direct naar inhoud van 4.2 MERbeoordeling
Plan: Spoorzone, 2e herziening (deelgebied Zwijsen, fase 1)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2010038-e001

4.2 MERbeoordeling

Ten behoeve van het bestemmingsplan Spoorzone is een planMER opgesteld en in procedure gebracht. In het bestemmingsplan is gemotiveerd hoe is omgegaan met de bevindingen in het planMER. Het volgende is daarover opgenomen in het bestemmingsplan Spoorzone.

De effecten van het (milieu)beleid van de gemeente Tilburg op het plangebied zijn duidelijk in- zichtelijk gemaakt in het MER. De effecten op de luchtkwaliteit en de geluidsbelasting zijn uit- gedrukt in Gezondheidseffectscreening(GES)-scores. Hierdoor wordt niet alleen getoetst aan wettelijke normen en grenswaarden, maar wordt - ook voor effecten onder de wettelijke grens- waarde - een genuanceerd beeld gegeven van de effecten op de gezondheid. Bovendien zijn de effecten van de verschillende aspecten beter met elkaar te vergelijken. Door met GES-scores te werken bij het aspect externe veiligheid, had ook voor dit milieuaspect een genuanceerder beeld gegeven kunnen worden.

In het MER valt op dat de milieubelasting in het plangebied, met name de geluidsbelasting van het railverkeer, op dit moment hoog is. De Commissie MER heeft opgemerkt dat alleen door voldoen- de aandacht te besteden aan een effectieve invulling van het gebied (zoals hoogbouw van niet-geluidgevoelige bestemmingen langs het spoor) en het treffen van mitigerende maatregelen het mogelijk is om de geplande woningbouw te realiseren.

Externe veiligheid in een GES is vrijwel altijd problematisch. Immers externe veiligheid heeft het over dodelijke slachtoffers en een GES of de impact op de gezondheid. Een GES zou geschikt kunnen zijn voor de effecten van een toxisch gas, omdat met name voor dit type stof de effecten niet direct dodelijk hoeven te zijn. Echter door de analyse van het groepsrisico in de PlanMER en de uitgebreide verantwoording van het groepsrisico vindt de gemeente dat veel aandacht is ge- schonken aan eventueel gehinderden en reeds verder gekeken is dan alleen dodelijke slacht- offers. Een GES voor externe veiligheid zou om deze redenen geen significante bijdrage leveren of de plannen wijzigen.

Het planMER resulteert niet in een eenduidige keuze voor een verkeersvariant. De verschillende varianten leveren voor de aspecten geluid (wegverkeer) en luchtkwaliteit vergelijkbare effecten op. Variant 3 heeft vanuit akoestisch oogpunt de voorkeur omdat deelgebieden Lochtstraat en Zwijsen dan slechts vanaf één zijde met geluid belast wordt. Het wordt hierdoor gemakkelijker om in dit gebied stille plekken te creëren. Door het opschuiven van de bebouwing naar het noorden door de zuidelijke ligging van de Burgemeester Brokxlaan zal dit tevens een positief effect hebben op de hoogte van het groepsrisico (externe veiligheid). Vanuit verkeerskundig oogpunt gaat de voorkeur uit naar de Burgemeester Brokxlaan als een doorgaande weg met een verkeersfunctie tussen NS-plein en Gasthuisring/Jan Heijnsstraat, variant 1, alle andere varianten leiden tot problemen of op de Veldhovenring of op de Spoorlaan of op beiden. De betreffende aanvullende gegevens inzake de verkeerseffecten en de verkeersvarianten (alle varianten leiden tot acceptabele belastingen op de omliggende wegen - I/C-verhoudingen) zijn toegevoegd aan het planMER.

Conclusie is derhalve dat het planMER met de nog aangeleverde aanvullende gegevens als toe- reikend wordt beschouwd voor het bestemmingsplan Spoorzone. Ten behoeve van de uitwerking van de diverse deelgebieden zal steeds een projectMERbeoordeling gaan plaatsvinden.

3.3.1.2 Planmerbeoordeling deelgebied Zwijsen

De beoordeling of het noodzakelijk is een milieueffectrapport op te stellen is geheel afhankelijk van het feit of de specifieke omstandigheden waaronder de activiteit wordt ondernomen kunnen leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Dit worden de 'bijzondere omstandigheden' genoemd. Om te beoordelen of een MER moet worden opgesteld, bekijkt het bevoegd gezag of er sprake is van bijzondere omstandigheden. De bijzondere omstandigheden kunnen betrekking hebben op:

a. de kenmerken van de activiteit;

b. de plaats waar de activiteit plaatsvindt;

c. de samenhang met andere activiteiten ter plaatse (cumulatie);

d. de kenmerken van de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die de activiteit kan hebben.

Op grond van de informatie in de hoofdstukken 2, 3 en 4 kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

De locatie Zwijsen is gelegen in een gebied met een hoge milieubelasting, met name veroorzaakt door het railverkeer (geluidsbelasting) en het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor (externe veiligheid). In het bestemmingsplan Spoorzone zijn randvoorwaarden opgenomen waarbinnen de locatie verder uitgewerkt moeten worden. Op deze manier zal binnen de locatie bestaande wettelijke kaders ontwikkeld worden. De locatie is niet gelegen in of in de nabijheid van gebieden met een bijzondere betekenis op mondiaal, Europees, nationaal, provinciaal of gemeentelijk niveau. De ontwikkeling van de locatie Zwijsen of een deel daarvan veroorzaken op zichzelf geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu op de omgeving die door middel van een MER moeten worden uitgewerkt.

De gegevens die gebruikt zijn bij het opstellen van het planMER bij het bestemmingsplan Spoorzone zijn nog actueel en kunnen gebruikt worden voor het bestemmingsplan voor (een deel van) het deelgebied Zwijsen.

Voor het bestemmingsplan geldt dat er voor de verschillende milieuonderzoeken nader onderzoek vereist is en op deze manier voldoende waarborgen geboden worden om tot een aanvaarbare ontwikkeling van het deelgebied te komen.

De conclusie is dat op grond van bovenstaande beoordeling het niet noodzakelijk is een MER op te stellen gekoppeld aan de besluitvorming over het bestemmingsplan voor een deel van het deel- gebied Zwijsen.