direct naar inhoud van Regels

Bedrijvenpark Charlotte e.o. 2018 (deel 1)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0855.BSP2017035-e001
Plantype: bestemmingsplan

Toelichting

 

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Beheerplan aanleiding tot planontwikkeling

1.2 Ontwikkelplan aanleiding tot planontwikkeling

1.3 Het plangebied

1.4 Voorgaande plannen

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Ruimtelijke structuur

2.2 Functionele structuur

2.3 Stedenbouwkundige motivatie

2.4 Technische infrastructuur

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Inleiding

3.2 Rijk

3.3 Provincie

3.3.1 Structuurvisie

3.3.2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2014

3.4 Gemeente

Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders

4.1 Inleiding

4.2 Stedenbouwkundige aspecten en welstand

4.2.1 Welstand

4.3 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg

4.4 Volkshuisvesting

4.5 Groen en speelruimte

4.5.1 Bomennota Tilburg boomT

4.5.2 Nota Groen

4.5.3 Nota biodiversiteit

4.6 Verkeer en parkeren

4.6.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg

4.6.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016

4.6.3 Nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'

4.6.4 Verkeer en parkeren in het plangebied

4.7 Overige onderwerpen

4.7.1 UMTS

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Milieuhinder bedrijven

5.2 Externe Veiligheid

5.3 Vuurwerk

5.4 Geluid

5.5 Lucht

5.6 Geur

5.7 Bodem

5.8 Natuur en Ecologie

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

6.1 Waterparagraaf

Hoofdstuk 7 Opzet planregels

7.1 Inleiding

7.2 Hoofdstuk 1 van de regels: Inleidende regels

7.3 Hoofdstuk 2 van de regels: Bestemmingsregels

7.4 Hoofdstuk 3 van de regels: Algemene regels

7.5 Hoofdstuk 4 van de regels: Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie en overleg

9.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro

9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

9.3 Burgerparticipatie

9.4 Zienswijzen

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1 Beheerplan aanleiding tot planontwikkeling

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft aan dat bestemmingsplannen eens in de tien jaar geactualiseerd moeten worden. Peildatum bij dit alles is steeds de vaststellingsdatum van het desbetreffende bestemmingsplan.

Het ten behoeve van het onderhavige plangebied opgestelde bestemmingsplan Bedrijvenpark Chartlotte en verruiming zone industrielawaai Kraaiven is vastgesteld op 24 september 2007 en derhalve aan een wettelijk voorgeschreven actualisering toe. Ook nog een klein gedeelte van het bestemmingsplan Industrieterrein Noord, Herz. C, vastgesteld op 7 oktober 1970 vigeert in het plangebied en is toe aan actualisatie .De sinds genoemde datum tot stand gekomen (postzegel)herzieningen en buitenplanse afwijkingen (omgevingsvergunning op grond van 2.12 lid 1 Wabo) op deze bestemmingsplannen, zijn meegenomen in de actualisering.

Naast deze bestemmingsplannen worden ook delen van het bestemmingsplan Actualisatie 2013, vastgesteld op 24 juni 2013 opgenomen in en vervangen door het bestemmingsplan Bedrijvenpark Charlotte e.o. 2018 (deel1).

1.2 Ontwikkelplan aanleiding tot planontwikkeling

Naast het actualiseren van gedeeltes van bovengenoemde beheerplannen bevat het plan 2 ontwikkelingen.

 

  1. Bedrijfswoning aan de Dongenseweg 63d

Voor het perceel aan de Dongenseweg 63d is op 25 maart 2015 een verzoek om herziening van de bestemmingsplannen 'Actualisatie 2013' en 'Bedrijvenpark Charlotte en verruiming zone industrielawaai Kraaiven' ingediend voor de realisatie van een bedrijfswoning en de vestiging van bedrijvigheid. Op het perceel aan de Dongenseweg 63d is al bedrijvigheid gevestigd. Op 17 augustus 2015 is er een omgevingsvergunning met kleine buitenplanse afwijking (artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2 Wabo) verleend voor de wijziging van het gebruik op het perceel. In het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen dat er een bedrijf is toegestaan met een maximale milieucategorie 2. Daarnaast is er een zone opgenomen waarbinnen de bedrijfswoning gebouwd mag worden.

 

  1. Politiehondenverenigingen

Op 10 april 2015 is er een verzoek ingediend om binnen het plangebied een gebied aan te wijzen waarbinnen een trainingslocatie mogelijk is voor de politiehondenverenigingen. In de visie Integratie stad-land Dongenseweg is hiervoor een gebied aangewezen. Dit gebied wordt met dit bestemmingsplan planologisch vastgelegd. Naast het trainingsterrein met daarop trainingsattributen, willen de verenigingen een stuk bos waarop zij kunnen revieren. Dit revierterrein wordt gebruikt door met name de hondenbrigade om de honden te trainen om een verdacht persoon of voorwerpen op te sporen.

1.3 Het plangebied

Charlotteoord ligt aan de noordwestelijke rand van de stad langs de Dongenseweg. Het plangebied wordt aan de zuidwestzijde begrensd door een gedeelte van de Dongenseweg en de Wolterbeekstraat aan de noordoostzijde én het landelik gebied achter de percelen Dongenseweg 61 en 63 aan de noordwestkant . Ook het volkstuinencomplex ter hoogte van Dongenseweg 73 maakt onderdeel uit van het plangebied.

 [image]

Luchtfoto plangebied

 

 [image]

Ligging plangebied Tilburg

1.4 Voorgaande plannen

Dit bestemmingsplan vervangt:

 

 [image]

 

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

 

2.1 Ruimtelijke structuur

Het plangebied ligt aan de westzijde van bedrijventerrein Kraaiven aan de Dongenseweg.

Een interessante plek in de nabijheid van het gebied is de locatie van het voormalige revalidatiecentrum Charlotteoord ten noorden van de Dongenseweg. Dit landgoed lag lange tijd aan de noordwestelijke rand van de stad langs de weg naar Dongen. Door de realisatie van het bedrijventerrein Vossenberg, de aanleg van de Burgemeester Letschertweg en de aansluiting hiervan op de Burgemeester Van Voorst tot Voorstweg is de ruimtelijke context in de afgelopen decennia drastisch gewijzigd. Het landgoed ligt nu tussen de bedrijventerreinen Kraaiven, Vossenberg, Albionstraat en de Burgemeester Letschertweg in. Ten westen van het landgoed ligt een gemengd gebied dat voornamelijk uit bosgebied en landbouw bestaat. Ten noorden ligt een bosgebied met daarin een voormalige afgraving met open water die openbaar toegankelijk is. In het zuiden van het plangebied, ten zuiden van de Dongenseweg, is een volkstuinencomplex gelegen.

2.2 Functionele structuur

In het gebied zijn verschillende functies aanwezig, waaronder agrarische functies, bedrijvigheid/ caravanstalling, wonen, volkstuinen, water en bosgebied.

2.3 Stedenbouwkundige motivatie

Voor het gebied ten oosten van Charlotteoord is in 2014 de visie Integratie stad-land Dongenseweg vastgesteld. Deze visie is leidraad voor de planologische mogelijkheden die het bestemmingsplan gaat bieden.

Voor het perceel Dongenseweg 63d is in het verleden een principe verzoek voor een bestemmingsplan wijziging ingediend. Dit richtte zich op de stalling van caravans, campers, vaartuigen en dergelijke, opslag, een werkplaats en verkoop van camping artikelen. Met uitzondering van het laatste betrof het voornamelijk legalisatie van bestaande activiteiten in bestaande gebouwen. Tevens werd verzocht een nieuwe bedrijfswoning van 1.000m3 te mogen bouwen. Met het principe verzoek is ingestemd, onder een aantal voorwaarden. Wat de bedrijfswoning betreft, moet deze liggen in de zone die in de visie is aan geduid als 'woningen in een groene, tuinachtige setting'. Om dit te bereiken worden eisen gesteld aan de kapvorm, de goothoogte en de maximale bouwhoogte. Ook dient de woning vrij op de kavel te staan en moet de inrit naar de woning worden gecombineerd met de weg naar de achtergelegen bedrijven. Wat betreft de bedrijfsbebouwing aan de Dongenseweg 63d, wordt de bestaande stedenbouwkundige situatie/ configuratie vastgelegd. Dit geldt ook voor de andere te handhaven bebouwing binnen het plangebied.

 

Een nieuwe functie die in het gebied 'landt' is een verenigingsterrein voor het trainen van politiehonden. Deze functie wordt planologisch mogelijk gemaakt op de locatie Dongenseweg 61. De voormalige woning op dit perceel krijgt in het bestemmingsplan geen woonbestemming meer en zal worden afgebroken wat de landelijke uitstraling ten goede komt. De locatie is bereikbaar zowel vanaf de Dongenseweg, via het pad naast huisnummer 61k als via de Zevenheuvelenweg. Momenteel wordt nog onderzocht welke toegangsweg mogelijk is.

2.4 Technische infrastructuur

 [image]

Klickmelding

Primaire infrastructuur in het gebied:

 

Secundaire infrastructuur in het gebied:

 

Tertiaire infrastructuur :

 

 [image]

 

Bij loop 119 bevinden zich primaire warmteleidingen en een expansie putconstructie van netbeheerder Ennatuurlijk. Verder heeft Ennatuurlijk een voormalige buitendienst zijnde huisaansluiting van Charlotteoord in beheer.

 

Netbeheerder Enexis heeft een hoge en lagedruk gasleiding netwerk op deze locatie. Exacte ligging van de ondergrondse infra dient middels proefsleuven te worden vastgesteld en in overleg met de netbeheerders en ontwikkelaar (ivm toekomstige behoefte) te worden besproken.

 

Bij eventuele reconstructies/herinrichtingen/nieuwe ontwikkelingen in het plangebied dienen de financiële gevolgen te worden onderzocht en te worden getoetst op regelingen uit de privaatrechtelijke overeenkomsten en criteria uit de telecommunicatiewet en warmtewet 2014.

 

Beleidskader:

 

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

 

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

3.2 Rijk

 

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructurele beleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), die gestoeld is op de SVIR. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als Mainportontwikkeling Rotterdam, de grote rivieren, het kustfundament en de Waddenzee en het Waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is in 2012 uitgebreid met de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Daarmee is de juridische verankering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) nagenoeg compleet. In het Barro staat aan welke regels (rijksbelangen) de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestemmingsplan. In het verlengde van het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) van kracht. Deze regeling bevat o.a. een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart en een aanwijzing van reserveringsstroken ten behoeve van uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijke besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt

Art. 1.1.1. Bro definieert stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.

Deze stappen zijn:

 [image]

Met dit bestemmingsplan worden verschillende functies mogelijk gemaakt. Hierna worden de bovenstaande stappen doorlopen voor dit bestemmingplan. Alleen het toevoegen van de bedrijfswoning is een stedelijke ontwikkeling.

 

Bedrijfswoning

Voor de ontwikkeling van één bedrijfswoning geldt het volgende. Uit jurisprudentie van de Raad van State blijkt dat voor dergelijk kleine ontwikkeling geen toetsing hoeft plaats te vinden aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.3 Provincie

 

3.3.1 Structuurvisie

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die op 1 oktober 2010 werd vastgesteld door Provinciale Staten.

In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.

De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen. Dat zijn:

 

Inhoud van de Structuurvisie

 
Deel A

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinciale filosofie is: ‘Samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.

Deel B

In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.

 
Deel C

Deel C betreft het deel van de Interimstructuurvisie, dat vanaf 1 januari 2011 van kracht blijft. Het is de onderbouwing voor locatiekeuze, nut en noodzaak van de concrete ontwikkelprojecten Logistiek Park Moerdijk (LPM) en Agro & Food Cluster West-Brabant (AFCWB).

Uitwerking van de Structuurvisie

De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. In de uitwerking beschrijft de provincie twaalf Brabantse landschapstypen. Voor elk landschapstype geeft zij de kenmerkende landschapskwaliteiten en haar ambitie om deze kwaliteiten te versterken bij nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wil de provincie gemeenten en initiatiefnemers stimuleren om de kwaliteit van het Brabantse landschap te versterken. De Uitwerking gebiedspaspoorten is niet verplichtend, maar biedt een handreiking. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij.

Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.

3.3.2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2014

Provinciale Staten van Noord Brabant hebben in hun vergadering van 10 juli 2015 de Verordening ruimte 2014 opnieuw vastgesteld. Deze verordening is op 15 juli 2015 in werking getreden.

In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. In tegenstelling tot de provinciale Structuurvisie bindt de Verordening ruimte de gemeenten wèl rechtstreeks.

 

Relatie met de structuurvisie
De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.

 

Plangebied

In de Verordening zijn delen van het plangebied aangewezen als , 'Groenblauwe mantel' en 'Integratie stad-land'.

Indien er meerdere bepalingen van de Verordening gelijktijdig van toepassing zijn op een aangeduid gebied of in het geval dat meerdere bepalingen van toepassing zijn binnen één bouwperceel, geldt de meest beperkende bepaling, tenzij in de Verordening anders is bepaald (art. 2 lid 4 van de Verordening).

 

Groenblauwe mantel en Integratie stad-land

Voor gebieden die zowel in de Groenblauwe mantel als in Integratie stad-land zijn gelegen (van belang voor de Dongenseweg 63d en de locatie voor de politiehondenverenigingen), geldt het volgende.

Artikel 9.1 lid 3 van de Verordening bepaalt dat artikel 2, vierde lid (zwaarste regime geldt) niet van toepassing is als het gaat om een stedelijke ontwikkeling en dat het tweede lid, onder b voorrang heeft op de beschermingsregels die elders in de Verordening zijn opgenomen, behoudens in geval dat artikel 5 (NNB) van toepassing is. Hierdoor mag bij de ontwikkeling van de bedrijfswoning aan de Dongenseweg 63d en de vestiging van de politiehondenverenigingen de regels met betrekking tot Integratie stad-land worden toegepast.

 

Op grond van de Verordening is een stedelijke ontwikkeling mogelijk in een gebied dat is aangewezen als Integratie stad-land, mits dit in samenhang en evenredigheid met een groene en blauwe landschapsontwikkeling gebeurt en mits dit geen betrekking heeft op een te ontwikkelen of uit te breiden middelzwaar en zwaar bedrijventerrein.

 

Een groene landschapsontwikkeling is bijvoorbeeld een robuuste duurzame groene geleding of een landschappelijke verbinding, en bij een blauwe landschapsontwikkeling kan het gaan om een nieuw of aangepast watersysteem.

 

De Verordening ruimte schrijft enkele eisen voor waaraan de toelichting op een bestemmingsplan in het gebied 'integratie stad-land' moet voldoen. In eerste instantie gelden onverkort de regels die gelden bij iedere reguliere stedelijke ontwikkeling. Daarnaast wordt gemeenten gevraagd om op basis van een integrale visie weer te geven hoe zij in het gebied 'integratie stad-land' nieuwe stedelijke ontwikkelingen en landschapsontwikkelingen gelijktijdig en in samenhang met elkaar willen ontwikkelen. Het doel hierbij is dat er in het landschap nieuwe kwaliteiten ontstaan of bestaande landschapskwaliteiten worden versterkt.

Ter uitvoering van het bovenstaande is de Visie integratie stad-land Dongenseweg (juli 2014) door de gemeente opgesteld (Bijlage 1 Visie integratie stad-land Dongenseweg). Deze visie omvat (net als de Verordening) een groter gebied dan alleen een gedeelte van het plangebied. Voor de inhoud van de visie wordt verwezen naar paragraaf 3.4.3.

 

Kwaliteitsverbetering van het landschap

Daarnaast speelt in het plangebied voor de ontwikkelingen aan de Dongenseweg 63d en de vestiging van de politiehondenvereniging kwaliteitsverbetering van het landschap een rol. Dit betekent dat de realisatie van een beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard moet gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft of van het gebied waarvan de gemeente de voorgenomen ontwikkelingen in hoofdlijnen heeft beschreven (artikel 3.2 Verordening).

De toelichting op het bestemmingsplan bevat hiertoe een verantwoording van de wijze waarop de bedoelde verbetering financieel, juridisch en feitelijk is gewaarborgd.

 

In het kader van de regels die de Verordening voorschrijft met betrekking tot kwaliteitsverbetering landschap er werkafspraken zijn gemaakt. In deze werkafspraken is een indeling in ruimtelijke ontwikkelingen gehanteerd, gebaseerd op de invloed die de beoogde ontwikkeling heeft op de omgeving.

 

Op basis van deze afspraken valt de vestiging van de politiehondenvereniging onder categorie 2. Hiervoor bestaat de kwaliteitsverbetering uit een goede landschappelijke inpassing. De landschapsarcitect van de gemeente heeft een inrichtingsplan (Bijlage 2) opgesteld waarbij de benodigde attributen en bouwwerken landschappelijk zullen worden ingepast in de bosrijke omgeving.

De realisering en instandhouding van de landschappelijke inpassing op het perceel voor de politiehondenvereniging wordt opgenomen als verplichting in de regels van dit bestemmingsplan.

 

De bedrijfswoning aan de Dongenseweg valt onder categorie 3. Voor deze ontwikkeling moet circa 20% van de waardevermeerdering van de betreffende gronden worden geïnvesteerd in kwaliteitsverbetering van het landschap. Uit het door de initiatiefnemer overlegde rapport (Bijlage 3) blijkt op welke wijze de ruimtelijke kwaliteit van het gebied wordt verbeterd. In het bestemmingsplan wordt gewaarborgd dat en waar de landschappelijke inpassing plaats moet vinden.

 

Om te verzekeren dat de initiatiefnemer zorg draagt voor de hiervoor genoemde kwaliteitsverbetering landschap is met hem een 'overeenkomst kwaliteitsverbetering landschap' gesloten. In deze overeenkomst is gesteld welk bedrag minimaal door de initiatiefnemer voor de kwaliteitsverbetering landschap dient te worden geïnvesteerd en op welke wijze deze geïnvesteerd wordt. De kwaliteitsverbetering landschap is als kwalitatieve verplichting opgenomen in het bestemmingsplan.

 

Natuurnetwerk Brabant

 

In de natuurtoets van Bureau Waardenburg (Advies revieren Charlotte Oord, te Tilburg) (Bijlage 11) is geconcludeerd dat het gebruik van een bosperceel als revierterrein geen negatieve invloed heeft op behoud en ontwikkeling van de natuurwaarden van het NNB.

Samengevat is deze conclusie als volgt onderbouwd:

Doordat de honden zelfstandig en gericht zoeken is betreding van het bos door mensen niet nodig of zeer beperkt. Op de bospaden wordt in de huidige situatie al gewandeld en er is beperkt autoverkeer. Het risico op eventuele verstoring van vogels op het nest door de aanwezigheid van een hond zal minimaal zijn. Daar de oefeningen wekelijks plaats vinden kunnen verstoringsgevoelige soorten wennen aan de activiteit van een hond of bij hun nestkeuze rekening houden met regelmatig bezoek door honden. Nabij het zoekgebied ligt een tijdelijk hondenopvangcentrum, waardoor in de omgeving aanwezige vogels gewend zijn aan geblaf van honden.

 

Kleine zoogdieren en kleine marterachtigen zijn bij regelmatige activiteit van mensen met name rond de schemer actie. De recreatiedruk in het zoekgebied is laag en dieren kunnen ook overdag actief zijn. De honden zoeken niet gericht naar de zoogdieren maar kunnen toevallig op een rondscharrelend dier stuiten. Kleine zoogdieren en marterachtigen zijn goed in staat bij onraad (een naderende hond) de verblijfplaats op te zoeken om tijdelijk te schuilen, mede omdat de honden niet gericht op dieren jagen.

 

In de natuurtoets is uitgegaan van een beperkt, extensief gebruik van het bos:

 

In de regels van dit bestemmingsplan worden bovengenoemde gebruiksregels vastgelegd om zo te garanderen dat het gaat om beperkt, extensief gebruikt van het bos.

3.4 Gemeente

 

3.4.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.

De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

 

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:

 

Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking

Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.

Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.

Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.

Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.

 

De vier stedelijke knooppunten:

 

De drie stadsregionale parken zijn:

 

De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad

Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.

 

De drie stedelijke knooppunten zijn:

 

De twee ecologische verbindingszones:

 

De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.

Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

 

Functie van de Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in

het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.

 

De Omgevingsvisie geeft voor de plannen in dit bestemmingsplan niets concreets aan.

3.4.2 Overige gemeentelijke structuurvisies

 

3.4.2.1 Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR)

In de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR) is het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgenomen, waarin Tilburg haar beleidsmatige invulling geeft aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in de structuurvisie.

3.4.3 Visie integratie stad-land Dongenseweg

De visie integratie stad-land Dongenseweg moet bijdragen aan een duurzame inrichting van het gebied (Bijlage 1 Visie integratie stad-land Dongenseweg.

De aanleiding voor het opstellen van de visie is:

een bestemmingsplanprocedure gestart kon worden, er door de gemeente een integrale ruimtelijke gebiedsvisie moest worden gemaakt met een goede balans tussen stad en land. Deze ruimtelijke gebiedsvisie dient steeds als onderlegger voor de reeds bekende initiatieven en de hiervoor op te stellen bestemmingsplannen. Er zijn inmiddels al verschillende bestemmingsplannen vastgesteld.

 

De ambitie is dat het gebied rond de Dongenseweg een heldere structuur krijgt en de ruimtelijke kwaliteit en natuurwaarden in het gebied verhoogd worden. Stad en land worden met elkaar verweven: stad en land grijpen als vingers in elkaar.

 

De natuur in het deel ten noorden van het Wilhelminakanaal wordt versterkt en wordt verbonden met de grotere natuurgebieden ten noorden van Tilburg (Lobelia). De verbinding kenmerkt zich door een smalle, continue ecologische corridor langs de Baron van Voorst tot Voorstweg, aangevuld met bredere stepping stones. Deze verbinding wordt met name gerealiseerd voor de mobiele soorten. (vogels, zoogdieren (met name vleermuizen) en insecten).

 

Het gebied grenzend aan de weg heeft een groene, tuinachtige uitstraling. De strook erachter is deels bebouwd en deels onbebouwd (groene vingers). Vervolgens vindt een overgang naar natuur plaats.

Voor de ruimtelijke ontwikkeling van de Dongenseweg vergelijken wij de ruimtelijke opbouw van de Dongenseweg met de Bredaseweg in Tilburg. Beide wegen vertonen veel gelijkenis; zowel in noord-zuidrichting als in oost-westrichting. In oost-westrichting wisselen onbebouwde groene percelen en bebouwde percelen elkaar af. In noord-zuidrichting worden rood en groen met elkaar verweven (groene vingers tussen rode verstedelijking). Het gebied grenzend aan de weg heeft een groene, tuinachtige uitstraling. De strook erachter is deels bebouwd en deels onbebouwd (groene vingers). Vervolgens vindt een overgang naar natuur plaats.

In het gebied ten noorden van de Dongenseweg, in de zone waar rood en groen elkaar afwisselen, worden beperkt nieuwe ontwikkelingen toegestaan, die passen bij een kernrandgebied als de Dongenseweg. Het zijn functies die door hun karakter niet passen bij de bestaande stad en ook niet in het buitengebied, met uitzondering van het initiatief op de hoek van de Dongenseweg/Wielevenweg waar de gemeente ingestemd heeft met de realisatie van een bedrijfskavel. Tegenover een 'rode' ontwikkeling moet een kwaliteitsverbetering in het landschap staan. Om te voorkomen dat het gebied dichtslibt met rode functies is het uitgangspunt dat minstens 2/3 van het gebied ten noorden van de Dongenseweg dat behoort tot integratie stad-land groen blijft.

 

De structuur ten zuiden van de Dongenseweg blijft grotendeels ongewijzigd. Het Wilhelminakanaal wordt verbreed en geschikt gemaakt voor klasse IV-schepen (circa 100 meter lang). De werk- zaamheden hiervoor zijn in volle gang. Er komt een nieuwe sluis ten zuiden van de bestaande sluis III en er wordt ten oosten van de te bouwen sluis III een zwaaikom aangelegd, waar klasse IV-schepen kunnen keren. Een deel van de Tilburgse bedrijven wordt door deze ingrepen beter bereikbaar voor de binnenvaart en de economische bedrijvigheid in met name Kraaiven en Vossenberg krijgt meer kansen.

 

Het sluizencomplex met bijbehorende sluiswachterwoningen is een rijksmonument. Dit wil de gemeente benutten voor recreatieve, educatieve en/of horecadoeleinden. De sluis en de kade achter het remmingwerk kunnen eventueel gebruikt worden voor passantenplaatsen, waardoor de sluis een recreatieve functie krijgt. In dit gebied wordt ook gezocht naar een geschikte locatie voor een jachthaven met reparatieactiviteiten en winterstalling voor boten.

 

Deze ambitie resulteert in de volgende opbouw van het plangebied en functionele indeling van gebieden:

[image] 

Uitgangspunten voor ontwikkelingen:

  1. als er rode functies in het gebied gerealiseerd worden, is een vingervormige verbinding tussen stad en land uitgangspunt;

  2. nieuwe functies/rode ontwikkelingen moeten op eigen terrein zorgen voor een goede landschappelijke inpassing en aansluiting bij de omgeving;

  3. tegenover een rode ontwikkeling staat een kwaliteitsverbetering in het landschap; investeringen in natuur en landschap worden betaald uit de winst van een beperkt aantal stedelijke ontwikkelingen (conform kwaliteitsverbetering Landelijk Gebied uit de Verordening);

  4. in het gebied ten noorden van de Dongenseweg worden alleen kernrandfuncties gerealiseerd: functies die geen plek kunnen krijgen in de stad en ook niet in het buitengebied;

  5. om te voorkomen dat het gebied dichtslibt met rode functies wordt bepaald dat minstens 2/3 van het gebied ten noorden van de Dongenseweg, dat behoort tot integratie stad-land groen/natuur blijft;

  6. langs de Baron van Voorst tot Voorstweg wordt een ecologische corridor gerealiseerd.

 

Politiehondenvereniging

In de Visie is het gebied van de politiehondenvereniging gelegen in zone A, de overgangszone naar bosgebied. Op pagina 14 van de visie is rekening gehouden met de vestiging van de politiehondenvereniging in deze zone. Hierin staat beschreven dat deze maatschappelijke voorziening een bos nodig heeft voor een stellaan. Bos valt in nederland onder de ecologische hoofdstructuur (nu; Natuur Netwerk Brabant). In de visie is gezocht naar een plek aan de rand van het bos waar de natuur zo min mogelijk verstoord wordt. Daarnaast moet de locatie gelegen zijn op een afstand van minimaal 100 meter van geluidgevoelige bestemmingen. De aangewezen locatie uit de visie is overgenomen in dit bestemmingsplan.

 

Bedrijfswoning Dongenseweg 63d

In de visie geldt voor dit perceel gebied B en C mengzone en woningen in groene, tuinachtige setting. Op basis van onderzoek naar de milieu-effecten is het uitgangspunt om in principe geen nieuwe (burger)woningen toe te laten. Reden hiervoor is de hoge geluidsbelasting waardoor het lastig is om een acceptabel woon- en leefklimaat te realiseren voor (burger)woningen. De aan de Dongenseweg op te richten woning betreft echter een bedrijfswoning behorende bij het bedrijf dat gevestigd is aan de Dongenseweg 63d. Uit hetgeen in Hoofdstuk 5 Milieuaspecten staat over de op te richten bedrijfswoning blijkt dat voor deze bedrijfswoning wel een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden.

De bedrijfswoning is dan ook passend in de uitgangspunten van de visie.

 

Kwaliteitsverbetering landschap

De visie benoemt dat in het kader van de regels die de Verordening voorschrijft met betrekking tot kwaliteitsverbetering landschap er werkafspraken zijn gemaakt. In deze werkafspraken is een indeling in ruimtelijke ontwikkelingen gehanteerd, gebaseerd op de invloed die de beoogde ontwikkeling heeft op de omgeving. Zie voor de toepassing van deze regelse en afspraken paragraaf 3.3.2.

 

Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders

 

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Stedenbouwkundige aspecten en welstand

Een nieuwe verkaveling biedt kansen om de incourante bedrijfskavels te transformeren tot courante. Door de kavels samen te voegen met de nog niet in gebruik genomen bedrijfskavels aan de Zevenheuvelenweg kan zelfs een kavel in het segment grootschalig worden aangeboden. Er is veel vraag naar dit soort kavels, vooral vanuit de logistieke wereld. Uit ruimtelijk oogpunt kan op het nieuwe bedrijfskavel aansluiting worden gezocht bij de bebouwingsmogelijkheden op het bestaande bedrijventerrein. Een bouwhoogte van 15 meter en een bebouwingspercentage van 75% worden ruimtelijk aanvaardbaar geacht.

Het wijzigen van de verkaveling van het gebied is tevens een mogelijkheid om het enigszins versnipperde bos om te zetten in een eenduidiger en robuuster bosgebied. Dit komt de ruimtelijke kwaliteit ten goede en lijkt voordelen te bieden voor het beheer van het gebied.

4.2.1 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.

Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.

Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscommissie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen.

4.3 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg

Historische geografie

Het landgoed Charlotte-Oord ligt deels op lage landduinen met bijbehorende laagten en vlakten en wordt omgeven door dekzandruggen. Deze dekzanden liggen op de oudere rivierafzettingen van de Maas en zijn 3 tot 4 meter dik. De Centrale Slenk grenst hier vlak aan het Kempisch Hoog (een tektonisch stijgingsgebied). Vanaf hier helt dit deel van het centrale dekzandlandschap af richting noord en noordoost, naar de Maas en ‘s-Hertogenbosch. Op de rand van het Kempisch Hoog stroomt de Donge richting Dongen en Geertruidenberg (afhelling naar noord en noordwest).

 

Voor de ontwikkeling van Kraaiven als bedrijventerrein, bestond het landschap uit ontgonnen heide in het oosten, de Kraaivensche Akkers en een gedeeld heide-bosbestand in het westen. Het oorspronkelijk reliëf bestond uit lokaal verstoven dekzand met als bepalende elementen dekzandruggen en laagten met bijbehorende vennen. De Kraaivensche Akkers lagen grotendeels op de hoge, droge oostelijke zandgronden en hoorden bij de historische linten Langstraat en Kraaivenschetraat, waarlangs de bebouwing zich concentreerde.

 

Het Industrieterrein Noord, het Kraaiven, is genoemd naar de oude woonbuurt en akkergebied: dat Creijven. De gemeenschappelijke heide ten westen hiervan waar het industrieterrein grotendeels op ligt, wordt in de stukken tussen 1530 en 1550 niet met name genoemd, maar heette gewoon de ‘gemeint’. Dat dit akkergebied nog steeds ven wordt genoemd, wilt zeggen dat al deze akkers daar ontgonnen zijn uit een grazige heide.

Hoewel de toenmalige nederzettingsstructuur oorspronkelijk een verspreid karakter vertoond moet hebben, was er ook sprake van een zekere bewoningsconcentratie langs het tracé van de oude Kraaivensestraat (ter hoogte van de huidige Kraaivenstraat) en in mindere mate ook langs het tracé van de voormalige Langstraat (ruwweg tussen Hasseltplein en kruising Zevenheuvelenweg-Swaardvenstraat).

 

Ten westen en noorden van het voormalige gehucht Kraaiven werd het grondgebied begrensd door heidegronden. De voormalige Langstraat kwam uit op de heide en heette daar ook Hei Eind. Ook het verlengde van de oude Kraaivensestraat, de voormalige Postelstraat, kwam uit op de heide. Tussen de Langstraat en de Kraaivensestraat lagen de Kraaivensche Akkers. Ook aan de andere zijden van de genoemde straten strekten de akkers zich nog een stukje uit.

 

Het landgoed Charlotte-Oord is grotendeels gelegen in een gebied dat oorspronkelijk een reliëfrijk heidegebied was. De huidige bebouwing daar is recent (jaren zeventig) en wordt nog steeds omgeven door een reliëfrijk naaldbosgebied. Na de aanleg van de Dongenseweg omstreeks de eeuwwisseling waren aan het begin van de twintigste eeuw op de locatie van het huidige Charlotte-Oord de zogenaamde lighallen van Tilburg gevestigd. Deze waren aanvankelijk bedoeld voor zwakke kinderen, maar dienden daarna voor de opvang van lijders aan tuberculose of tering. Zij waren in 1956 gesticht door Charlotte Wagemakers naar wie het in 1956 opgerichte Charlotte-Oord werd genoemd. Dit oord was een revalidatiecentrum, op initiatief van dr. J. Stolte, ontstaan na de polio-epidemie van 1951 in Tilburg. De meeste oorspronkelijke bebouwing is in de jaren na 2002 gesloopt.

De herinrichting van het gebied in de tweede helft van de twintigste eeuw betekende de teloorgang van de historische structuur. Een groot deel van de terreinen werd geëgaliseerd en de historische lijnen werden vervangen door een rechtlijnig functioneel stratenpatroon. Relicten van het landschap in het plangebied Kraaiven zijn tot op heden de Dongenseweg en de IJpelareweg en de stuifzanden op de gronden van Charlotte-Oord.

 

Met de aanleg van het bedrijventerrein in de periode vanaf 1950 is het plangebied grotendeels geëgaliseerd.

 

Archeologie

AMK: in of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen terreinen gelegen die zijn opgenomen in de AMK.

IKAW: het plangebied is niet gekarteerd op de IKAW.

ArWaTi: het plangebied is gebied is gelegen in een zone met een hoge archeologische verwachting.

 

In het kader van het vigerende beheerbestemmingsplan voor het industrieterrein Kraaiven werd in opdracht van de gemeente Tilburg een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd door BILAN-Fontys Hogescholen (BILANRAPPORT 2003/26). Het onderzoek bestond onder meer uit een bureaustudie voor het gebied Kraaiven. Het gebied is gelegen te midden van hogere zandgronden. De gronden in Kraaiven zijn nog bedekt door een laag stuifzand of door een esdek. Deze factoren waren aanwezig vóór de aanleg van het industrieterrein. Het gebied had toen dan ook een hoge archeologische waarde, hetgeen ondersteund wordt door de vondsten die in de jaren tussen 1957 en 1975 door amateurarcheologen zijn gedaan. In het onderzoeksgebied zijn immers nederzettingssporen aangetroffen uit het laat -paleolithicum en het Mesolithicum. Daarnaast bevonden zich in het gebied tenminste zes grafheuvels uit de bronstijd die al in de negentiende eeuw waren afgegraven.

 

In het onderzoeksgebied hebben in de tweede helft van de twintigste eeuw sterk bodemverstorende activiteiten plaatsgevonden. Door de egalisatie van de terreinen bij het bouwrijp maken en de aanleg van de infrastructuur is de oorspronkelijke bodemopbouw in een groot deel van het gebied sterk aangetast. Indien daarbij sprake was van een verstoring tot op het dekzand, dan is de archeologische waarde van de locatie nihil.

 

Aangezien er in het gebied echter sprake is van landduinen, kunnen zich afhankelijk van de dikte van het nog aanwezige pakket stuifzanden en de diepte van verstoring, onder de bebouwing nog resten van steentijdoccupatie bevinden. Wanneer sprake is van een bewaard esdek, blijft de archeologische waarde van de terreinen onverminderd hoog. De locaties die ongeroerd bleven door bodemverstoringen of die slechts gedeeltelijk zijn verstoord, hebben nog altijd een archeologische verwachting.

 

Na vooronderzoeken in 2003 en 2007 werd in 2011 een deel van het plangebied middels een definitieve opgraving archeologisch onderzocht door BAAC – BILAN: RAPPORT 2011/B1470 Tilburg (NB), Charlotte Oord Definitieve opgraving. Hierbij werden onder meer vuursteen artefacten en aardewerkfragmenten die grotendeels in de Bronstijd te dateren zijn gevonden. Grondsporen werden niet aangetroffen.

Vanwege de gebleken geringe oppervlakte van de individuele vindplaatsen in het plangebied wordt aanbevolen over het plangebied de dubbelbestemming waarde-archeologie op te nemen en deze te koppelen aan de in een omgevingsvergunning op te nemen aanlegvergunning zodat steeds per ontwikkeling bezien kan worden of en zo ja, welke vorm van archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

 

Cultuurhistorie, objecten en structuren, historisch groen.

In het plangebied bevinden zich geen op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening gemeente Tilburg beschermde monumenten.

 

De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). In het plangebied komen geen panden voor uit die periode.

 

Ten zuiden van het plangebied bevindt zich het Wilhelminakanaal dat in de periode 1917-1919 werd aangelegd. Het kanaal krult ten noorden en oosten om de toenmalige bebouwde kom van Tilburg heen en doorsneed de bestaande historische structuren. Het kanaal zelf kan beschouwd worden als een historisch-geografische lijn van hoge waarde.

 

Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 2005 als basis. In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen waardevolle panden uit de periode na de Tweede Wereldoorlog aanwezig.

 

Advies.

Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de geplande ontwikkelingen. Er worden geen historische objecten of structuren aangetast.

 

Voor wat betreft de archeologie wordt aanbevolen vanwege de gebleken geringe oppervlakte van de individuele vindplaatsen in het plangebied over het gehele plangebied de dubbelbestemming waarde archeologie op te nemen en deze te koppelen aan de in een omgevingsvergunning op te nemen aanlegvergunning zodat steeds per ontwikkeling bezien kan worden of en zo ja, welke vorm van archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

4.4 Volkshuisvesting

Het plan past binnen de (regionaal afgestemde) kwantitatieve woningbouwopgave én de beleidsdoelen-Wonen in de Woonvisie, met name wat betreft het leveren van een bijdrage in de opgave grondgebonden wonen. Voor het verder verloop van de planontwikkeling wordt aanbevolen de woning levensloopbestendig te ontwikkelen (zie voor concrete ontwerphandreikingen de Werkwijzer Levensloopbestendigheid & toegankelijkheid 2.1) en deze te laten voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen.

4.5 Groen en speelruimte

 

4.5.1 Bomennota Tilburg boomT

Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.

 [image]

Boomwaardezoneringskaart

 

Maatregelen in bestemmingsplan

De Bwz-kaart dient gebruikt te worden als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee gemoeid zijn. In het bestemmingsplan wordt de Bwz-kaart aangeduid als Boomwaardekaart. Bomen met een hoofdwaarde, bomen van de 1e categorie en monumentale bomen zijn op een bijlagekaart (Boomwaardekaart) bij dit bestemmingsplan opgenomen. In de regels wordt verwezen naar deze kaart. Bomen met een hoofdwaarde en bomen van de 1e categorie zijn daarop weergegeven als "potentieel waardevolle boom". Monumentale bomen staan als zodanig aangegeven. De juridisch-planologische bescherming bestaat uit een bouwverbod en een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een straal van respectievelijk 8m en 15m vanuit het hart van de desbetreffende boom.

4.5.2 Nota Groen

De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:

  1. Inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;

  2. het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);

  3. het versterken en behouden van het natuurlijk groen.

In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.

4.5.3 Nota biodiversiteit

Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.

De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de

mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.

Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.

In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.

 

Doelstellingen nota biodiversiteit

  1. De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.

In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.

  1. Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.

Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.

  1. In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.

Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bv. nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.

 

4.6 Verkeer en parkeren

 

4.6.1 Mobiliteitsaanpak Tilburg

De 'Mobiliteitsaanpak Tilburg, Samen op weg naar 2040' schetst een toekomst waarin slim en duurzaam vervoer centraal staat. Dat betekent: nieuwe technologieën toepassen, maar ook de gebruiker centraal stellen. Niet als doel op zich, maar om bij te dragen aan een leefbare stad. Daarnaast zetten we in op duurzaamheid: we houden nadrukkelijk rekening met toekomstige generaties.

 

Onze gemeentelijke mobiliteitsaanpak is het vervolg op het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Dat ging vooral over verkeersstromen en vervoermiddelen. In onze nieuwe werkwijze vormt de mens het uitgangspunt: wat hebben onze inwoners, bezoekers en bedrijven nodig om van A naar B te komen? Met onze aanpak willen we meer dan alleen verkeersstromen in goede banen leiden. We willen de kwaliteit van leven in de stad behouden en verbeteren.

 

Mobiliteitsagenda 013

De hoofdlijnen uit de mobiliteitsaanpak zijn nu uitgewerkt in een agenda met concrete maatregelen en opgaven voor de korte, middellange en lange termijn. In een aantal Tilburgse proeftuinen wordt samen met onderwijs, bedrijfsleven en uiteraard de gebruikers gewerkt aan innovaties op het gebied van slimme mobiliteit. Deze MobiliteitsAgenda013 wordt jaarlijks geactualiseerd in september.

4.6.2 Hoofdlijnennotitie Parkeren 2016

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Hoofdlijnennotitie Parkeren. Deze is april 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Wij richten ons als stad op gastvrijheid voor de bezoeker, een betere leefkwaliteit voor bewoners en economische vitaliteit van de binnenstad. Wij willen de beschikbare parkeercapaciteit optimaal benutten. Daar hoort bij dat wij parkeerders op de juiste plek faciliteren, ook voor specifieke voorzieningen zoals deelauto’s, elektrische auto’s en andere doelgroepen. Het beter benutten van bestaande parkeercapaciteit van garages en terreinen leidt tot minder zoekverkeer en blik in de woonstraten en biedt kansen voor versterking van ruimtelijke kwaliteit en nieuw groen. De vastgestelde kaders voor het parkeervraagstuk bij bouwontwikkelingen zijn:

4.6.3 nota 'Parkeernormen Tilburg 2017'

In de nota 'Parkeernormen Tilburg 2017' zijn de parkeernormen en berekeningsmethode vastgelegd.

Bij het hanteren van de parkeernormen wordt uitgegaan van een minimaal te realiseren aantal parkeerplaatsen. Deze parkeereis dient bij een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, minimaal te worden gerealiseerd. De hoofdfunctie is bepalend voor de toe te passen parkeernorm. Het CROW kent voor een range aan functies een parkeernorm. Om de parkeernormen overzichtelijk te houden, is ervoor gekozen om de belangrijkste functies die in gemeente voor komen, op te nemen.

 

Bij de berekening van de parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met zaken als dubbelgebruik, regeling 'oud voor nieuw', rekenregels parkeervoorzieningen bij woningen en het beïnvloeden van de parkeerbehoefte door maatregelen als regulering en mobiliteitsplannen bij bedrijven.

 

Voor kleine bouwontwikkelingen wordt geen parkeereis gesteld. Kleine ontwikkelingen (ontwikkelingen met een (toename van de) parkeerbehoefte van maximaal 3 parkeerplaatsen) hebben in de regel een marginaal effect op een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Dit geldt ongeacht de locatie van de ontwikkeling.

4.6.4 Verkeer en parkeren in het plangebied

Omliggende wegenstructuur:

Het plangebied is aan de oostzijde ontsloten door de Swaardvenstraat. De Swaardvenstraat is een gebiedsontsluitingsweg met een maximaal toegestane rijsnelheid van 50km/h.

Aan de zuidzijde van het plangebied ligt de Dongenseweg. Deze weg is in het categoriseringsplan van Tilburg eveneens opgenomen als gebiedsontsluitingsweg met een maximaal toegestane rijsnelheid van 50km/h.

 

Ontsluiting:

Terrein Dongenseweg 63d (locatie Melis):

De ontsluiting vindt plaats via bestaande aansluiting op de Dongenseweg. De inrit is zonder aanpassingen niet geschikt voor intensief gebruik, waarmee de locatie geen grote verkeersaantrekkende werking mag hebben. Verkeer moet op eigen terrein kunnen keren zodat men vooruit de inrit kan verlaten.

 

Terrein Dongenseweg 61, politiehondenvereniging:

De ontsluiting van het perceelkan plaats vinden via de halfverharde Dongenseweg (61 - 61K) en sluit aan op de Dongenseweg ter hoogte van de Albionstraat. De weg en de inrit zijn zonder aanpassingen niet geschikt voor intensief gebruik, waarmee de locatie geen grote verkeersaantrekkende werking mag hebben.

Verkeer moet op eigen terrein kunnen keren zodat men vooruit de inrit kan verlaten.

Daarnaast kan het terrein ook ontsloten worden via de Zevenheuvelenweg. Deze mogelijkheid wordt op dit moment nog nader onderzocht.

 

Laden en lossen:

Manoeuvreren en laden en lossen moet plaatsvinden op eigen terrein.

 

Parkeren:

Het aantal parkeerplaatsen moet voldoen aan de vastgestelde normen van de gemeente Tilburg zoals vastgelegd in de parkeernotitie gemeente Tilburg.

 

Fietsen

Nabij en in het plangebied zijn een tweetal sternetfietsroutes. Aan de oostzijde loopt een sternetfietsroute via de Swaardvenstraat en aan de zuidzijde loopt een sternetfietsroute via de Dongenseweg. Er is een fietsverbinding via Sluis III over het kanaal in voorbereiding, zodat men via de Albionstraat met de wijken ten zuiden van het kanaal is verbonden. Individuele locaties zijn niet via een separate fietsvoorziening bereikbaar. De ontsluiting hiervoor vindt plaats via de dezelfde route als die voor autoverkeer.

Fietsen van bezoekers moeten gestald worden op eigen terrein.

4.7 Overige onderwerpen

 

4.7.1 UMTS

Bij besluit van 12 maart 2007 heeft de raad nieuw beleid voor de plaatsing van zendmasten voor mobiele telefoons (GMS en UMTS) vastgesteld.

(Internationale) gezondheidsraden geven aan dat zendmasten geen risico vormen voor de gezondheid. Desondanks wil de gemeente Tilburg zendmasten op een zo verantwoord mogelijke manier inpassen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen vergunningsvrije en vergunningsplichtige zendmasten.

Zendmasten tot vijf meter mogen vergunningsvrij geplaatst worden. Jaarlijks ontvangt de gemeente een plaatsingsplan van de gezamenlijke aanbieders van mobiele telefonie. Daaruit blijkt waar reeds masten zijn geplaatst en waar masten eventueel gewenst zijn. Met aanbieders van mobiele telefonie is de afspraak gemaakt dat zij de masten zo veel mogelijk op ´niet gevoelige bestemmingen´ plaatsen, zoals kantoren, bedrijven en hoogspanningsmasten. Wanneer een aanbieder van mobiele telefonie een mast wenst te plaatsen op een woongebouw, dient dit vooraf gemeld te worden aan de gemeente. Bovendien heeft de aanbieder toestemming nodig van de eigenaar van het betreffende gebouw. Met omwonenden hoeft, volgens de regels uit het nationale zendmastenbeleid, niet gecommuniceerd te worden over de plaatsing van een zendmast.

Zendmasten van vijf meter of hoger zijn vergunningsplichtig. Deze masten mogen niet in woonwijken worden geplaatst. Buiten de woonwijk wordt de meest geschikte locatie gezocht, waarbij de criteria uit de nota Zendmasten worden gehanteerd. (Zicht)hinder van masten wordt voorkomen en er is aandacht voor landschappelijke inpassing en esthetiek. Omwonenden ontvangen een bewonersbrief en er vindt eventueel een inloopavond plaats (afhankelijk van de locatie). Wanneer het bevoegde gezag toch besluit een omgevingsvergunning te verlenen voor een zendmast in een woonwijk, dan wordt dit aan de raad gemeld.

 

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

 

5.1 Milieuhinder bedrijven

Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) de bedrijven welke invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

 

Ten opzichte van het huidige bestemmingsplan is er sprake van een 2-tal wijzigingen:

  1. Toevoegen bedrijfswoning en vergroten bedrijf aan de Dongenseweg 63 a. Ten opzichte van naastgelegen woning (Dongenseweg 63b) geldt dat de afstand van de bedrijfsmatige activiteit niet veranderd. Ook neemt de milieucategorie (categorie 2) van de bedrijfsmatige activiteit niet toe. Hiermee blijft op de woning een aanvaardbaar woon en leefklimaat gegarandeerd.

  2. Toevoegen trainingsterrein voor politiehonden. Op zich wordt aan de richtafstanden voor hondendressuurterreinen voldaan. Deze richtafstand is niet representatief voor het trainen van politiehonden omdat daarbij gebruik wordt gemaakt van harde knallen om de honden te laten wennen aan harde geluiden. Daarom is nader akoestisch ondergedaan naar de impact van het terrein op de (woon)omgeving onder paragraaf 5.5.2.

 

Hieruit kan geconcludeerd worden dat er vanuit milieuzonering sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.2 Externe veiligheid

Inleiding

Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen.

De geldende regels zijn te vinden in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".

 

Verantwoordingsplicht

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.

 

In Bijlage 4 Inventarisatie van risicobronnen en verantwoording zijn de risicobronnen die relevant zijn (binnen het invloedsgebied liggen) geïnventariseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied ligt in het invloedsgebied van een lokale transportroute (Burgemeester Letschertsweg), twee risicovolle inrichtingen (IFF Nederland BV en Versteijnen), een buisleiding van Gasunie en het spoortraject Breda - Tilburg. De verantwoordingsplicht is hiervoor ingevuld en opgenomen in de voornoemde bijlage.

 

Beleidsvisie externe veiligheid

In de beleidsvisie externe veiligheid wordt het plangebied aangemerkt als gemengd gebied. Binnen een gemengd gebied gelden de volgende voorwaarden:

Aan bovengenoemde randvoorwaarden wordt voldaan. De ruimtelijke ontwikkeling is niet strijdig met het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.

 

Conclusies en restrisico

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een lokale transportroute (Burgemeester Letschertsweg), twee risicovolle inrichtingen (IFF Nederland BV en Versteijnen), een hogedruk aardgastransportleiding van Gasunie en het spoortraject Breda - Tilburg) Personen in het plangebied worden aan externe veiligheidsrisico's blootgesteld, ook na maatregelen. Vanwege de ligging van het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van deze risicobronnen is de verantwoordingsplicht ingevuld (zie Bijlage 4 Inventarisatie van risicobronnen en verantwoording). Met goedkeuring van de brandweer Midden- en West-Brabant is gebruik gemaakt van het standaard brandweerdadvies d.d. 9 januari 2018. De relevante onderdelen uit dit advies zijn verwerkt in de verantwoording.

 

Uit het bovenstaande worden de volgende relevante conclusies getrokken:

 

Het bevoegd gezag accepteert de externe veiligheidsrisico's en neemt de verantwoording voor het groepsrisico.

5.3 Vuurwerk

Binnen het bestemmingsplan zijn geen bestaande verkooppunten en opslagen van consumentenvuurwerk en opslagen van professioneel vuurwerk aanwezig. Burgemeester en wethouders kunnen voor nieuw te vestigen verkoopruimten en opslagen van consumentenvuurwerk en ten behoeve van het uitbreiden, verbouwen en/of verplaatsen van bestaande (buffer)bewaarplaatsen onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bestemmingsplan. Bij nieuwvestiging van vuurwerkverkooppunten en/of opslag van consumentenvuurwerk wordt te allen tijde als voorwaarde opgenomen dat de veiligheidscontour zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit op het eigen perceel gesitueerd dient te zijn tenzij de veiligheidscontour zich uitstrekt over openbaar gebied en hierbij geen sprake is van kwetsbare en/of geprojecteerde kwetsbare objecten. Op basis van de veiligheidsafstanden in het Vuurwerkbesluit (Besluit van 22 januari 2002, Staatsblad 33 (2002), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk) is het niet mogelijk om professioneel vuurwerk op te slaan (en te bewerken) in Tilburg. Er wordt daarom geen medewerking verleend aan nieuwvestiging van vuurwerkbedrijven van professioneel vuurwerk.

5.4 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden. Het plangebied omvat 2 akoestisch relevante ontwikkelingen:

  1. Ontwikkeling van een hondensportterrein.

  2. Het opnemen van een bedrijfsbestemming inclusief (bedrijfs)woning aan de Dongenseweg 63d in plaats van de huidige bestemming 'landelijke gebied'.

 

Ontwikkeling hondensportterrein

Het plan voorziet in de oprichting van een hondensportterrein met trainingsveld voor een politiehondenvereniging. Voor een hondenvereniging geldt een richtafstand van 50 meter tot geluidgevoelige objecten. Omdat bij het trainen van politiehonden gebruik wordt gemaakt van knalgeluid, is die richtafstand mogelijk te klein.

 

Om te kunnen toetsen aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege de hondenvereniging en de hondenbrigade van de politie, door F. Bouwmans Ingenieursburo. In de rapportage d.d. 17 december 2015, nr. 20151123-02 (Bijlage 5 Akoestisch onderzoek Industrie en honden) is de geluidbelasting naar de omgeving berekend. Hierbij is ook rekening gehouden met knalgeluiden van een alarmpistool.

 
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de richtwaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en 70dB(A) etmaalwaarde voor het maximaal geluidniveau niet wordt overschreden. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

 

Bedrijfswoning Dongenseweg 63d

Binnen het plangebied krijgt het perceel aan de Dongenseweg 63d een bedrijfsbestemming in plaats van de huidige bestemming 'landelijke gebied'. Hierbij wordt de realisatie van één bedrijfswoning mogelijk gemaakt. Een bedrijfswoning is een geluidgevoelige bestemming. De bedrijfswoning is gelegen binnen de zones van wegen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de wet ("zones langs wegen"). Het betreft de Dongenseweg en de Baron van Voorst tot Voorstweg.

 

De bedrijfswoning is niet gelegen binnen zones van gezoneerde industrieterreinen, een spoorweg of een vliegveld.

 

Voor de oprichting van de bedrijfswoning is een akoestisch onderzoek uitgevoerd en heeft een toetsing plaatsgevonden aan de normen uit de Wet geluidhinder. Uit het akoestisch onderzoek "Woning Dongenseweg 63d te Tilburg d.d. 11 januari 2016 van M&A Milieu Adviesbureau" blijkt dat vanwege de Dongenseweg de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden (Bijlage 6 Akoestisch onderzoek Dongenseweg 63d en Bijlage 7 Aanvullend akoestisch onderzoek Dongenseweg 63d). Maatregelen om de geluidbelasting te reduceren zijn tevens onderzocht. Bij de afweging van de te nemen maatregelen blijkt dat de kosten voor het toepassen van bron- of overdrachtsmaatregelen onevenredig hoog zijn voor de realisatie van 1 woning. Daarnaast is het plaatsen van een geluidscherm vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst. Om de woning mogelijk te maken heeft het college van burgemeester en wethouders een hogere waardebesluit genomen. Dit besluit is bij de regels van dit bestemmingsplan gevoegd.

5.5 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden. Het plangebied omvat 2 ontwikkelingen:

  1. Ontwikkeling van een hondensportterrein.

  2. Het opnemen van een bedrijfsbestemming inclusief (bedrijfs)woning aan de Dongenseweg 63d in plaats van de huidige bestemming 'landelijke gebied'.

 

De verkeersgeneratie dat aan beide ontwikkelingen kan worden toegekend zal van geringe omvang zijn en zal als "in niet betekenende mate" bijdragen.Voor beide ontwikkelingen geldt dat er geen sprake is van luchtgevoelige bestemmingen, zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Vanuit de Wet milieubeheer bestaat er geen bezwaar tegen de gewenste ontwikkelingen.

5.6 Geur

Industriële geur

Het beleid voor industriële geurhinder (geur van bedrijven die niet tot de agrarische sector behoren) is samengevat in een brief van het ministerie van VROM van 30 juni 1995. Kort samengevat komt het erop neer dat afgestapt is van stringente geurnormen; de toetsing of een ontwikkeling toelaatbaar is zonder voor overmatige geurhinder te zorgen, is grotendeels overgelaten aan lokale overheden.

Er wordt in de brief een aantal algemene beleidsuitgangspunten gegeven, waarbij ´het voorkómen van nieuwe geurhinder´ voor de ruimtelijke ordening het belangrijkst is. Binnen de gemeente Tilburg worden deze algemene uitgangspunten gehanteerd.

 

Voor een aantal categorieën bedrijven is dit algemene geurbeleid geconcretiseerd in de Nederlandse emissie Richtlijn lucht (NeR). Voor zover een 'dosis-effectrelatie' (de relatie tussen de geuremissie bij het bedrijf en de hinder voor omwonenden) voor een bedrijfscategorie is vastgesteld, zijn voor die bedrijven 'normen' vastgesteld waarbij hinder kan worden verwacht. Voor de overige categorieën bedrijven zal dit moeten worden vastgesteld door specifiek geuronderzoek. Aangezien de NeR een formele richtlijn is, en bovendien een concrete vertaling vormt van het algemene beleidskader, dient hier bij ruimtelijke plannen te worden aangesloten.

 

Voor enkele bedrijfscategorieën is behalve een grenswaarde voor nieuwe situaties ook een maximale geurimmissieconcentratie vastgesteld voor bestaande situaties.

 

Binnen het plangebied worden geen nieuwe geurbelastende activiteiten toegestaan. Door de toevoeging van de bedrijfswoning wordt er wel een geurgevoelige bestemming toegevoegd. Op het naastgelegen bedrijventerrein is de milieucategorie gemaximaliseerd in verband met het behalen van de richtafstanden. Daarmee is in beginsel voor omliggende woningen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Binnen deze categorieën kunnen activiteiten voorkomen waarvan de geurimpact groter is dan de richtafstand. Hiervoor geldt dat er dan sprake is van een nieuwe situatie en dat er voorzieningen getroffen moeten worden om op omliggende woningen te kunnen voldoen. Deze afweging zal in het milieu-spoor gemaakt worden.

 

Agrarische geur

Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.

 

Het plangebied ligt aan de rand van de bebouwde kom. In de omgeving zijn geen veehouderijen aanwezig die van invloed zijn op dit plangebied. De dichtstbijzijnde veehouderij ligt op een afstand van zo'n 1500 meter. Dit is meteen de enige veehouderij binnen een straal van 2 km. Hiermee is op de geurgevoelige objecten binnen het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.7 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

 

Bodem

Voor de locatie zijn er bij de gemeente diverse bodemonderzoeken bekend.

 

Ter hoogte van de Dongenseweg 63 is in het verleden een bodemsanering uitgevoerd. Het betreft een sanering voor een voormalig tankstation uitgevoerd in 1999/2000. Hierbij is een kleine restverontreiniging achtergebleven. In 2006 is er ter hoogte van een voormalig autoreparatiebedrijf een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat er mogelijk en ernstig geval van bodemverontreiniging is. Onbekend is of dit al is uitgevoerd.

 

In diverse delen van Noord-Brabant worden gehalten aan zware metalen gemeten zonder dat daarvoor een duidelijke bron en oorzaak is aan te wijzen. De oorzaak ligt in dit soort gevallen meestal in een combinatie van factoren, waar bij de aanwezigheid van kalkarme zandgronden, verschillende vormen van antropogene belasting, zoals het jarenlang gebruik van meststoffen, bodemverbeterende middelen en bestrijdingsmiddelen en zure depositie een rol spelen. In sommige gevallen betreft het van nature aanwezige componenten.

 

Vermoedelijk worden er op de betreffende locatie ook lichte tot matige verhogingen geconstateerd in zowel de grond als het grondwater aan zware metalen.

 

Tanks

In 1999 en 2000 heeft er een sanering plaatsgevonden waarbij tanks zijn verwijderd en verontreinigde grond is afgegraven.

 

Demping

Over de locatie loopt een demping met nummer AA085510058. Deze demping is zover bekend nog niet onderzocht.

 

Aanbeveling

Voor het bouwen op locatie dient er in het kader van de omgevingsvergunning een verkennend bodemonderzoek te worden ingediend. Een dergelijk onderzoek mag niet ouder zijn dan 5 jaar en dient te zijn opgesteld volgens de NEN 5740 door een erkend adviesbureau.

 

Bodembeleid gemeente Tilburg: in goede aarde

In deze nota valt te lezen hoe de gemeente Tilburg te werk gaat bij bodemsanering in Tilburg. De nota is opgebouwd uit vier delen, respectievelijk de hoofdlijnen van het beleid, het gemeentelijk beleid verder uitgewerkt, het maatregelenprogramma en het meerjarenprogramma bodemsanering.

5.8 Natuur en ecologie

Inleiding

Vanuit de huidige natuurwetgeving moet bij ruimtelijke ingrepen inzichtelijk zijn of er sprake is van beschermde natuurwaarden in het plangebied en in de beïnvloedingszone. Het gaat daarbij om beschermde natuurgebieden (Natura 2000 / Hoofdstuk 2 Wet Natuurbescherming en het beschermingsregime van het Natuurnetwerk Nederland) en beschermde soorten (Hoofdstuk 3 Wet Natuurbescherming).

Hieronder volgt een korte toelichting op het beleid voor gebiedsbescherming en soortenbescherming. Per beleidskader is een analyse van het plangebied en een conclusie vermeld.

 

Natura 2000

Het wettelijke toetsingskader van de gebiedsbescherming is verankerd in de Wet Natuurbescherming, die op 1 januari 2017 in werking is getreden. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en in de toekomst de Habitatrichtlijn zijn hiermee in de nationale regelgeving verankerd. Voor de habitatrichtlijngebieden geldt echter dat de overheid bij vergunningverlening de habitattoets dient uit te voeren conform de EU-HRL (Habitatrichtlijn), zolang het gebied nog niet formeel is aangewezen door het Ministerie van EZ. Op dit moment vallen de habitatrichtlijngebieden op grond van jurisprudentie nog onder de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn. De VRL (Vogelrichtlijn) gebieden zijn in 2000/2003 wel formeel aangewezen en vallen derhalve onder de wet.

Om schade aan natuurwaarden waarvoor de zogenoemde Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkómen, bepaalt de Wet Natuurbescherming dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning. Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000-gebieden. Hiertoe dient de zogenaamde habitattoets.

In de oriëntatiefase wordt bepaald hoe de verdere procedure dient te worden doorlopen; dit is afhankelijk van de informatie over de mogelijke aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. De hoofdvraag is of er een kans op een significant negatief effect bestaat.

Er zijn drie mogelijkheden:

 

Analyse plangebied

Het plangebied ligt op afstand van Natura 2000-gebieden. Ten noorden van Loon op Zand en ten noorden van Udenhout liggen de meest nabij gelegen delen van het Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen (ca. 5km afstand). Het tussenliggende gebied is bosrijk met agrarisch gebied, tevens lopen hier de drukke provinciale wegen N261 en N260. In het zuidoosten ligt het Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen (ca. 8km afstand) en in het zuiden het Regte Heide & Riels Laag (ca. 7,5km afstand). Beide gebieden liggen van Charlotteoord gescheiden door het stedelijk gebied van Tilburg met de A58 en A65 (Bron: Ministerie van Economische Zaken).

 

Conclusie

Vanwege de afstand tot Natura 2000 gebieden is er geen sprake van negatieve invloed door trilling, licht of geluid. De ontwikkeling leidt slechts tot een zeer beperkte toename van het oppervlak bedrijventerrein ten opzichte van de in het vigerende bestemmingsplan vastgelegde situatie. Een wezenlijke toename van de stikstofdepositie op habitats in omliggende Natura 2000-gebieden wordt daarom niet verwacht.

 

Natuurnetwerk Brabant

In de Verordening ruimte Noord-Brabant is het Natuurnetwerk Brabant (ook bekend als Ecologische Hoofdstructuur) begrensd. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuurgebieden, verbindingszones en beheersgebieden. De provincie heeft in 2009 het Natuurbeheerplan vastgelegd, dat bestaat uit twee kaarten, respectievelijk de ambitie- en de beheertypenkaart. De beheertypenkaart laat de huidige situatie zien en de ambitiekaart geeft de gewenste situatie weer. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor subsidies met betrekking tot beheer en inrichting. In het nieuwe beleid van de provincie met betrekking tot het Natuurnetwerk Brabant is nog duidelijker als voorheen de lijn gevolgd van een aaneengesloten ecologische structuur. Kleine(re) bosgebieden die buiten deze structuur liggen en ook niet voldoen aan specifieke natuurwaarden, behoren niet tot het Natuurnetwerk Brabant.

Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor het Natuurnetwerk Brabant is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlijke landschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken.

Indien de natuur- en landschapswaarden van het Natuurnetwerk Brabant worden aangetast, dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Per saldo zal op planniveau of gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Indien er wel schade wordt veroorzaakt, dan dient natuurcompensatie plaats te vinden.

 

Analyse plangebied

Een groot deel van het plangebied maakt onderdeel uit van het Natuurnetwerk Brabant. Binnen de begrenzing van het bestemmingsplangebied komen de volgende beheertypen voor:

 

 

 

 

Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend en legt de bestaande, feitelijk aanwezige situatie vast. Het noordelijke deel van het plangebied, bestaande uit het Kraaiven met omliggende schraallandvegetatie en dennenbossen, wordt bestemd als bos. Binnen deze bestemming zijn de natuurwaarden zoals aangewezen in het provinciaal natuurbeheerplan voldoende beschermd. Aan de zuidwestzijde van het plangebied bevinden zich kleine vlakken die als Natuurnetwerk Brabant zijn begrensd, maar feitelijk onderdeel uitmaken van tuinen aan de Dongenseweg. De begroeiing bestaat deels uit gemaaid gras en deels uit aangeplante bomen. Van een bos is hier geen sprake. In het verleden hebben deze zones deel uitgemaakt van een meer parkachtig aangelegde tuin rondom de bestaande woningen.

 [image]

Afbeelding 2. Te verwijderen NNB

 

Aangezien hier sprake is van een kaartfout is het verzoek aan de provincie om het NNB ter plaatse als een ambtshalve wijziging door te voeren.

 

Conclusie

Binnen het plan vindt een herbegrenzing plaats van Natuurnetwerk Brabant, zoals vastgelegd in de Verordening Ruimte 2014. Aangezien sprake is van een kaartfout is het verzoek om deze als ambtshalve wijziging door te voeren.

 

Groenblauwe mantel

De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. Het kerngebied groenblauw wordt ommanteld om kernen te versterken en te verbinden. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Binnen de groenblauwe mantel zijn ook de zogenaamde beheersgebieden van de Natuurnetwerk Nederland opgenomen. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. Voor de natuur betekent dit vooral versterking van de leefgebieden voor plant- en diersoorten en de bevordering van de biodiversiteit buiten het Natuurnetwerk Nederland. Vanuit de watercomponent wordt vooral ingezet op het kwantitatief en kwalitatief herstel van kwelstromen, zoals het wijstverschijnsel op de Peelrandbreuk in Oost Brabant, in de beekdalen en op de overgangen van zand/veen naar klei in de zogenaamde Naad van Brabant. De groenblauwe mantel geeft naast de ontwikkeling van een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

 

Analyse plangebied

Enkele delen van het bestemmingsplangebied maken onderdeel uit van de Groenblauwe mantel. Hierin zijn bestaande functies aanwezig zoals een bedrijf en woningen. Voor de nieuw aan te leggen bedrijfswoning in het gebied wordt een landschappelijke inpassing gerealiseerd (zie Bijlage 3 Landschappelijk inpassingsplan Dongenseweg 63d). Daarnaast maakt een deels bebost en deels braakliggend terrein deel uit van de Groenblauwe Mantel. Dit gebied wordt geheel bestemd als bos, waarbij het noordelijke deel tevens gebruikt zal worden door een hondenvereniging. Deze nieuwe bestemming past binnen de doelstellingen van de groenblauwe mantel. Er vindt geen wezenlijke aantasting van natuurwaarden plaats.

 

 

[image]
Afbeelding 2: Ligging van de Groenblauwe mantel (groene en blauwe zones) in en rondom het plangebied (rood omlijnd). Kaartbron: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/roo/bestemmingsplannen?tabFilter=INSTRUCTIE

Conclusie

De delen van het plangebied die deel uitmaken van de Groenblauwe Mantel bestaan uit een bedrijfskavel met bijbehorende woning (wordt bestemd als 'bedrijven') en tuin en een trainlocatie voor politiehonden (wordt bestemd als 'bos'). Op deze locaties zijn geen ontwikkelingen gepland die leiden tot een afname van de huidige natuur- en landschapswaarden. Voor de trainlocatie van politiehonden wordt netto geen bebouwing toegevoegd. De ontwikkeling gaat gepaard met een landschappelijke inpassing die bijdraagt aan de biodiversiteit van de locatie. Het bestemmingsplan wordt niet in strijd met de doelstellingen van de Groenblauwe Mantel geacht.

 

Soortenbescherming

Volgens de Wet Natuurbescherming is bij de ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde flora en fauna binnen het plangebied. Het doel van de wet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ruimtelijk ingrepen, rekening te houden met aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkómen of beperkt.

 

Onder ruimtelijke ingrepen wordt verstaan het uitvoeren van werkzaamheden in de (buiten)ruimte. Een ontheffing is nodig als er beschermde soorten leven op de plek waar de werkzaamheden worden uitgevoerd. Voor het beschermingsregime wordt onderscheid gemaakt tussen nationaal en internationaal beschermde soorten. Voor internationaal beschermde soorten (waaronder alle vogels) geldt de strengste bescherming vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Als in het plangebied alleen soorten leven uit de vrijstellinglijst uit de provinciale Verordening Natuurbescherming, dan hoeft geen ontheffing aan te worden aangevraagd. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht. Deze indeling geldt alleen voor ruimtelijke ingrepen.

Activiteiten die een schadelijk effect hebben op soorten die beschermd zijn volgens de wet zijn in principe verboden. Van dit verbod kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een vrijstelling, door het werken volgens een goedgekeurde gedragscode of - indien geen of onvoldoende maatregelen genomen kunnen worden om schadelijke effecten te voorkomen - door een ontheffing aan te vragen.

 

Analyse plangebied

Door een deskundige ecoloog van Ecoresult B.V. is het plangebied op basis van bronnenonderzoek en een verkennend veldonderzoek (op 11-10-2016) op (potentieel) aanwezige beschermde soorten geanalyseerd. Tevens is het in 2015 uitgevoerde Flora- en faunaonderzoek van Bureau Waardenburg uitgebreid geraadpleegd.

 

Het plangebied bevat bos, grasland en verschillende waterpartijen waaronder het Kraaiven. Tevens zijn er bedrijfspanden aanwezig en een enkele woning met een weide voor schapen en ezels.

In het plangebied zijn twee soorten vaatplanten aangetroffen waarvan de wettelijke bescherming onder de nieuwe Wet Natuurbescherming vervallen is: wilde marjolein en ruig klokje.

De bosrijke omgeving met open water is uitermate geschikt voor vleermuizen. Onderzoek van Waardenburg heeft aangetoond dat er verschillende paarverblijven van de gewone dwergvleermuis in het gebied aanwezig zijn. Hiernaast is aangetoond dat de zandweg ten oosten van het plangebied een essentiële vliegroute is van zowel de gewone dwergvleermuis als de watervleermuis. Het plangebied is tevens van belang als foerageergebied voor deze soorten.

 

Hiernaast is er veel potentie voor broedplaatsen van algemene vogels (met name boom- en struikbroeders), deze nesten genieten alleen gedurende het broedseizoen bescherming. Aan de oever van het Kraaiven is tijdens alle veldbezoeken (zowel door Bureau Waardenburg als Ecoresult B.V.) de ijsvogel waargenomen. Een broedgeval van deze soort in het plangebied valt niet uit te sluiten.

In het plangebied komen verschillenden soorten zoogdieren voor waarvoor een vrijstelling geldt: de vos, het konijn, de ree en de mol. Van de vos zijn meerdere holen aangetroffen ten westen van de Zevenheuvelenweg. Hiernaast is er kans op diverse muizensoorten. Van de eekhoorn zijn nesten waargenomen in het bos ten noorden van de grote plas. Het gebied is tevens geschikt leefgebied van kleine marterachtigen (wezel, hermelijn, bunzing).

 

Reptielen zijn niet in het plangebied waargenomen en worden op basis van de oppervlakte en kwaliteit (en geïsoleerde ligging) van potentieel habitat niet verwacht. Wel is er in het plangebied kans op diverse algemene amfibieën waarvoor een vrijstelling geldt, het gaat hier om kleine watersalamander, gewone pad en bastaardkikker. Voor de exacte locaties van de in het plangebied aanwezige beschermde flora en fauna wordt verwezen naar Korsten, E., G.F.J. Smit 2015 Beschermde soorten Charlotteoord, Tilburg. Inventarisatie en effectbeoordeling. Bureau Waardenburg Rapportnr. 15-213. Bureau Waardenburg, Culemborg. Zie hiervoor Bijlage 8 Beschermde soorten Charlotteoord

 

Conclusie

De in het plangebied aanwezige groeiplaatsen van (voormalig) beschermde planten en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten worden opgenomen in de bestemming bos. Negatieve effecten op beschermde soorten zijn op voorhand redelijkerwijs uit te sluiten, mits bij de aanleg van de hondentrainlocatie gewerkt wordt buiten het broedseizoen en er geen verlichting wordt aangebracht die een verstorende werking heeft op vleermuizen.

 

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

 

6.1 Waterparagraaf

Bestaand watersysteem

Het plangebied heeft een bruto oppervlakte van ongeveer 20 ha. De belangrijkste kenmerken van het gebied zijn weergegeven in tabel 1.

 

Tabel 1. Gebiedskenmerken

Kenmerk

In plangebied

Stroomgebied

De Donge

Waterbeheerders

Stedelijk watersysteem: gemeente Tilburg

Zuivering afvalwater: waterschap De Dommel

Oppervlaktewater: waterschap Brabantse Delta

Terreinhoogte

Oostelijk deel: 12,50m +NAP

Westelijk deel: 11,50m +NAP

Gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG)

Oostelijk deel: 10,50m +NAP

Westelijk deel: 9,50m +NAP

Ontwateringdiepte

Ongeveer 2 m

Bodem

zwak tot sterk siltig, matig fijn tot zeer fijn zand

Verhard oppervlak

6.080m²

Riolering

Gemengd

Oppervlaktewater

Wolterbeekvijver: 4,5ha; peil rond 9,50m +NAP

Beschermde gebieden

Aangrenzend / deels overlappend met beschermd gebied waterhuishouding

In figuur 1 is de locatie van het plangebied ten opzichte van de beheergebieden van waterschap De Dommel en Brabantse Delta en de bestaande rioolstelsels afgebeeld.

 

 [image]

Figuur 1. Bestaand watersysteem (bron: vGRP 2016-2019)

 

Bodem en grondwater

Uit onderzoek blijkt de bodemopbouw te bestaan uit zwak tot sterk siltig, matig fijn tot zeer fijn zand. De bovenste 0,5 tot 1,0m (plaatselijk 0,2m) is matig humeus. In een boring is humeuze bodem aangetroffen op één meter onder het maaiveld. Verspreid over de locatie komen compacte leemlaagjes voor, met een dikte vanaf 10cm. In het plangebied zijn doorlatendheidsmetingen in de onverzadigde zone uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de doorlatendheid in deze zone goed te noemen is, met berekende waarden op basis van metingen van 0,8 à 3,0m per etmaal bedraagt. De verwachting is dat de bodem van het plangebied vergelijkbaar opbouw heeft als het onderzochte gebied. De grondwaterstanden zijn ook onderzocht. De gemiddelde hoogste grondwaterstand schommelt op 2m onder het maaiveld. Daarmee is de ontwatering in het gehele plangebied voldoende.

 

De gehanteerde onderzoeken zijn:

 

Stedelijk regen en afvalwater

Binnen het plangebied, in de omgeving van de Dongenseweg en bij de bospercelen staan verschillende woningen en bedrijfsloodsen met een totale dakoppervlakte van ongeveer 5.960m². Erom heen is het binnenterrein deels verhard. Het is onduidelijk hoe de afwatering van de daken en binnenterreinen is. De woningen; mogelijk via de bestaande riolering in de Dongenseweg. De Dongenseweg zelf wordt afgewaterd via de daar aanwezige gemengde riolering.

 

De riolering in het naastliggende bedrijventerrein voldoet niet aan het door de gemeente vastgestelde inspanningsplicht, namelijk 'droge voeten bij een bui met een herhalingstijd van twee jaar'. Het met regenwater verdund afvalwater stroomt uit op het maaiveld en inundeert verschillende delen van het gebied, waaronder de kruising van Dongenseweg met Swaardvenstraat. Om aan deze functionele eis te voldoen, worden er enkele riolen vergroot en een bufferbassin aangelegd.

 

Het vrijkomende afvalwater stroomt tot het gemaal Albionstraat, gelegen bij het bedrijventerrein, en wordt daar verpompt tot de bestaande gemengde rioolstelsels die het afvalwater van Tilburg Zuidwest verder transporteren richting de zuiveringsinstallatie Tilburg, in beheer van waterschap De Dommel.

 

Oppervlaktewater

In de noordoostelijke kant van het plangebied ligt de Wolterbeekvijver, een voormalige zandwinput, die ontstaan is door intredend grondwater. Dit water is niet in verbinding met het regionale oppervlaktewatersysteem. Voor het geval het waterniveau in de plas voor grondwateroverlast zou kunnen zorgen, werd het vijzelgemaal Wolterbeekstraat in het verleden aangelegd. Dit gemaal heeft een startniveau op 11,70m +NAP. Met het heersende grond- en oppervlaktewaterstanden (rond 9,50m +NAP) is er nog nooit water afgevoerd. Een deel van de gescheiden rioolstelsels in het bedrijventerrein Kraaiven bergt het regenwater in deze vijver; de te ontwikkelen gebieden ten zuiden van de Zevenheuvelenweg en ten oosten van het plangebied wateren in de toekomst ook af op de vijver. De bergingscapaciteit van de vijver is in de huidige situatie ruim voldoende voor deze lozing.

 

Een deel van het plangebied is beschermd gebied waterhuishouding. Daarvoor geldt antiverdrogingsbeleid.

 [image]

Figuur 2: Beschermde waterhuishouding gebieden omgeving van het plangebied (donker geel)

 

Beleidskader

Het waterschap De Brabantse Delta heeft het Waterbeheerplan 'Grenzeloos Verbindend' 2016 - 2021 vastgesteld op 14 oktober 2015. Tevens is het 'Provinciale Milieu en Waterplan' 2016 - 2021 door de provincie Noord-Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de zogenaamde 'Kaderrichtlijn Water' (Richtlijn 2000/60/EG). Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de invalshoeken: risico’s beheersen, duurzame ontwikkeling, maatschappelijk verantwoord en vernieuwend en effectief en efficiënt. Een gezonde leefomgeving, met daarbij een goede balans tussen mens, milieu en economie (people, planet en profit). Inzet is gericht op het bereiken van de doelen: droge voeten, voldoende water, bevaarbare rivieren, gezonde natuur en schoon water, door samenwerking met partners. Dit plan is tot stand gekomen in samenspraak met de waterpartners en koppelt relevante waterthema's aan de belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.

 

Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur (datum intrede 1 maart 2015). Deze sectoraal georiënteerde verordening is van belang is voor eventuele ontwikkelingen: in de Keur staan regels voor het onderhoud van sloten, beken, rivieren en andere waterlopen om de waterafvoer in dit oppervlaktewater te beschermen. Dat is noodzakelijk om West-Brabant te voorzien van droge voeten.

 

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het vGRP 2016-2019, vastgesteld november 2016. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.

 

Nieuw watersysteem

Bouwontwikkeling

De ont- en afwatering van nieuwe oppervlakken vindt hydrologisch neutraal plaats. Om de benodigde minimale ontwatering te garanderen en met het oog op duurzame waterbeheer in en langs beschermde waterhuishouding gebieden, wordt er ter plaatse van de bebouwing opgehoogd, als het nodig is. Afvoer van grondwater is uitgesloten. De minimale ontwateringdiepte (afstand referentievlak - gemiddelde hoogste grondwaterstand) is voor de (nieuwe) bebouwing t.o.v. onderkant vloerplaat en wegen 0,9m. De bestaande ontwateringdiepte is ruim voldoende, waardoor de ontwatering van alle bovengrondse objecten in de huidige situatie geen aanvullende maatregelen vereist

 

De eigenaar van de grond bepaalt de hoogten van het terrein / vloerpeilen binnen de perceelgrenzen. Deze terreinhoogten moeten afgewogen en gekozen worden aan de hand van de ontwateringdiepte en ook ander factoren, zoals afvoerwijze van afvalwater en bescherming tegen overstroming.

 

Bij nieuwe bouwdelen zijn de volgende uitgangspunten van toepassing:

 

Tilburg streeft naar een betere leefomgeving. Daarbij speelt de trits vasthouden-bergen-afvoeren een centrale rol. In eerste instantie gaat het om het gebiedseigen water zoveel mogelijk vast te houden (trits vasthouden-bergen-afvoeren) in zijn weg tussen de afvoerende oppervlakken en de infra voor inzamelen (bergen) zoals de riolering, de blauwe aders, wadi's enz. Mogelijkheden hiervoor zijn:

'Alle beetjes helpen'; andere / innoverende ideeën zijn mogelijk.

 

Stedelijk regenwater

Met de genomen maatregelen is de kans op overstromingen bij een bui met herhalingstijd van twee jaar nagenoeg opgeheven; de kans op wateroverlast bij zwaardere buien is ook verkleind.

 

De toegestane bouwontwikkelingen in het plangebied hebben tot gevolg dat het verhard/bebouwd oppervlak toeneemt met maximaal ca. 460m2, bestaande uit een bedrijfswoning en een clubhuis.

 

De impact van deze ontwikkeling op het watersysteem is niet significant, aangezien de toename van afvoerende oppervlakte minder dan 2.000m² bedraagt. Door maatwerkoplossingen, zoals de regenwaterafvoer te koppelen aan een infiltratievoorziening of bijvoorbeeld het regenwater te hergebruiken kan deze impact op het watersysteem worden beperkt.

 

Er wordt geen compensatieseis vastgesteld voor deze ontwikkeling.

Bij het bedrijf aan Dongenseweg 63d komt de mogelijkheid tot bouw van een bedrijfswoning, waardoor verhard oppervlak maximaal kan toenemen met ca. 200m2. Bij de politiehondenvereniging is nauwelijks sprake van toename verharding.

 

Bij perceel 4302 wordt een clubhuis gebouwd. Daar komt afvalwater vrij. Er ligt geen bestaande riolering nabij deze locatie, waarop de vuilwaterafvoer aan kan sluiten. Het afvalwater moet doelmatig ingezameld worden. Hoe om te gaan met het verzamelde vuilwater moet technisch-economisch afgewogen worden. In hoofdlijnen zijn twee oplossingsrichtingen: transporteren richting de zuivering of en ter plekke zuiveren. De meest doelmatige verdient de voorkeur.

 

Oppervlaktewater

Ten oosten van het plangebied, in de Zevenheuvelenweg ligt een conventioneel gescheiden rioolstelsel, met lozing op de Wolterbeekvijver. Bij de toekomstige uitbreiding van het bedrijventerrein Kraaiven ten westen van de Zevenheuvelenweg, wordt ook in de toekomst het bestaande gescheiden stelsel dat op de Wolterbeekvijver loost, omgebouwd tot verbeterd gescheiden riolering. Eventuele verontreinigingen worden met de first flush afgevoerd naar de RWZI, overig hemelwater wordt vrij geloosd op de Wolterbeekvijver.

 

De uitbreiding van het bedrijventerrein ten westen van de Zevenheuvelenweg omslaat een oppervlakte van naar schatting minder dan 15ha. Uitgaande van een maximale verharding van 100% van deze oppervlakte die afwatert richting de vijver, zou bij een bui van 60 mm een tijdelijke peilstijging optreden van maximaal 20 cm. Het waterspiegel blijft ruim onder de omliggende terrein; de maximale peilen blijven ook onder de startniveau van de bestaande vijzelgemaal.

 

Extreme neerslag

Bij extreme neerslag is het watersysteem ontoereikend. Dat kan overstromingen veroorzaken. Afhankelijk van diverse factoren kan deze overstroming hinder en zelfs schade veroorzaken. Daarom adviseert de gemeente de initiatiefnemer om de vloerpeilen van nieuwe bebouwing minimaal 15cm hoger dan de openbare ruimte ter plaatse van de perceelgrens (T-hoogte) te kiezen, om de kans op onacceptabele schade zo veel mogelijk te verkleinen bij extreme neerslag.

 

Watertoets

Het plangebied is bij verschillende varianten van herontwikkeling van de omgeving van Charlotteoord. Dit heeft in 2006 geleid tot een vastgesteld plan waarbij het waterschap was betrokken. Voorliggend plan betreft een deel van dat plangebied, uitgebreid met een deelgebied, waar geen ontwikkelingen plaatsvinden. In het voorliggende plan worden bouwontwikkelingen toegestaan, met een beperkte impact op het watersysteem.

 

Het wateradvies van De Brabantse Delta in het kader van het vooroverleg van bovengenoemde Charlotteoord, is verwoord in de brief met kenmerk 17UT002152, d.d. 23 februari 2017, met betrekking tot 'Bedrijvenpark Charlotte e.o.'.

 

Aan de hand van dit wateradvies en de toegestane ontwikkelingen is de voorliggende waterparagraaf tot stand gekomen. Enkele relevante aspecten van bovengenoemd wateradvies zijn verwerkt in deze waterparagraaf. De voorliggende waterparagraaf is daardoor niet meer voorgelegd aan het waterschap en omdat de ontwikkelingen geen significante impact op het watersysteem hebben.

 

Hoofdstuk 7 Opzet planregels

 

7.1 Inleiding

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, die primair ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen (een autonoom proces waarbij uit de aard der zaak de nadruk ligt op beheer) door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg is opgesteld. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten aangepast. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op .

7.2 Hoofdstuk 1 van de regels: Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten. Hieronder volgt een korte toelichting op enkele essentiële begrippen.

7.2.1 Bouwvlak en erf

De Tilburgse plansystematiek (en dus ook dit bestemmingsplan) maakt onderscheid tussen het bouwvlak en het erf.

Het bouwvlak komt in principe bij alle bestemmingen voor. Uitzondering zijn de bestemmingen binnen het openbaar gebied. Indien geen bouwvlak is aangegeven, bepalen de planregels soms dat het gehele bestemmingsvlak geacht wordt bouwvlak te zijn. Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen er eveneens worden gebouwd, uiteraard slechts voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Soms mag het bouwvlak volledig worden volgebouwd, soms niet. Het eerste blijkt normaliter uit de planregels, het tweede wordt in de regel op de verbeelding weergegeven met een maatvoeringsaanduiding.

In het erf mogen geen hoofdgebouwen worden opgericht. Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan, voor zover deze passen binnen de bestemming en de bouwregels. Het erf komt met name voor bij woningen en bebouwing langs de linten.

Binnen het onbebouwd erf (perceel minus bouwvlak en minus erf) beperken de bouwmogelijkheden zich over het algemeen tot hetgeen vergunningvrij mag worden gebouwd en enkele bouwwerken, geen gebouwen zijnde (denk vooral aan erfafscheidingen).

7.2.2 Bouwdiepte

De bouwdiepte is gerelateerd aan de dieptemaat van het betreffende bouwblok c.q. de bouwstrook. De Tilburgse standaardbouwdiepte bedraagt voor woningen 12 meter. In specifieke - bijvoorbeeld historisch zo gegroeide situaties - kan hiervan worden afgeweken.

7.2.3 Bouwhoogte

De volgende gebiedstypen worden onderscheiden, waarbij het onderscheid wordt gevormd door een verschillende maximale bouwhoogte:

  1. structuurvisie Linten oude stad, onderverdeeld in:

  1. bedrijvige linten;

  2. rustige linten;

  1. hoofdstructuur nieuwe gebieden;

  2. overige gebieden.

Ingevolge de 'Structuurvisie Linten oude stad' is, zowel binnen bedrijvige linten als rustige linten, de maximaal toelaatbare hoogte 11m. Langs de 'Hoofdstructuur nieuwe gebieden' is een bouwhoogte van maximaal 15m toelaatbaar, terwijl in de overige gebieden maximaal 10m is toegestaan. Bij afwijkende woningtypes en bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd. Met name vanwege het niet stedelijke karakter gelden voor de dorpen afwijkende maten die opgenomen zijn binnen de afzonderlijke bestemmingen: Wonen-1, Wonen-2 en Wonen-3. Ook in het buitengebied en op bedrijventerreinen geldt een afwijkende regeling.

 [image]

Structuurbeeld Plansystematiek

 

Een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels ten behoeve van een hogere bouwhoogte is vaak mogelijk voor specifieke constructies.

Binnen de bestemmingen Bedrijf en Bedrijventerrein is omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de voorgeschreven bouwhoogte mogelijk in een gradatie in hoogtes en percentages. Afwijking is niet toegestaan binnen een zone van 50m van bepaalde grenzen van bedrijventerreinen, weergegeven op onder- staand kaartbeeld. In geval van ligging direct naast beschermde dorps- of stadsgezichten en/of gemeentelijke dan wel rijksmonumenten, waarmee hogere bebouwing zou kunnen concurreren, dient afstemming met genoemde objecten plaats te vinden. Advies wordt gevraagd aan de gemeentelijke Omgevingscommissie.

 [image]

 

7.2.4 Goothoogte

De toegelaten hoogte is in het algemeen gerelateerd aan de afstand tot de meest nabije gevels. In de meeste gevallen komt dit neer op een goothoogte die gelijk is aan de bouwhoogte. In de regels wordt de goothoogte dan ook meestal gelijk gesteld aan de bouwhoogte, tenzij op de verbeelding met een maatvoeringsaanduiding een andere goothoogte wordt weergegeven. Bij afwijkende woningtypes en in bijzondere situaties wordt van deze hoogteregels afgeweken en ´op maat´ bestemd.

In het buitengebied gelden ten aanzien van goothoogten andere regels, die een lagere maximale goothoogte met zich brengen.

7.2.5 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Tenzij anders weergegeven is de volgende regeling van kracht voor woningen in stedelijk gebied:

  1. oppervlakte:

  1. 20m2 indien erf kleiner is dan 50m2;

  2. 40% van erf met maximum van 60m2 bij erf tussen de 50m2 en 500m2;

  3. 80m2 bij erf tussen de 500m2 en 1000m2;

  4. 100m2 bij erf vanaf 1000m2;

  1. bouwhoogte:

  1. maximaal 3m bij plat dak;

  2. bij schuin dak goothoogte maximaal 3m;

  3. bouwhoogte maximaal 4,5m.

N.B: op grond van de (landelijke) wettelijke regels voor vergunningvrij bouwen, kan er vaak meer gerealiseerd worden dan de bovenstaande standaardregeling doet vermoeden. Deze regeling maakt deel uit van de plansystematiek, omdat het Tilburgse 'erf' en het in het Besluit omgevingsrecht gedefinieerde 'achtererfgebied' niet noodzakelijkerwijs samenvallen.

In het buitengebied geldt voor bijgebouwen bij woningen dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een woning mag niet meer bedragen dan:

  1. 75m² op bouwpercelen, kleiner dan 1000m²;

  2. 150m² op bouwpercelen, groter dan of gelijk aan 1000m², doch kleiner dan 5000m²;

  3. 200m² op bouwpercelen, groter dan of gelijk aan 5000m²;

terwijl de goothoogte maximaal 3m en bouwhoogte maximaal 6m mag bedragen.

7.3 Hoofdstuk 2 van de regels: Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen de verschillende bestemmingen met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod. Soms is daarnaast sprake van een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

 

Bouwregels

De bouwregels bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.

 

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels

Vaak geeft het plan het college de bevoegdheid om afwijking van de bouwregels toe te staan.

 

Gebruiksregels

Bij de meeste bestemmingen worden regels omtrent het gebruik van gronden en bouwwerken gegeven, al dan niet aangevuld met een aantal afwijkingsmogelijkheden, wisselend per bestemming.

 

Omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Soms is een bestemmingsartikel is aangevuld met een vergunningplicht t.a.v. bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde (denk bijvoorbeeld aan graafwerkzaamheden).

 

Wijzigingsbevoegdheid

Een aantal bestemmingsartikelen is aangevuld met een wijzigingsbevoegdheid t.a.v. bepaalde functies.

7.4 Hoofdstuk 3 van de regels: Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:

Anti-dubbeltelregel

Artikel 12 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.

Algemene bouwregels

Artikel 13 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de verbeelding aangeduide bomen.

Algemene gebruiksregels

In artikel 14 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.

Algemene aanduidingsregels

In artikel 15 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Op de verbeelding voorkomende gebiedsaanduidingen zijn hier geregeld.

Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 16.

Algemene wijzigingsregels

Een algemene wijzigingsbevoegdheid staat in artikel 17.

Overige regels

Burgemeester en wethouders zijn middels artikel 18 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, staan eveneens in dit artikel.

7.5 Hoofdstuk 4 van de regels: Overgangs- en slotregels

Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.

 

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

 

8.1 Uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat bij een bestemmingsplan een exploitatieplan dient te worden vastgesteld tenzij:

 

Dit plan betreft deels gronden waarvoor het bestemmingsplan geactualiseerd wordt. Daarnaast betreft het een geringe verandering voor de vestiging van de politiehondenvereniging. Hiervoor zijn leges betaald op grond van de Legesverordening van de gemeente Tilburg.

 

Op het terrein aan de Dongenseweg 63d wordt een bedrijfswoning gerealiseerd op eigen terrein. Er zijn geen aanpassingen van het openbaar gebied noodzakelijk en er worden geen voorzieningen van openbaar nut getroffen. Met de initiatiefnemer is een exploitatieovereenkomst gesloten en een overeenkomst tegemoetkoming in de schade. In de overeenkomst tegemoetkoming in de schade is bepaald dat schade als gevolg van onderhavig bestemmingsplan, welke op de voet van de afdeling 6.1 Wro voor vergoeding in aanmerking komt, zal worden vergoed door de ontwikkelaar. In de exploitatieovereenkomst is de bijdrage voor het fonds bovenwijkse voorzieningen geregeld. Voor de aanvraag van de bestemmingsplanherziening heeft de initiatiefnemer leges betaald op grond van de Legesverordening van de gemeente Tilburg.

 

Aangezien het verhaal van kosten anderszins verzekerd is en het bepalen van een tijdvak of fasering en het opstellen van eisen en regels als bedoeld in artikel 6.13 tweede lid Wro niet noodzakelijk is, is geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro opgesteld.

 

Gelet op bovenstaande is het onderhavige plan economisch uitvoerbaar.

 

Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie en overleg

 

9.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan op 26 juni 2015 en op 15 december 2017 gepubliceerd in het Gemeenteblad.

9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is onder vermelding van een reactietermijn van vier weken verzonden naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties, aangevuld met enkele organisaties, die de gemeente op vrijwillige basis de mogelijkheid wenste te geven op het concept te reageren. Het concept is verzonden aan de volgende organisaties:

 

Instantie

Datum verzending

Datum ontvangst reactie

Opmerkingen?

Provincie Noord-Brabant

25-1-2017

10-3-2017

ja

Nederlandse Gasunie

25-1-2017

21-2-2017

ja

BORT BZW

25-1-2017

 

geen reactie

Brabantse Delta

1-2-2017

24-2-2017

ja

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hieronder worden de overlegreacties met opmerkingen (samengevat) weergegeven, waarbij tevens het standpunt van het college van Burgemeester en wethouders wordt vermeld.

 

1. Provincie Noord-Brabant

 

Reactie gemeente: deze constatering is niet juist. Deze 2 aanduidingen betreffen niet de politiehondenvereniging, maar een weide met paarden en ezels en hun stal. Deze waren al toegestaan in het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijvenpark Charlotte en verruiming zone industrielawaai Kraaiven'.

 

 

Reactie gemeente; dit is juist en de regels zullen op dit punt aangepast worden.

 

 

Reactie gemeente; deze opmerking heeft betrekking op het bedrijfskavel. De mogelijkheden om de saldobenadering vorm te geven worden onderzocht. Om de andere twee ontwikkelingen in het gebied (bedrijfswoning Dongenseweg en vestiging politiehondenvereniging) niet langer te laten wachten en afhankelijk te laten zijn van de herbegrenzing en compensatie bij het bedrijfskavel is besloten het plangebied aan te passen. De locatie van het bedrijfskavel aan de Swaardvenstraat maakt niet langer onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Daar zal op een later moment een apart bestemmingsplan voor in procedure worden gebracht.

 

2. Nederlandse Gasunie

 

Reactie gemeente: de verbeelding wordt aangepast.

 

 

Reactie gemeente: De aanduiding veiligheidszone-aandachtsgebied leiding willen wij op de planverbeelding laten staan om gebieden kenbaar te maken waarin extra aandacht moet zijn voor wettelijke eissen en beleidsmatige ambities van de gemeente Tilburg. De aanduiding laten wij op de verbeelding staan.

 

Waterschap Brabantse Delta

 

Reactie gemeente: Deze opmerking heeft betrekking tot de toekomstige uitbreiding van het bedrijventerrein. Deze ontwikkeling maakt geen onderdeel meer uit van dit bestemmingsplan. In de waterparagraaf is een globale berekening opgenomen, waaruit blijkt dat de vijver een geringe peilstijging heeft, bij het lozen van regenwater. Bemalen van de vijver is niet noodzakelijk.

 

 

Reactie gemeente: In de waterparagraaf is een afbeelding opgenomen, afkomstig van de website van het waterschap Brabantse Delta. Daaruit blijkt dat grote delen van het plangebied beschermd gebied waterhuishouding zijn. In de waterparagraaf is opgenomen dat elke ontwikkeling met enig significant effect op de waterhuishouding hydrologisch neutraal dient te zijn.

 

 

Reactie gemeente: Het beleid van het waterschap is verwoord in de waterparagraaf, samen met het provinciale en het gemeentelijke beleid. Wij zien geen noodzaak om dit aan te passen of uit te breiden.

 

 

Reactie gemeente: In de waterparagraaf is aangegeven dat het toepassen van uitlogbare materialen uitgesloten is bij nieuwe bouwontwikkelingen.

9.3 Burgerparticipatie

Op 21 maart 2017 is ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie een informatieavond gehouden in het voorlichtingscentrum van de brandweer aan de Pater Geurtjensweg 3. Tijdens deze informatieavond is een toelichting gegeven op de aard en het doel van het bestemmingsplan. Daarnaast is het eerste concept van de verbeelding gepresenteerd. Tevens is de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen en het maken van opmerkingen. De informatieavond is gehouden voor alledrie de ontwikkelingen in het gebied: de bedrijfswoning, de politiehondenvereniging en het bedrijfskavel. De informatieavond is door ongeveer 30 personen bezocht en er zijn twee reactieformulieren ingevuld. In Bijlage 9 Verslag burgerparticipatie treft u het verslag van de burgerparticipatie aan, met daarbij een antwoord op ingekomen reacties.

9.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 26 februari 2018 tot en met 9 april 2018. Tijdens deze periode zijn er negen zienswijzen ingediend. Voor een samenvatting van de zienswijzen, het standpunt van het gemeentebestuur en de conclusie aangaande de beoordeling wordt