direct naar inhoud van Artikel 3 Centrum
Plan: Spoorzone, 2e herziening (deelgebied Zwijsen, fase 1)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2010038-e001

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Functies

De voor ´Centrum´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. kantoren;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. recreatie;
  • e. sport, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan sportscholen en fitnesscentra;
  • f. horeca van categorie 1 en/of 2;
  • g. dienstverlening, met uitzondering van kinderopvangcentra;
  • h. wonen - grondgebonden en gestapeld;
  • i. bouwwerken van algemeen nut,

met dien verstande dat de onder a, e, f en g bedoelde functies alleen zijn toegestaan in de eerste (geheel) bovengrondse bouwlaag.

3.1.2 Aanduidingen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding:

- onderdoorgang, is op (straat)peil primair de functie verkeers - en vervoersvoorzieningen ten behoeve van wegver- keer toegestaan. Op die gronden is naast de functie verkeers - en vervoersvoorzieningen ten behoeve van wegverkeer ook bebouwing toegestaan ten behoeve van de overige onder 3.1.1 genoemde functies. Zie verder onder 3.2 Bouwregels.

  • b. Ter plaatse van de aanduidingen: - maatschappelijk uitgesloten - m; - recreatie uitgesloten - r; - wonen uitgesloten - w,

zijn de functies maatschappelijke voorzieningen, recreatie en wonen niet toegestaan.

c. Ter plaatse van de aanduiding:

- parkeerterrein,

is de aanleg van een parkeervoorziening toegestaan.

3.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Centrum´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. (gebouwde) parkeer- en stallingsvoorzieningen met daarbij behorende in/uitritten, hellingbanen en bijbehorende kunstwerken, afscheidingen, overkappingen e.d.;
  • b. groen- en speelvoorzieningen;
  • c. kantines / restauratieve voorzieningen;
  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. objecten voor beeldende kunst;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

voor zover deze behoren bij, en ondergeschikt zijn aan de onder 3.1.1 genoemde functies.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. het bebouwingspercentage mag 100 bedragen;
  • d. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' mogen gebouwen worden opgericht op een hoogte vanaf 10 meter vanaf (straat)peil, met uitzondering van een verhoogde in - en uitgangspartij met bijbehorende kunstwerken en afscheidingen e.d.;
  • f. het bouwen van ondergrondse bouwwerken onder (straat)peil is toegestaan binnen het gehele bestemmingsvlak met dien verstande dat binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' alleen bouwwerken mogen worden gerealiseerd ten behoeve van parkeren en stalling, zoals bedoeld in lid 3.1.3 onder a;
  • g. het bouwen van ondergrondse bouwwerken boven (straat)peil is eveneens toegestaan echter alleen binnen het bouwvlak en binnen de aanduiding 'parkeerterrein'.
3.2.2 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • c. ten aanzien van de maximale bouwdiepte voor ondergrondse bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Binnnenplans afwijken t.b.v. bouwen in het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de voorwaarden in 3.4.2, omgevingsvergunning verlenen voor het binnenplans afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.3 onder b voor de hoogte van erfafscheidingen, zulks tot een hoogte van maximaal 3 m;
  • b. het bepaalde in 3.2.3 onder c voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zulks tot een hoogte van maximaal 10 m;
  • c. het bepaalde in 3.2.1 onder g het behoeve van ondergronds bouwen boven het (straat)peil in het bestemmingsvlak buiten het bebouwingsvlak en de aanduiding 'parkeerterrein''.
3.4.2 Voorwaarden

Omgevingsvergunning voor het binnenplans afwijken van de bouwregels kan slechts worden verleend indien:

  • a. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • c. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast;
  • e. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • h. de waterhuishouding, de natuurwaarden en de archeologische waarden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Centrum´, wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen voor wonen;
  • b. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • c. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • d. de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen detailhandel, ambachtelijk of industrieel bedrijf, anders dan toegelaten op grond van 3.1.1;