Plan: | Zand 2008, 2e herziening (Thomas van Aquinostraat 27) |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2011016-e001 |
In het geldende bestemmingsplan is op de plaats waar de school Thomas van Aquinostraat 27 was gevestigd bijzondere bebouwing toegestaan met een hoogte van maximaal 25 meter.
Het gehele gebied tussen de Postelse Hoeflaan, Norbertusstraat, Thomas van Aquinostraat en de Albertus Magnusstraat wordt gekenmerkt door een gedifferentieerde morfologische opbouw. Er is een patroon van openbare ruimte en subblokken met voorzieningen en woningen in diverse bouwhoogten. Het gebied heeft een bijzondere plaats in de wijk die over het algemeen een strakke stedenbouwkundige opzet heeft met veel herhalingen, zogenaamde 'stempels'. Binnen deze 'stempels' wisselen grondgebonden woningen en appartementenblokken elkaar af.
De Anselmusstraat heeft het karakter van een bescheiden woonstraat met woningen in twee bouwlagen. In het zuidelijke deel van het plangebied ligt het daarom voor de hand het normale beleid voor woningen in woonstraten als uitgangspunt te nemen. In woonbuurten geldt voor woonbebouwing als principe dat maximaal 3 bouwlagen en een maximale hoogte van 10 meter zijn toegestaan.
In het noordoostelijke gedeelte van het plangebied wordt hogere bebouwing toelaatbaar geacht maar in verband met de kleinschaligheid van de aanwezige woningen in de Anselmusstraat en de Thomas van Aquinostraat is bebouwing met een hoogte van 25 meter stedenbouwkundig niet wenselijk. Een maat die vergelijkbaar is met de maximale bouwhoogte van het complex Postelstaete aan de Postelse Hoeflaan is meer op zijn plaats. Een deel van dit complex bestaat uit 5 bouwlagen. De nieuwbouw zou in ruimtelijk opzicht een eenheid kunnen vormen met Postelstaete. Om deze reden wordt een bouwhoogte van 5 bouwlagen oftewel 15 meter toelaatbaar geacht. Een groot van het gebied dient bebouwingsvrij te blijven om in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien.
Bij het herrontwikkelen van de locatie dienen bestaande bomen zoveel mogelijk behouden te blijven. Dit is van belang om de stedenbouwkundige kwaliteit van het gebied in stand te houden.
Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.
De Welstandsnota heeft een duidelijke relatie met de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan beschrijft naast de toegelaten functies in stedenbouwkundige termen de toegestane bouwmassa´s in een gebied en de plaats waar deze mogen worden gebouwd. Het is de taak van welstandsbeleid te borgen dat bij veranderingen de verschijning van de bouwmassa´s passend is en blijft in de omgeving. De Welstandsnota verdeelt de gemeente hierbij op basis van de opbouw en ontstaansgeschiedenis in tien verschillende soorten gebieden, met ieder hun eigen gebiedsgerichte criteria. Daarbij maakt de Welstandsnota onderscheid in drie niveaus, afgestemd op functie en karakter van de omgeving. Het zwaarste niveau heeft betrekking op de belangrijke stedelijke elementen. Het lichtste, welstandsvrije niveau op delen van bedrijventerrein en terreinen die nauwelijks of geen relatie met het openbaar gebied hebben. De meeste gebieden kennen het gemiddelde niveau; een voldoende kwaliteit is hier de norm. Daarnaast kent de Welstandsnota uniforme ´loketcriteria´ voor een aantal veelvoorkomende bouwwerken.
Een algemeen onderwerp van welstandszorg is de waarborging van het kwaliteitsonderscheid tussen de hoofdstructuur enerzijds en de overige gebieden anderzijds: diversiteit voortkomend uit gegroeide lintbebouwing tegenover eenheid en samenhang in ontworpen (woon)buurten. Planologisch worden in de lintbebouwde hoofdstructuur meer mogelijkheden geboden dan daarbuiten. Dit wordt gelegitimeerd vanuit het grotere belang van die straten voor de stad en het individuele karakter van de bebouwing. Hierdoor zijn grote contrasten denkbaar tussen buurpanden. Welstandscriteria kunnen die niet geheel ondervangen. Daarom is ook in planologische zin afstemming tussen buurpanden noodzakelijk ten aanzien van bouwhoogte en bouwdiepte. Nadere eisen kunnen hierin voorzien, waarbij in bepaalde mate overgangszones kunnen worden afgedwongen boven 9 m hoogte en 12 m diepte. Deze overgangszones hebben tot doel om ruimtelijke conflicten in bestaande situaties te verzachten. De algemene doelstelling blijft om de stedelijke veranderings- en verdichtingsdynamiek mogelijk te houden.