Plan: | Bedrijventerrein Loven, Bosscheweg e.o. 2008, 2e herziening (Bosscheweg 160 - 162) |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2010024-e001 |
4.3.2.1 Nota ´Grond voor het verleden´
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Hiermee is het Verdrag van Malta uit 1992 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Dit betekent onder meer het volgende:
Met de komst van de wet wijzigt het archeologiebestel in Nederland met name voor de overheidsorganen sterk. De nota 'Grond voor het verleden' (2007) is het beleidsplan voor het Tilburgse archeologiebeleid.
4.3.2.2 Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek
De standaard archeologische en cultuurhistorische inventarisatie ten behoeve van het onderhavige bestemmingsplan is tot stand gekomen op basis van verschillende bronnen.
De volgende werkinstrumenten zijn hoofdzakelijk gebruikt bij het archeologische deel van bureauonderzoek:
Naast deze bronnen is gebruik gemaakt van de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ARWATI) en het databestand van het Regionaal Archief Tilburg (RAT). Op grond van de beschikbare gegevens wordt een goed beeld verkregen van de algemene archeologische verwachtingswaarde in het plangebied. Dit beeld wordt verder aangescherpt door een landschapsanalyse en door gebruik van lokale bronnen. De landschapsanalyse is opgesteld aan de hand van onder andere de geomorfologie en de bodem, maar ook door het interpreteren van bijvoorbeeld de (vroegere) infrastructuur en lokale archeologische waarnemingen. Om de historische ontwikkelingen in het plangebied in een breder kader te kunnen plaatsen, werd eerst de ontwikkelingsgeschiedenis van Tilburg in het algemeen onderzocht en vervolgens die van het plangebied in detail. De lokale bronnen omvatten onder andere historische kaarten, architectuurfoto´s en luchtfoto´s en geschreven bronnen waaronder plaatsbeschrijvingen en veldnamen, bebouwingsgegevens en veldverkenningen. Landschappelijke, archeologische en (cultuur)historische gegevens werden in het onderzoek samengevoegd tot een reconstructie van de ontwikkelingsgeschiedenis van het plangebied. De reconstructie werd vervolgens vertaald naar een archeologische verwachtingswaarde voor het plangebied, die nader kon worden gespecificeerd door er bodemverstorende activiteiten zoals wegen- en huizenbouw bij te betrekken.
Het plangebied ligt in aan de oostelijke zijde van Tilburg aan de oostzijde van het Wilhelminakanaal ten zuiden van de Bosscheweg in een driehoekige spie tussen de beide spoorlijnen.
Het plangebied ligt op de kaart van Hendrik Verhees (ca. 1792) in een gebied met akkerland aan de zuidzijde van de vroegere doorgaande weg naar Enschot (globaal het tracé van de Kapitein Nemostraat). Vanaf de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw verliest het gebied steeds meer zijn agrarische functie en wordt er industrie gevestigd. In de late middeleeuwen bevond zich op enige afstand ten oosten van het plangebied het verdwenen gehucht Klein Loven.
In de periferie van het plangebied zijn met name de lijnen van het tracé van de Bosscheweg, aangelegd vanaf 1826, de spoorlijnen naar 's-Hertogenbosch en Eindhoven, aangelegd vanaf 1863 en het Wilhelminakanaal, aangelegd tussen 1919 en 1923 van belang.
Om een beeld te krijgen van de te verwachten archeologische waarden in het plangebied is gebruik gemaakt van verschillende bronnen:
Voor het feitelijke perceel waarop de beoogde nieuwbouw plaats zal hebben is deze verwachting nagenoeg teniet gedaan door de dichtheid van de zich daarop bevindende bebouwing. Doordat de nieuwbouw zich nagenoeg op de exacte locatie bevindt van een bestaande bedrijfswoning zal dit nauwelijks nieuwe verstoring van archeologische waarden met zich mee kunnen brengen. Archeologisch vervolgonderzoek wordt op deze locatie dan ook niet noodzakelijk geacht.
Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader.
In het kader van dit bestemmingsplan kan worden gesteld, dat:
Met de beoogde planontwikkeling worden er geen cultuurhistorische waarden aangetast of bedreigd. Vanwege de ter plaatse reeds verstoorde bodem wordt ook het historisch bodemarchief niet bedreigd. Aanbevelingen voor vervolgonderzoek of conserverende maatregelen worden dan ook niet gedaan.
Vanuit het oogpunt van cultuurhistorie en archeologie bestaat er geen bezwaar tegen de planrealisatie.