direct naar inhoud van 4.2 Archeologie en cultuurhistorie
Plan: Bakertand Oost 2010
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2010016-f001

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

4.2.1 Nota 'Grond voor het verleden'

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Hiermee is het Verdrag van Malta uit 1992 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Dit betekent onder meer het volgende:

  • 1. De introductie van het veroorzakersprincipe, waardoor de kosten van archeologisch onderzoek verhaald kunnen worden op de verstoorder;
  • 2. De verankering van de archeologische monumentenzorg in de ruimtelijke ordening.

Met de komst van de wet wijzigt het archeologiebestel in Nederland met name voor de overheidsorganen sterk. De nota 'Grond voor het verleden' (2007) is het beleidsplan voor het Tilburgse archeologiebeleid.

4.2.2 Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek

De standaard archeologische en cultuurhistorische inventarisatie ten behoeve van het onderhavige bestemmingsplan is tot stand gekomen op basis van verschillende bronnen.

De volgende werkinstrumenten zijn hoofdzakelijk gebruikt bij het archeologische deel van bureauonderzoek:

  • 1. De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek;
  • 2. De database van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (Archis, Archeologisch informatiesysteem);
  • 3. De Archeologische Monumenten Kaart (AMK).

Naast deze bronnen is gebruik gemaakt van de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ARWATI) en het databestand van het Regionaal Archief Tilburg (RAT). Op grond van de beschikbare gegevens wordt een goed beeld verkregen van de algemene archeologische verwachtingswaarde in het plangebied. Dit beeld wordt verder aangescherpt door een landschapsanalyse en door gebruik van lokale bronnen. De landschapsanalyse is opgesteld aan de hand van onder andere de geomorfologie en de bodem, maar ook door het interpreteren van bijvoorbeeld de (vroegere) infrastructuur en lokale archeologische waarnemingen. Om de historische ontwikkelingen in het plangebied in een breder kader te kunnen plaatsen, werd eerst de ontwikkelingsgeschiedenis van Tilburg in het algemeen onderzocht en vervolgens die van het plangebied in detail. De lokale bronnen omvatten onder andere historische kaarten, architectuurfoto´s en luchtfoto´s en geschreven bronnen waaronder plaatsbeschrijvingen en veldnamen, bebouwingsgegevens en veldverkenningen. Landschappelijke, archeologische en (cultuur)historische gegevens werden in het onderzoek samengevoegd tot een reconstructie van de ontwikkelingsgeschiedenis van het plangebied. De reconstructie werd vervolgens vertaald naar een archeologische verwachtingswaarde voor het plangebied, die nader kon worden gespecificeerd door er bodemverstorende activiteiten zoals wegen- en huizenbouw bij te betrekken.

4.2.3 Historische geografie plangebied

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (2010) van de provincie Brabant wordt het plangebied aangeduid als "Archeologisch landschap". Dit landschap kenmerkt zich door een gemiddelde dichtheid aan Archis-waarnemingen. Romeinse en laatmiddeleeuwse terreinen en waarnemingen overheersen in dit landschap. Als naar de chronologische verdeling van de waarnemingen en terreinen wordt gekeken, dan valt in beide gevallen op dat de oudere perioden verhoudingsgewijs iets lager dan gemiddeld scoren en de jongere perioden juist iets hoger dan gemiddeld. Romeinse en laatmiddeleeuwse terreinen en waarnemingen overheersen in het Archeologisch landschap, waar Bakertand Oost onderdeel van uitmaakt. Opvallend is het verhoudingsgewijs grote aantal vroegmiddeleeuwse vindplaatsen.

In of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen, op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening gemeente Tilburg, beschermde monumenten. De bebouwing uit de periode 1850 – 1940 is geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). In of in de directe nabijheid van het plangebied komen geen panden voor uit die periode. Voor de architectuur en stedenbouw uit de periode na de Tweede Wereldoorlog dient onderzoek uit 2005 als basis. In of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen waardevolle panden uit de periode na de Tweede Wereldoorlog aanwezig. Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant, vastgesteld in 2006, worden de lijnen van het Oude Beeksepad en van de Ambrosiusweg (nu Oude Hilvarenbeekseweg) aangeduid als historisch geografische lijnen van redelijk hoge waarde (figuur 4.1). Aan enkele, tussen beide wegen lopende perceelscheidingen wordt historische geografisch een hoge waarde toegekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0855.BSP2010016-f001_0009.jpg"

Figuur 4.1 Cultuurhistorische Waardenkaart (in geel de historische geografielijn)

4.2.4 Verwachtingswaarde plangebied

Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) heeft het plangebied vanwege de ligging in een gebied met relatief droge hoge zwarte enkeerdgronden en vorstvaaggronden deels een hoge archeologische verwachting. Het noordelijke deel van het plangebied heeft een lagere ligging en derhalve een middelhoge archeologische verwachting.

Naast de IKAW wordt voor Tilburg gebruik gemaakt van de Archeologische Waarschuwingskaart Tilburg (ARWATI). De ARWATI kent aan de hooggelegen landduinen in het uiterste zuidwestelijke deel een zeer hoge en aan de dekzandruggen een hoge archeologische verwachtingswaarde toe. De beekdalen hebben een basis verwachtingswaarde, terwijl aan de beekdalranden (glooiing) een matig hoge verwachtingswaarde is verbonden. Bekende ontgrondingen zijn gekarteerd als verstoord, terwijl de waterplas grotendeels een onbekende verwachtingswaarde heeft.

Net als andere stadsdelen van Tilburg voldoet het plangebied aan een groot aantal historisch- landschappelijke criteria dat kansen biedt aan vroege bewoning of deze althans doet vermoeden. Het gaat hierbij om elementen zoals de nabijheid van water, de afwisseling van reliëf (met name het voorkomen van hoger gelegen locaties), de bodemgesteldheid en de voormalige aanwezigheid van oude structuren die een aanduiding kunnen zijn van oude bewoningspatronen.

De archeologische verwachting, zoals aangeduid op de IKAW en ARWATI, is op basis van het uitgevoerde cultuurhistorisch en archeologisch onderzoek nader toegespitst en weergegeven in een verwachtingskaart. Deze verwachting geeft echter een historische situatie weer, waarbij geen rekening is gehouden met moderne en submoderne verstoringen in het plangebied. Zo hebben ontgrondingen het bodemarchief tot diep in het 'gele zand' verstoord, waardoor archeologische waarden plaatselijk geheel zijn verdwenen. Deze delen van het plangebied hebben daardoor een lage archeologische verwachting.