direct naar inhoud van Regels

Witbrant Koolhoven 2012, 2e herziening (fietsbrug)

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0855.BSP2014002-e001
Plantype: bestemmingsplan

Toelichting

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding tot planontwikkeling

De in dit bestemmingsplan vervatte fietsbrug van De Blommers/Bredaseweg, over de Burgemeester Letschertweg heen, naar Hulten, gemeente Gilze en Rijen, vloeit voort uit het project 'Verbreding N282/Bredaseweg' en de wens om de verkeersveiligheid en de doorstroming te vergroten ter plaatse van de kruising van die weg met de tangent. De fietsverbinding tussen Tilburg en Hulten wordt in de huidige situatie onderbroken. Een fietsbrug ten noorden van de kruising Burgemeester Letschertweg - N282/Bredaseweg kan deze fietsstructuur aaneengesloten en veilig maken. Door het langzaam verkeer van de gelijkvloerse kruising te halen, verbetert de doorstroming van het autoverkeer op de genoemde kruising, zulks ten gevolge van langere 'groentijden' van de verkeerslichten.

1.2 Het plangebied

Het plangebied omvat grosso modo de kruising tussen de Bredaseweg en de Burgemeester Letschertweg. 'Zwaartepunt' is het kadastrale perceel sectie AH, nr. 00298.

 [image]

Afbeelding: ligging plangebied binnen Tilburg (rode stip)

 

1.3 Voorgaande plannen

Dit bestemmingsplan vervangt (gedeeltelijk, d.w.z. alleen binnen het plangebied van het onderhavige plan) het bestemmingsplan Witbrant Koolhoven 2012.

 

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied en project

 

2.1 Ruimtelijke en functionele structuur; nut en noodzaak

De 'fietsbrug' vanaf de Oude Baan (gemeente Gilze en Rijen) richting Tilburg (Reeshof) is noodzakelijk omdat in de huidige situatie de fietsverbinding vanuit Hulten naar Tilburg onveilig, althans niet veilig genoeg is doordat deze wordt onderbroken doorde kruising Burg. Letschertweg - N282 (Bredaseweg) . Daarnaast blijkt uit het MER N282 RIJEN - HULTEN - REESHOF dat de wachttijden voor groen licht voor gemotoriseerd verkeer op genoemde kruising uit de hand lopen. Een 'fietsbrug' ten noorden van de kruising kan de fietsstructuur aaneengesloten en veilig maken en de doorstroming verbeteren.

 

Na de aanpassingen aan de N282, de zogenaamde omlegging, resteert er ter hoogte van de met verkeerslichten geregelde kruising Burg. Letschertweg - N282 een dermate grote kruising, dat het wenselijk is om langzaam verkeer ongelijkvloers af te wikkelen. Er is ter plaatse sprake van een kruising met een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom met een maximum snelheid van 80km/uur. De richtlijn voor dergelijke kruisingen is dat ongelijkvloerse voorzieningen in deze situaties gewenst of noodzakelijk zijn (CROW publicatie 230 Ontwerpwijzer fietsverkeer (2006)). Daardoor ontstaat er naast verkeersveiligheid ruimte voor langere 'groentijden' van de verkeerslichten voor het autoverkeer. Daarnaast maakt de fietsverbinding deel uit van het regionale fietsnetwerk van de Provincie. Omdat er voornamelijk sprake is van een oost-west relatie voor wat betreft het langzaam verkeer, volstaat het realiseren van een fietsbrug ten noorden van de kruising, parallel aan de N282.

 

Door het realiseren van de fietsbrug op Tilburgs grondgebied en vanuit Hulten een fietspad daarnaartoe, wordt de doorstroming op de Burg. Letschertweg ter hoogte van kruising Burg. Letschertweg - N282 vergroot. Wanneer tijdens het drukste uur van de dag ca. 60 fietsers / bromfietsers de Burg. Letschertweg moeten passeren, kan dit tot oponthoud leiden op dit kruispunt. Dit blijkt ook uit het genoemde MER. De groentijden van het langzaam verkeer komen ten nadele van de groentijden van het gemotoriseerd verkeer. Wanneer fietsverkeer via de brug, wat noordelijker, wordt afgewikkeld, wordt dit voorkomen. Door de aanleg van de fietsverbinding vanaf de Oude Baan richting Tilburg wordt eveneens een veilige fietsroute geboden, waar de fietsers gescheiden worden van het gemotoriseerd verkeer.

 

In CROW publicatie 230 Ontwerpwijzer fietsverkeer (2006) staat over ongelijkvloerse voorzieningen het volgende: ‘Ongelijkvloerse voorzieningen zijn gewenst of noodzakelijk als andere kruispuntoplossingen niet voldoen aan de ontwerpeisen met betrekking tot directheid en veiligheid. Dat geldt niet alleen voor hoofdfietsroutes, maar ook voor het basisnetwerk – zeker voor onderdelen van dat basisnet die (drukke) gebiedsontsluitingswegen of gebiedsontsluitingswegen met een maximumsnelheid van 70km/h of hoger kruisen.’ De Burg. Letschertweg is een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom met een maximum snelheid van 80km/uur. De fietsverbinding langs de N282 maakt deel uit van het utilitaire fietsnetwerk van de Provincie Noord-Brabant. Hier geldt dus dat een ongelijkvloerse oplossing gewenst is. Daarnaast geldt dat het altijd kan voor komen dat de VRI een keer niet werkt. Het is dan voor fietsers (in de situatie zonder fietsbrug) vrijwel onmogelijk om de 4+2 rijstroken ter hoogte van het kruispunt over te steken zonder ongelukken. Tevens geeft de fietsverbinding, met fietsbrug, invulling aan het belang van goede en snelle fietsverbindingen. Ook de provincie erkent dit belang. Directe routes tussen steden onderling maken daar deel vanuit. Deze routes trekken ook meer fietsers als ze aantrekkelijk zijn! Ook de route Breda - Tilburg is zo'n verbinding. Belangrijk voor de fietsers uit deze steden, maar zeker ook voor de tussenliggende dorpen en kernen. Bij kruisingen van wegen zoals de Burgemeester Letschertweg is een vlotte en veilige oversteek hierbij van cruciaal belang. De fietsbrug maakt zo'n goede, snelle fietsverbinding mede mogelijk.

 

Uit tellingen uit 2010 blijkt dat er op een dag ca. 325 fietsers / bromfietsers richting Tilburg gaan en ca. 275 fietsers / bromfietsers vanuit Tilburg richting Hulten / Breda gaan. Tijdens het drukste uur van de dag is er sprake van ruim 60 fietsers / bromfietsers die richting Tilburg gaan.

 

Annexe ecologische verbindingszone

Ten zuiden van de fietsverbinding vanuit Hulten richting de fietsbrug is een ecologische verbindingszone voorzien. Hieronder wordt de onderbouwing van deze ecologische verbindingszone aangegeven. In de periode 2010 - 2012 is de dubbelbaanse weg Burg. Letschertweg tussen de Midden-Brabantweg (A261) en Rijksweg (N281) aangelegd. Deze rondweg ten noorden en westen van Tilburg verbindt onder meer de Midden-Brabantweg met de A58. Tegelijkertijd is aan de buitenzijde van de weg een natuurstrook aangelegd. De natuurstrook komt voort uit een gemeentelijke ambitie, beschreven in de Omgevingsvisie Tilburg 2040, om lokale en regionale natuur te behouden en te verbinden. De natuurstrook is via De Wildert (Gemeente Dongen) aangetakt aan het beschermde natuurgebied Huis ter Heide met aangrenzend het Natura2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen. De natuurstrook is eveneens een antwoord op de vraag naar landschappelijke inpassing en de wens om versnippering door nieuwe kantoorparken, industrie en infrastructuur tegen te gaan. De ca. 40m brede natuurstrook passeert autowegen, paden, het treinspoor en het Wilhelminakanaal door aanwezigheid van ecotunnels en een faunabrug. Om aanrijding met fauna te voorkomen en sturing te geven is de natuurstrook in een raster gezet. Gekozen is om tot 10 jaar na oplevering van de natuurstrook geen regulier beheer uit te voeren. Anno 2015 is de natuurstrook begroeid met riet, ruigte en (wilgen)struweel afgewisseld door open plekken en poelen. De strook heeft daardoor overall een relatief afwisselend karakter van nat tot droog.

Een monitoringsplan wordt opgesteld om het gebruik van de natuurstrook in beeld te krijgen. De uitvoering zal in het begin gebeuren met behulp van wildcamera's en mogelijk later aangevuld met veldinventarisatie. Sinds planvorming voor de natuurstrook langs de Burg. Letschertweg is het de ambitie van de gemeente Tilburg om aansluiting te krijgen met het NNN (Nationaal NatuurNetwerk). Concreet betekent dit dat de gemeente middels de natuurstrook Burg. Letschertweg bij wil dragen aan de verbinding van het beschermde natuurgebied Huis ter Heide met het Natura 2000-gebied Regte Heide & Riels Laag. Ten zuidwesten van de natuurstrook Burg. Letschertweg bevinden zich natte ecologische verbindingszones (waaronder Groote Leij) met aangrenzend NNN, waaronder Het Blok met beheertypen N16.01 Droog bos met productie en L01.01 Poel en kleine historische wateren. Om de afstand van de natuurstrook tot het bestaande NNN te minimaliseren heeft de gemeente Tilburg verzocht enkele agrarische percelen in de Gemeente Gilze en Rijen gedeeltelijk te bestemmen tot natuur waardoor de laatste grote barrière voor natuur in de natuurstrook Burg. Letschertweg is weggenomen. De wijziging van de planologische bestemming tot natuur is onderdeel van overkoepelende planvorming. De inrichting van de natuurstrook dient invulling te geven aan het model Droog Kralensnoer van de Provincie Noord-Brabant en qua kwaliteit en kwantiteit aan te sluiten op de bestaande natuurstrook. Dit

model is geschikt voor dieren van droge leefgebieden. Denk daarbij aan dagvlinders, sprinkhanen, reptielen (levendbarende hagedis) en aan grondgebonden zoogdieren als Egel, Wezel en Das en diverse muizensoorten. Voor een struweelvogel als de Geelgors vormt het een ideaal broedgebied. Het Droog Kralensnoer bestaat uit een brede corridor of uit een smallere corridor met stapstenen. De bouwstenen zijn: grasland, struweel en bos. De corridor bestaat hoofdzakelijk uit (hei)schraal grasland, brem- en/of braamstruweel en bos. Het is belangrijk dat hierin regelmatig open plekken voorkomen. Een zo breed mogelijke corridor is van groot belang. De minimale breedte is 40m.

 

De locatie van de nieuwe fietsbrug is ten noorden van de kruising van de Bredaseweg en de Burg. Letschertweg. Beide wegen behoren tot de hoofdverkeersstructuur en lopen door het landschap/ buitengebied. In stedenbouwkundige zin heeft de locatie geen accentuering nodig en daarom kan een hoogteaccent of markante verschijningsvorm achterwege blijven. De ontwerpopgave is juist om de brug te laten opgaan in het landschap door een zo natuurlijk mogelijke uitstraling.

2.2 Technische infrastructuur

Binnen het plangebied bevinden zich enkele technische infrastructurele voorzieningen. Eén daarvan heeft ruimtelijke relevantie en is derhalve op de verbeelding weergegeven. Het gaat hierbij om een gastransportleiding van de GasUnie.

[image]

 

 [image]

 

Afbeelding: technische infrastructuur binnen en rondom plangebied

 

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

 

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

3.2 Provinciaal ruimtelijk beleidskader

Volgens de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant (2014) is het plan gelegen buiten stedelijk gebied, in gemengd agrarisch gebied.

Van toepassing is derhalve artikel 7.19 Vr 2014. In het onderhavige geval is het duidelijk waarom de brug wordt aangelegd (verbetering verkeersveiligheid fietsers en verbetering doorstroming) en de redenen waarom de brug aan de noordzijde van de Bredaseweg is geprojecteerd, zijn ook duidelijk. Aan de zuidzijde is namelijk sprake van EHS. Gegeven het vorenstaande is ook artikel 3.2 Vr 2014 (inzake kwaliteitsverbetering van het landschap) aan de orde. De fietsbrug betreft immers een ruimtelijke ontwikkeling buiten de grenzen van bestaand stedelijk gebied. Dàt met het onderhavige project sprake is van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, is evident. In de eerste plaats zij verwezen naar hetgeen over dit onderwerp vermeld is in de bestemmingsplannen 'Verbreding Bredaseweg Fase I en II'. De fietsbrug is het sluitstuk van het verbredingsproject en is alleen om technische redenen niet meegenomen in de genoemde bestemmingsplannen. In die plannen is invulling gegeven aan de kwaliteitsverbetering van het landschap d.m.v. een kwalitatieve impuls voor het watersysteem.

Ook indien men het onderhavige plan als op zichzelfstaand zou beschouwen wat betreft het aspect 'kwaliteitsverbetering landschap' is het duidelijk dat sprake is van een positief effect. Ingevolge het eerste lid van artikel 3.3 Vr 2014 kan de kwaliteitsverbetering van het landschap immers o.a. gelegen zijn in de verbetering van de mogelijkheden voor extensief recreatief medegebruik van een gebied. De voorliggende fietsbrug betekent een stevige impuls voor het fietsverkeer tussen Tilburg en Breda, alsmede voor de ontsluiting van het buitengebied rondom Hulten en de mogelijkheden om daar als langzaamverkeerrecreant van te genieten. De fietsverbinding langs de N282 maakt deel uit van het utilitaire fietsnetwerk van de Provincie Noord-Brabant.

3.3 Gemeentelijk ruimtelijk beleidskader

 

3.3.1 Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld.

De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

Om antwoord te geven op de vraag hoe we dit gewenste toekomstbeeld samen met burgers en partners in de stad voor elkaar kunnen krijgen volgt de Omgevingsvisie Tilburg 2040 een strategie met drie sporen:

 

 

  1. Brabantstrategie: Tilburg kiest voor de kracht van stedelijke samenwerking

Samen met de andere Brabantse steden wil Tilburg de kracht van het stedelijk netwerk BrabantStad versterken. Om de benodigde schaalsprong naar een stedelijk netwerk te kunnen maken, moet Tilburg aantrekkelijk bereikbaar en concurrerend zijn.

Aantrekkelijk: Tilburg wil een aantrekkelijke stad zijn waar mensen graag wonen en werken, en waar het voor bedrijven interessant is om zich te vestigen. Niet alleen moet het aanbod van voorzieningen in de stad zelf aansprekend en hoogwaardig zijn, ook de groene omgeving en religieus en historisch erfgoed zijn belangrijke factoren.

Bereikbaar: goede verbindingen (weg, water, rail én digitaal) met de andere Brabantse steden zijn essentieel voor een sterk stedelijk netwerk.

Concurrerend: En duurzame concurrentiekracht kent in Tilburg twee belangrijke pijlers, namelijk kennis & creativiteit en smart industries. Concreet richt de Brabantstrategie zich op vier stedelijke knooppunten en drie stadsregionale parken.

De vier stedelijke knooppunten:

 

De drie stadsregionale parken zijn:

 

  1. De regiostrategie: de kracht van Tilburg als centrumstad

Bij de regiostrategie draait het om Tilburg in haar rol als centrumstad; Tilburg als belangrijke spil in de regio Hart van Brabant. Een goed bereikbare stad, waar bewoners uit de gehele omliggende regio graag komen voor werk, hoogwaardige medische zorg, uitstekend onderwijs, een compleet aanbod van winkels en spannende cultuur. Waar bedrijven hun ambities optimaal kunnen ontplooien. En waar het uitstekend (meerdaags) recreëren is. Een sterke stad kan niet zonder een sterke regio; omgekeerd geldt dat een sterke regio niet zonder een sterke stad kan. De regiostrategie richt zich op drie stedelijke knooppunten en twee regionale ecologische verbindingszones ten westen en oosten van de stad.

De drie stedelijke knooppunten zijn:

 

De twee ecologische verbindingszones:

 

  1. De stadsstrategie: leefbaarheid met oog voor de menselijke maat

De stadsstrategie richt zich op het realiseren van prettig leefbare wijken, dorpen en buitengebied.

Hoofdpunten van de stadsstrategie zijn:

 

Functie van de Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.

 

Project i.r.t. omgevingsvisie

In de periode 2010 - 2012 is de dubbelbaanse weg Burg. Letschertweg tussen de Midden-Brabantweg (A261) en Rijksweg (N281) aangelegd. Deze rondweg ten noorden en westen van Tilburg verbindt onder meer de Midden-Brabantweg met de A58. Tegelijkertijd is aan de buitenzijde van de weg een natuurstrook aangelegd. De natuurstrook komt voort uit een gemeentelijke ambitie, beschreven in de Omgevingsvisie Tilburg 2040, om lokale en regionale natuur te behouden en te verbinden.Sinds planvorming voor de natuurstrook langs de Burg. Letschertweg is het de ambitie van de gemeente Tilburg om aansluiting te krijgen met het NNN (Nationaal NatuurNetwerk). Concreet betekent dit dat de gemeente middels de natuurstrook Burg. Letschertweg bij wil dragen aan de verbinding van het beschermde natuurgebied Huis ter Heide met het Natura 2000-gebied Regte Heide & Riels Laag. De ecologische strook langs de fietsverbinding (op grondgebied van de gemeente Gilze en Rijen) draagt bij aan deze verbinding.

3.3.2 Overige gemeentelijke structuurvisies

Het verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP) is het vervolg van de Structuurvisie Water en Riolering Tilburg (SWR). Daarin geeft Tilburg haar beleidsmatige invulling aan de gemeentelijke zorgtaken voor afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorgplichten zijn gewijzigd per 1 januari 2008, waardoor gemeentelijke taken zijn uitgebreid. Daarnaast heeft Tilburg er expliciet voor gekozen overige waterdossiers te actualiseren en eveneens op te nemen in het vGRP.

Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders

 

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de bij het opstellen van dit bestemmingsplan van kracht zijnde beleidskaders ten aanzien van de in relatie tot het plan relevante thema´s. Daar waar nodig, wordt dieper ingegaan op de keuzes die in het plan zijn gemaakt op basis van deze kaders. Aan de onderwerpen Milieu en Water zijn aparte hoofdstukken gewijd.

4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg

 

4.2.1 Archeologie

 

4.2.1.1 Nota 'Grond voor het verleden'

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Hiermee is het Verdrag van Malta uit 1992 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Dit betekent onder meer het volgende:

  1. De introductie van het veroorzakersprincipe, waardoor de kosten van archeologisch onderzoek verhaald kunnen worden op de verstoorder;

  2. De verankering van de archeologische monumentenzorg in de ruimtelijke ordening.

Met de komst van de wet wijzigt het archeologiebestel in Nederland met name voor de overheidsorganen sterk. De nota 'Grond voor het verleden' (2007) is het beleidsplan voor het Tilburgse archeologiebeleid.

4.2.1.2 Historische geografie plangebied

4.2.1.3 Verwachtingswaarde plangebied

4.2.1.4 Vertaling naar bestemmingsplan

Vanwege de lage archeologische verwachting in het plangebied en de relatief geringe omvang van de te verwachten bodemverstoring voor de bouw van de fietsbrug en de aanlanding daarvan wordt geen archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. Het opnemen van de dubbelbestemming Waarde-Archeologie is niet nodig.

4.2.2 Cultuurhistorie en monumentenzorg

4.3 Verkeer en parkeren

 

4.3.1 Fietsplan Tilburg

Tilburg vindt fietsen belangrijk, want fietsen is goedkoop, snel en gezond. De stad geeft om haar luchtkwaliteit en mogelijkheden voor mobiliteit van haar inwoners. De gemeente ondersteunt dit met het fietsplan 2005 - 2015. Hierin staat omschreven hoe Tilburg steeds betere voorzieningen ontwikkelt om comfort en veiligheid voor fietsers te vergroten. Dit moet leiden tot een breder en intensiever fietsgebruik in de stad.

Op 10 april 2006 heeft de Tilburgse gemeenteraad het fietsplan ´Tilburg Fietst, Fietsplan Tilburg 2005 - 2015´ vastgesteld. De doelstelling van het fietsplan is om het fietsgebruik (nu 34% op verplaatsingen tot 7,5km) de komende 4 jaar met 1% per jaar te laten groeien. De gemeente wil dit bereiken door onder meer in te zetten op:

  1. het voltooien van het Sternet voor 2020;

  2. doelgroepenbenadering (schoolgaande jeugd, allochtonen, winkelend publiek);

  3. communicatie;

  4. het ontwikkelen van een fietstransferium.

Daarnaast is er in de intensivering van het fietsplan (vastgesteld op 10 oktober 2006) besloten dat de kwaliteit op alle fietsroutes verder verbeterd moet worden, het Sternet in 2015 voltooid moet zijn en er meer maatregelen voor de specifieke doelgroepen moeten worden genomen. Tot slot is hierin ook besloten in te zetten op een uitgebreide communicatie. In het fietsplan is een uitgebreid uitvoeringsprogramma opgenomen. Het belangrijkste onderscheid dat gemaakt kan worden, is als volgt:
Infrastructureel: Het sternet wordt in 2015 voltooid, ook kleinere fietspaden worden in asfalt aangelegd, het Sternet krijgt een sterk verbeterde verlichting, er wordt op grootschalige wijze onderhoud aan het sternet en de kleinere fietspaden uitgevoerd.

Beheer en onderhoud: Niet alleen wil de gemeente op alle Sternetroutes en fietspaden onderhoud plegen, ook wil de gemeente een grote kwaliteitsslag uitvoeren tijdens dit onderhoud.

Stallingsvoorzieningen: Er wordt een separaat stallingenplan opgesteld waarin voor alle knelpunten naar een oplossing wordt gezocht en waaraan een uitvoeringsprogramma komt te hangen.

Doelgroepenbenadering: Per doelgroep wordt bekeken welke middelen worden ingezet en wordt een uitgebreide campagne opgezet.

Communicatie: De centrale doelstelling van de communicatie is (meer) mensen vaker op de fiets krijgen en de bestaande fietsers behouden. Hier worden dan ook specifieke acties op ingezet die ook samenhangen met de uitvoeringsmaatregelen.

 

De aanleiding tot de bouw van een fietsbrug over de Burgemeester Letschertweg is het project inzake de verbreding (en in de gemeente Gilze en Rijen: omlegging) van de N282 en het bijbehorende MER en ander onderzoek, en niet zozeer het Fietsplan. Dat laat onverlet dat de voorziening wel een verbetering voor fietsers inhoudt die heel welkom is. De fietsroute over de Bredaseweg wordt op de kaart "Fietsnetwerk Tilburg 2013" (welke kaart aan het Fietsplan is gekoppeld) als secundaire fietsroute aangeduid. Deze interlokale fietsverbinding heeft voor de toekomst veel potentie. Dat heeft onder andere te maken met de opkomst van de E-bike, waardoor groter fietsafstanden mogelijk worden. Tussen de Burg. Baron van Voorst tot Voorstweg en de Burg. Letschertweg zijn enkele jaren geleden al nieuwe goede fietsvoorzieningen aangelegd die daarop anticiperen. Door de provincie wordt een snelfietsroute tussen Tilburg en Breda als kansrijk aangeduid en door de betreffende gemeenten (Tilburg, Gilze en Rijen, Oosterhout en Breda) wordt onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van zo'n route. De route langs de Bredaseweg is in dit kader een realistische optie.

 

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

 

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft weer hoe milieuaspecten een rol hebben gespeeld bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan.

5.2 Milieuhinder bedrijven

Bij het beoordelen van (binnen het plangebied of elders gelegen) bedrijven welke invloed hebben op het plangebied is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

Verkeersdoeleinden zoals ten behoeve van de te realiseren fietsbrug in onderhavig plan worden niet gerekend tot de bedrijven/activiteiten zoals bedoeld in de VNG-uitgave waardoor er ook geen richtafstanden van toepassing zijn. Milieuzonering speelt daarom geen rol en vormt geen belemmering met betrekking tot het realiseren van de brug.

5.3 Externe veiligheid

Gezien de aard en functie (fietsbrug), is er geen sprake van een verblijfsfunctie. Zodoende worden er geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt in dit plan. Externe veiligheid is daardoor niet relevant.

5.4 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

5.4.1 Wegverkeerslawaai

Binnen het plangebied zijn geen geluidgevoelige bestemmingen gelegen die binnen de zones van wegen liggen, zoals bedoeld in hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder ("zones langs wegen"). De normen uit de Wet geluidhinder zijn hierdoor formeel niet van toepassing.

Middels onderhavig plan wordt de aanleg van een fietsbrug mogelijk gemaakt. Omdat de fietsbrug alleen gebruikt wordt door langzaam verkeer (brom-, snor- en gewone -fietsers en voetgangers), en deze groep verkeersdeelnemers niet althans nauwelijks bijdraagt aan de hoogte van het verkeerslawaai, is het aspect wegverkeerslawaai niet relevant.

5.4.2 Railverkeerslawaai

Binnen het plangebied zijn geen geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de zone van het spoortraject Tilburg-Breda / Tilburg-Eindhoven / Tilburg-'s-Hertogenbosch. De normen uit hoofdstuk VII ("zones langs spoorwegen") van de Wet geluidhinder zijn hierdoor niet van toepassing.

5.4.3 Industrielawaai

In het plangebied is de vestiging uitgesloten van bedrijven die vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningen Besluit (c.q. de desbetreffende bijlage bij de Wabo). Hoofdstuk V "Zones rond industrieterreinen" van de Wet geluidhinder is hierdoor niet van toepassing.

5.4.4 Luchtvaartlawaai

Het plangebied ligt binnen de 35-40Ke contour van de militaire vliegbasis Gilze-Rijen.

Binnen het bestemmingplan is er geen sprake van het mogelijk maken van geluidgevoelige bestemmingen. Dit aspect hoeft niet verder te worden onderzocht.

5.5 Lucht

Het doel van de Wet luchtkwaliteit (opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer) is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Het besluit is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van mensen. De grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10; fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen geven het kwaliteitsniveau van de buitenlucht aan dat op een gegeven tijdstip moet zijn bereikt en daar waar het juiste kwaliteitsniveau al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.

Het bestemmingsplan maakt de aanleg van een fietsbrug mogelijk. De aanleg van de fietsbrug zal naar verwachting "niet in betekenende mate" bijdragen aan de luchtkwaliteit. Dit aspect hoeft dan ook niet verder te worden onderzocht.

5.6 Geur

Gezien het feit dat de te realiseren fietsbrug niet kan worden aangemerkt als een inrichting of bedrijfs- (activiteit) en er geen wet- en regelgeving bestaat met betrekking tot geurhinder afkomstig van dergelijke verkeersdoeleinden, zijn er geen normen waaraan getoetst dient te worden.

Daarnaast is de brug geen geurgevoelige bestemming zodat er geen sprake kan zijn van geurhinder door eventueel nabijgelegen geurveroorzakende bedrijven en veehouderijen.

5.7 Bodem

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een bodemonderzoek.

De kwaliteit van de bodem ter plaatse van de nieuw te realiseren fietsbrug is aan de hand van een verkennend onderzoek uit 1996 onderzocht. Uit de gegevens die uit dit onderzoek naar voren kwamen blijkt dat er in het gehele plangebied concentratieverhogingen van zware metalen worden geconstateerd. Deze zware metalen worden ook in het grondwater in verhoogde mate aangetroffen. Uit onderzoeken uitgevoerd binnen een straal van 50 meter blijken vergelijkbare verhogingen. Ten aanzien van de fietsbrug geven deze verhogingen geen belemmeringen. Er is geen sprake van humaan risico. Voor de vergunningaanvraag is geen aanvullend onderzoek noodzakelijk. Een fietsbrug is namelijk niet aan te merken als verblijfsruimte.

5.8 Natuur en Ecologie

Natuur

 

Wettelijke kaders

De bescherming van de natuur is in Nederland wettelijk vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. De Wet Natuurbescherming bestaat uit een hoofdstuk "Natura 2000-gebieden" (ter vervanging van de Natuurbeschermingswet), een hoofdstuk "soorten" (ter vervanging van de Flora- en faunawet) en een hoofdstuk "houtopstanden" (ter vervanging van de Boswet). De Wet Natuurbescherming voorziet ten opzichte van de oude wetten in een meer directe doorvertaling en interpretatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en andere internationale verdragen en overeenkomsten. Daarnaast is onder de nieuwe wet het bevoegd gezag van het rijk naar de provincies verschoven.

 

Het hoofdstuk Natura 2000-gebieden heeft betrekking op de Natura-2000-gebieden, die Nederland heeft aangewezen ter bescherming van natuurwaarden uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Als er door projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden op de natuurwaarden in deze gebieden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de aangewezen natuurwaarden van een Natura 2000-gebied zijn vergunningplichtig. Als significante effecten aan de orde zijn, wordt slechts onder zeer strikte voorwaarden een vergunning verleend.

 

Het hoofdstuk Soorten heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën en op een aantal vissen, ongewervelde diersoorten en vaatplanten. Voor alle plant- en diersoorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer dat wat redelijkerwijs mogelijk is doet of nalaat om schade aan soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor de wettelijk beschermde soorten gelden bovenop de zorgplicht verbodsbepalingen voor schadelijke ingrepen. Voor het beoordelen van ruimtelijke ingrepen zijn de soorten in te delen in de volgende categorieën:

 

Voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaats en soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het strengste beschermingsregime. Het is verboden dieren van deze soorten te doden, te vangen, opzettelijk te verstoren en tevens om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor planten geldt een verbod op plukken, ontwortelen en vernielen. Ontheffing van deze verboden is slechts mogelijk voor een beperkt aantal in de wet genoemde belangen, en mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Om de gunstige staat van instandhouding te waarborgen is het bovendien in de meeste gevallen nodig om mitigerende en/of compenserende maatregelen te nemen. Voor vogels zonder jaarrond beschermde nestplaatsen gelden deze voorwaarden ook. Voor deze soorten kan overtreding van de verbodsbepalingen echter worden voorkomen door werkzaamheden uit te voeren buiten de broed- en nestperiode.

 

Voor nationaal beschermde diersoorten is het verboden om deze opzettelijk te doden of te vangen en om rust- en voortplantingsplaatsen te beschadigen of vernielen. Voor nationaal beschermde plantensoorten is het verboden om deze opzettelijk te plukken, ontwortelen of vernielen. De provincie kan ontheffing van de verboden verlenen voor ruimtelijke ontwikkelingen, mits er geen andere bevredigende oplossing bestaat en de gunstige staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Er geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen indien wordt gewerkt conform een goedgekeurde gedragscode.

 

Naast dit wettelijk kader vindt beleidsmatige bescherming van natuurwaarden plaats in het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen bekend als ecologische hoofdstructuur - EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau is vastgelegd. De provinciale groenstructuur bestaande uit het Natuurnetwerk Brabant (NNB) en Groenblauwe Mantel is ruimtelijk vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Het Natuurnetwerk Brabant is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Het beleid binnen het Natuurnetwerk Brabant is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden via een "nee-tenzijbenadering". De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats via de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw en het agrarisch gebied, alsook het stedelijk gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid binnen de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel geeft ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties, zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de “ja-mitsbenadering”. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.

 

Analyse plangebied

 

Natura 2000-gebieden

Het plangebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Regte Heide & Riels Laag op 6,5 kilometer van het plangebied. Gezien deze afstand en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.

 

Natuurbescherming in Verordening Ruimte 2014

Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Verordening Ruimte. Het dichtstbijzijnde gebied dat tot het Natuurnetwerk Brabant behoort, is het Bleukbos ten zuiden van de Rijksweg. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 5.1 lid 6 van de Verordening Ruimte, zijn gezien de huidige verstorende werking van de Rijksweg en de zeer beperkte externe invloed van de geplande ontwikkeling redelijkerwijs uit te sluiten.

De fietsbrug doorkruist wel een ecologische verbindingszone die op gemeentelijk niveau is vastgelegd als onderdeel van de Groene Mal. Deze verbindingszone ligt ten westen van de Burgemeester Letschertweg en kan in de toekomst worden aangesloten op bosgebied Het Blok. De fietsbrug wordt via een overspanning over de ecologische verbindingszone aangelegd. Ter plaatse van de verbindingszone krijgt de brug een dubbelbestemming waarmee het behoud van de verbindingszone planologisch is geborgd.

 

Soortenbescherming

De ecologische verbindingszone ten westen van de Burgemeester Letschertweg is geschikt als leefgebied, migratieroute en/of foerageergebied voor diverse beschermde soorten waarvoor geen provinciale vrijstelling geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen (vleermuizen, broedvogels, kleine marterachtigen). De groenstrook blijft in het plan behouden als ecologische verbindingszone, maar kan in de aanlegfase verstoord worden. Om verstoring te minimaliseren zal een ecologisch werkprotocol opgesteld worden voor de aanleg van de brug. Hiermee kunnen negatieve effecten en daarmee overtreding van de Wet Natuurbescherming redelijkerwijs voorkomen worden.

 

Verder zijn in het gebied begroeiingen aanwezig waar vogels in kunnen nestelen, in de vorm van bomen, struiken en ruigtebegroeiiingen. Het gaat daarbij om vogelsoorten waarvan de nesten uitsluitend gedurende de broed- en nestperiode beschermd zijn. Vaste, jaarrond beschermde nesten zoals roofvogel- en roekennesten zijn niet aanwezig. Negatieve effecten op broedende vogels dienen te worden voorkomen door begroeiingen waarin vogels kunnen nestelen te verwijderen buiten het broedseizoen. De periode van 15 maart tot 15 juli wordt over het algemeen beschouwd als broedseizoen. De Wet Natuurbescherming kent echter geen standaardperiode voor het broedseizoen, het gaat erom of er een broedgeval is. De genoemde periode kan daarom slechts als vuistregel worden gehanteerd.

 

Voor overige soortgroepen geldt dat het plangebied uitsluitend geschikt is als vaste rust- en verblijfplaats van soorten van algemeen vrijgestelde soorten. Tenslotte is voor alle soorten de wettelijke zorgplicht voor flora en fauna van kracht. In het kader van de zorgplicht zijn echter geen specifieke voorzorgsmaatregelen verbonden aan dit plan.

 

Conclusie

Vanuit de wettelijke gebiedsbescherming van Natura 2000-gebieden zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden. Ook vanuit de natuurbeschermingsregels uit de Verordening Ruimte (Natuurnetwerk Brabant en Groenblauwe Mantel) zijn geen beperkingen of voorwaarden aan het plan verbonden.

Het bestemmingsplan kan in overeenstemming met de wettelijke soortenbescherming worden uitgevoerd, mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

 

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

Dit hoofdstuk geeft weer hoe wateraspecten een rol hebben gespeeld bij het voorliggende bestemmingsplan.

6.1 Bestaand watersysteem

Het plangebied is gelegen in het stroomgebied van de Donge en behoort zowel kwalitatief als kwantitatief tot het beheergebied van Waterschap Brabantse Delta.

Het plangebied heeft een bruto oppervlakte van 31034m². Het plangebied ligt deels op het grondgebied van de gemeente Gilze en Rijen (10080). Deze waterparagraaf heeft betrekking op het hele plangebied (dus ook het deel op grondgebied van Gilze en Rijen). In de huidige situatie is het plangebied onbebouwd. De ontwikkeling betreft de aanleg van een fietspad en fietsbrug over de Burg. Letschertweg. De terreinhoogte is ongeveer 9,75m +NAP.

Uit het globaal onderzoek Beheerbestemmingsplannen Gemeente Tilburg, GEOFOX, 23 oktober 2006, blijkt de grondopbouw over het algemeen te bestaan uit zwak lemig, matig fijn zand. De te verwachten doorlatendheid is goed, dat is gunstig voor infiltratie van regenwater in de bodem.

De maatgevende grondwaterstand is 7.00m +NAP. De ontwateringdiepte is ruim voldoende voor de nieuwe functie.

In het gebied ligt aan beide zijden van de tangent een oppervlaktewater (categorie B) dat gecombineerd wordt met een zaksloot. De watergang heeft een functie voor de afwatering van de omliggende percelen en in tevens berging voor het regenwater dat van de Rijksweg afstroomt. Deze wateren blijven ongemoeid. In het gebied ligt geen riolering.

6.2 Duurzaam waterbeheer

 

6.2.1 Beleidskader

De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat er in tegenstelling tot vroeger, meer rekening gehouden moet worden met water. Het huidige beleid van het rijk, de provincie, de waterbeheerder en de gemeente is gericht op een duurzaam waterbeheer. Belangrijk in deze aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en het reserveren van de ruimte die nodig is voor de wateropgave.

Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. De EU stelt de normen voor prioritaire stoffen. De ecologische doelstellingen zijn regionaal vastgesteld in het Stroomgebiedbeheersplan Maas. De grondwatervoorraad moet stabiel zijn en natuurgebieden mogen niet verdrogen door een te lage grondwaterstand.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21), -kwaliteit en ecologie (KRW).

Wat het regionale beleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater. Het Provinciale Waterplan 2010 - 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRW-doelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRW-doelstellingen te realiseren.

Het waterschap De Brabantse Delta heeft het Waterbeheerplan 'Grenzeloos Verbindend' 2016 - 2021 vastgesteld op 14 oktober 2015. Tevens is het Provinciale Milieu en Waterplan 2016 - 2021 door de provincie Noord Brabant vastgesteld. Beide plannen lopen parallel met de 2e termijn van de Kaderrichtlijn Water. Het Waterbeheerplan is opgesteld vanuit de invalshoeken: Risico’s beheersen, Duurzame ontwikkeling, Maatschappelijk verantwoord en vernieuwend en Effectief en efficiënt. Een gezonde leefomgeving, met daarbij een goede balans tussen mens, milieu en economie (people, planet en profit). Inzet is gericht op het bereiken van de doelen: droge voeten, voldoende water, bevaarbare rivieren, gezonde natuur en schoon water, door samenwerking met partners. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels en van de Keur waterschap De Brabantse Delta (datum intrede 1 maart 2015), die van belang is voor eventuele ontwikkelingen.

Het waterbeleid van de gemeente Tilburg in het vGRP 2016-2020, vastgesteld november 2016. Bij de totstandkoming van dit beleid zijn de waterbeheerders nauw betrokken. De Omgevingsvisie 2040 is in september 2015 vastgesteld. Daarin zijn alle uitgangspunten en opgaves voor de komende decennia vastgelegd. Daarin wordt de vastgestelde visie verder afgewikkeld. In het vGRP is verder invulling aan het lange termijn beleid dat gestart is met het Waterplan (1997), het Waterstructuurplan (2002), Structuurvisie Water en Riolering 2010-2015 en voorgaande Gemeentelijk Rioleringsplannen.

6.2.2 Afwegingen

De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een fietsbrug over de Burg. Letschertweg. De toename van verharding als gevolg van de aanleg van de fietsbrug is ongeveer 2800m². Daarvan ligt 1292m² op het grondgebied van de gemeente Gilze en Rijen. Er vindt geen afstroming van hemelwater van de brug naar oppervlaktewater plaats. Het afstromende regenwater kan in de berm (het talud van de brug) infiltreren. Aan deze toename van verharding is geen bergingsopgave verbonden.

 

Watersysteem

Voor het watersysteem in het plangebied gelden de volgende randvoorwaarden:

6.3 Watertoets

Aangezien er nauwelijks sprake is van waterbelangen in het plangebied, hebben waterschap Brabantse Delta en de gemeente besloten de watertoets maximaal verkort te volgen. Hierdoor wordt deze waterparagraaf direct verwerkt in het ontwerpplan, zoals in eerder gemaakte afspraken om het vooroverleg vereenvoudigd te volgen. Het waterschap geeft dan ook geen voorlopig wateradvies. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets wordt verstrekt bij de terinzagelegging. Het advies van het waterschap in het kader van de watertoets is verstrekt bij brief van 30 mei 2016. Met enkele opmerkingen aangaande de plantoelichting heeft het waterschap ingestemd met het bestemmingsplan.

 

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.6. van het Bro verplicht de bestemmingsplanwetgever een vast te stellen bestemmingsplan te doen vergezellen door een toelichting, waarin (o.a.) zijn neergelegd de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan. Het onderhavige plan bevat geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.2 van de Wro) is derhalve niet van toepassing. Er hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld.

De gemeente is initiatiefnemer van het project. De kosten van de uitvoering zijn gedekt, de dekking komt deels vanuit het project "Verdubbeling Bredaseweg" en voor het overige wordt het project gesubsidieerd door de provincie. Eventuele toe te kennen tegemoetkomingen in planschade zullen worden voldaan uit de algemene middelen, hiervoor is geen budget beschikbaar. Gelet op het vorenstaande is het plan economisch uitvoerbaar.

 

Hoofdstuk 8 Burgerparticipatie en overleg

 

8.1 Kennisgeving ex artikel 1.3.1 Bro

Artikel 1.3.1 van het Bro verplicht bestuursorganen, die een structuurvisie of een bestemmingsplan voorbereiden, waarbij sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling en waarbij geen milieu-effectrapport wordt opgesteld, kennis te geven van het voornemen te komen tot vaststelling van die structuurvisie of dat bestemmingsplan. In casu is het voornemen te komen tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan op zaterdag 14 juni 2014 gepubliceerd in Stadsnieuws Tilburg (huis-aan-huisblad).

8.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is onder vermelding van een reactietermijn van vier weken verzonden naar de in artikel 3.1.1 Bro genoemde overleginstanties. Het concept is verzonden aan de volgende organisaties:

Instantie

Datum verzending

Datum ontvangst reactie

Opmerkingen?

Provincie Noord-Brabant
Directie ROH

2-3-2015

26-3-2015

nee

Waterschap Brabantse Delta

2-3-2015

3-4-2015

ja

Nederlandse Gasunie District West

2-3-2015

9-3-2015

ja

College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Gilze en Rijen

2-3-2015

24-3-2015

ja

Wijkraad Reeshof

24-3-2015

-

nee

Hieronder worden de overlegreacties met opmerkingen (samengevat) weergegeven, waarbij tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders wordt vermeld.

 

Waterschap Brabantse Delta

In paragraaf 6.1 (bestaand watersysteem) staat de volgende tekst: 'In het gebied liggen langs de Rijksweg en de tangent leggerwatergangen (categorie B) die gecombineerd worden met een zaksloot. De watergang heeft een functie voor de afwatering van de omliggende percelen en is tevens berging voor het regenwater dat van de Rijksweg afstroomt. In het gebied ligt geen riolering'. Aan beide zijden van de Burg. Letschertweg ligt een categorie B oppervlaktewater. Het betreft dus geen leggerwatergang. Verder willen wij u meegeven dat de Keur waterschap Brabantse Delta van toepassing is voor alle activiteiten in en nabij oppervlaktewater, mogelijk dat er dus een Watervergunning nodig is voor het aanleggen, hebben en onderhouden van de fietsbrug.

Standpunt gemeentebestuur

De opmerking is overgenomen en verwerkt in de toelichting.

 

Nederlandse Gasunie District West

De aanwezige gasleiding binnen het plangebied is een 66,2bar gasleiding. Voor deze gasleiding geldt een belemmeringenstrook van 5m. ter weerszijden ipv 4m. Binnen artikel leiding-gas wordt aangegeven dat deze gasleiding een belemmeringenstrook heeft van 4m. ter weerszijden. Dit is onjuist moet zijn 5m. Wij verzoeken u om op de verbeelding en binnen artikel leiding-gas de belemmeringenstrook aan te passen naar 5m ter weerszijden.

Standpunt gemeentebestuur

De opmerking is overgenomen en verwerkt in de regels en op de verbeelding.

 

College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Gilze en Rijen

Ingekomen is een ambtelijke reactie met een aantal opmerkingen over het plan, vooral wat betreft de onderbouwing van het project.

Standpunt gemeentebestuur

Inmiddels is de werkwijze aangaande de samenwerking tussen Tilburg en Gilze en Rijen met betrekking tot de planologische procedures ten behoeve van dit project gewijzigd. Gilze en Rijen is in planologische zin 'in the lead'. Het door die gemeente - mede - ten behoeve van de fietsbrug opgestelde bestemmingsplan heeft op onderdelen zijn waarde voor het onderhavige bestemmingsplan. Delen van (vooral de toelichting) van het plan van Gilze en Rijen zijn overgenomen in het voorliggende plan.

8.3 Burgerparticipatie

Mede ter uitvoering van het bepaalde in de door de raad vastgestelde Handreiking Burgerparticipatie en met het oog op de vormgeving van de brug is een ambitiecommissie in het leven geroepen welke bestaat uit:

Een flink deel van de omwonenden c.q. belanghebbenden neemt deel in deze commissie. Doel van de commissie is het bepalen van de randvoorwaarden voor de uitstraling van de brug en het doen participeren van omwonenden en belanghebbenden in het project. Tevens wordt de commissie betrokken bij de situering (ligging) van de brug. Op basis van de door de commissie aangedragen randvoorwaarden voor de vormgeving kan een inschrijvende partij een ontwerp indienen. De commissie zal de inschrijvingen beoordelen en op basis van deze beoordeling volgt uiteindelijk een keuze voor de brug en dus het winnende ontwerp. De commissie is in drie bijeenkomsten bij elkaar gekomen om een ambitiedocument op te stellen. Medio 2016 worden naar verwachting de inzendingen beoordeeld.

8.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), gedurende zes weken ter inzage gelegen, te weten van maandag 18 april 2016 tot en met maandag 30 mei 2016. Tijdens deze periode zijn er 5 zienswijzen ingediend. Deze worden hieronder samengevat weergegeven, met daarbij het uiteindelijke standpunt van het gemeentebestuur t.a.v. die zienswijzen. De zienswijzen zijn integraal beoordeeld.

 

Zienswijze 1 - bewoner Vlagtweddestraat, Tilburg

 

Reclamant stelt voor om vanaf de geplande fietsbrug een vertakking te maken richting het Vlodroppad, over de Bredaseweg heen, zodat er een Y-brug ontstaat en het stoplicht voor fietsers en voetgangers aan het Vlodroppad ook kan verdwijnen.

 

Standpunt gemeentebestuur

In de gekozen variant is het zo dat het Vlodroppad, zowel ten noorden als ten zuiden van de Bredaseweg, geheel komt te vervallen. De noord-zuid oversteek van de Bredaseweg wordt (is) veilig ingericht op de kruising Bredaseweg-Bleukbosweg. Langzaam verkeer wordt naar die kruising geleid.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

Zienswijze 2 - bewoners Hulteneindsestraat, Hulten

 

  1. Reclamanten vinden het een mooi streven om de verkeersveiligheid te vergroten, maar zijn toch niet overtuigd van het nut van de fietsbrug. Reclamanten wijzen erop dat er meer problematische oversteken zijn in Tilburg en vragen zich af of de kosten in dit geval opwegen tegen de verwachte baten.

 

Standpunt gemeentebestuur

Het feit dat er meer verkeerstechnische aandachtspunten in de gemeente zijn, leidt niet noodzakelijkerwijs tot de conclusie dat de onderhavige fietsbrug in zichzelf geen verbetering inhoudt of niet gerealiseerd zou moeten worden. De brug vergroot overigens niet alleen de verkeersveiligheid voor langzaam verkeer, maar ook de doorstroming van het autoverkeer op de Burg. Letschertweg - N282/Bredaseweg, doordat het langzaam verkeer geen gebruik meer hoeft te maken van die kruising. Daardoor ontstaat er ruimte voor langere 'groentijden' van de verkeerslichten voor het autoverkeer. Er is ter plaatse sprake van een kruising met een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom met een maximum snelheid van 80km/uur. De richtlijn voor dergelijke kruisingen is dat ongelijkvloerse voorzieningen in deze situaties gewenst of noodzakelijk zijn (CROW publicatie 230 Ontwerpwijzer fietsverkeer (2006)). Een fietsbrug kan de fietsstructuur meer aaneengesloten en veilig maken. De fietsverbinding langs de N282 maakt daarnaast deel uit van het utilitaire fietsnetwerk van de Provincie Noord-Brabant (Fiets in de Versnelling: Visie 2020 met actieprogramma (2009)). In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan voor de periode 2009 - 2015 (van de Gemeente Gilze en Rijen) is opgenomen dat de gemeente Gilze en Rijen in overleg met de provincie de fiets- en voetgangersoversteek N282 ter hoogte van Hulten (planstudie N282) zal verbeteren. Zie voor het Tilburgse fietsbeleid ook de beantwoording van onderdeel m van deze zienswijze. Kortgezegd past de brug voor langzaam verkeer in dit beleid. Bij al deze beleidskaders wordt met de fietsverbinding en de fietsbrug aangesloten, waarmee het nut naar ons oordeel is aangetoond.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Sinds de opstelling van het MER van oktober 2011 waarin een voorstel is gedaan voor een fietsbrug, is de situatie veranderd. Reclamanten zijn van mening dat de uitgangspunten inzake het besluit voor de aanleg van de fietsbrug daardoor niet meer correct zijn. Er wordt bijvoorbeeld gesteld dat er bij storing van de verkeersregelinstallatie 6 + 3 stroken moeten worden overgestoken. Dit is volgens reclamanten incorrect. In de huidige situatie is er sprake van 4 + 2 stroken. Verkeersregelaars of noodaggregaten zouden dit probleem tijdelijk kunnen oplossen.

 

Standpunt gemeentebestuur

Reclamanten merken terecht op dat in de huidige situatie nog sprake is van 4+2 stroken. De toelichting wordt op dit punt aangepast.

 

Conclusie

De zienswijze leidt tot aanpassing van de plantoelichting en is in die zin gegrond.

 

  1. Reclamanten menen dat de aanpassingen aan de N282 niet hebben geleid of zullen leiden tot een dermate grote kruising dat het wenselijk is om langzaam verkeer ongelijkvloers af te wikkelen.

 

Standpunt gemeentebestuur

Zie primair de beantwoording van onderdeel a van deze zienswijze. Het ongelijkvloers afwikkelen van het langzaam verkeer leidt onmiskenbaar tot een verbetering van de verkeersveiligheid en de doorstroming op genoemde kruising. Daarnaast wordt de fietsroute Breda-Tilburg versterkt.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Reclamanten zijn van mening dat de fietsroute niet bijzonder intensief gebruikt wordt en dat een verbreding van het fietspad niet nodig is. Van oponthoud voor fietsers en bromfietsers en opstoppingen van het autoverkeer is volgens reclamanten nog nooit sprake geweest op dit kruispunt.

 

Standpunt gemeentebestuur

Het ongelijkvloers afwikkelen van het langzaam verkeer leidt onmiskenbaar tot een verbetering van de verkeersveiligheid. Dat ten eerste. Daarnaast blijkt uit het MER N282 RIJEN - HULTEN - REESHOF dat de wachttijden voor groen licht voor gemotoriseerd verkeer op de kruising uit de hand lopen (met als uitgangspunt de doorrekening tot 2020). De doorstroming op de kruising verbetert door het langzaam verkeer van de kruising te halen. Hoewel de wachttijden voor langzaam verkeer op zich inderdaad acceptabel zijn, brengt dit dus juist te lange wachttijden voor het gemotoriseerde verkeer met zich. De 'doorstroomwinst' zit in langere groentijden voor gemotoriseerd verkeer.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Reclamanten schrijven dat bij de omlegging van de N282 is aangegeven dat de verkeerslichten ter hoogte van het vliegveld zullen leiden tot opstoppingen van autoverkeer. Problemen door de fietsoversteek ter hoogte van de Bredaseweg en Burg. Letschertweg zijn volgens reclamanten nooit genoemd.

Standpunt gemeentebestuur

Dit is feitelijk onjuist. Het MER N282 RIJEN - HULTEN - REESHOF is hier duidelijk in en redeneert vanuit de doorstroming van het verkeer in zijn algemeenheid en dan met name het gemotoriseerde verkeer. Op afbeelding 2.13 van het MER zijn de kruisingen opgenomen waar de norm van 120 seconden wachttijd wordt overschreden op verschillende momenten in de tijd. Daaruit blijkt dat dit op de onderhavige kruising in 2020 het geval zal zijn. Per kruising wordt een oplossing gezocht. Voor de kruising Burg. Letschertweg – Bredaseweg is er voor gekozen om al het langzaam verkeer van de kruising te halen waardoor de wachttijden voor het gemotoriseerde verkeer kunnen worden geoptimaliseerd.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Volgens reclamanten gebruiken de meeste fietsers andere routes. Met het oog op de wensen van de Provincie en de CROW publicatie stellen reclamanten het alternatief voor om een ongelijkvloerse oversteek aan te leggen ter hoogte van Nerhoven richting de Hultenseweg over de Burg. Letschertweg. Volgens reclamanten zou dit een betere besteding zijn van de gelden. Zij doen een alternatief voorstel voor een snelle fietsverbinding langs het spoor via de Reeshof.

 

Standpunt gemeentebestuur

Een route langs het spoor staat los van een fietsroute langs de N282. Ook staan nut en noodzaak van een fietsbrug op de locatie Nerhoven (overigens: deze locatie bevindt zich buiten de gemeentegrenzen van Tilburg) in beginsel los van het project N282 en maakt dit dan ook geen deel uit van dit plan. Het feit dat een fietsburg elders mogelijk gewenst is of dat er een andere route is die (ook) veel wordt gebruikt, doet verder niet af aan nut en noodzaak van de voorliggende fietsbrug. Feit is dat ongelijkvloerse voorzieningen op kruisingen als deze gewenst zijn (CROW publicatie 230 Ontwerpwijzer fietsverkeer (2006)).

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Reclamanten stellen dat alleen een fietsbrug de route niet aantrekkelijker zal maken voor fietsers tussen Breda en Tilburg, omdat zij verderop alsnog tweemaal de Bredaseweg moeten oversteken op gedeelten waar 80km/uur mag worden gereden.

 

Standpunt gemeentebestuur

Dat er op andere gedeelten van de fietsroute Breda-Tilburg (mogelijk) nog knelpunten zijn, doet niet af aan het nut van de onderhavige fietsbrug. Zie hiervoor ook de reactie op onderdeel a van deze zienswijze.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Reclamanten begrijpen niet hoe aan de tekst in Hoofdstuk 2 van de plantoelichting over een ecologische verbindingszone een argument kan worden ontleend voor de aanleg van de fietsbrug.

 

Standpunt gemeentebestuur

De desbetreffende tekst is niet gericht op het geven van argumenten voor de fietsbrug. Wel is het zo dat de brug wordt benut voor het aanleggen van een nog 'ontbrekend' stukje ecologische verbindingszone.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. De geplande fietsbrug doorsnijdt akkerland in het buitengebied en maakt volgens reclamanten inbreuk op het agrarisch verbredingsgebied. De fietsbrug doet ook afbreuk aan het open karakteristiek van het landschap, zoals benoemd in het bestemmingsplan Buitengebied van de Gemeente Gilze en Rijen uit 2010.

Standpunt gemeentebestuur

De brug zelf bevindt zich boven de Burg. Letschertweg in bestaand stedelijk gebied in de gemeente Tilburg, maar de afzink naar straatpeil in de gemeente Gilze en Rijen heeft inderdaad plaats over een nieuw aan te leggen stuk fietspad, dat een akker doorsnijdt. Dit doet slechts in geringe mate afbreuk aan het karakter en de openheid van het landschap. In elk geval niet in de mate waarin nieuwe gebouwen of grotere andere bouwwerken dat zouden doen. Er is juist voor het voorliggende tracé gekozen op basis van landschappelijke argumenten. Door op de nu voorgestelde locatie te kiezen voor een fietsbrug met een tamelijk lange aanloop en een eveneens vrij lange afzink, kan gewerkt worden met landschappelijke, groene taluds, wordt voorkomen dat de fietsbrug een massieve 'landmark' wordt en kan de aansluiting worden gezocht met het omliggende landschap. Zo maakt de fietsbrug op subtiele wijze duidelijk de toegang tot Tilburg te zijn. Enige afbreuk aan de openheid van het landschap zal er waarschijnlijk wel zijn. Dat geldt voor elk tracé. Zo dicht bij de grens met stedelijk gebied hebben wij (waarbij in dit geval tevens het gemeentebestuur van Gilze en Rijen wordt bedoeld) in de belangenafweging tussen de openheid van het landschap en het belang van de fietsbrug als zodanig (zie hiervoor ook de beantwoording van onderdeel a) laatstgenoemd belang laten prevaleren.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Er wordt in het ontwerpbestemmingsplan gesteld dat de fietsbrug zal leiden tot ruimtelijke kwaliteitsverbetering, echter dit wordt volgens reclamanten niet onderbouwd. Reclamanten zijn van mening dat er zelfs een kwaliteitsvermindering zal optreden, doordat de aanleg van een niet natuurlijk element afbreuk doet aan het buiten-stedelijk gebied.

 

Standpunt gemeentebestuur

Deze zienswijze wordt gegeven in relatie tot onderdeel 3.2 van de plantoelichting. Daar staat vrij vertaald slechts vermeld dat de ingevolge de provinciale Verordening ruimte vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap ook kan worden vormgegeven door middel van ontsluiting van het buitengebied (mede in het kader van recreatie) en/of een kwalitatieve impuls aan het watersysteem. Hierin zijn geen directe argumenten voor de fietsbrug gelegen; slechts de verplichting uit de Verordening ruimte wordt hier toegelicht. Gelet op de instemmende vooroverlegreactie van de provincie, alsmede het uitblijven van een provinciale zienswijze, wordt e.e.a. door de provincie akkoord bevonden.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Reclamanten begrijpen niet hoe de fietsbrug, als sluitstuk van het verbredingsproject, invulling geeft aan de kwaliteitsverbetering van het landschap door middel van een kwalitatieve impuls van het watersysteem.

 

Standpunt gemeentebestuur

Deze zienswijze wordt gegeven in relatie tot onderdeel 3.2 van de plantoelichting. Daar staat vrij vertaald slechts vermeld dat de ingevolge de provinciale Verordening ruimte vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap ook kan worden vormgegeven door middel van ontsluiting van het buitengebied (mede in het kader van recreatie) en/of een kwalitatieve impuls aan het watersysteem. Hierin zijn geen directe argumenten voor de fietsbrug gelegen; slechts de verplichting uit de Verordening ruimte wordt hier toegelicht. Gelet op de instemmende vooroverlegreactie van de provincie, alsmede het uitblijven van een provinciale zienswijze, wordt e.e.a. door de provincie akkoord bevonden.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Volgens reclamanten wordt er in het ontwerpbestemmingsplan gesproken over een impuls voor het fietsverkeer, maar worden er vage wensen en overwegingen gebruikt om de aanleg van de dure fietsbrug te ondersteunen.

 

Standpunt gemeentebestuur

Zie de beantwoording van onderdeel a van deze zienswijze.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Reclamanten zijn van mening dat het vergezocht is om argumenten te zoeken in het gemeentelijk ruimtelijk beleidskader voor de aanleg van de fietsbrug. Ook het fietsplan Tilburg uit 2006 biedt volgens reclamanten geen argumenten voor de aanleg van de fietsbrug, omdat er nergens in dit plan de wens voor een fietsbrug aan de westzijde van de stad wordt uitgesproken.

 

Standpunt gemeentebestuur

De aanleiding tot de bouw van een fietsbrug over de Burg. Letschertweg is het project inzake de verbreding (en in de gemeente Gilze en Rijen: omlegging) van de N282 en het bijbehorende MER en ander onderzoek. Dat laat onverlet dat de voorziening wel een verbetering voor fietsers inhoudt die heel welkom is. De fietsroute over de Bredaseweg wordt op de kaart "Fietsnetwerk Tilburg 2013" (welke kaart aan het Fietsplan is gekoppeld) als secundaire fietsroute aangeduid. Deze interlokale fietsverbinding heeft voor de toekomst veel potentie. Dat heeft onder andere te maken met de opkomst van de E-bike, waardoor grotere fietsafstanden mogelijk worden. Tussen de Burg. Baron van Voorst tot Voorstweg en de Burg. Letschertweg zijn enkele jaren geleden al nieuwe goede fietsvoorzieningen aangelegd die daarop anticiperen. Door de provincie wordt een snelfietsroute tussen Tilburg en Breda als kansrijk aangeduid en door de betreffende gemeenten (Tilburg, Gilze en Rijen, Oosterhout en Breda) wordt onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van zo'n route. De route langs de Bredaseweg is in dit kader een mogelijkheid die wordt onderzocht. Het vorenstaande zal nadrukkelijker worden benoemd in Hoofdstuk 4 van de plantoelichting.

 

Conclusie

De zienswijze leidt tot een aanpassing van de plantoelichting en is in die zin gegrond.

 

  1. In het ontwerpbestemmingsplan onder 5.4 wordt gesteld dat de fietsbrug alleen gebruikt zal worden door fietsers en voetgangers. Reclamanten vragen zich af of bromfietsers gebruik mogen maken van de brug. Bromfietsers dragen bij aan verkeerslawaai. Indien bromfietsers geen gebruik mogen maken van de fietsbrug, dan gelden voor hen de aangedragen argumenten voor de aanleg van de fietsbrug niet.

 

Standpunt gemeentebestuur

Uiteraard mogen ook brom- en snorfietsers gebruik maken van de brug, die bedoeld is voor al het langzaam verkeer. In genoemd onderdeel 5.4 van de plantoelichting zullen wij dit expliciet vermelden.

 

Conclusie

De zienswijze leidt tot aanpassing van de plantoelichting en is in die zin gegrond.

 

  1. Volgens reclamanten ontbreekt de onderbouwing van een afweging voor de kosten van de investering, afgezet tegen de voordelen van de aanleg van de fietsbrug. Reclamanten menen dat er een probleem is en dat de investering meer gewenst is op andere beleidsterreinen.

 

Standpunt gemeentebestuur

Deze zienswijze wordt gegeven in relatie tot de paragraaf inzake de economische uitvoerbaarheid van het plan. Een dergelijke paragraaf zit in elk bestemmingsplan. Afwegingen van strategische of financiëel beleidsmatige aard (in de zin van: waarom wordt in het desbetreffende project gemeentelijk geld geïnvesteerd, en waarom wordt dat geld niet in bijvoorbeeld armoedebeleid of handhaving gestoken?) horen in een dergelijke paragraaf niet thuis. De uitvoerbaarheidsparagraaf spitst zich toe op een verantwoording van de uitvoerbaarheid van het in concreto voorliggende project. De uitvoerbaarheidsparagraaf wordt voor alle duidelijkheid wel tekstueel iets aangescherpt, in die zin dat het budget voor de brug met naam en toenaam wordt vermeld. Conclusie blijft dat geen exploitatieplan vereist is.

 

Conclusie

De zienswijze leidt - indirect - tot een aanpassing van de plantoelichting en is in die zin gegrond.

 

  1. Reclamanten zien graag een ontwerptekening waarin zowel de geplande situatie in Tilburg als in de gemeente Gilze en Rijen weergegeven wordt, mede om zienswijzen te kunnen indienen over de aanleg en de geplande op- en afritten in de gemeente Gilze en Rijen.

 

Standpunt gemeentebestuur

De gevraagde tekening wordt naar reclamanten opgestuurd.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is in die zin ongegrond.

 

  1. Er is binnen de gemeente Gilze en Rijen een belanghebbendengroep ingericht, maar dit wordt niet gemeld in de paragraaf burgerparticipatie van het ontwerpbestemmingsplan. Volgens reclamanten dient er voor de aanleg van de fietsbrug een meer integrale aanpak gehanteerd te worden. Reclamanten zijn niet als belanghebbende betrokken bij de burgerparticipatie in de ambitiecommissie en zijn derhalve van mening dat de gemeente Tilburg op dit punt tekort is geschoten.

 

Standpunt gemeentebestuur

Voor de uitwerking van de randvoorwaarden m.b.t. het ontwerp van de brug is een ambitiecommissie ingesteld. Voor deze commissie zijn de direct betrokkenen in de omgeving van de brug uitgenodigd om zitting te nemen, alsmede een afgevaardigde van de wijkraad Reeshof, enkele vakspecialisten van betrokken gemeenten en de provincie Noord Brabant. Ten tijde van het samenstellen van de commissie heeft de gemeente Tilburg gekeken naar de directe betrokkenheid bij de realisatie van de brug. Reclamanten zijn in dat proces niet gezien als direct betrokkene en derhalve niet uitgenodigd. Reclamanten hebben overigens wel zitting genomen in de werkgroep 'ontsluiting Hulten', een werkgroep van Gemeente Gilze Rijen, welke parallel heeft opgetrokken. In deze werkgroep is vooral gekeken naar de ontsluiting van de woonkern Hulten ten tijde van de afsluiting N282. In deze werkgroep is ook de fietsroute van en naar de fietsbrug besproken. In die zin zijn reclamanten in het voortraject wel betrokken bij de totstandkoming van deze fietsroute. Ten overvloede vermelden wij op deze plaats overigens nog dat formele inspraak bij een bestemmingsplan als het onderhavige, wettelijk pas verplicht is vanaf de zienswijzenfase. Reclamanten hebben een bewonersbrief ontvangen, waarin zij zijn gewezen op het ontwerpbestemmingsplan en de mogelijkheid om zienswijzen kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid hebben zij gebruik gemaakt.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Reclamanten willen graag weten bij welke gemeente het idee van de fietsbrug is ontstaan.

 

Standpunt gemeentebestuur

De fietsbrug is een gezamenlijk initiatief van de gemeenten Gilze en Rijen en Tilburg en de provincie, zulks op basis van een gezamenlijke keuze in het kader van het project 'verbreding en omlegging N282/Bredaseweg', na uitgebreide belangenafweging en o.a. een MER.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is in die zin ongegrond.

 

Zienswijze 3 - Bewoner pand aan de Rijksweg te Hulten

 

  1. Het ontwerpbestemmingsplan voldoet volgens reclamanten niet aan de wettelijke eisen, omdat:

Vorenstaande in samenhang gezien, zijn reclamanten van mening dat het besluit een voorbereidingshandeling is die reclamanten aanmerkelijk schaadt in hun belangen.

 

Standpunt gemeentebestuur

Er zijn geen juridische beletselen om ten behoeve van een infrastructureel werk een bestemmingsplanprocedure op te starten indien nog niet alle benodigde gronden zijn verworven. Voor de volledigheid merken wij op dat het bestemmingsplan van de gemeente Gilze en Rijen in juni in ontwerp ter inzage is gelegd.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Reclamanten zijn van mening niet alleen in hun financiële positie, maar ook in hun privacy geschaad te worden. Het achterterrein van de woning van reclamanten zal visueel belast worden door het langzaam verkeer en hun verlichting, evenals de verlichting van de voorzieningen, zal lichtoverlast veroorzaken. Reclamanten zijn van mening dat hun belangen niet, dan wel onvoldoende draagkrachtig zijn gewogen. Reclamanten begrijpen niet waarom hun belang moet wijken voor het algemeen belang aangaande de goede ruimtelijke ordening en dragen een alternatief aan, namelijk om de fietsbrug aan te sluiten op het bestaande fietspad gelegen vóór de woning van reclamanten, in plaats van de aanleg van een nieuw fietspad achter de woning. Reclamanten zijn van mening dat het plan hun leefomgeving onnodig zal veranderen.

 

Standpunt gemeentebestuur

Bij dit soort infrastructurele projecten komt altijd een belangenafweging kijken. In casu menen wij dat het algemeen belang van verkeersveiligheid en doorstroming op de kruising in redelijkheid mag prevaleren boven de door reclamanten genoemde belangen. Daarnaast is de afstand tussen het aan te leggen fietspad en de woning van reclamanten dermate groot (rond de 40 meter), dat naar ons oordeel niet van een significant verlies van privacy of van significante lichthinder gesproken kan worden. Bovendien bevindt zich tussen het fietspad en de woning van reclamanten nog een groot gebouw van ca. 12 x 30 meter. Ten slotte is het zo dat voor zover er sprake is van aantasting van financiële belangen een verzoek om tegemoetkoming in planschade kan worden gedaan door reclamanten. Er is gekozen voor het nu voorliggende tracé, omdat dit landschappelijk beter inpasbaar is in de omgeving. Bij een oversteek ter hoogte van de bestaande kruising zou gekozen moeten worden voor een tamelijk massieve brug. In de nu gekozen variant kan worden gewerkt met landschappelijk beter inpasbare taluds, met een langere 'aanloop' en een meer geleidelijke 'afzink'. Zo wordt voorkomen dat de fietsbrug een massieve 'landmark' wordt en kan de aansluiting worden gezocht met het omliggende landschap. Op deze wijze maakt de fietsbrug op subtiele wijze duidelijk de toegang tot Tilburg te zijn.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Er is volgens reclamanten niet gemotiveerd dat het plan voor de fietsbrug een goede ruimtelijke ordening waarborgt. De aanleg van de fietsbrug zal volgens reclamanten leiden tot een verslechtering van de ruimtelijke kwaliteit.

 

Standpunt gemeentebestuur

Zie ook de reactie op onderdeel b van deze zienswijze. Er is uitgebreid gekeken naar verschillende tracévarianten, waarbij een goede landschappelijke inpassing steeds voorop heeft gestaan. Door op de nu gekozen locatie te kiezen voor een fietsbrug met een tamelijk lange aanloop en een eveneens vrij lange afzink, kan gewerkt worden met landschappelijke, groene taluds, wordt voorkomen dat de fietsbrug een massieve 'landmark' wordt en kan de aansluiting worden gezocht met het omliggende landschap. Zo maakt de fietsbrug op subtiele wijze duidelijk de toegang tot Tilburg te zijn.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. De beoogde stevige impuls voor het fietsverkeer tussen Tilburg en Breda is volgens reclamanten niet goed beargumenteerd.

 

Standpunt gemeentebestuur

De aanleiding tot de bouw van een fietsbrug over de Burg. Letschertweg is het project inzake de verbreding (en in de gemeente Gilze en Rijen: omlegging) van de N282 en het bijbehorende MER en ander onderzoek. Dat laat onverlet dat de voorziening wel een verbetering voor fietsers inhoudt die heel welkom is. De fietsroute over de Bredaseweg wordt op de kaart "Fietsnetwerk Tilburg 2013" (welke kaart aan het Fietsplan is gekoppeld) als secundaire fietsroute aangeduid. Deze interlokale fietsverbinding heeft voor de toekomst veel potentie. Dat heeft onder andere te maken met de opkomst van de E-bike, waardoor groter fietsafstanden mogelijk worden. Tussen de burgemeester Van Voorst tot Voorstweg en de Burg. Letschertweg zijn enkele jaren geleden al nieuwe goede fietsvoorzieningen aangelegd die daarop anticiperen. Door de provincie wordt een snelfietsroute tussen Tilburg en Breda als kansrijk aangeduid en door de betreffende gemeenten (Tilburg, Gilze en Rijen, Oosterhout en Breda) wordt onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van zo'n route. De route langs de Bredaseweg is in dit kader een realistische optie.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Reclamanten zijn van mening dat de aanleg van de fietsbrug de ecologische hoofdstructuur zal schaden.

 

Standpunt gemeentebestuur

Dit is aantoonbaar onjuist. In de eerste plaats komen in het plangebied geen terreinen voor die begrensd zijn als Ecologische Hoofdstructuur. In de tweede plaats leidt de fietsbrug juist tot de (vrijwillige) aanleg van een nieuw stuk ecologische verbindingszone, zie hiervoor de plantoelichting. Ten slotte is het zo dat het integrale project 'omlegging en verbreding N282/Bredaseweg' er juist toe leidt dat 'Het Blok', een in de gemeente Gilze en Rijen gelegen stuk ecologische hoofdstructuur, in verkeerstechnisch opzicht wordt ontzien.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Er is volgens reclamanten niet inzichtelijk gemaakt dat er in het ontwerpbestemmingsplan rekening gehouden is met waardevolle bomen.

 

Standpunt gemeentebestuur

Zie ook de beantwoording van onderdeel e. van de zienswijze. Daarnaast is bij het bestemmingsplan een Boomwaardekaart gevoegd, waarop waardevolle en potentieel waardevolle bomen staan aangegeven. Uit deze kaart blijkt dat er geen waardevolle bomen sneuvelen.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Volgens reclamanten is niet inzichtelijk gemaakt dat er in het ontwerpbestemmingsplan rekening is gehouden met Natura2000 gebieden.

 

Standpunt gemeentebestuur

Dit is aantoonbaar onjuist. In de plantoelichting wordt onder het kopje 'Natuur en ecologie' in onderdeel 5.8 uitgebreid ingegaan op Natura2000. Dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Regte Heide & Riels Laag op een afstand van ca. 6,5km.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Volgens reclamanten is niet inzichtelijk gemaakt dat er in het ontwerpbestemmingsplan rekening is gehouden met de geldende luchtvaartverkeerszone. Volgens reclamanten is evenmin inzichtelijk gemaakt dat er in het ontwerpbestemmingsplan rekening is gehouden met de luchtvaart geluidszone.

 

Standpunt gemeentebestuur

De fietsbrug is geen geluidgevoelig object, of qua bouwhoogte van een aard die zich niet verdraagt met op grond van de diverse luchtvaartverkeerzones toegelaten bouwhoogten. Het plan gaat in onderdeel 5.4.4 in op het aspect 'luchtvaartlawaai' en ook de luchtvaartverkeerzone komt terug in het plan. Zie hiervoor de verbeelding en de desbetreffende bijlagekaarten bij de regels, alsmede de regelonderdelen 8.1.1 en 8.1.2.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Volgens reclamanten zijn de verkeerstechnische aspecten van het plan voor de fietsbrug niet voldoende onderbouwd.

 

Standpunt gemeentebestuur

De brug vergroot niet alleen de verkeersveiligheid voor langzaam verkeer, maar ook de doorstroming van het autoverkeer op de Burg. Letschertweg - N282/Bredaseweg, doordat het langzaam verkeer geen gebruik meer hoeft te maken van die kruising. Daardoor ontstaat er ruimte voor langere 'groentijden' van de verkeerslichten voor het autoverkeer. Er is ter plaatse sprake van een kruising met een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom met een maximum snelheid van 80km/uur. De richtlijn voor dergelijke kruisingen is dat ongelijkvloerse voorzieningen in deze situaties gewenst of noodzakelijk zijn (CROW publicatie 230 Ontwerpwijzer fietsverkeer (2006)). Een fietsbrug kan de fietsstructuur meer aaneengesloten en veilig maken. De fietsverbinding langs de N282 maakt ten slotte deel uit van het utilitaire fietsnetwerk van de Provincie Noord-Brabant (Fiets in de Versnelling: Visie 2020 met actieprogramma (2009)). In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan voor de periode 2009 - 2015 (Gemeente Gilze en Rijen) is opgenomen dat de gemeente Gilze en Rijen in overleg met de provincie de fiets- en voetgangersoversteek N282 ter hoogte van Hulten (planstudie N282) zal verbeteren. Uit de beantwoording van onderdeel d van deze zienswijze blijkt dat de brug ook past in het fietsbeleid van Tilburg. Bij al deze beleidskaders wordt met de fietsverbinding en de fietsbrug aangesloten. Het vorenstaande zal nadrukkelijker worden benoemd in de Hoofdstukken 2 en 4 van de plantoelichting.

 

Conclusie

De zienswijze leidt tot een aanpassing van de plantoelichting en is in die zin gegrond.

 

  1. Volgens reclamanten zijn de constructief-technische aspecten van het plan voor de fietsbrug niet voldoende onderbouwd.

 

Standpunt gemeentebestuur

Reclamant geeft niet aan in welke zin genoemde aspecten niet voldoende zijn onderbouwd. In algemene zin merken wij op dat de constructief-technische aspecten aan de orde komen in de vergunningfase. Uiteraard worden deze getoetst aan van toepassing zijnde regelgeving.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Reclamanten zijn van mening dat het ontwerpbestemmingsplan niet aansluit bij de Omgevingsvisie Tilburg 2040, waarin het streven naar een evenwichtige ontwikkeling van economie, maatschappij en leefomgeving wordt uitgesproken waarbij people, planet en profit in balans zijn.

 

Standpunt gemeentebestuur

De fietsbrug vergroot de verkeersveiligheid (people), wordt landschappelijk ingepast en voorzien van een annexe natuurstrook/ecologische verbindingszone (planet) en zorgt voor een betere doorstroming op de kruising Bredaseweg - Burg. Letschertweg (profit).

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Reclamanten zijn van mening dat het plan voor hen economische veranderingen met zich meebrengt met oog op de uitbating van het naastgelegen restaurant.

 

Standpunt gemeentebestuur

Naar de schade gerelateerde aspecten van het project is onderzoek gedaan ('Planschade- Nadeelcompensatierisicoanalyse Restaurant Stad Parijs' d.d. 27 mei 2016). Dit advies is bij reclamanten bekend. Op deze plaats volstaan wij met de opmerking dat voor zover sprake is van voor tegemoetkoming of compensatie in aanmerking komende schade, daar regelingen voor zijn en dat (plan)schade bij een private partij sec niet afdoet aan nut, noodzaak en belang van een infrastructureel project als het onderhavige. Overigens past deze zienswijze meer bij reclamanten in hun hoedanigheid van indieners van de zienswijze onder volgnummer 4.

 

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is in die zin ongegrond.

 

Zienswijze 4 - Restaurant Stad Parijs

 

  1. Het ontwerpbestemmingsplan voldoet volgens reclamanten niet aan de wettelijke eisen, omdat:

Volgens reclamanten motiveert het plan onvoldoende dat de realisatie van het voorliggende bestemmingsplan binnen de aan te nemen planperiode realiseerbaar is.

 

Standpunt gemeentebestuur

Er zijn geen juridische beletselen om ten behoeve van een infrastructureel (bouw)werk een bestemmingsplanprocedure op te starten indien nog niet alle benodigde gronden zijn verworven. Voor de volledigheid merken wij op dat het bestemmingsplan van de gemeente Gilze en Rijen in juni in ontwerp ter inzage is gelegd.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

  1. Er is volgens reclamanten geen rekening gehouden met hun belangen. De belangen van reclamanten zijn niet evenwichtig afgewogen tegenover het algemeen belang van de goede ruimtelijke ordening. Reclamanten gaan ervan uit dat hun belangen bij de gemeente Tilburg bekend zijn.

 

Standpunt gemeentebestuur

Bij dit soort infrastructurele projecten komt altijd een belangenafweging kijken. In casu menen wij dat het algemeen belang van verkeersveiligheid en doorstroming op de kruising in redelijkheid mag prevaleren boven de door reclamanten genoemde belangen. Zulks is geenszins onzorgvuldig geschied, zo is bijvoorbeeld een m.e.r.-procedure doorlopen en is een inschatting gemaakt van de schade aan de zijde van reclamanten.

 

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassingen van het plan en is ongegrond.

 

Zienswijze 5 - Waterschap Brabantse Delta

 

  1. Het waterschap Brabantse Delta heeft het verzoek om in de toelichting op te nemen hoe omgegaan wordt met de aanwezige B-wateren en de retentievoorziening.

 

Standpunt gemeentebestuur

De genoemde wateren blijven ongemoeid. Dit wordt in de toelichting vermeld.

 

Conclusie

De zienswijze leidt tot een aanpassing van de plantoelichting en is in die zin gegrond.

 

  1. Het waterschap Brabantse Delta wijst op een foutieve verwijzing naar het beleid van het waterschap opgenomen in de waterparagraaf van de toelichting en levert een alternatieve tekst aan.

 

Standpunt gemeentebestuur

De tekst wordt aangepast.

 

Conclusie

De zienswijze leidt tot een aanpassing van de plantoelichting en is in die zin gegrond.