Plan: | Spoorzone, 2e herziening (deelgebied Zwijsen, fase 1) |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2010038-e001 |
De Nota Ruimte (afgerond en in werking getreden in 2006) bevat de centrale visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij wat betreft de sturingsfilosofie is gekozen voor het motto 'decentraal wat kan, en centraal wat moet'. Dat betekent in veel gevallen dat provincies en gemeenten aan zet zijn. Meer dan voorheen focust het Rijk zich slechts op de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS) van Nederland.
De Nota Ruimte is in 2012 vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR; definitief vastgesteld op 13 maart 2012). In de nieuwe Structuurvisie staan de plannen m.b.t. ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructurele plannen het de komende jaren wil investeren en op welke wijze bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen gehad voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden, werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische KernBeslissingen (PKB’en), zoals de Nota Ruimte. Per 1 juli 2008 waren deze beslissingen alleen nog bindend voor het Rijk zelf en niet meer voor andere overheden. De Wro gaat voor elke bestuurslaag immers uit van structuurvisies, die burgers en andere overheden niet rechtstreeks binden. Deze structuurvisies moeten ook actiegericht zijn. De desbetreffende overheid moet duidelijk maken hoe ze denkt de voorgenomen ontwikkeling te realiseren. Dit heeft het kabinet in juni 2008 gedaan in de zogenaamde Realisatieparagraaf (‘Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid’), waarin alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB'en en de voorgenomen verwezenlijking daarvan zijn gebundeld. Daarbij wordt onder meer ingezet op zuinig ruimtegebruik, de bescherming van kwetsbare gebieden (nationale landschappen en Ecologische Hoofdstructuur) en op bescherming van het land tegen overstromingen en wateroverlast. In de Realisatieparagraaf benoemt het kabinet ruim 30 nationale ruimtelijke belangen en de instrumenten om die uit te voeren. De Realisatieparagraaf is toegevoegd aan de Nota Ruimte en heeft de status van structuurvisie.
De AMvB Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als: Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op 30 juni 2011 zijn alle ontwerpstukken van de AMvB als bijlage bij de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) gepubliceerd. Het Barro is vervolgens op
22 augustus 2011 vastgesteld. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen (denk hierbij aan onderwerpen als het project Mainportontwikkeling Rotter- dam, grote rivieren, kustfundamenten en Waddenzee en waddengebied). Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het besluit is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden aan de Tweede Kamer en deels uit nieuwe onderwerpen. Het Barro is - grotendeels - in werking getreden op 30 december 2011. Het Barro is per 1 oktober 2012 uitgebreid met de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet (reserveringsstroken met bepaalde breedte worden in het Rarro aangewezen), veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maas- takken. Daarmee is de juridische verankering van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) nagenoeg compleet. Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastruc- tuurbeleid en schetst een beeld van Nederland in 2040. In het Barro staat aan welke regels de gemeenten en provincies zich moeten houden, bijvoorbeeld bij het opstellen van een bestem- mingsplan. Met de wijziging van het Barro gaat ook een aanpassing van het Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) per 1 oktober 2012 in. Deze regeling bevat ook een uitwerking van het al eerder in het Barro gepubliceerde ruimtelijke regime rond radars voor militaire luchtvaart.
In het besluit tot aanpassing van het Barro is ook wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Provincies en gemeenten zijn verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde "ladder voor duurzame verstedelijking" op te nemen, wanneer een zodanig besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.
Aan artikel 3.1.6 van het Bro is een artikellid toegevoegd op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen.
- afstemming op geconstateerde actuele behoefte en de wijze waarop in die behoefte wordt voorzien ook regionaal af te stemmen. Deze trede bewerkstelligt dat, wanneer wordt overwogen om nieuwe stedelijke ontwikkelingen ruimtelijk mogelijk te maken, overheden beoordelen of er concreet behoefte bestaat aan de betreffende vorm van verstedelijking van de betreffende kwaliteit. Of de behoefte actueel is, wordt onder meer bepaald aan de hand van de vraag of reeds elders in de regio een stedelijke ontwikkeling is gepland of plaatsvindt die in die behoefte kan voorzien. Het passende regionale schaalniveau wordt in het algemeen voornamelijk bepaald door het woon- werkverkeer. Naast de kwantitatieve behoefte (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve behoefte (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale schaal. Bij deze beoordeling dient de behoefte te worden afgewogen tegen het bestaande aanbod. In dat aanbod zitten ook de leegstaande woningen, kan- toren, winkelpanden en bedrijventerreinen;
- indien regionale behoefte aan stedelijke ontwikkeling wordt bevestigd vervolgens beoordelen of de beoogde ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied in de betreffende regio kan worden gerealiseerd;
- is inpassing van de beoogde stedelijke ontwikkeling binnen het bestaande stedelijke gebied van de betreffende regio niet mogelijk dan volgt de beoordeling in hoeverre de ontwikkeling mogelijk is op locaties die al ontsloten zijn of ontsloten worden door verschillende modaliteiten die passend is bij de beoogde ontwikkeling.
Doorwerking in bestemmingsplan.
De ambities met betrekking tot de Spoorzone zijn uitgebreid beschreven in paragraaf 3.4 Ge- meentelijk (thematisch) beleid in relatie tot de Spoorzone.
De Spoorzone wordt gezien als een belangrijke kans voor de ontwikkeling van de stad. Het betreft een stedelijk gebied waarvoor een grootscheepse herontwikkeling, gericht op wonen-werken-kennis-cultuur, is beoogd. Hiervan mogen de diverse visies en beleidsdocumenten getuigen.
Ten aanzien van de regionale afstemming en de bevestiging van de regionale behoefte wordt aangevoerd dat Tilburg onderdeel uitmaakt van het stedelijk netwerk Brabantstad. Belangrijk aspect van het stedelijk netwerk is de onderlinge bereikbaarheid en daarmee gepaard gaande knooppuntontwikkeling. Knooppunten zijn plekken met infrastructuur waar kansen liggen om de stedelijkheid van de steden te vergroten door bijvoorbeeld toevoeging of modernisering van woon- en werklocaties. De stations zijn de belangrijkste knooppunten van het stedelijke netwerk Brabantstad. Elke stad heeft zijn eigen opgave bij de transformatie van stationsomgevingen. De Spoorzone van Tilburg als onderdeel van een knooppunt heeft een belangrijke transformatie- opgave. Door het knooppunt een capaciteitsimpuls te geven zal de bereikbaarheid binnen BrabantStad verbeteren en krijgt het openbaar vervoernetwerk in Brabant een kwalitatieve impuls.
Voor de Spoorzone is aangegeven dat deze zal transformeren tot een locatie met een centrum-stedelijk plus milieu: veel functiemenging en een hoge dynamiek. Samen met de binnenstad zal in dit gebied een samenballing plaatsvinden van kwalitatief hoogwaardige voorzieningen. Dit betekent bouwen in hoge dichtheden, een multi-functioneel karakter en stadsoverstijgende functies. Een deel van het woningbouwprogramma voor de bestaande stad kan hier worden gerealiseerd.
Verder wordt er op gewezen dat de ontwikkeling van de Spoorzone de herontwikkeling betreft van een bestaand stedelijk gebied op basis van reeds vastgelegde bestemmingen in het bestemmingsplan Spoorzone van 2008. De ontwikkeling is inmiddels ten aanzien van twee deelgebieden tot uitvoering gebracht . Het gaat dan om het deel-gebied tussen de Lochtstraat en het spoor waar gestapelde woningbouw met commerciële functies op de begane grond wordt gerealiseerd. In het deelgebied aan de Hart van Brabantlaan en het spoor is de realisering van wooncomplexen voor studentenhuisvesting in uitvoering. Ook wordt binnen afzienbare tijd gestart met de renovatie van het stationscomplex.
Tot slot kan nog worden opgemerkt dat de afnemers van het kantoorgebouw in het deelgebied Zwijsen bekend zijn en dat er door die afnemers ter zake contractuele verplichtingen zijn aangegaan.