Plan: | Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 2e herziening (Boterberg 2) |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2011019-e001 |
Het ontwerpbestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 2e herziening (Boterberg 2) heeft van vrijdag 2 september tot en met donderdag 13 oktober 2011 ter inzage gelegen voor zienswijzen. Gedurende deze periode zijn er twee schriftelijke zienswijzen ingekomen. De zienswijzen zijn tijdig ingediend en ontvangen en zodoende ontvankelijk.
Hierna volgt een zakelijke puntsgewijze samenvatting van de ingekomen zienswijzen en het standpunt van de gemeente hierover.
Zienswijze 1: Praxis Vastgoed B.V. en Praxis doe-het-zelf center b.v.
Korte inhoud
Op de eerste plaats wordt verwezen naar het eerder ingediende beroepschrift tegen het bestem-mingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 en gericht tegen de in de plan opgenomen mogelijkheid tot vestiging van een drive-in aan de Boterberg 2. Over dat beroepschrift heeft de Raad van State op 20 april 2011 een uitspraak gedaan. Men wenst dat beroepschrift als herhaald en ingelast te zien als onderdeel van de zienswijze.
De indruk wordt gewekt dat de drive-in slechts een opslag- en afhaalfaciliteit betreft, terwijl de drive-in niets meer of minder is dan uitbreiding van de detailhandelsfunctie van de bestaande Hornbach- vestiging. Het bestemmingsplan voorziet niet in een wijziging van de bestemming van de gronden waarop de bestaande Hornbachvestiging is gerealiseerd. De ruimtelijke effecten van de vergroting van de detailhandelsfunctie zijn door de labeling van de drive-in als opslag- en afhaalfaciliteit mede gelet op de handhaving van de detailhandelsfunctie van de bestaande Hornbachvestiging niet correct betrokken bij de opstelling van het onderhavige bestemmingsplan.
Met het gemeentelijk detailhandelsbeleid en het onderhavige bestemmingsplan wordt miskend dat de ruimtelijke effecten van een opslag- en afhaalcentrum en een reguliere bouwmarkt hetzelfde zijn. Het feit dat in de drive-in niet wordt afgerekend maakt dat niet anders. In dit verband wordt verwezen naar een uitspraak van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht van 5 november 2009. Kern van deze uitspraak is de voorzieningenrechter geen grond ziet voor het oordeel dat het op een vaste plaats uitleveren van goederen ter nakoming van elders gesloten koopovereenkomsten niet als gebruik voor detailhandel kan worden aangemerkt.
Nu er sprake is van perifere detailhandel met dezelfde ruimtelijke uitstraling als perifere detailhandel waarbij langs een kassa moet worden gelopen, wordt de drive-in dan ook in strijd met doel en strekking van het gemeentelijke detailhandelsbeleid geacht. Nu de gebruiksmogelijkheden van de bestaande Hornbach niet planologisch worden beperkt, leidt de positieve bestemming van de drive-in tot een vergroting van de detailhandelsfunctie op het bedrijventerrein Vossenberg met de oppervlakte van de gronden waaraan de aanduiding 'detailhandel perifeer (dhp)' is toegekend.
Een distributieplanologisch onderzoek waaruit blijkt dat deze uitbreiding niet leidt tot een duurzame ontwrichting van de distributieplanologische voorzieningenstructuur ontbreekt, terwijl de effecten voor verkeer, parkeren en de luchtkwaliteit eveneens op het onjuiste uitgangspunt zijn gebaseerd dat de drive-in nauwelijks ruimtelijke effecten sorteert.
Het bepaalde in artikel 1.54 van de planregels (perifere detailhandel) is verwarrend, nu zij niet slechts het begrip "perifere detailhandel" omschrijft, maar ook bepaalt waar "perifere detailhandel" is toegestaan. De bestemmingsregeling suggereert dat perifere detailhandel overal op de gronden aangewezen voor de bestemming "Bedrijventerrein en Bedrijf" is toegestaan, hetgeen strijdig is met artikel 3.1.2. van de planregels.
Gelet op het voorgaande dient het planologische kader voor het gebruik en bebouwing ten behoeve van iedere vorm van perifere detailhandel uit het onderhavige bestemmingsplan verwijderd te worden. Het verzoek is dan ook artikel 3.1.2. van de planregels en de aanduidingen (dhp) en (op) van de verbeelding te schrappen.
Praxis verzoekt de raad om af te zien van vaststelling van het bestemmingsplan.
Aanvullende zienswijzen uit beroepschrift van 21 mei 2010.
Korte inhoud.
Praxis stelt zich op het standpunt dat het ontwerp voorziet in een uitbreiding van 4600 m² wvo detailhandel. Naar het oordeel van Praxis is het vloeroppervlak van de drive-in ten onrechte niet als wvo aangemerkt. Dat er geen kassafunctie is in de drive-in doet er niet toe. Praxis verwijst in dit verband naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht. Praxis stelt dat niet vaststaat dat er geen verkoopactiviteiten in de drive-in zullen plaatsvinden. Door de realisatie van de drive-in zal feitelijk sprake zijn van een uitbreiding van de winkelvloeroppervlakte van de Hornbach vestiging aan de Hestiastraat.
Ten onrechte is geen onderzoek gedaan naar de aanwezige marktruimte in deze branche. Het uitvoeren van een distributieplanologisch onderzoek (hierna: “DPO”) is verplicht op basis van artikel 5.1.3 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Ten onrechte is geen onderzoek gedaan naar de aanwezige marktruimte voor de uitbreiding van het assortiment “tuincentrum”.
Er is geen sprake van representatieve bedrijfsbebouwing langs de Dongenseweg.
Er is onvoldoende onderzoek verricht naar de verkeersaantrekkende werking van de drive-in. De conclusies uit de rapporten van BRO zijn onjuist nu ten onrechte niet is uitgegaan van een uitbreiding van 4600 m2 wvo detailhandel.
Het rapport van KEMA is gebrekkig, nu hierin wordt uitgegaan van de gegevens van het rapport van BRO. Het rapport van KEMA geeft een te positief beeld van het effect op de luchtkwaliteit. Er moet vanuit worden gegaan dat sprake is van een ontwikkeling die “in betekenende mate” bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Er is onvoldoende rekening gehouden met de toename van de parkeervraag. De toename van de parkeer-vraag is onvoldoende in kaart gebracht.
Volgens Praxis komt het toegestane gebruik conform het bestemmingsplanvoorschrift “detailhandel perifeer”, niet overeen met hetgeen in de toelichting staat omschreven. Het ontwerpbestemmingsplan is innerlijk tegenstrijdig.
Er is ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de aanwezige marktruimte, de luchtkwaliteit, verkeer en parkeren.
Standpunt gemeente.
Ad 1 en 2.
Op de eerste plaats willen wij er op wijzen dat het door Praxis Vastgoed B.V. en Praxis doe-het-zelf center b.v. ingediende beroepschrift tegen het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 en gericht tegen de in dat plan opgenomen mogelijkheid tot vestiging van een drive-in aan de Boterberg 2, heeft geleid tot een uitspraak van de Raad van State, waarna dat bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Met betrekking tot dat beroepschrift is door de gemeente Tilburg destijds via een verweerschrift een standpunt ingenomen. Wij zien dan ook geen reden om over een beroepschrift uit een afgeronde procedure - en dat overigens een ander bestemmingsplan betrof dan het nu in het geding zijnde bestemmingsplan - (opnieuw) een standpunt in te nemen.
Wij richten ons dan ook primair op de overige inhoud van de nu voorliggende zienswijze. Echter, omwille van de volledigheid, zullen ook de gronden die geacht kunnen worden betrekking te hebben op het nu in het geding zijnde planologisch kader, hierna worden behandeld.
Met betrekking tot het eerste inhoudelijke punt bestrijden wij dat de drive-in meer zal zijn dan een opslag- en afhaalfaciliteit. De beoogde functie is nauwgezet omschreven in het bestemmingsplan en ook vastgelegd in de regels. Ingevolge het bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming “Bedrijventerrein” met de nadere aanduiding “detailhandel perifeer” en “opslag” met dien verstande dat de detailhandel is beperkt tot een afhaalcentrum en opslag. Er is sprake van een adequate regeling die een zelfstandige detailhandelsfunctie uitsluit.
De gebruiksmogelijkheden voor Hornbach zijn naar ons oordeel wel degelijk beperkt tot het afhalen van goederen en het is dan ook logisch dat de diverse ruimtelijke onderzoeken opgenomen in het bestem-mingsplan op die functie zijn afgestemd.
De drive-in heeft een relatie met de hoofdvestiging van Hornbach. De drive-in zal de druk op het ge- bruik van de ruimte op en om de Hornbachvestiging verlichten. Dit zal de kwaliteit van het bedrijventerrein ten goede komen (minder logistieke problemen, minder verkeersoverlast van de bestaande laad – en loslocatie voor klanten en minder zichtbare open opslag).
De drive–in is bedoeld om de artikelen die in het vaste assortiment van de Hornbachvestiging aan de Hestiastraat aanwezig zijn, op een doelgerichte en efficiënte manier aan de Hornbach klanten te kunnen leveren. In wezen is de drive–in een uitgifteservice voor de klanten die de hoofdvestiging bezoeken.
De beweerde strijdigheid met het gemeentelijke detailhandelsbeleid kunnen wij niet onderschrijven.
Er bestaat geen verplichting tot het uitvoeren van een distributieplanologisch onderzoek. Bovendien wordt een dergelijke onderzoek voor een niet zelfstandige detailhandelsfunctie in het geheel niet onderschreven.
De effecten voor verkeer, parkeren en de luchtkwaliteit zijn gebaseerd op hetgeen planologisch mogelijk wordt gemaakt. Er is geen reden om dit breder te beschouwen nu er geen sprake is van een zelfstandige winkelvestiging.
Ad 3.
In de begripsbepaling van Perifere detailhandel is om een volledig beeld te geven ook in algemene zin omschreven binnen welke bestemmingen Perifere detailhandel in beginsel wordt toegestaan. De situatie is als volgt. Perifere detailhandel is mogelijk op daartoe aangewezen "thematische" locaties, maar ook solitaire vestigingen zijn mogelijk. Het kan dus zijn dat binnen de bestemming Bedrijventerrein of Bedrijf perifere detailhandel zondermeer is toegestaan echter alleen op een aangewezen "thematische" locatie of op een afzonderlijk daartoe aangewezen bedrijfsperceel. Voor wat betreft die solitaire vestigingen gaat het dan om bestaande vestigingen. Nieuwe vestigingen zijn alleen mogelijk via een afwijkingsregeling.
Van deze afwijkingsregeling opgenomen in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 is in casu geen gebruik gemaakt, omdat het in het geval van het bedrijfsperceel Boterberg 2 een perceel betreft dat is gelegen buiten het aangewezen gebied Vossenberg Oost (het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 eist een ligging in dat gebied) en het bovendien niet gaat om een perifere detailhandelsvestiging met een zelfstandige detailhandelsfunctie, maar louter om een drive-in/afhaalcentrum.
Er is dan ook geen aanleiding tot inwilliging van het verzoek om artikel 3.1.2. van de planregels en de aanduidingen (dhp) en (op) van de verbeelding te schrappen.
Ad 4.
Gelet op hetgeen hierboven (en hierna) is aangegeven wijst de gemeente het verzoek om af te zien is van vaststelling van het bestemmingsplan af.
Ad 5.
Op de eerste plaats wordt verwezen naar hetgeen hierboven is gesteld onder ad 1 en 2.
In aanvulling daarop wordt nog het volgende aangevoerd. Van een uitbreiding van winkelvloeroppervlakte - wvo - met 4600 m² detailhandel is geen sprake. De uitspraak waar Praxis naar verwijst leidt niet tot andere inzichten.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft geen betrekking op de reeds gevestigde bouwmarkt aan de Hestiastraat. Op die gronden is het onherroepelijke bestemmingsplan “Bedrijventerrein Vossenberg 2008” van toepassing. Praxis kan in het kader van deze bestemmingsplanprocedure niet ageren tegen het reeds onherroepelijk geworden bestemmingsplan. Daarnaast is het zo dat de wvo in de Hornbach vestiging niet wordt vergroot. De ruimte die dat bestemmingsplan biedt voor perifere detailhandel mag worden gebruikt. De vaststelling van het thans voorliggende plan doet daar niets aan af.
Ad 6.
Zoals eerder is gesteld onder ad 1 en 2 blijkt nergens uit dat de gemeente verplicht is om onderzoek te doen naar de aanwezige marktruimte. Het artikel waar Praxis naar verwijst, artikel 5.1.3. Bro is vervallen. Wellicht ten overvloede wordt nog verwezen naar artikel 1.1.2. Bro. Uit de toelichting bij het Bro volgt dat argumenten van concurrentiebeperkingen in het geheel geen rol mogen spelen bij het stellen van eisen aan de vestiging van bepaalde detailhandelsbranches.
Ad 7.
De uiteindelijke vorm van het gebouw zal worden getoetst in het kader van de aanvraag om omge-vingsvergunning. Dit wordt beoordeeld door de Welstandscommissie. Het bouwplan van de drive-in is overigens qua schaal en omvang niet anders dan wat reeds op basis van het vigerende bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 is toegestaan.
Ad 8.
De verkeersaantrekkende werking als gevolg van de realisatie van de drive-in is door BRO in kaart gebracht. Verwezen wordt naar de rapporten van 24 maart 2009 en 25 juli 2011. Volgens BRO, deskundig op dit gebied, geldt slechts een beperkt aantal bezoekers van de drive-in, als nieuwe bezoekers. BRO heeft de verkeersintensiteiten zowel in de huidige als de toekomstige plansituatie berekend aan de hand van het geactualiseerde verkeersmodel van de gemeente Tilburg. Wij zien geen aanleiding om te twijfelen aan de uitkomst en de motivering van het rapport. Voor zover Praxis in haar zienswijze doelt op de bewegingen tussen de Hornbach vestiging en de drive-in klopt het dat deze niet dubbel zijn. Immers, men rijdt van de Hornbachvestiging naar de drive–in en rijdt vervolgens via de Boterberg de Selenakker op. De bezoekers rijden niet via dezelfde weg weer terug.
Alle (toenames van de) verkeersstromen - dus ook de verkeersintensiteiten tussen de Hornbachvestiging aan de Hestiastraat en het perceel Boterberg 2 - zijn in het BRO-rapport verwerkt.
Ad 9.
Naar ons oordeel is er geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies uit het rapport van KEMA van 10 augustus 2011 met betrekking tot de luchtkwaliteit. Uit het rapport van KEMA volgt dat de grenswaarden voor de concentraties van PM10 en NO2 nergens worden overschreden.
Ad 10.
In hoofdstuk 4 Thematisch beleidskader - onderdeel 4.7 Verkeer en parkeren is uitgebreid ingegaan op de verkeerssituatie. Daartoe is ook een verkeersonderzoeksrapport aangeleverd op 24 maart 2009 en (een actualisatie van dat rapport) op 25 juli 2011. Uit die rapporten - en de gehouden parkeertelllingen - blijkt dat er voldoende parkeerruimte aanwezig is.
Zie verder onder ad 2 van zienswijze 2.
Ad 11.
Van enige innerlijke tegenstrijdig waarop wordt gedoeld is geen sprake. Dit betrof de in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 opgenomen regeling. Uit artikel 3.1.1 jo. 3.1.2. van het nu voorliggende bestemmingsplan volgt ondubbelzinnig welke bestemming de gronden hebben. De gronden hebben de bestemming “Bedrijventerrein” met de nadere aanduiding “detailhandel perifeer” en “opslag” met dien verstande dat de detailhandel is beperkt tot een afhaalcentrum en opslag. Zelfstandige detailhandel is op die gronden uitgesloten.
Ad 12.
In het kader van de voorbereiding van het ontwerp is adequaat onderzoek gedaan naar de effecten van het plan op de luchtkwaliteit, verkeer en parkeren. Een onderzoek naar marktruimte ontbreekt, omdat dit onnodig is. In dit verband wordt verwezen naar het gestelde onder ad 1 en 2 en ad 6.
Conclusie
De zienswijzen zijn ongegrond.
Zienswijze 2: VAn Neerbos Bouwmarkten B.v. (Gamma) te Vlaardingen
Korte inhoud.
1. Algemeen.
Men kan zich niet vinden in de plandelen, de aanduidingen en de planregels aangezien hetzelfde wordt beoogd als met het door de Raad van State deels vernietigde bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008. In dit kader wordt door Lexence Advocaten, namens Van Neerbos Bouwmarkten B.V., verwezen naar de ingediende zienswijze tegen het ontwerpprojectbesluit en het eerder ingediende beroepschrift tegen het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 en gericht tegen de in de plan opgenomen mogelijkheid tot vestiging van een drive-in aan de Boterberg 2. Over dat beroepschrift heeft de Raad van State een uitspraak gedaan. Men wenst deze stukken volledig herhaald en ingelast te zien als onderdeel van de zienswijze.
2. Detailhandel niet passend.
Uitbreiding van detailhandel op deze bedrijfslocatie is niet passend. Er lijkt sprake van gelegenheidsplanologie, waarbij de goede ruimtelijke ordening ondergeschikt wordt gemaakt aan de particuliere belangen van een ondernemer.
Voorliggend ontwerpplan lijkt onvoldoende rekening te houden met de effecten van de beoogde uitbreiding van detailhandel buiten de locatie Boterberg 2. De ruimtelijke effecten reiken (veel) verder, aangezien het ontwerpplan een uitbreiding mogelijk maakt van een al bestaande Hornbach vestiging buiten het plangebied.
Indiener van de zienswijze is van oordeel dat in elk geval de effecten met betrekking tot verkeer en parkeren onvoldoende in kaart zijn gebracht. Gelet op de stelling dat alle bezoekers van de beoogde uitbreiding altijd eerst naar de bestaande vestiging moeten komen (om te bestellen en af te rekenen), is voorzienbaar dat er tussen beide percelen extra verkeer zal ontstaan, met alle gevolgen van dien
3. Milieuaspecten en beleid.
Betwijfelt wordt of ten aanzien van de relevante milieuaspecten - zoals onder meer geluid, waterhuishouding en ecologie, in het kader van deze herziening voldoende onderzoek is gedaan.
Uit de ontwerptoelichting of anderszins blijkt niet in hoeverre daadwerkelijk is getoetst aan het toepasselijke beleid, niet alleen van de gemeente Tilburg maar ook van bijvoorbeeld de provincie.
4. Bestemmingsplan niet vaststellen.
Er is geen sprake van een goede ruimtelijke ordening. De indiener van de zienswijze verzoekt de raad dan ook om af te zien van vaststelling van het bestemmingsplan.
Aanvullende zienswijzen uit zienswijze van 14 oktober 2009 en uit beroepschrift van 11 mei 2010.
Korte inhoud.
5. Onduidelijkheid functieaanduiding.
Het is onduidelijk wat met onzelfstandige detailhandel, opslag en afhaal wordt bedoeld. Ten onrechte wordt een ruimtelijk niet relevant onderscheid beoogd tussen zelfstandige en onzelfstandige detailhandel. De functie is niet handhaafbaar. Realisatie van zelfstandige detailhandel is ook toegestaan. Onduidelijk is wat er met “opslag” wordt bedoeld.
6. Uitbreiding winkelvloeroppervlakte.
Als gevolg van de toevoeging van de drive-in zal het wvo detailhandel worden vergoot. Daarnaast leidt dit tot een vergroting van het wvo in de Hornbach vestiging aan de Hestiastraat. De gemeenteraad heeft dit miskend.
7. Distributieplanologisch onderzoek
Ten onrechte is geen onderzoek gedaan naar de aanwezige marktruimte.
8. Verkeer
Er is onvoldoende onderzoek verricht naar de te verwachten verkeerstoename als gevolg van een realisering van een drive-in. De conclusies in het rapport van BRO ten aanzien van de extra bezoekers is onjuist en te laag ingeschat. BRO heeft onjuiste uitgangspunten gehanteerd.
9. Parkeren
Er is onvoldoende onderzoek gedaan naar de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de drive-in. Aangesloten had moeten worden bij de parkeerkerncijfers zoals neergelegd in de CROW.
10. Bodem
Er is geen onderzoek verricht naar de gesteldheid van de bodem.
11. Ontbreken onderzoeken
Er is ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de aanwezige marktruimte, de luchtkwaliteit, verkeer en parkeren.
Standpunt gemeente
Ad 1.
Op de eerste plaats willen wij er ook in dit geval op wijzen dat het door Lexence Advocaten, namens Van Neerbos Bouwmarkten B.V., ingediende beroepschrift tegen het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 en gericht tegen de in dat plan opgenomen mogelijkheid tot vestiging van een drive-in aan de Boterberg 2, heeft geleid tot een uitspraak van de Raad van State, waarna het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Met betrekking tot dat beroepschrift is door de gemeente Tilburg destijds via een verweerschrift een standpunt ingenomen.
De projectbesluitprocedure is destijds stopgezet, dit omdat realisering van een drive-in op het perceel Boterberg 2 inmiddels was opgenomen in het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008.
Wij zien dan ook geen reden om over een zienswijze uit een stop gezette procedure en een beroepschrift uit een afgeronde procedure (opnieuw) een standpunt in te nemen. Wij richten ons dan ook primair op de overige inhoud van de nu voorliggende zienswijze. Echter, omwille van de volledigheid, zullen ook de gronden die geacht kunnen worden betrekking te hebben op het nu in het geding zijnde planologisch kader, hierna worden behandeld.
Gesteld wordt dan men zich niet kan vinden in de plandelen, de aanduidingen en de planregels aangezien hetzelfde wordt beoogd als met het door de Raad van State deels vernietigde bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008.
In de uitspraak van de Raad van State van 20 april 2011 is kort samengevat het volgende gesteld.
De juridische betekenis van een aanduiding in de verbeelding is afhankelijk van hetgeen over deze aanduiding in de planregels is bepaald. Om aan de aanduiding juridische betekenis te geven, moet deze in de planregels worden verklaard. In het bestemmingsplan Bedrijventerrein Vossenberg 2008 is dit echter niet doorgevoerd.
Uit de plantoelichting kan een en ander worden afgeleid, maar die toelichting heeft geen juridisch bindende betekenis.
Nu er geen juridische betekenis toekomt aan de aanduiding 'opslag', is door de aanduiding 'detail-handel perifeer' ingevolge het plan echter zelfstandige detailhandel ter plaatse toegestaan.
In de lijn van de uitspraak is in de regels van het nieuwe bestemmingsplan thans een duidelijke koppe-ling gelegd tussen opslag en perifere detailhandel en is perifere detailhandel als een zelfstandige functie uitgesloten. Wij hebben uit die uitspraak niet kunnen herleiden dat een onzelfstandige detail-handelsfunctie niet mogelijk zijn kunnen zijn.
Ad 2.
Uiteraard heeft er een afweging plaatsgevonden tussen het bedrijfsbelang van Hornbach en gemeen-telijk detailhandelsbeleid. Het initiatief van Hornbach maakt naar ons oordeel geen inbreuk op dat beleid, gezien de in het bestemmingsplan doorgevoerde restricties. Als we dan verder beschouwen dat het afhaalcentrum, zoals reeds eerder aangegeven, de druk op het gebruik van de ruimte op en om de Hornbachvestiging zal verlichten, wat de kwaliteit van het bedrijventerrein ten goede komen (minder logistieke problemen, minder verkeersoverlast van de bestaande laad– en loslocatie voor klanten en minder zichtbare open opslag) en gelet op de uitkomst van de diverse deelonderzoeken (die de ruimtelijke effecten in beeld hebben gebracht), menen wij dat er evenmin sprake is van een inbreuk op het criterium "een goede ruimtelijke ordening".
In de zienswijze wordt gesteld dat de effecten van verkeer en parkeren onvoldoende in kaart zijn gebracht. In hoofdstuk 4 Thematisch beleidskader - onderdeel 4.7 Verkeer en parkeren wordt echter uitgebreid ingegaan op de verkeerssituatie. Daartoe is ook een verkeersonderzoeksrapport aangeleverd op 24 maart 2009 en (een actualisatie van dat rapport) op 25 juli 2011. Uit die rapporten - en de gehouden parkeertelllingen - blijkt dat er voldoende parkeerruimte aanwezig is.
In dit verband willen wij echter ook nog wijzen op de uitspraak van de Rechtbank te Breda, sector bestuursrecht op het beroep van Van Neerbos Bouwmarkten B.V. te Vlaardingen tegen de op 19 november 2010 aan Hornbach Holding B.V. verleende bouwvergunning, 1e fase voor een drive-in aan de Boterberg 2 en dan met name op het onderdeel voldoende parkeerplaatsen.
De rechtbank heeft toen kort samengevat het volgende overwogen: "Ten aanzien van het drive-in is de verblijfsduur beperkt tot het laden en lossen van gekochte of gehuurde goederen. De hiervoor beschik-bare ruimte is groot genoeg om de voorzien in de benodigde parkeerplaatsen".
Verder wordt in de uitspraak gesteld: "Hornbach kiest echter voor een logistieke opzet die aansluit bij de aard en het doel van een afhaalcentrum. De omvang en de bestemming, als bedoeld in het eerste lid van artikel 2.5.30 (parkeerartikel) van de Bouwverordening, geven naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat in parkeerplaatsen dient te worden voorzien".
Ad 3.
Er wordt in de zienswijze niet gemotiveerd waarom er ten aanzien van de relevante milieuaspecten, zoals onder meer geluid, waterhuishouding en ecologie, in het kader van het nieuwe bestemmingsplan onvoldoende onderzoek is gedaan.
In hoofdstuk 3 Ruimtelijke beleidskader en hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders heeft wel degelijk een doorvertaling plaatsgevonden van het provinciale - en gemeentelijk beleid naar het plangebied.
Ad 4.
Wij zijn van oordeel dat het bestemmingsplan blijkt geeft van een goede afweging op tal van aspecten en zeker ook in relatie tot het gemeentelijke detailhandelsbeleid met als conclusie dat er sprake is een wel overwogen besluit uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en zien dan ook geen reden om af te zien van vaststelling van het bestemmingsplan.
Ad 5.
Uit artikel 3.1.1 jo. 3.1.2. volgt ondubbelzinnig welke bestemming de gronden hebben. De gronden hebben de bestemming “Bedrijventerrein” met de nadere aanduiding “detailhandel perifeer” en “opslag” met dien verstande dat de detailhandel is beperkt tot een afhaalcentrum en opslag. Zelfstandige detailhandel is op die gronden uitgesloten. Slechts het opslaan van goederen en het afhalen daarvan is ter plaatse geoorloofd. Naar ons oordeel is er een ruimtelijk relevant verschil tussen de zelfstandige detailhandel, zoals de bouwmarkt van Hornbach en onzelfstandige detailhandel zoals de drive–in. Zo is er een verschil in verkeersaantrekkende werking. Dit wordt ondersteund door het rapport van BRO. De drive-in heeft een andere stedenbouwkundige uitstraling dan de bestaande Hornbachvestiging.
Ad 6.
Van een uitbreiding van de bestaande Hornbachvestiging aan de Hestiastraat is geen sprake. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de vestiging van een drive-in op het perceel achter de Hornbachvestiging. Het bestemmingsplan heeft geen betrekking op de reeds gevestigde bouwmarkt aan de Hestiastraat. Op die gronden is het onherroepelijke bestemmingspan “Bedrijventerrein Vossenberg 2008” van toepassing. De wvo van de Hornbach vestiging niet wordt vergroot. Het bestemmingsplan geeft via een bouwvlak, bebouwingspercentage etc. aan wat er maximaal voor perifere detailhandel mag worden gebouwd c.q. gebruikt. De vaststelling van het thans voorliggende plan doet daar niets aan af.
Ad 7.
De gemeenteraad is niet gehouden om een onderzoek te verrichten naar de aanwezige marktruimte. In dit verband verwijzen wij naar het gestelde onder ad 1 en 2 en ad 6 van zienswijze 1.
Ad 8.
Verwezen wordt naar het gestelde onder ad 8 van zienswijze 1. BRO heeft adequaat onderzoek verricht naar de verkeerseffecten.
Ad 9.
Voor de ontwikkeling van de drive-in is voldoende parkeerruimte. In dit verband wordt ook verwezen naar het gestelde onder ad 10 van zienswijze 1 en onder ad 2.
Ad 10.
Tauw heeft onderzoek uitgevoerd naar de bodemgesteldheid van het plangebied. Uit het rapport van Tauw van 6 januari 2011 blijkt dat de gesteldheid van de bodem geen belemmering vormt voor de functiewijziging en de bestemming derhalve uitvoerbaar is.
Ad 11.
In het kader van de voorbereiding van het ontwerp is adequaat onderzoek gedaan naar de effecten van het plan op de luchtkwaliteit, verkeer en parkeren. Een onderzoek naar marktruimte ontbreekt, omdat dit onnodig is. In dit verband wordt verwezen naar het gestelde onder ad 1 en 2 en ad 6 van zienswijze 1.
Conclusie
De zienswijzen zijn ongegrond.