Enschotsebaan Hoogspanningsverbinding
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0855.BSP2015021-e001 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Toelichting
Inhoudsopgave
1.1 Aanleiding bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied
2.1 Ruimtelijke en functionele structuur
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader
Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders
4.2 Stedenbouwkundige aspecten en welstand
4.3 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg
7.2 Hoofdstuk 1 van de regels: Inleidende regels
7.3 Hoofdstuk 2 van de regels: Bestemmingsregels
7.4 Hoofdstuk 3 van de regels: Algemene regels
7.5 Hoofdstuk 4 van de regels: Overgangs- en slotregels
8.1 Economische uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie en overleg
9.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro
9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding bestemmingsplan
Tussen de Enschotsebaan en de Bosscheweg in Berkel-Enschot staat de 150kV hoogspanningsverbinding Tilburg-Noord - Best. Voor dit gebied geldt de Beheersverordening Enschotsebaan en omgeving. Die verordening geeft een directe bouwtitel voor woningbouw.
De rijksoverheid heeft provincies, gemeenten en beheerders van hoogspanningslijnen het advies gegeven om te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen jonger dan 15 jaar langdurig verblijven in een gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 micro Tesla.
Dit advies geldt voor:
Nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen of wijzigingen aan bestaande lijnen;
Nieuwe bebouwing (met name woningen) bij bestaande bovengrondse hoogspanningslijnen.
De rijksoverheid adviseert gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen voor gevoelige bestemmingen, zoals woningen, rekening te houden met het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen en om uit voorzorg na gaan wat de indicatieve zone (magneetveldzone) is van een hoogspanningslijn in een provincie of gemeente. Dit kan worden opgezocht op www.rivm.nl/hoogspanningslijnen. Uit deze site blijkt dat er een indicatieve zone geldt van 80 meter aan weerszijden van de hoogspanningsverbinding tussen Tilburg-Noord en Best.
Op grond van de geldende Beheersverordening Enschotsebaan zijn alle woonvormen (ook voor gezinnen met kinderen jonger dan 15 jaar) direct mogelijk binnen de zones van 80 meter nabij de hoogspanningsverbinding. De gemeente wil, gelet op een goede ruimtelijke ordening, alleen meewerken aan ontwikelingen die passen binnen het hoogspanningsbeleid van het rijk. Dat vormt de aanleiding voor dit nieuwe bestemingsplan.
1.2 Doel bestemmingsplan
De Beheersverordening Enschotsebaan en omgeving geeft een rechtstreekse bouwtitel voor alle woonvormen binnen de zones nabij de hoogspanningsverbinding tussen de Enschotsebaan en de Bosscheweg.
De gemeente vindt de bescherming van het milieu en de gezondheid belangrijk en wil dan ook dat er alleen zogenaamde "niet gevoelige woningbouw" wordt gebouwd bij deze hoogspanningsverbinding. Hierover loopt ook overleg tussen de gemeente en de projectontwikkelaars van het gebied Enschotsebaan. Het overleg over deze nieuwe stedenbouwkundige invulling is echter nog niet afgerond. De details van de ruimtelijke ontwikkelingen zijn nog niet bekend. Daarom heeft de gemeente nu een bestemmingsplan opgesteld dat het volgende regelt.
Op de gronden binnen de zones van 80 meter, waar volgens de geldende beheersverordening woningen voor alle doelgroepen mogen worden gebouwd, wordt een uit te werken woonbestemming gelegd. In de uit te werken woonbestemming mogen evenveel woningen worden gebouwd als voorheen in de beheersverordening. Er wordt pas een uitwerkingsplan opgesteld als wordt voldaan aan de uitwerkingsregels. Een van de uitwerkingsregels is dat de woningbouwplannen moeten passen binnen het hoogspanningsbeleid van het Rijk. Zodra het overleg over een wenselijke stedenbouwkundige ontwikkeling is afgerond en bouwplannen voorliggen die passen binnen het hoogspanningsbeleid, brengt de gemeente een uitwerkingsplan in procedure.
In de uit te werken woonbestemming staan nog meer uitwerkingsregels, die betrekking hebben op het bieden van een goede ruimtelijke ordening. Nieuwe woningbouwplannen horen ook daaraan te voldoen.
De acht woningen waarvoor reeds eerder omgevingsvergunning is verleend, krijgen in dit nieuwe bestemmingsplan een "gewone" woonbestemming. Dat is immers een "bestaande" situatie die nu niet meer ter toetsing voorligt.
1.3 Het plangebied
Het plangebied omvat een zone van 80m aan weerszijden van de 150kV hoogspanningsverbinding nabij de Enschotsebaan in Berkel- Enschot. Het gaat hier om de indicatieve magneetveldzone.
1.4 Voorgaande plannen
Dit bestemmingsplan vervangt een gedeelte van de Beheersverordening Enschotsebaan en omgeving. Deze beheersverordening is vastgesteld op 24 juni 2013.
Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied
2.1 Ruimtelijke en functionele structuur
Het plangebied betreft een onderdeel van Overhoek Enschotsebaan. Sinds 2008 vindt in dit gebied, dat aansluit op de bestaande woongebieden in Berkel-Enschot, woningbouw plaats met een dorps karakter.
Aan de noordzijde grenst het plangebied aan achterzijde van de lintbebouwing langs de Enschotsebaan. Deze weg verbindt van oudsher het gebied met de dorpskern van Enschot. Aan de weg staat voornamelijk voormalige, vaak cultuurhistorisch waardevolle, agrarische bebouwing. De plannen voor Overhoek Enschotsebaan gaan ervan uit dat het lint verdicht met woon-werkkavels, passend in de bebouwings- karakteristiek van het gebied.
Hier is ook een brede school gebouwd, bestaande uit een basisschool met 18 klassen (St Caecilia), een kinderdagverblijf, buiten- en tussenschoolse opvang, een peuterspeelzaal en een gymnastiekzaal.
Bij de school zijn parkeervoorzieningen gerealiseerd aan de Schoolmeesterstraat en een tijdelijk parkeerterrein in de groenvoorziening ten zuiden van de school. Dit is vooruitlopend op de aanleg van een definitieve parkeervoorziening op nog te verwerven terrein ten westen van de school.
Oostelijk van het plangebied is buurtschap Zuidoost in aanbouw, dat ook deel uitmaakt van de woningbouw- plannen in Overhoek Enschotsebaan.
Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan de achterkanten van de grote villakavels langs de Bosscheweg.
De gronden ten westen van het plangebied zijn in gebruik bij een loonwerkersbedrijf. Hier bevindt zich ook een zanddepot.
Het plangebied zelf heeft nu nog overwegend een agrarische functie en is deels in gebruik bij een boomkwekerij. Dit bedrijf heeft een vestiging met diverse bedrijfsgebouwen aan de Enschotsebaan. Op de gronden achter het bedrijf vindt de eigenlijke bomenteelt plaats.
In verband met de woningbouwplannen in het gebied rond de Enschotsebaan, is het noodzakelijk dat dit bedrijf wordt verplaatst. Een nieuwe locatie is gevonden in het agrarisch gebied ten zuidoosten van Berkel- Enschot.
Dwars door het plangebied loopt in oost-west richting de Heukelomsebeek (watergang NL 28). Deze waterloop loopt min of meer parallel aan de Enschotsebaan in de richting van de Burgemeester Bechtweg.
In noord-zuid richting loopt door het plangebied de 150kV hoogspanningsleiding. In een zone van 26 meter aan weerszijden van de aslijn van deze leiding geldt een zakelijk rechtstrook met gebruik- en bouwbeperkingen.
2.2 Technische infrastructuur
Binnen het plangebied bevindt zich een tracé van de 150kV bovengrondse hoogspanningsverbinding. Dit tracé is op de planverbeelding opgenomen. Aan weerszijden van dit tracé ligt een belemmeringenstrook (zakelijk rechtstrook) van twee x 26 meter.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.
3.2 Rijk en provincie
Volgens de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant is het plan gelegen in stedelijk gebied (bestaand / stedelijk concentratiegebied). Er spelen geen provinciale en/of rijksbelangen. Derhalve wordt het ruimtelijk beleidskader op provinciaal en rijksniveau (provinciale Verordening Ruimte en de AMvB Ruimte) niet besproken.
3.2.1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijke besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt
Art. 1.1.1. Bro definieert stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.
Deze stappen zijn:
Met dit bestemmingsplan wordt nieuwe woningbouw niet rechtstreeks mogelijk gemaakt. Alleen de acht woningen waarvoor reeds omgevingsvergunning is verleend, worden in het bestemmingsplan ingepast. Het overige plangebied wordt bestemd als Wonen-Uit te werken en voor een klein deel als Groen.
Nieuwe woningbouw is over een zone van 80m aan weerszijden van de 150kV hoogspanningsverbinding mogelijk nadat burgemeester en wethouders een uitwerkingsplan hebben vastgesteld. Het gaat in totaal om 39 nog te bouwen woningen.
De bouw van 39 woningen wordt aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 onder i van het Bro. De laddertoets dient hiervoor als leidraad.
Trede 1: Is er een regionale behoefte? De ladder voor duurzame verstedelijking beoogt dat in regionaal verband de gezamenlijke ontwikkelingsbehoefte wordt bepaald. Als meerdere locaties aangewezen worden om in die behoefte te voorzien, is het aan de regio om de behoefte te verdelen over die locaties. Als de regionale behoefte voldoende is om een beoogde locatie te ondersteunen en in regionaal verband tevens deze locatie wordt geselecteerd om in de behoefte te voorzien, dan kan dit afdoende motivering vormen in de toelichting bij het bestemmingsplan. De regionale behoefte is afgestemd in het regionaal ruimtelijk overleg waaraan ook de provincie deelneemt. Hierbij is de afspraak gemaakt dat de gemeente Tilburg tot en met 2021 mag voorzien in een uitbreiding van 9100 woningen (kwantitatieve behoefte). Hiermee wordt voorzien in de natuurlijke aanwas en de huishoudverdunning van de gemeente, alsmede in de migratie afkomstig uit de regio (en daarbuiten). Op lokaal niveau is behoefte aan grondgebonden woningen. In Berkel-Enschot gaat het om een dorps-woonmilieu, met aandacht voor senioren-woningen. Met de beoogde bouw van 39 woningen wordt daaraan voldaan. Verwezen wordt nog naar de paragraaf Volkshuisvesting.
Trede 2: Is (een deel van) de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied? De woningen worden in stedelijk gebied (bestaand / stedelijk concentratiegebied) gebouwd. De regionale behoefte wordt opgevangen binnen een woonbestemming, gelegen in bestaand / stedelijk concentratiegebied en leidt tegelijkertijd tot kwaliteitsverbetering van de omgeving. Trede 3 is daarom niet meer van toepassing.
Conclusie Er is sprake van een regionale behoefte, die wordt opgevangen binnen het bestaand /stedelijk concentratiegebied.
3.3 Gemeente
3.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040
Op 21 september 2015 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.
De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.
People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.
Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.
Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.
Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:
de Brabantstrategie
de Regiostrategie
de Stadsstrategie
Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking
Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.
Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.
Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.
Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.
De vier stedelijke knooppunten:
Binnenstad van de 21e eeuw
Tilburg University Campus: kennisontwikkeling en -toepassing
Modern Industrieel Cluster Vossenberg-Loven
Modern Industrieel Cluster Midden-Brabant
De drie stadsregionale parken zijn:
Stadsregionaal park Moerenburg - Koningshoeven
Stadsregionaal park Stadsbos013
Stadsregionaal park Noord
De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad
Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.
De drie stedelijke knooppunten zijn:
Bedrijvenpark Zuid
Zorgcluster Leijpark
Duurzaam energielandschap Noord
De twee ecologische verbindingszones:
Aan de oostzijde bestaat de verbinding uit ecologische stapstenen in het bestaande landschap en agrarisch productiegebied.
Aan de westzijde van de stad bestaat de verbinding uit een fijnmazig netwerk van ecologische verbindingszones langs wegen en waterlopen.
De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat
De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.
Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:
Ruimte voor zelf- en samenredzaamheid in wijken en buurten
Basis op orde: wijken zijn schoon, heel en veilig
Vitale wijkeconomie: dynamiek en ondernemerschap in de wijk
Brandpunten in wijken zorgen voor dynamiek, ontmoeting en sociale binding.
Differentiatie in woonmilieus: aansluiten bij de leefstijlen van bewoners
Cultureel erfgoed: het verhaal van Tilburg centraal
Groen en water in de stad: toegankelijk en zichtbaar
Goede bereikbaarheid van wijken en buurten borgen
Betere verbinding stad en buitengebied: groene inprikkers
Economische vitaliteit van het landschap behouden en versterken
Functie van de Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomst- perspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente en wel in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert en welke prioriteiten daarbij gelden.
3.3.2 Overige gemeentelijke structuurvisies
Tilburg kent daarnaast één thematische structuurvisie, de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR). Hierin is opgenomen het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), waarin Tilburg haar beleidsmatige invulling geeft aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in de structuurvisie.
Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.
4.2 Stedenbouwkundige aspecten en welstand
4.2.1 Stedenbouw
De beheersverordening, die nu geldt, laat in dit deel van Overhoek Enschotsebaan ook de bouw van nieuwe gezinswoningen toe op gronden die liggen in de magneetveldzone van 0,4 microTesla van de 150kV hoogspanningsverbinding.
Dat is uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet zonder meer gewenst, omdat volgens ministeriële publicaties mogelijk een statistisch significante associatie aanwezig is tussen het optreden van leukemie bij kinderen en de magnetische velden van bovengrondse hoogspanningslijnen.
Voor de 150kV-hoogspanninglijn in Overhoek Enschotsebaan geldt een indicatieve zone van 80 meter aan weerszijden van de as van de hoogspanningsleiding.
Deze strook krijgt in het bestemmingsplan overwegend de bestemming Wonen-Uit te werken. Woningbouw is hier niet op voorhand uitgesloten. Wel wordt tegen gehouden dat woningen als hoofdverblijf kunnen worden gebruikt door personen jonger dan 15 jaar. Feitelijk kunnen er uitsluitend woningen worden gebouwd die geschikt zijn voor huishoudens zonder jonge kinderen. In deelgebied 1 mogen 13 woningen worden gebouwd, in deelgebied 26 woningen. Dat is evenveel als dat wat op grond van de Beheersverordening Enschotsebaan is toegestaan.
De indicatieve zone is de meest ruime afstand waarmee rekening moet worden gehouden. De werkelijke afstand (de zogenaamde specifieke zone) kan kleiner zijn. Dit komt nader aan bod bij het uitwerken van de bestemming Wonen-Uit te werken.
Voor acht woningen aan de Guldenroede en Kattedoorn is op basis van de Beheersverordening Enschotsebaan in juni 2015 omgevingsvergunning verleend. Dat is een bestaande situatie. Het beleid ten aanzien van zones bij hoogspanningsverbinding is niet van toepassing op bestaande situaties. Deze acht woningen zijn in deze planherziening positief bestemd (bestemming Wonen).
Daarnaast is in dit bestemmingsplan de bestemming Groen opgenomen op de plaats waar in de huidige beheersverordening ook al een doorgaande groenzone is aangegeven. Locaties waar de verblijftijd vergeleken met wonen als kort kan worden bestempeld, worden niet aangemerkt als zogenaamde gevoelige bestemming voor kinderen jonger dan 15 jaar.
4.2.2 Welstand
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.
Op 19 december 2011 heeft de gemeenteraad besloten tot actualisering van de Welstandsnota 2004. Voor een gedetailleerde beschrijving van de thans geldende regeling wordt verwezen naar de Welstandsnota 2004 en het raadsbesluit van 19 december 2011.
Verder heeft de raad in mei 2011 besloten om een omgevingscommissie in te stellen. Deze commissie is op 1 januari 2012 van start gegaan en vervangt drie voormalige adviescommissies, te weten de Welstandscom- missie, de Monumentencommissie en de Adviescommissie Stedelijk Groen. In 2008 is het 'Beeldkwaliteitsplan Overhoek Enschotsebaan' door de Raad vastgesteld, dat richtlijnen bevat voor het realiseren van een dorps woonmilieu in Overhoek Enschotsebaan. Zo nodig dient het beeldkwaliteitsplan te worden geactualiseerd indien de uitwerking van de bestemming "Wonen-Uit te werken" hiertoe aanleiding geeft.
4.3 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg
4.3.1 Archeologie
4.3.1.1 Nota 'Grond voor het verleden'
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Hiermee is het Verdrag van Malta uit 1992 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Dit betekent onder meer het volgende:
de introductie van het veroorzakersprincipe, waardoor de kosten van archeologisch onderzoek verhaald kunnen worden op de verstoorder;
de verankering van de archeologische monumentenzorg in de ruimtelijke ordening.
Met de komst van de wet wijzigt het archeologiebestel in Nederland met name voor de overheidsorganen sterk. De nota 'Grond voor het verleden' (2007) is het beleidsplan voor het Tilburgse archeologiebeleid.
4.3.1.2 Aanleiding
In het plangebied Enschotsebaan hoogspanningsverbinding worden de gronden bestemd voor Wonen-Uit te werken en voor Groen. De reeds vergunde acht woningen krijgen een directe bestemming Wonen.
4.3.1.3 Historische geografie plangebied
Ligging: het plangebied ligt ten zuidwesten van de bebouwde kom van Enschot tussen de Enschotsebaan aan de noordzijde en de Bosscheweg aan de zuidzijde en ten oosten van de in 1996 aangelegde Burgemeester Bechtweg. Het omliggende gebied is en wordt grotendeels ingevuld met woningbouw.
Landschap: de landschappelijke/agrarische context die het gebied tot ca. 2005 had, is door verstedelijking in de daaropvolgende decennia sterk gewijzigd.
Geomorfologie: aangezien het plangebied is gelegen ten zuidwesten van de bebouwde kom van Berkel-Enschot en is niet gekarteerd op de geomorfologische kaart. Vermoedelijk is het terrein gelegen in een gebied dat wordt gekenmerkt door dekzandruggen al of niet met oud bouwlanddek en hoge zwarte enkeerdgronden.
In de afgelopen jaren uitgevoerd archeologisch onderzoek aan de zuidkant van de Enschotsebaan gaf een beeld van min of meer continue bewoning vanaf tenminste de IJzertijd, gepaard gaande aan agrarisch landgebruik.
Historisch landgebruik: tot 1990 wordt het plangebied en de nabijheid omgeving benut voor akkerbouw en veeteelt. De Enschotse akkers vormden het noordelijke deel van een zeer oud, langgerekt landbouwgebied tussen Tilburg en Oisterwijk, dat waarschijnlijk al gedurende de ijzertijd was bewoond.
Het plangebied blijft voorlopig nog onbebouwd maar zal in de komende jaren wel deels worden bebouwd. Voor een achttal woningen is al omgevingsvergunning verleend. De directe omgeving werd in de periode vanaf 2005 verkaveld en als één van de Enschotse Overhoeken bebouwd met woningen.
4.3.1.4 Archeologie
AMK: in of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen terreinen gelegen die zijn opgenomen in de AMK.
IKAW: het plangebied ligt in een zone met een hoge archeologische waarde.
ArWaTi: het plangebied is gelegen in een zone met een hoge archeologische verwachting.
Het plangebied en de nabije omgeving ligt in een gebied ten zuiden van de Enschotsebaan dat voorheen als Overhoeken-Enschotsebaan werd aangeduid. Volgens een archeologisch uitgevoerd booronderzoek zouden er in het gebied vooral verstoorde bodemprofielen aanwezig zijn. Hieruit werd voorlopig de conclusie getrokken dat het gebied ook zou zijn verstoord. De resultaten van het vervolgonderzoek in het oostelijke deel van Overhoek Enschotsebaan heeft dit echter volledig ontkracht (zie hierna).
In 2009 tot begin 2010 is ten oosten van het plangebied een nederzetting uit de Merovingische tot 12e eeuw opgegraven. De middeleeuwse bewoning loopt waarschijnlijk door in het plangebied (BAAC-rapport A-09.0407).
In dit bestemmingsplan zijn nieuwe bebouwingsmogelijkheden voorzien, nadat een uitwerkingsplan van kracht is. Nader archeologisch onderzoek blijft nu achterwege. Indien grondverstoorde ontwikkelingen in de toekomst plaatsvinden, dient dit echter te leiden tot voorafgaand archeologisch onderzoek.
Vanwege de hoge archeologische verwachting in het plangebied wordt geadviseerd om, behoudens de reeds vergunde bebouwingsvlakken, voor het gehele plangebied de bestemming Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)op te nemen en deze te koppelen aan een verstoringsdiepte van meer dan 30 centimeter en een minimale omvang van 50m2. De dubbelbestemming brengt een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden met zich mee.
4.3.1.5 Vertaling naar bestemmingsplan
Voor wat betreft archeologie wordt geadviseerd om vanwege de hoge archeologische verwachting van het plangebied een bestemming Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) op te nemen en hieraan een afwijkingsmogelijkheid te koppelen (bodemverstoring - 0,30m / oppervlak groter dan 50m2).
Deze dubbelbestemming brengt een omgevingsvergunningplicht met zich mee voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Daarnaast geldt ten aanzien van de onderliggende bestemmingen een beperking van de bouwmogelijkheden.
4.3.2 Cultuurhistorie en monumentenzorg
Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader.
4.3.2.1 Waardevolle structuren en objecten
In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening gemeente Tilburg beschermde monumenten. Ruim ten noordwesten van het plangebied bevindt zich het gemeentelijk monument Enschotsebaan 6.
De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). In of in de directe nabijheid van het plangebied komen geen panden voor uit die periode. Langs de Enschotsebaan komen enkele MIP-panden voor. Dit zijn de huisnummers 2, 8 en 16.
Historische structuren. De Enschotsebaan (doorgaande route die teruggaat tot de prehistorie) en de Bosscheweg (aangelegd in 1826) zijn historische structuren die op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant zijn aangeduid als lijnen met een hoge historisch geografische waarde.
Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 2005 als basis. In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen waardevolle panden uit de periode na de Tweede Wereldoorlog aanwezig.
4.3.2.2 Vertaling naar bestemmingsplan
Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie bestaat geen bezwaar tegen de geplande ontwikkeling. Er worden geen historische objecten of structuren aangetast.
4.4 Volkshuisvesting
In deze planherziening worden bouwvlakken opgenomen voor acht grondgebonden woningen. Voor deze acht woningen aan de Guldenroede - Kattedoorn is reeds omgevingsvergunning verleend. Deze woningen zijn bestemd voor Wonen.
Dit plan maakt verder woningbouw mogelijk middels een uitwerkingsplan. Het gaat om maximaal 39 woningen. Het plangebied omvat een deel van de Overhoek Enschotsebaan. Sinds 2008 wordt in dat gebied, in aansluiting op de bestaande woongebieden in Berkel-Enschot, woningbouw gerealiseerd met een dorps karakter. Er is aandacht voor de vraag naar woningen voor met name senioren (i. c. aanbod / ruimte voor patio-woningen, semi-bungalow, kleinschalig gestapeld etc.).
4.5 Groen en speelruimte
4.5.1 Bomennota Tilburg boomT
Bomen staan steeds meer onder druk van de stad. De verwachting is dat in de loop van de tijd steeds meer bomen of zelfs complete bomenstructuren kunnen uitvallen als gevolg van deze stedelijke druk. Dit beeld is onwenselijk. Bomen dienen juist een toegevoegde waarde aan stedelijke ontwikkelingen te bieden. Om er niet te laat achter te komen dat er teveel bomen op cruciale plekken voor stedelijke ontwikkelingen zijn gesneuveld en om een kwalitatief hoogwaardig bomenbestand te behouden is het noodzakelijk om belangrijke zaken rondom bomen goed te regelen en vast te leggen. Om deze reden is de Boomwaardezoneringskaart (Bwz-kaart) opgesteld, die deel uitmaakt van de Bomennota Tilburg boomT. Deze kaart doet uitspraken over de huidige openbare bomen in het stedelijk gebied van de gemeente Tilburg. Op de Bwz-kaart worden de boomzones die belangrijk zijn voor de structuur van de stad weergegeven; zones met bomen met een hoofdwaarde, nevenwaarde, basiswaarde of stadsecologie. Voor deze zones zijn criteria opgesteld o.a. met betrekking tot het verlenen van omgevingsvergunningen, onderhoud en beheer en straatbeeld. Door middel van de Bwz-kaart wordt duidelijk waar er kansen liggen voor openbare bomen; bomen die op de Bwz-kaart staan krijgen extra bescherming, intensiever onderhoud/beheer, bescherming tegen kap, herplantplicht e.d.
Boomwaardezoneringskaart
Maatregelen in bestemmingsplan
De Bwz-kaart wordt gebruikt als basis bij alle nieuwbouw-, herontwikkelings- of herstructureringsplannen in de bestaande stad waar huidige openbare bomen mee zijn gemoeid. In een bestemmingsplan wordt de Bwz-kaart aangeduid als Boomwaardekaart. In dit bestemmingsplan komen geen potentieel waardevolle bomen / geen monumentale bomen voor. Een Bwz-kaart is dan ook niet toegevoegd.
4.5.2 Nota Groen
De Nota Groen, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2010, vormt de herziening van de Groenstructuurplannen uit 1992 en 1998. Tilburg wil zich in de toekomst blijven profileren als een groene stad waar het goed wonen en werken is. Tilburg moet in 2020 een stad zijn waar zowel haar inwoners, bezoekers als bedrijven een aantrekkelijk groene woon- en werkomgeving hebben en waar de recreatieve omgeving wordt ervaren als een kwaliteit van de gemeente. Tilburg streeft er dan ook naar een kwalitatief hoogwaardige groenstructuur duurzaam te ontwikkelen en deze veilig te stellen binnen de stedelijke context. Om dit te bereiken wil het gemeentebestuur de Tilburgers letterlijk en figuurlijk dichter bij groen brengen. Op hoofdlijnen betekent dit:
inzet op buitenstedelijke groengebieden en het groene netwerk;
het tot zijn recht laten komen van de verschillende karakters van het groen (klassiek-, recreatief- en natuurlijk groen);
het versterken en behouden van het natuurlijk groen.
In 2012 is het bijbehorende Uitvoeringsprogramma Groen en Biodiversiteit vastgesteld.
4.5.3 Nota biodiversiteit
Biodiversiteit omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. De biodiversiteit neemt wereldwijd af. Het doel van de nota is de biodiversiteit in de gemeente Tilburg te verhogen en beter te beschermen.
De visie is gericht op twee niveaus. Het eerste niveau is de flora & fauna, het tweede niveau is gericht op de mensen. Voor de flora en fauna wordt ingestoken op drie strategieën, namelijk vergroten, verbinden en versterken. Voor de realisatie van duurzame habitatnetwerken zal vaak gekozen worden voor een combinatie van deze strategieën. In de eerste plaats is dat het vergroten van leefgebieden. In de tweede plaats kan een duurzaam netwerk ontstaan door gelijksoortige leefgebieden met elkaar te verbinden. Tenslotte kan ingezet worden op het verbeteren van de kwaliteit van leefgebieden.
Voor de mensen is natuurbeleving vooral ook van belang in de stad. Door middel van de groene lijnen en de groene gebieden in de stad, kunnen we dicht bij huis ook genieten van de natuur. Als de groene lijnen en groene gebieden helemaal op orde zijn kunnen de planten en dieren tot in de tuin of op het balkon waargenomen worden.
In de nota worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden (agrarisch landschap, beekdallandschap, heide- en boslandschap, landgoederenzone en stedelijk gebied). Per landschapstype wordt een algemene beschrijving gegeven met bijbehorende doelstellingen, maatregelen en knelpunten.
Doelstellingen nota biodiversiteit
De achteruitgang van de biodiversiteit stoppen vanaf 2010, voor het buitengebied én het bebouwde gebied.
In het voorjaar van 2010 is met een nulmeting bepaald aan de hand van de flora en faunagegevens die voor handen zijn. Hierna kan jaarlijks de verandering in de biodiversiteit worden bijgehouden.
Biodiversiteit 'tot aan de voordeur'.
Biodiversiteit verhogen in het openbaar gebied waardoor het letterlijk tot aan de voordeur/ de voortuin van de bewoners van Tilburg komt.
In 2020 zijn 50% van alle aangeplante bomen en struiken binnen de bebouwde kom ten gunste van de biodiversiteit.
Zo veel mogelijk gebruik maken van autochtoon plantmateriaal met een aanvulling van soorten die een bijdrage leveren aan biodiversiteit door middel van bijvoorbeeld nestgelegenheid, voedsel en/of schuilgelegenheid.
4.6 Verkeer en parkeren
Algemeen
Leefbaarheid en bereikbaarheid staan voorop in het Tilburgs Verkeers- en Vervoersplan (TVVP). Om zich verder te kunnen ontwikkelen moet de stad goed bereikbaar zijn per auto, fiets en openbaar vervoer.
Uitwerking voor bestemmingsplan
De woningen in het plangebied worden ontsloten op de Enschotsebaan. De ontsluiting gaat plaatsvinden vinden via verschillende punten, waardoor het verkeer verspreid op deze weg terecht komt.
Parkeren
In het plangebied zijn acht woningen positief bestemd. Voor deze woningen is reeds omgevingsvergunning verleend. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning is getoetst aan het parkeerbeleid. Er is voldoende ruimte voor parkeren ten behoeve van deze woningen.
Voor de woningen in de bestemming Wonen-Uit te werken is in de uitwerkingsregels opgenomen dat moet worden voldaan aan de normen en richtlijnen van het gemeentelijke parkeerbeleid, zoals omschreven in de notitie Parkeernormen Tilburg 2011, vastgesteld juni 2012.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
De Beheersverordening Enschotsebaan en omgeving geeft een rechtstreekse bouwtitel voor woningbouw binnen de zones nabij de hoogspanningsverbinding.
Dit bestemmingsplan legt een uit te werken woonbestemming op de gronden nabij de hoogspannings- verbinding, waarbij rekening wordt gehouden met de zogenoemde zorgnorm. Het gaat om een zorgnorm voor magneetveldzones afkomstig van hoogspanningsverbindingen (hoger dan 0,4 microtesla). Het Rijk adviseert om binnen deze zones niet mee te werken aan nieuwe gebouwen (waaronder woningen, inclusief tuinen, scholen en kinderdagverblijven, inclusief speelpleinen, waarin kinderen tot 15 jaar langdurig verblijven. Dit vanwege statistische aanwijzingen dat de magneetvelden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogelijk van invloed kunnen zijn op de gezondheid van kinderen.
Binnen de indicatieve zone van de hoogspanningsverbindingen zijn enkele woningen positief bestemd in het bestemmingsplan. Het gaat om een achttal woningen, waarvoor eerder omgevingsvergunning is verleend op basis van de Beheersverordening Enschotsebaan en omgeving.
5.2 Milieuhinder bedrijven
Bij het beoordelen van de (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven, die invloed hebben op het plangebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.
In de directe omgeving zijn bedrijven aanwezig die met hun indicatieve milieucontour over het plangebied liggen. Daarnaast is er grond in gebruik voor teelt. Hier vinden spuitactiviteiten plaats. Zowel de bedrijvigheid als het gebruik van de gronden kunnen mogelijk van invloed zijn op de uit te werken bestemming wonen. Voordat gebouwd kan worden wordt aannemelijk gemaakt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat bij de woningen. Om dit te bewerkstellingen is naar verwachting aanpassing nodig van de bedrijfsactiviteiten van enkele bedrijven.
5.3 Externe veiligheid
5.3.1 Inleiding
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen en waterwegen) en buisleidingen. Omdat de gevolgen van een ongeluk met gevaarlijke stoffen groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.
Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden. De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 2004 (sindsdien enkele keren aangepast);
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van 1 april 2015;
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), 1 januari 2011.
Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".
5.3.2 Verantwoordingsplicht
Bij het opstellen van een bestemmingsplan wordt beschreven of een ontwikkeling ligt in het invloedsgebied
van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in besluiten vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald. Ligt een plangebied binnen het invloedsgebied dan wordt de verantwoording ingevuld. In dit geval ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van het spoor en de N261 (Burgemeester Bechtweg). Aangezien het plan ligt binnen 200m van de Burgemeester Bechtweg, is een onderdeel van de verantwoording een groepsrisicoberekening.
5.3.3 Beleidsvisie externe veiligheid
In de beleidsvisie externe veiligheid zijn de spoorlijn Breda-Tilburg-Vught/Tilburg-Boxtel, de A58 en de N260/N261 aangewezen als transportasgebieden. Binnen 200m mogen geen nieuwe bijzonder kwetsbare objecten gerealiseerd worden. Onder bijzonder kwetsbare objecten wordt onder andere verstaan: zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Het plangebied ligt op minder dan 200m van de N261. De ligging van de veiligheidszone van 200m van de N261 is zichtbaar op onderstaand kaartje met een blauwe arcering. Met deze zone moet bij de uitwerking rekening worden gehouden.
Veiligheidszone vervoer gevaarlijke stoffen
5.3.4 Conclusies en restrisico
Conform de beleidsvisie mogen geen nieuwe bijzonder kwetsbare objecten worden gebouwd binnen 200m van transportassen zoals de N261. Daarnaast moet een groepsrisicoberekening worden gemaakt en de verantwoordingsplicht worden ingevuld.
5.4 Geluid
Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.
Binnen het bestemmingsplan worden woningen mogelijk gemaakt middels een uitwerkingsplan. Hiervoor wordt te zijner tijd een aparte ruimtelijke procedure doorlopen. Getoetst wordt aan de normen van de Wet geluidhinder/Besluit geluidhinder, waarmee wordt aangetoond dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en derhalve een goede ruimtelijke ordening.
Voor dit moment dient aannemelijk te worden gemaakt dat de nieuwe woningen akoestisch gezien mogelijk zijn. De nieuwe woningen zijn ten minste gelegen binnen de zone van het spoor, de Burgemeester Bechtweg en de Bosscheweg.
De optredende geluidbelasting t.g.v. weg- en railverkeer is indicatief berekend met het geluidkarteringsmodel VL 2022. Uit de indicatieve berekeningen blijkt dat de woningen akoestisch gezien mogelijk zijn. Wel dient bij de uitwerking van het plan rekening te worden gehouden met een overschrijding van een wettelijke voorkeurgrenswaarde van 48 dB t.g.v. de Burgemeester Bechtweg, voor zover maatregelen om de geluidbelasting terug te brengen tot aan de wettelijke voorkeurgrenswaarde geen oplossing biedt. Tevens dient rekening te worden gehouden met het doorlopen van een procedure hogere waarde voor ten minste wegverkeer. Daarbij vindt tevens toetsing plaats aan het gemeentelijk geluidbeleid.
Met betrekking tot industrielawaai wordt opgemerkt dat aannemelijk is dat de woningen niet worden gerealiseerd binnen de (wettelijke) zone van industrieterrein Loven respectievelijk Loven
Noord I.
De zones van het militaire vliegveld Gilze-Rijen (de zogenaamde Ke-zones) liggen niet over de nieuwe woningen.
5.5 Lucht
Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan, dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand gehouden moet worden.
Omdat er geen nieuwe bestemmingen mogelijk worden gemaakt kan een toetsing aan de luchtkwaliteits- normen uit hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer achterwege blijven.
Vanuit de Wet milieubeheer bestaat dan ook geen bezwaar tegen dit plan.
5.6 Geur
5.6.1 Industriële geur
Het beleid voor industriële geurhinder (geur van bedrijven die niet tot de agrarische sector behoren) is samengevat in een brief van het ministerie van VROM van 30 juni 1995. Kort samengevat komt het erop neer dat afgestapt is van stringente geurnormen. De toets of een ontwikkeling toelaatbaar is zonder voor overmatige geurhinder te zorgen, is grotendeels overgelaten aan lokale overheden.
In de brief is een aantal algemene beleidsuitgangspunten gegeven, waarbij ´het voorkómen van nieuwe geurhinder´ voor de ruimtelijke ordening het belangrijkst is. Binnen de gemeente Tilburg worden deze algemene uitgangspunten gehanteerd.
Aannemelijk moet worden gemaakt dat de nabij gelegen bedrijven bij de uitwerking van het bestemmingsplan niet leiden tot nieuwe geurgehinderden. Voorzover hiervan sprake is, dienen bij de geur emitterende bedrijven maatregelen te worden getroffen.
5.6.2 Agrarische geur
Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.
In de omgeving zijn diverse veehouderijen actief. Voor het plangebied wordt aannemelijk gemaakt dat er geen voorgrondbelasting ligt over het terrein waar woningbouw is gepland en dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat (achtergrondbelasting). Het is mogelijk dat hiervoor de bedrijfsactiviteiten van een aantal bedrijven worden aangepast.
5.7 Bodem
In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.
Het voorliggende plan maakt ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk na uitwerking. Bij de uitwerking komt de bodemkwaliteit nader aan de orde.
5.8 Hoogspanningsverbinding
In het plangebied staat een 150kV-leiding (bovengrondse hoogspanningsverbinding). Het Rijk adviseert om rekening te houden met de magneetvelden van de bovengrondse hoogspanningsverbindingen. Dit vanwege statistische aanwijzingen dat de magneetvelden van bovengrondse hoogspanningsverbindingen van invloed kunnen zijn op de gezondheid van kinderen. Dit beleid is gebaseerd op het voorzorgprincipe. Aanvullend geeft het Rijk aan om, vanwege op het voorzorgprincipe, te voorkomen dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen (tot 15 jaar) langdurig worden blootgesteld aan magneetvelden van bovengrondse hoogspanningsverbindingen van meer dan 0,4 microTesla.
Gelet op het voorzorgprincipe is voor de 150kV-leiding een indicatieve zone bepaald van twee keer 80 meter. Het gaat om een afstandsmaat, waarbinnen sprake kan zijn van een magneetveld hoger dan 0,4 microTesla. Het voorzorgbeginsel is bedoeld ter bescherming van kinderen tot 15 jaar. Het voorzorgbeginsel speelt geen rol bij woonvormen voor andere doelgroepen, zoals bijvoorbeeld seniorenwoningen of zorgwoningen.
5.9 Natuur en Ecologie
Inleiding
Vanuit de huidige natuurwetgeving moet bij ruimtelijke ingrepen inzichtelijk zijn of er sprake is van beschermde natuurwaarden in het plangebied en in de beïnvloedingszone. Het gaat daarbij om beschermde natuurgebieden (Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van de Ecologische Hoofdstructuur en beschermde soorten (Flora- en faunawet).
Hieronder volgt een korte toelichting op het beleid voor gebiedsbescherming en soortenbescherming. Per beleidskader is een analyse van het plangebied en een conclusie vermeld.
Natura 2000
Het wettelijke toetsingskader van de gebiedsbescherming is verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet 1998), die op 1 oktober 2005 in werking is getreden. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en in de toekomst de Habitatrichtlijn zijn hiermee in de nationale regelgeving verankerd. Voor de habitatrichtlijngebieden geldt echter dat de overheid bij vergunningverlening de habitattoets dient uit te voeren conform de EU-HRL (Habitatrichtlijn), zolang het gebied nog niet formeel is aangewezen door het Ministerie van EZ. Op dit moment vallen de habitatrichtlijngebieden op grond van jurisprudentie nog onder de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn. De VRL (Vogelrichtlijn) gebieden zijn in 2000/2003 wel formeel aangewezen en vallen derhalve onder de NB-wet 1998.
Om schade aan natuurwaarden waarvoor de zogenoemde Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkómen, bepaalt de NB-wet 1998 dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid). Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000-gebieden (artikel 19j). Hiertoe dient de zogenaamde habitattoets.
In de oriëntatiefase wordt bepaald hoe de verdere procedure dient te worden doorlopen; dit is afhankelijk van de informatie over de mogelijke aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. De hoofdvraag is of er een kans op een significant negatief effect bestaat.
Er zijn drie mogelijkheden:
Er is zeker geen negatief effect. Er is dan geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig.
Er is wel een mogelijk negatief effect, maar dit is zeker geen significant negatief effect. De verslechterings- en verstoringstoets moet worden doorlopen.
Er is een kans op een significant negatief effect. Een passende beoordeling is vereist.
Analyse plangebied
Het plangebied ligt op ruime afstand van Natura 2000-gebieden. Omliggende Natura 2000-gebieden zijn: de Regte Heide & Riels Laag, Kampina & Oisterwijkse Vennen en Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen. De Kampina & Oisterwijkse Vennen liggen het meest in de buurt: ruim 2,0 kilometer ten zuiden van het plangebied. Dit Natura 2000-gebied heeft een doelstelling voor 13 habitattypen, 4 habitatsoorten, 2 broedvogelsoorten en 1 niet-broedvogelsoort. Kampina en de naastgelegen Oisterwijkse vennen en bossen vormen samen een voorbeeld van het licht glooiende Brabants dekzandlandschap, met U-vormige paraboolduinen, met bossen, vennen, heide en overgangen naar schraalgraslanden in beekdalen. Kampina is een restant van het half natuurlijke Kempens heidelandschap, met droge en vochtige heidevegetaties, akkertjes, een meanderend riviertje, voedselarme vennen en blauwgraslanden. In de oeverzones van de vennen komt nog hoogveenvorming voor, in het zuiden liggen dopheidevelden. In het stroomdal van de vrij meanderende Beerze staan hoge populieren, elzenbroek, vochtige heide met gagelstruweel en blauwgraslanden. De vennen in het gebied zijn vaak langgerekt in zuidwest-noordoostelijke richting, de dominerende windrichting van de laatste ijstijd, toen dit landschap grotendeels werd gevormd. Vennen die in het gebied aanwezig zijn betreffen doorstroomvennen (o.a. de Centrale Vennen in de Oisterwijkse Bossen), geïsoleerde zure vennen, en vennen in beekdalflanken die (van oorsprong) onder invloed staan van inundatie met beekwater. De vennen in de Oisterwijkse bossen zijn merendeels ontstaan als uitgestoven laagten in een stuifzandlandschap, waar veentjes in ontstonden. Door vervening is hierin sinds de Middeleeuwen weer open water ontstaan. (Bron: Ministerie van Economische Zaken).
Conclusie
De met deze planherziening voorgestane ontwikkeling zal, gelet op het beperkte aantal woningen, geen negatief effect hebben op de Natura 2000-gebieden. De tussenliggende afstand is hiervoor ook te groot. En de mogelijke storende factoren door de voorgestane invulling zijn dusdanig van aard dat geen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied zijn te verwachten.
Ecologische Hoofdstructuur
In de Verordening ruimte Noord-Brabant is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) begrensd. De EHS is een robuust netwerk van bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuurgebieden, verbindingszones en beheersgebieden. De provincie heeft in 2009 het Natuurbeheerplan vastgelegd, dat bestaat uit twee kaarten, respectievelijk de ambitie- en de beheertypenkaart. De beheertypenkaart laat de huidige situatie zien en de ambitiekaart geeft de gewenste situatie weer. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor subsidies met betrekking tot beheer en inrichting. In het nieuwe beleid van de provincie met betrekking tot de EHS is nog duidelijker als voorheen de lijn gevolgd van een aaneengesloten ecologische structuur. Kleine(re) bosgebieden die buiten deze structuur liggen en ook niet voldoen aan specifieke natuurwaarden, behoren niet tot de EHS.
Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlijke landschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken.
Indien de natuur- en landschapswaarden van de EHS worden aangetast, dienen mitigeerde maatregelen te worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Per saldo zal op plan niveau of beleidsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Indien er wel schade wordt veroorzaakt, dan dient natuur compensatie plaats te vinden.
Analyse plangebied
In het plangebied komen geen terreinen voor die begrensd zijn als Ecologische Hoofdstructuur. De dichtstbijzijnde EHS is ten noordwesten gelegen op ca. 735m afstand van het plangebied. Dit perceel heeft meerdere beheer typen: N12.02 Kruiden- en fauna rijk grasland, N05.01 Moeras, N06.05 Zwak gebufferd ven en N15.02 Dennen-, eiken- en beukenbos.
Conclusie
De met deze planherziening voorgestane ontwikkeling zal geen (significante) negatieve effecten hebben op de Ecologische Hoofdstructuur in de omgeving. Het plangebied ligt niet in de EHS en de gewenste invulling is dusdanig van aard dat dit geen negatieve gevolgen zal hebben voor de kwaliteit en kwantiteit van de dichtstbijzijnde EHS.
Groenblauwe mantel
De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. Het kerngebied groenblauw wordt ommantelen om kernen te versterken en te verbinden. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Binnen de groenblauwe mantel zijn ook de zogenaamde beheersgebieden van de ecologische hoofdstructuur opgenomen. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water systeem en landschap. Voor de natuur betekent dit vooral versterking van de leefgebieden voor plant- en diersoorten en de bevordering van de biodiversiteit buiten de EHS. Vanuit de water component wordt vooral ingezet op het kwantitatief en kwalitatief herstel van kwel stromen, zoals het wijst verschijnsel op de Peel rand breuk in Oost Brabant, in de beekdalen en op de overgangen van zand/veen naar klei in de zogenaamde Naad van Brabant. De groenblauwe mantel geeft naast de ontwikkeling van een robuust en veerkrachtig water- en natuur systeem ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksstudies, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mits benadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
Analyse plangebied
In het plangebied komen geen terreinen voor die zijn begrensd als Groenblauwe mantel. De dichtstbijzijnde Groenblauwe mantel ligt ten zuiden van het plangebied op ruim 635m. afstand (Moerenburg).
Conclusie
De met deze planherziening voorgestane ontwikkeling zal geen (significante) negatieve effecten hebben op de Groenblauwe mantel. Het plangebied ligt niet in de Groenblauwe mantel en de gewenste invulling is dusdanig van aard dat dit geen negatieve gevolgen zal hebben voor de kwaliteit en kwantiteit van de dichtstbijzijnde Groenblauwe mantel.
Flora- en faunawet
Volgens de Flora- en faunawet is bij de ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde flora en fauna binnen het plangebied. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ruimtelijk ingrepen, stil te staan bij rekening te houden met aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkómen of beperkt.
Onder ruimtelijke ingrepen wordt verstaan het uitvoeren van werkzaamheden in de (buiten)ruimte. Een ontheffing is nodig op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet (derde lid, vijfde lid en zesde lid, onderdeel c) als er beschermde soorten leven op de plek waar de werkzaamheden worden uitgevoerd. Voor ruimtelijke ingrepen zijn de soorten ingedeeld in drie tabellen. Als in het plangebied alleen soorten leven uit de vrijstellinglijst in tabel 1, dan hoeft geen ontheffing aan te worden aangevraagd. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht. In tabel 1 staan de lichtst beschermde soorten en in tabel 3 de zwaarst beschermde soorten. In tabel 2 staan de overige soorten. Deze indeling geldt alleen voor ruimtelijke ingrepen. Naast de soorten in tabel 3 zijn ook alle vogels zwaar beschermd.
Activiteiten die een schadelijk effect hebben op soorten die beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet zijn in principe verboden. Van dit verbod kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een vrijstelling, door het werken volgens een goedgekeurde gedragscode of - indien geen of onvoldoende maatregelen genomen kunnen worden om schadelijke effecten te voorkomen - door een ontheffing aan te vragen voor artikel 75 Flora- en faunawet.
Analyse plangebied
Door een deskundige ecoloog van de gemeente Tilburg is het plangebied op basis van bronnenonderzoek (Nationale Databank Flora en Fauna) en een verkennend veldonderzoek (op 6-10-2015) op (potentieel) aanwezige beschermde soorten geanalyseerd. Het veldbezoek vond plaats vanaf alleen de openbare weg.
In dit plangebied ligt een 150kV hoogspanningsverbinding. Op deze gronden wordt een bestemming Wonen-Uit te werken en een bestemming Groen gelegd. De woningen waarvoor al omgevingsvergunning is verleend hebben een bestemming Wonen.
Het plangebied ligt aan de westzijde van Berkel - Enschot. In het plangebied zijn aanwezig: twee gebouwen (zijnde agrarische opstallen met bouwjaren 1928 en 1990), agrarische grond (boomkwekerij), braakliggende terrein (bestemd voor woningbouw), een depot (voornamelijk voor grondopslag) en een verharde weg aanwezig. De gebouwen hebben een platen zadeldak. Langs de openbare weg is (straat)verlichting. Open water op openbaar terrein is in het plangebied afwezig. Kelders onder de gebouwen kunnen niet worden uitgesloten. Bunkers en andere ondergrondse ruimten zijn voor zover bekend afwezig.
De aanwezigheid van groeiplaatsen, voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen en essentieel functioneel leefgebied voor beschermde tabel 2 en 3 soorten en categorie 1-4 vogelsoorten zijn gebaseerd op het huidige habitat in het openbare deel van het plangebied op voorhand uit te sluiten. Habitats zijn afwezig of relevante soorten zijn niet aangetroffen. Voor de niet openbare terreinen zijn voortplantingsplaatsen en vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen, huismus, kerkuil en vaatplanten op voorhand niet uit te sluiten. Particuliere terreinen zijn tijdens het veldbezoek niet betreden, maar vanaf de openbare weg lijken ze voor deze soorten potentieel geschikt.
Diverse vleermuissoorten (voornamelijk gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger) zijn overvliegend en foeragerend het plangebied te verwachten. Voor beide functies heeft het plangebied geen essentiële betekenis. Veel vergelijkbaar habitat - als alternatief - rondom het plangebied is aanwezig.
Het plangebied is potentieel geschikt voor voortplantingsplaatsen en functioneel leefgebied van algemene vogels en categorie 5 algemene vogelsoorten. In dit type habitat worden bezette vogelnesten verwacht van voornamelijk gebouw-, struweel- en boombroedende vogelsoorten.
Het plangebied is potentieel geschikt voor Flora- en faunawet tabel 1 soorten. Het gaat om voornamelijk verblijfplaatsen en functioneel leefgebied voor grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Door het habitat zijn potentieel te verwachten soorten: voornamelijk egel, huisspitsmuis en gewone pad.
Conclusie
De aanwezigheid van voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen en essentieel functioneel leefgebied voor vleermuizen, huismus, kerkuil en vaatplanten zijn op voorhand niet uit te sluiten op niet openbaar terrein. Het complete plangebied is daarnaast potentieel geschikt voor voortplantingsplaatsen en functioneel leefgebied van algemene vogels en potentieel geschikt voor Flora- en faunawet tabel 1 soorten grondgebonden zoogdieren en amfibieën.
De aanwezigheid van groeiplaatsen, voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen en essentieel functioneel leefgebied voor andere beschermde tabel 2 en 3 soorten en categorie 1-4 vogelsoorten is gebaseerd op het huidige habitat op voorhand uit te sluiten.
Dit plan maakt de bouw van 39 woningen mogelijk na het van kracht worden van een uitwerkingsplan. Ter voorkoming van schadelijke effecten op beschermde soorten, is het treffen van mitigerende maatregelen tijdens uitvoering van de geplande activiteiten nodig. De maatregelen dienen tevens invulling te geven aan de zorgplicht.
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.
6.1 Bestaand watersysteem
Het plangebied ligt in het stroomgebied van de Voorste Stroom en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van Waterschap de Dommel.
In het plangebied ligt een 150kV-hoogspanningsverbinding. Het plangebied zelf is nu nog overwegend in gebruik voor agrarische functies. Het plan maakt de bouw van 39 woningen mogelijk na het van kracht worden van een uitwerkingsplan. Er gelden diverse uitwerkingsregels. Voor acht woningen aan de Guldenroede en Kattedoorn is omgevingsvergunning verleend. Deze woningen zijn in deze planherziening positief bestemd (bestemming Wonen).
Het plangebied heeft de volgende gebiedskenmerken:
Kenmerk: |
In plangebied: |
Stroomgebied |
Voorste Stroom |
Waterbeheerders |
Gemeente Tilburg (stedelijk watersyteem) Waterschap De Dommel (zuivering vuil water) Waterschap De Dommel (oppervlaktewater) |
Bruto oppervlakte |
28.853m² |
Afvoerende oppervlakte |
6000m² |
Terreinhoogte |
12.30m+ NAP |
Gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) |
11,30m+ NAP |
Ontwateringdiepte |
1m (voldoende voor alle doelen) |
Bodem |
Zwakzandige leemlenzen dikker dan 1 meter |
Riolering |
Niet aanwezig |
Afkoppelgebied |
Niet van toepassing |
Oppervlaktewater |
NL 28 (leggerwatergang inclusief beschermingszones voor onderhoud) |
Keur beschermde gebieden |
N.v.t. |
6.2 Duurzaam waterbeheer
6.2.1 Beleidskader
Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan 'Waardevol Water' 2016 - 2021 vastgesteld. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de insteek van het waterschap : samen met gebruikers en (maatschappelijke) organisaties meer waarde geven aan water. Dit doet het waterschap vanuit vier uitgangspunten: 1) beekdalbenadering; 2) gebruiker centraal; 3) samen sterker; 4) gezonde toekomst. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Dommel (datum intrede 1 maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.
Het waterbeleid van de gemeente Tilburg is vastgelegd in het vGRP 2016-2020. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaven voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002) en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.
6.2.2 Afwegingen
Het bestemmingsplan maakt het mogelijk dat er 39 grondgebonden woningen met een totale oppervlakte van 6000m² in het plangebied gerealiseerd kunnen worden. Daar zal nog een uitwerkingsplan voor worden opgesteld.
De volgende randvoorwaarden worden hiervoor meegegeven:
Bij eventuele bouwactiviteiten worden geen uitloogbare bouwmaterialen toegepast.
Ten aanzien van de grondwaterstanden dient de water- en vochtdichtheid van alle ondergrondse bouwdelen voldoende te zijn voor het gebruik van het bouwdeel.
In verband met duurzaam waterbeheer is draineren onder het gemiddeld hoogste grondwaterstand niet toegestaan.
Het vuilwater en het regenwater dienen gescheiden ingezameld te worden en aangesloten op bestaande (gescheiden) riolering.
Aangezien het plangebied volgens de 'Kaart bij beslisboom watertoets' (bijlage 12a bij het vGRP 2016-2019) buiten bestaand stedelijk gebied ligt, gelden de Algemene regels Keur Waterschap De Dommel 2016 voor het bepalen van de regenwateropgave.
Voor deze ontwikkeling geldt dat vrijstelling wordt verleend van het verbod, bedoeld in artikel 3.6 van de Keur, voor het afvoeren van regenwater via toename verhard oppervlak of door afkoppelen van verhard oppervlak, naar een oppervlaktewaterlichaam voor zover:
De toename van verhard oppervlak tussen 2.000m² en 10.000m² is en compenserende maatregelen zijn getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan, in de vorm van een voorziening met een minimale compensatie conform de rekenregel:
benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m2) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m)= 6000 x 1 x 0,06 = 360m³.
De voorziening voldoet aan de volgende eisen:
de bodem van de voorziening ligt boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG);
de afvoer uit de voorziening vindt plaats via een functionele bodempassage naar het grondwater en/of via een functionele afvoerconstructie naar het oppervlaktewater. Indien een afvoerconstructie wordt toegepast, dient deze een diameter van 4cm te hebben;
daarnaast moet er altijd een overloopconstructie zijn, om beschadiging van het oppervlaktewaterlichaam te voorkomen.
6.3 Watertoets
De impact van dit plangebied op het watersysteem is significant. De aanpak volgt de beslisboom die de gemeente heeft vastgesteld in het verbreed gemeentelijke rioleringsplan 2016-2019. Het plan wordt voorgelegd aan de waterbeheerder, namelijk het waterschap De Dommel. Aangezien in deze fase slechts de randvoorwaarden worden geformuleerd zal het waterschap bij de verdere uitwerking nadrukkelijk betrokken worden.
Deze waterparagraaf is voorgelegd aan de waterbeheerder(s) via de mail van 2 februari 2016. De waterbeheerder reageert via de mail van 10 februari 2016. De gemeente houdt rekening met dit laatste voorlopig wateradvies, alvorens het opgenomen wordt in het ontwerpbestemmingsplan.
Hoofdstuk 7 Opzet planregels
7.1 Inleiding
De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de Tilburgse bestemmingsplansystematiek, welke primair is opgesteld ten behoeve van het actualiseren van bestemmingsplannen door de afdeling Ruimte van de gemeente Tilburg. De plansystematiek is vastgesteld door het gemeentebestuur en wordt doorlopend aangepast aan veranderende regelgeving en beleidsinzichten. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening). De systematiek is te vinden op www.tilburg.nl/ruimtelijkeplannen.
7.2 Hoofdstuk 1 van de regels: Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de ´Inleidende regels´. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal begripsomschrijvingen en een artikel over de wijze van meten.
7.3 Hoofdstuk 2 van de regels: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de ´Bestemmingsregels´. In dit hoofdstuk komen aan bod de verschillende bestemmingen met bepalingen over bouwen en het gebruik van de gronden. Vaak is daarnaast sprake van een nadere eisen-regeling, een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, wijzigingsbevoegdheden e.d.
In het plan komen voor de bestemmingen Groen , Wonen en Wonen-Uit te werken.
De bestemming Groen ligt op het structurele groen.De groenstructuur bij de Enschotsebaan bestaat voornamelijk uit nieuwe of recent aangelegde groenelementen, veelal gecombineerd met de waterhuishoudkundige voorzieningen binnen het plangebied.
De bestemming Wonen ligt op de gronden waarop acht (reeds vergunde) woningen worden gebouwd.
De bouwregels bij de bestemming Wonen bevatten een uitgebreide regeling ten aanzien van het oprichten van gebouwen en overige bouwwerken in het plangebied (bouwvlak, erf, bouwhoogte, regeling bijgebouwen etc.). Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in bouwregels voor (hoofd)gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en bouwwerken van algemeen nut.
De bestemming Wonen-Uit te werken regelt hoeveel woningen binnen een gebiedje kunnen worden gebouwd en geeft de maximale bouwhoogte aan. Op grond van deze bepaling wordt het bestemmingsplan uitgewerkt ten behoeve van woningen, in overeenstemming met de in dit artikel opgenomen uitwerkingsregels.
Verder liggen er nog twee dubbelbestemmingen in het plan namelijk de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming) en de bestemming Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) (zie hiervoor ook onder hoofdstuk 5.4 en 4.3).
Voor de 150kV hoogspanningsverbinding geldt de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding (dubbelbestemming), waarin een belemmeringenstrook van 2 x 26 meter is opgenomen.
De bestemming Waarde - Archeologie (dubbelbestemming)is opgenomen ter bescherming van mogelijke archeologische waarden. Bij bodemingrepen (waaronder ook ophogingen) zijn door middel van een omgevingsvergunning bepaalde werkzaamheden verboden die de archeologische waarden kunnen aantasten, zonder dat hiervoor een vergunning van het bevoegd gezag is afgegeven. Indien de bodemingreep een groter oppervlak beslaat dan 50m2, is tevens archeologisch onderzoek vereist. Ook kunnen er in bepaalde gevallen voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.
7.4 Hoofdstuk 3 van de regels: Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de ´Algemene regels´ ten aanzien van de volgende aspecten:
Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 bevat een algemene anti-dubbeltelregel ter voorkoming van onbedoeld gebruik van de regels.
Algemene bouwregels
Artikel 9 bevat een aantal bouwregels die algemeen toepasbaar zijn. Het gaat hierbij om de regeling met betrekking tot ondergrondse bebouwing, de situering van de hoofdtoegang voor woningen, een regeling voor onbebouwde terreinen bij woningen en bij overige gebouwen, een regeling over de ruimte tussen gebouwen en een regeling voor het bouwen nabij op de verbeelding aangeduide bomen.
Algemene gebruiksregels
In artikel 10 staat een algemene gebruiksregel, inhoudende dat het gebruik van gronden en opstallen in overeenstemming met een functie-aanduiding aangemerkt wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming.
Algemene afwijkingsregels
Algemene afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot geringe afwijkingen van de regels van het plan staan in artikel 11.
Algemene wijzigingsregels
Een algemene wijzigingsbevoegdheid staat in artikel 12 met betrekking tot wijziging van de bestemmingsgrenzen en het toelaten van utiliteitsvoorzieningen met een oppervlak groter dan 50m2.
Overige regels
Naast eventuele nadere eisen per bestemming zijn burgemeester en wethouders middels artikel 14 bevoegd om een aantal algemene nadere eisen te stellen. Algemene regels over het toelaten van werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, staan eveneens in dit artikel.
7.5 Hoofdstuk 4 van de regels: Overgangs- en slotregels
Het vierde en laatste hoofdstuk heet ´Overgangs- en slotregels´. Hier is het overgangsrecht te vinden met betrekking tot het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden en opstallen. In de slotbepaling wordt de exacte naam van het bestemmingsplan gegeven.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Economische uitvoerbaarheid
Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingsplanherzieningen nodig zijn. Het betreft hier een deel van het oorspronkelijke plan Enschotsebaan waarvoor exploitatieovereenkomsten met de ontwikkelaars zijn gesloten. Het kostenverhaal was hierdoor reeds verzekerd. De bestemmingsplanherziening gaat alleen over de gronden die vallen binnen de magneetveldzone van de 150kV hoogspanningsverbinding Enschotsebaan. Deze gronden krijgen deels een bestemming 'Wonen uit te werken'. Deze bestemming geeft uitwerkingsregels, waardoor alleen woningbouw kan worden gerealiseerd voor 'niet-kwetsbare groepen' conform het daarvoor door het Rijk afgegeven richtlijn. Voor de woningen waarvoor al omgevingsvergunning is verleend zal een directe bestemming Wonen worden opgenomen.
Op deze locatie is een particuliere grondexploitatie van toepassing. Alle nog te maken kosten voor het bouw- en woonrijpmaken alsmede de plankosten (inclusief de legeskosten voor de onderhavige bestemmingsplanherziening) komen voor rekening van de ontwikkelaar. De ontwikkelaar ontvangt ook de grondopbrengsten. Indien er naar aanleiding van de onderhavige bestemmingsplanherziening uitkeringen moeten worden verricht op basis van verzoeken om tegemoetkoming in schade (artikel 6.1 Wro), dan zullen deze ten laste van de algemene middelen worden gebracht. Naar verwachting zal evenwel geen planschade uitbetaald worden. Het plan is om deze reden economisch uitvoerbaar.
Gelet op het feit dat het een particuliere grondexploitatie betreft waarvoor reeds anterieure overeenkomsten zijn gesloten, is het niet nodig om een exploitatieplan vast te stellen.
Hoofdstuk 9 Burgerparticipatie en overleg
9.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In dit geval is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan Enschotsebaan Hoogspanningsverbinding op 4 december 2015 gepubliceerd in het Gemeenteblad.
9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied / concentratiegebied en heeft geen ruimtelijke impact. Er zijn geen provinciale belangen aan de orde.
Met het waterschap de Dommel is afgesproken om in dit geval een vereenvoudigde procedure te volgen.
9.3 Burgerparticipatie
Ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie heeft de gemeente in januari 2016 eigenaren in het plangebied, bewoners uit de nabije omgeving en de wijkraad schriftelijk geïnformeerd over de voorgenomen bestemmingsplanherziening.
Er zijn vier reacties ingekomen. Naar aanleiding van deze reacties is het onderhavige bestemmingsplan aangepast. Een deel van het plangebied heeft nu een bestemming Wonen-Uit te werken. Een samenvatting van de ingekomen opmerkingen en de reactie van de gemeente daarop is als bijlage bij de toelichting gevoegd (zie Bijlage 1 Verslag burgerparticipatie).
9.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van 28 maart 2016 tot en met 9 mei 2016. Tijdens deze periode zijn er twee zienswijzen ingediend. Deze worden in Bijlage 2 Notitie behandeling zienswijzen zakelijk weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur ten aanzien van die zienswijzen.