Plan: | Bedrijventerrein Vossenberg 2008, 2e herziening (Boterberg 2) |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2011019-e001 |
Het beleid voor industriële geurhinder (geur van bedrijven die niet tot de agrarische sector behoren) is samengevat in een brief van het ministerie van VROM van 30 juni 1995. Kort samengevat komt het erop neer dat afgestapt is van stringente geurnormen; de toetsing of een ontwikkeling toelaatbaar is zonder voor overmatige geurhinder te zorgen, is grotendeels overgelaten aan lokale overheden. Er wordt in de brief een aantal algemene beleidsuitgangspunten gegeven, waarbij ´het voorkómen van nieuwe geurhinder´ voor de ruimtelijke ordening het belangrijkst is. Binnen de gemeente Tilburg worden deze algemene uitgangspunten gehanteerd.
Voor een aantal categorieën bedrijven is dit algemene geurbeleid geconcretiseerd in de Nederlandse emissie Richtlijn lucht (NeR). Voor zover een 'dosis-effectrelatie' (de relatie tussen de geuremissie bij het bedrijf en de hinder voor omwonenden) voor een bedrijfscategorie is vastgesteld, zijn voor die bedrijven 'normen' vastgesteld waarbij hinder kan worden verwacht. Voor de overige categorieën bedrijven zal dit moeten worden vastgesteld door specifiek geuronderzoek. Aangezien de NeR een formele richtlijn is en bovendien een concrete vertaling vormt van het algemene beleidskader, dient hier bij ruimtelijke plannen bij te worden aangesloten.
Voor enkele bedrijfscategorieën is behalve een grenswaarde voor nieuwe situaties ook een maximale geurimmissieconcentratie vastgesteld voor bestaande situaties.
In het voorliggende plan is voor de geuremissie aansluiting gezocht bij de afstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering. De milieucategorie van de activiteit is daarmee zodanig gekozen dat er naar verwachting geen sprake zal zijn van onacceptabele geurhinder bij omliggende woningen aan de Dongenseweg (zie ook paragraaf 5.2).
Daarnaast wordt de te realiseren bebouwing niet aangemerkt als geurgevoelig object voor industriële geur. Daarom zijn er geen belemmeringen met betrekking tot de realisatie van onderhavig plan.
Op bedrijven die tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze regelgeving geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden. De wet geeft de mogelijkheid om op lokaal niveau gemotiveerd af te wijken van de wettelijk norm met een verordening. De gemeente Tilburg heeft vooralsnog geen verordening met afwijkende normen vastgesteld.
In het voorliggende plan komen geen activiteiten voort die (agrarische) geurhinder veroorzaken. Andersom bekeken is de ontwikkeling, aangezien er mensen (o.a. werknemers) langdurig verblijven, een geurgevoelig object voor omliggende veehouderijen. De dichtstbijzijnde veehouderij ligt op een grotere afstand (2.500 meter). De bijdrage van deze veehouderij aan het verblijfsklimaat in het plangebied is nihil. Daarom zijn er geen belemmeringen met betrekking tot de realisatie van onderhavig plan.