Plan: | Bosgebied Reeshofdijk 2012 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2011003-e001 |
Vanuit de huidige natuurwetgeving moet bij ruimtelijke ingrepen inzichtelijk zijn of er sprake is van beschermde natuurwaarden in het plangebied en in de beïnvloedingszone. Het gaat daarbij om beschermde natuurgebieden (Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van de Ecologische Hoofdstructuur) en beschermde soorten (Flora- en faunawet).
Natura 2000
Het wettelijke toetsingskader van de gebiedsbescherming is verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet 1998), die op 1 oktober 2005 in werking is getreden. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn, en de Habitatrichtlijn, zijn hiermee in de nationale regelgeving verankerd. Voor de habitatrichtlijngebieden geldt echter dat de overheid bij vergunningverlening de habitattoets dient te voeren conform de EU-HRL (Habitatrichtlijn), zolang het gebied nog niet formeel is aangewezen door het Ministerie van ELI. Op dit moment vallen de habitatrichtlijngebieden op grond van de jurisprudentie nog onder de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn. De VRL (Vogelrichtlijn) gebieden zijn in 2000/2003 wel formeel aangewezen en vallen derhalve onder de NB-wet 1998.
Om schade aan de natuurwaarden waarvoor de zogenoemde Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, te voorkomen, bepaalt de NB-wet 1998 dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning (artikel 19d, eerste lid). Ook plannen moeten getoetst worden op hun gevolgen voor de Natura 2000-gebieden (artikel 19j).
Het toetsingschema bestaat uit een voortoets, habitattoets en ADC-toets. Een voortoets kan bestaan uit vier fasen, te weten een inventarisatie en analyse door middel van een verkennende fase, bureauonderzoek en/of veldonderzoek en een analyse van de effecten. Het kan zo zijn dat al na een verkennende fase de effecten voldoende bekend zijn. Mocht blijken dat er geen negatieve effecten ontstaan voor de habitattypen en soorten dan is de nadere uitwerking van de overige toetsen niet noodzakelijk.
Op 1 februari 2009 is de NB-wet 1998 gewijzigd ten aanzien van het zogenoemde ´bestaand gebruik´. Onder ´bestaand gebruik´ vallen activiteiten in en om beschermde Natura2000-gebieden die al plaats hadden voordat een gebied als beschermd gebied is aangewezen. De wijzigingen zijn gericht op verbetering van de werking van de wet in de praktijk en verbetering van de aansluiting van de wet bij de Habitatrichtlijn. De wetswijziging regelt dat zolang er geen beheerplannen voor de Natura2000-gebieden zijn vastgesteld voor bestaand gebruik met mogelijke verslechterende gevolgen geen vergunning vereist is. Het regime voor bestaand gebruik is niet van toepassing op bestaand gebruik als het gaat om projecten met mogelijk significante gevolgen waarvoor een passende beoordeling is vereist. Ook op bestaand gebruik dat in het licht van de instandhoudingsdoelen van het gebied in betekenende mate is gewijzigd, is het regime niet van toepassing. In die gevallen is een vergunning nodig.
Ecologische Hoofdstructuur
In de Verordening ruimte Noord-Brabant is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) begrensd. De EHS is een robuust netwerk van bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuurgebieden, verbindingszones en beheergebieden. De provincie heeft in 2009 het Natuurbeheerplan vastgelegd, dat bestaat uit twee kaarten, respectievelijk de ambitie- en de beheertypekaart. De beheertypekaart laat de huidige situatie zien en de ambitiekaart geeft de toekomstige en gewenste situatie weer. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor subsidies met betrekking tot beheer en inrichting. In het nieuwe beleid van de provincie met betrekking tot de EHS is nog duidelijker dan voorheen de lijn gevolgd van een aaneengesloten ecologische structuur. Kleine(re) bosgebieden die buiten deze structuur liggen en ook niet voldoen aan specifieke natuurwaarden behoren volgens de provincie niet tot de EHS.
Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor de EHS is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurlijke landschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken.
Indien de natuur- en landschapswaarden van de EHS worden aangetast, dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Per saldo zal op planniveau of gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang. Indien er wel schade wordt veroorzaakt dan dient compensatie plaats te vinden.
Groene Mal
In de Kadernota Groene Mal is het beleid ten behoeve van behoud en ontwikkeling van een duurzaam functionerende ecologische structuur rondom de stad Tilburg en de kernen Berkel-Enschot en Udenhout vastgelegd. De Groene Mal is een doorvertaling van de EHS naar de Tilburgse situatie. Met name de ecologische verbindingen tussen bestaande bos- en natuurgebieden zijn binnen de Groene Mal sterk(er) aangezet. Doel van de Groene Mal is de verstedelijking te sturen. Aantasting van natuurgebieden wordt zoveel mogelijk voorkomen. Onvermijdbare incidentele ingrepen zullen gecompenseerd worden, bij voorkeur in de Groene Mal. Het bestemmingsplan vormt het juridisch kader voor de realisering van de Groene Mal.
Flora- en faunawet
Vanuit de Flora- en faunawet is bij de ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde flora en fauna binnen het plangebied. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Door, voorafgaand aan ruimtelijk ingrepen, stil te staan bij aanwezige natuurwaarden, kan onnodige schade aan beschermde soorten worden voorkomen of beperkt.
Activiteiten die een schadelijk effect hebben op soorten die beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet zijn in principe verboden. Van dit verbod kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een vrijstelling, door het nemen van mitigerende maatregelen of door een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet. Sinds 23 februari 2005 is het vrijstellingsbesluit van kracht. Met dit besluit is geregeld dat voor tabel 1- c.q. algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt bij ruimtelijke ingrepen en geen ontheffing meer aangevraagd hoeft te worden. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht.
In de Flora- en faunawet zijn de beschermde planten- en diersoorten verdeeld in vier groepen:
Natura 2000
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op meer dan vier kilometer afstand van het plangebied en bestaat uit de Regte Heide & Riels Laag. Het gebied is begrensd op basis van de aanwezigheid van de habitattypen: stuifzandheiden met struikhei, zwakgebufferde vennen, vochtige heiden, droge heiden en pioniervegetaties met snavelbiezen. Genoemde habitattypen zijn (zeer) gevoelig voor onder andere verzuring, vermesting, verontreiniging, verdroging en verstoring door recreatie en/of mechanische effecten.
Gezien de afstand tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied en de relatief geringe omvang van de geplande activiteiten binnen het plangebied, zullen er geen negatieve effecten ontstaan op de natuurwaarden binnen het Natura 2000-gebied.
Ecologische Hoofdstructuur
In de Verordening Ruimte Noord-Brabant zijn de meeste bospercelen binnen het plangebied begrensd als bestaande natuur binnen de EHS met een oppervlakte van circa 4,7 ha. Binnen het Natuurbeheerplan zijn deze bossen op de ambitiekaart aangegeven met het type Droog bos met productie. Ten opzichte van een vorige begrenzing van de EHS zijn de bospercelen in en rondom de Zeven Geitjes en Bosvreugd / Cultuurbos niet meer opgenomen binnen de EHS vanwege intensief rood (lees recreatief) gebruik.
Groene Mal
In de Kadernota Groene Mal is ten westen van het plangebied een ecologische verbindingszone aangegeven tussen het Reeshofbos en het Wandelbos en de Oude Warande. Deze strook nieuwe natuur dient naast bloemrijk grasland, ruigte en struweel ook te bestaan uit een poel. De verbindingszone moet functioneren voor onder meer kleine zoogdieren, amfibieën en dagvlinders.
Flora- en faunawet
In 2006 is door het Ecologisch Adviesbureau Cools een onderzoek uitgevoerd naar beschermde en bedreigde planten- en diersoorten binnen en nabij het plangebied.
Het gebied tussen de Zwartvenseweg en de Taxandriebaan bestaat uit gemengde bosjes, een sportveld en de terreinen van De Zeven Geitjes, Bosvreugd en De Steentuin. Naast open delen zijn de recreatieterreinen hier en daar relatief boomrijk en deels ook gelegen in het bos. De bosjes bestaan in de boom- en struiklaag uit zomereik, ruwe berk, grove den, Amerikaanse eik, Amerikaanse vogelkers, wilde lijsterbes, gewone braam en hier en daar ook hulst. In de kruidlaag groeien onder meer smalle stekelvaren, bochtige smele en de oorspronkelijke aangeplante klimop.
Het gebied is een leefgebied van diverse, veelal algemene vogelsoorten, die kenmerkend zijn voor parken en tuinen, zoals kool- en pimpelmees, roodborst, merel, winterkoning, fitis, tjiftjaf, gaai, heggenmus, vink en mogelijk ook tuinfluiter, boomkruiper, goudhaan en zanglijster. Daarnaast leven er het konijn, de mol en eekhoorn een waarschijnlijk ook de rosse woelmuis, bosmuis, gewone dwergvleermuis en laatvlieger.
Het plangebied is voorzover bekend geen leefgebied voor vissen, amfibieën en reptielen.
Op basis van een deskundigenoordeel kan worden gesteld dat de natuurwaarden die in 2006 zijn aangetroffen zeer waarschijnlijk geheel of grotendeels nog aanwezig zijn binnen het plangebied.
Ecologische Hoofdstructuur
In oktober 2011 is door het Ecologisch Adviesbureau Cools een begrenzingsvoorstel uitgewerkt van de EHS in relatie met de herinrichting/uitbreiding van De Zeven Geitjes (zie Bijlage 1 Toetsing en begrenzing Ecologische Hoofdstructuur). Hierin staat onder nadere het volgende.
Overeenkomstig de begrenzing van de EHS door de provincie zijn in het herinrichtingsvoorstel de bospercelen in het gebiedsdeel van De Zeven Geitjes met intensief gebruik voor recreatieve voorzieningen buiten de begrenzing van de EHS gehouden. De begrenzing van de EHS zonder deze recreatieve voorzieningen en dan met name aan de westrand van het gebiedsdeel van De Zeven Geitjes was ook met behulp van recente luchtfoto's moeilijk te bepalen. Om deze reden is voor wat betreft de westrand van het gebiedsdeel van De Zeven Geitjes het planvoorstel van de gemeente gevolgd.
Binnen het gebiedsdeel van Bosvreugd / Cultuurbos was de oppervlakte EHS/bos die de provincie aanmerkt als intensief rood gebruik, al vele jaren geleden verdwenen. Ook ten opzichte van de EHS-begrenzing die de provincie momenteel hanteert, is de oppervlakte bos c.q. EHS aan de noordzijde van het gebiedsdeel van Bosvreugd / Cultuurbos verder afgenomen. Op basis van recente luchtfoto's en veldgegevens is de huidige begrenzing van de bospercelen c.q. de EHS bepaald.
Ook elders in het plangebied wijkt het herinrichtingsvoorstel voor wat betreft de bospercelen in detail af van de begrenzing die door de provincie is vastgelegd in de Verordening Ruimte.
In het begrenzingsvoorstel zijn de volgende elementen toegevoegd aan de EHS:
Genoemde elementen worden aan de EHS toegevoegd enerzijds ter versterking en afronding van de EHS en anderzijds om de diversiteit te kunnen verhogen door de ontwikkeling van kruiden- en faunarijk grasland. In het begrenzingsvoorstel is 5,2 hectare begrensd als EHS. Het overgrote deel bestaat uit het ambitietype Droog bos met productie. Voor het weiland (0,4 hectare) nabij de Zwartvenseweg is uitgegaan van het ambitietype Kruiden- en faunarijk grasland.
Flora- en faunawet
Een ontheffing van de verbodsartikelen in het kader van de Flora- en faunawet is voor de uitbreidingsplannen niet noodzakelijk:
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat activiteiten binnen het werkgebied die territoria/nesten of andere delen van het leefgebied vernietigen, in de periode van half september tot half maart zonder ontheffing kunnen worden uitgevoerd met inachtneming van de zorgplicht van de Flora- en faunawet.
Aanvullend onderzoek naar beschermde soorten wordt niet noodzakelijk geacht.