eerste lid onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, ex artikel 2, eerste lid, onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 07 juli 2017 mag houden.
Artikel 6 Aanvullende bepalingen Mestbewerking
Voor zover de bestemming Agrarisch-agrarisch bedrijf/ Agrarische bedrijfsdoeleinden-A- gericht is op de uitoefening van een veehouderij gelden de volgende aanvullende bepalingen:
Mestbewerking van niet ter plaatse vervaardigde mest is uitgesloten.
Artikel 7 Aanvullende bepaling Staldering
Voor zover de bestemming Agrarisch-agrarisch bedrijf / Agrarische bedrijfsdoeleinden-A- gericht is op de uitoefening van een veehouderij gelden de volgende aanvullende bepalingen:
1. Een toename van de oppervlakte dierenverblijf binnen een bouwperceel voor een hokdierhouderij, door het oprichten van een gebouw of het in gebruik nemen van een gebouw voor het houden van hokdieren, is alleen toegestaan als bewijs is overlegd dat:
binnen het stalderingsgebied Tilburg en omgeving (zoals aangegeven in bijlage 3 bij deze regels) bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
de oppervlakte van de sanering onder a. tenminste 110% bedraagt van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen;
de sanering onder a. plaatsvindt in directe samenhang met het oprichten of in gebruik nemen van een gebouw als dierenverblijf en dat voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een andere regeling.
het bewijs dat aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan wordt uitgegeven door of namens Gedeputeerde Staten.
2. Onder een bestaand dierenverblijf als bedoeld in lid 1 sub a wordt verstaan een feitelijk aanwezig, legaal opgericht dierenverblijf dat op grond van een omgevingsvergunning milieu, ex artikel 2.1, eerste lid onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, ex artikel 2, eerste lid, onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, ex artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer, op 17 maart 2017 en de daaraan voorafgaande drie jaar onafgebroken bedrijfsmatig is gebruikt voor het houden van landbouwhuisdieren.
Artikel 8 Aanvullende bepaling binnenplans afwijken van de gebruiksregels tbv een nevenactiviteit
Voor de bestemming Agrarisch-agrarisch bedrijf/ Agrarische bedrijfsdoeleinden-A- gelden de volgende aanvullende bepalingen:
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in de plannen zoals genoemd in artikel 2 ten behoeve van het toestaan van onderstaande nevenactiviteiten, voor zover deze niet reeds genoemd worden in het betreffende plan, met dien verstande dat:
het uitsluitend nevenactiviteiten betreft behorend tot milieucategorie 1 of 2 (zoals aangegeven in bijlage 4 van deze regels), alsmede naar aard en omvang vergelijkbare activiteiten; de nevenactiviteiten plaatsvinden naast en ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsvoering;
indien de nevenactiviteit (deels) een inpandige activiteit betreft dan dient deze nevenactiviteit plaats te vinden in de bestaande bebouwing;
de gezamenlijke vloeroppervlakte van nevenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 40% van de bestaande oppervlakte van bedrijfsgebouwen en niet meer dan 500 m2;
detailhandel, en horeca ten behoeve van de nevenactiviteit zijn niet toegestaan;
de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
er op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
de cultuurhistorische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
de overtollige bebouwing wordt gesloopt;
het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de waarden die het plan beoogt te beschermen.
Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
het bevoegd gezag kan eenmalig omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Dit plan wordt aangehaald als bestemmingsplan "Tilburg, parapluplan agrarische bedrijven".