direct naar inhoud van 4.2 Stedenbouwkundige aspecten en welstand
Plan: Wandelbos 2007, 1e herziening (Magentahof)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2010021-e001

4.2 Stedenbouwkundige aspecten en welstand

Het plangebied bestaat uit de achterterreinen van drie bungalows aan het Magentahof. Concreet betreft het het bestaande voetpad, dat leidt van de entree van Duynsberg naar de bushalte aan de Baden Pwellaan. Hierna wordt ingegaan op de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid van het plan.

4.2.1 Sociale veiligheid

Het pad van de Duynsberg naar de bushalte is ongeveer 110 meter lang en kent momenteel aan de zijde van het project een lange dichte haag. De andere zijde bestaat uit een gazon van het park waar de gebouwen van Duynstaete gesitueerd zijn. Een toren van dit complex kent de hoofdentree aan het voetpad. Dit is echter een anonieme hal met een bellenbord. De appartementen beginnen pas op de tweede verdieping.

Het toevoegen van woningen over de volle lengte van het voetpad zal de sociale veiligheid op het voetpad behoorlijk verhogen. De woningen zijn volledig georiënteerd op het pad zodat er maximaal contact is tussen de woningen en de buitenruimte.

4.2.2 Ruimtelijke context

Het plan is vanuit ruimtelijke oogpunt interessant vanwege het feit dat het de Magentahof 'omarmt'. De Duynstaete kent in de huidige opzet ook een éénlaagse strip, de parkeergarage, die het hof omarmt. Door de bouw van de bungalows wordt het hof aan alle zijden begrensd door bebouwing.

4.2.3 Wijzigingsbevoegdheid

Zoals eerder vermeld is voor de realisatie van de meest noordelijke woning op het achterterrein van het perceel Baden Powellaan 56 op dit moment geen sprake van een concreet bouwplan. Gelet op de hiervoor genoemde stedenbouwkundige aspecten is het echter gewenst dat de betreffende achterterreinen over de volledige lengte worden ingevuld. Derhalve is er voor gekozen voor deze meest noordelijke woning een wijzigingsbevoegdheid op te nemen. Indien in de toekomst voor het betreffende perceel een concreet bouwplan ontstaat, kan deze door middel van een dan te doorlopen wijzigingsprocedure worden gerealiseerd.

4.2.4 Welstand

Bouwplannen moeten worden getoetst aan ´redelijke eisen van welstand´, zo zegt de Woningwet. Naast het bestemmingsplan is het welstandsbeleid een middel om de ruimtelijke kwaliteit van de publieke omgeving te waarborgen bij de vele bouwplannen die in de stad worden gerealiseerd. Sinds 1 juli 2004 moet iedere gemeente de gehanteerde welstandscriteria vastleggen in een Welstandsnota, die door de raad moet worden vastgesteld. In Tilburg is dat in juni 2004 gebeurd, onder de titel ´Welstandsnota 2004. Meer aandacht waar dat moet, meer vrijheid waar dat kan´.

De Welstandsnota heeft een duidelijke relatie met de bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan beschrijft naast de toegelaten functies in stedenbouwkundige termen de toegestane bouwmassa´s in een gebied en de plaats waar deze mogen worden gebouwd. Het is de taak van welstandsbeleid te borgen dat bij veranderingen de verschijning van de bouwmassa´s passend is en blijft in de omgeving. De Welstandsnota verdeelt de gemeente hierbij op basis van de opbouw en ontstaansgeschiedenis in tien verschillende soorten gebieden, met ieder hun eigen gebiedsgerichte criteria. Daarbij maakt de Welstandsnota onderscheid in drie niveaus, afgestemd op functie en karakter van de omgeving. Het zwaarste niveau heeft betrekking op de belangrijke stedelijke elementen. Het lichtste, welstandsvrije niveau op delen van bedrijventerrein en terreinen die nauwelijks of geen relatie met het openbaar gebied hebben. De meeste gebieden kennen het gemiddelde niveau; een voldoende kwaliteit is hier de norm. Daarnaast kent de Welstandsnota uniforme ´loketcriteria´ voor een aantal veelvoorkomende bouwwerken.

Een algemeen onderwerp van welstandszorg is de waarborging van het kwaliteitsonderscheid tussen de hoofdstructuur enerzijds en de overige gebieden anderzijds: diversiteit voortkomend uit gegroeide lintbebouwing tegenover eenheid en samenhang in ontworpen (woon)buurten. Planologisch worden in de lintbebouwde hoofdstructuur meer mogelijkheden geboden dan daarbuiten. Dit wordt gelegitimeerd vanuit het grotere belang van die straten voor de stad en het individuele karakter van de bebouwing. Hierdoor zijn grote contrasten denkbaar tussen buurpanden. Welstandscriteria kunnen die niet geheel ondervangen. Daarom is ook in planologische zin afstemming tussen buurpanden noodzakelijk ten aanzien van bouwhoogte en bouwdiepte. Nadere eisen kunnen hierin voorzien, waarbij in bepaalde mate overgangszones kunnen worden afgedwongen boven 9 m hoogte en 12 m diepte. Deze overgangszones hebben tot doel om ruimtelijke conflicten in bestaande situaties te verzachten. De algemene doelstelling blijft om de stedelijke veranderings- en verdichtingsdynamiek mogelijk te houden.