direct naar inhoud van Artikel 3 Centrum
Plan: Spoorzone, uitwerkingsplan deelgebied Hart van Brabantlaan (TTS)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2011022-e001

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Functies

De voor ´Centrum´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. kantoren;
  • c. binnenrecreatie en sport, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan sportscholen en fitnesscentra;
  • d. horeca van de categorie 1 en/of 2;
  • e. dienstverlening;
  • f. wonen, met dien verstande dat sprake is van gestapelde woningen;
  • g. bouwwerken van algemeen nut;
  • h. tracé voor hoofdtransportleidingen.

3.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'groen' zijn de voor 'Centrum' aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor groen- en speelvoorzieningen, met uitzondering van in- en uitritten parkeervoozrieningen en calamiteiten route;
  • b. 'verkeer' zijn de voor 'Centrum' aangewezen gronden uitsluitend bestemd voor verkeersvoorzieningen ten behoeve van wegverkeer en verblijf.
  • c. 'brug' zijn de voor 'Centrum' aangewezen gronden, mits gelegen in de zoneringen gebiedsaanduiding "veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen" en "groen" bestemd voor bruggen en andere verkeersverbindingen.
3.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Centrum´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen ten behoeve van wegverkeer en verblijf;
  • b. groen- en speelvoorzieningen;
  • c. kantines / restauratieve voorzieningen;
  • d. tuinen en erven;
  • e. objecten voor beeldende kunst;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

voor zover deze behoren bij, en ondergeschikt zijn aan de onder 3.1.1 en 3.1.2 genoemde functies.

3.1.4 Hogere grenswaarden

Bij het realiseren van de toegelaten bestemming en/of functies moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere grenswaarde (bijlage ontwerp beschikking hogere grenswaarden) en de daarin opgenomen voorwaarden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Geluid rail- en wegverkeer

Railverkeer

De voorgenomen woningbouw is gelegen binnen de geluidzone van de spoorlijn Tilburg - Breda.

In aanvulling op het bepaalde in 3.1.4 dient de gevel of dienen de gevels van geluidgevoelige objecten te zijn voorzien van zodanige geluidwerende voorzieningen dat de geluidsbelasting op die gevel(s) vanwege railverkeer niet meer dan 68 dB bedraagt door een mogelijkheid van het college om een hogere waarde vast te stellen.

Dit bepaalde is niet van toepassing in het geval dat wordt overgaan tot realisering van een dove gevel of dove gevels.

Wegverkeer

De voorgenomen woningbouw is gelegen binnen de geluidzones van de Hart van Brabantlaan, St.Ceciliastraat, Gasthuisring en de Noordhoekring. Voor het gebouw geldt volgens artikel 3.1 van het Besluit geluidhinder een voorkeursgrenswaarde van 48dB. Artikel 3.2 van het Besluit geluidhinder biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid om een hogere waarde vast te stellen tot een waarde van maximaal 63dB.

3.2.2 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. het minimale percentage onbebouwde ruimte binnen het gehele bestemmingsvlak bedraagt 25;
  • b. de bebouwingsindex bedraagt maximaal 2,9.

3.2.3 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag 100 bedragen, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte 2 m" en "maximale bouwhoogte 5 m" mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m resp. 5 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m;
  • f. ter plaatse van de overige gronden binnen het bouwvlak mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 20 m.

3.2.4 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht, met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en ondergronds bouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag in het bouwvlak niet meer dan 3 m en buiten het bouwvlak niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen' (maar buiten de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone-weg') mag een (fiets)brug worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 5 m;
  • d. tenzij dit elders in de uitwerkingregels is uitgesloten, is ondergronds bouwen ten behoeve van parkeren, passages, bergingen en technische ruimtes binnen het bestemmingsvlak toegestaan met dien verstande dat:
    • 1. 100% van het bouwvlak mag worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;
    • 2. buiten het bouwvlak mag 10% worden worden aangewend voor ondergrondse bouwwerken;
    • 3. ondergrondse bouwwerken dienen te worden gebouwd onder het maaiveld en aan de straatzijde onder het straatpeil en mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van:-het woon- en leefklimaat en de milieukwaliteit, de verkeers-, sociale-, brand. en externe veiligheid, de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, de waterhuishouding, natuurwaarden en de archeologische waarden.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
  • d. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
  • e. maximale bouwdiepte voor ondergrondse bouwwerken.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen binnen het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 3.4.3, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.3 onder f., voor het verhogen van de bouwhoogte voor gebouwen tot een maximale hoogte zoals met maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding is aangegeven;
  • b. het bepaalde in 3.2.3 onder e., voor het verhogen van hogere bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tot een hoogte zoals met de maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat deze verhoging uitsluitend is toegestaan voor zover het gallerijen betreft die de verschillende bouwblokken verbinden of ten behoeve van noodzakelijke akoestische- en windhinder voorzieningen;
  • c. het bepaalde in 3.2.5 voor de opgenomen hoogte voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een maximum hoogte van 5 m, voor antennes die van de voet af gemeten een hoogte hebben van meer dan 5 m, respectievelijk antennes, voor zover gelegen achter een woning of een ander gebouw, met een doorsnede groter dan 2 m en een hoogte van meer dan 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein.

Daarnaast zijn de in 3.4.2 genoemde mogelijkheden voor binnenplans afwijken van overeenkomstige toepassing binnen het bouwvlak.

3.4.2 Binnenplans afwijken t.b.v. bouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 11.4.4, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • d. het bepaalde in 3.2.5 voor de hoogte van erfafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • e. het bepaalde in 3.2.5 voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 5 m;
  • f. het bepaalde in 3.2.5 voor vlaggenmasten, zulks tot een hoogte van maximaal 10 m.

3.4.3 Voorwaarden

Omgevingsvergunningen als bedoeld in 3.4.1 en 3.4.2 worden slechts verleend indien:

  • a. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • c. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast
  • e. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • h. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening worden gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Centrum´, wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur} anders dan toegelaten op grond van 3.1.1;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • d. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Binnenplans afwijken t.b.v. onzelfstandige wooneenheden

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van het bepaalde in 3.5.1 sub d ten behoeve van het maximaal aantal gehuisveste personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) - in een woning - indien:

  • a. de betreffende woning zodanig is gesitueerd dat bewoning door meer dan 5 personen in onzelfstandige wooneenheden aanvaardbaar is, dit in relatie tot omliggende woningen;
  • b. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor de bewoners van de betreffende woning;
  • c. aannemelijk is dat op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.