Plan: | Bakertand Oost 2010 |
---|---|
Status: | geconsolideerde versie |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2010016-f001 |
Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten hebben deze op 1 oktober 2010 vastgesteld.
In de Structuurvisie geeft de provincie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie, maar bindt gemeenten niet rechtstreeks. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.
De nieuwe structuurvisie is opgetrokken rondom drie onderwerpen. Dat zijn:
Inhoud van de Structuurvisie
Deel A
Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang. De provinciale filosofie is: ‘Samenwerken aan kwaliteit’. De provincie realiseert haar doelen op vier manieren: door regionaal samen te werken, te ontwikkelen, te beschermen en te stimuleren.
Deel B
In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te bereiken.
Deel C
Deel C betreft het deel van de Interimstructuurvisie, dat vanaf 1 januari 2011 van kracht blijft. Het is de onderbouwing voor locatiekeuze, nut en noodzaak van de concrete ontwikkelprojecten Logistiek Park Moerdijk (LPM) en Agro & Food Cluster West-Brabant (AFCWB).
Uitwerking van de Structuurvisie
De provincie gaat geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkelen, maar geeft die onder andere vorm in de Uitwerking gebiedspaspoorten. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze versterkt kunnen worden. In de uitwerking beschrijft de provincie twaalf Brabantse landschapstypen. Voor elk landschapstype geeft zij de kenmerkende landschapskwaliteiten en haar ambitie om deze kwaliteiten te versterken bij nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wil de provincie gemeenten en initiatiefnemers stimuleren om de kwaliteit van het Brabantse landschap te versterken. De Uitwerking gebiedspaspoorten is niet verplichtend, maar biedt een handreiking. Tilburg ligt in het gebiedspaspoort van De Meierij.
Daarnaast zijn er deelstructuurvisies opgesteld. Deelstructuurvisies bevatten de onderbouwing van een locatiekeuze, visie op een thema of inrichting van een gebied. De huidige deelstructuurvisies zijn niet van toepassing op Tilburgs grondgebied.
Ook ten aanzien van provinciale ruimtelijke belangen geldt dat deze niet zonder meer doorwerken nadat deze zijn opgenomen in een structuurvisie. Zoals op rijksniveau daardoor besloten is de nationale belangen, die juridische doorwerking vragen, te borgen in de AMvB Ruimte, verankert de provincie Noord-Brabant haar ruimtelijke belangen in een Verordening Ruimte (vastgesteld op 17 december 2010). Hierin zijn de volgende onderwerpen opgenomen:
Het plangebied wordt in de Verordening in tweeën gedeeld. Het noordwestelijk deel maakt onderdeel uit van de stedelijke regio en het zuidoostelijk deel van de landelijke regio (figuur 3.1). De stedelijke regio's wordt gezien als ruimtelijk samenhangende, verstedelijkte gebieden. Binnen deze regio's liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Bij de begrenzing ervan is aangesloten op bestaande, veelal historisch gegroeide, grote stedelijke concentraties. Ook hebben natuur- en landschapswaarden een rol gespeeld. De ligging aan belangrijke wegen, spoorwegen en vaarwaters is eveneens van belang, omdat dit mogelijkheden biedt voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen op goed ontsloten, multimodale knooppunten.
Buiten de stedelijke regio's liggen de landelijke regio's. Het uitgangspunt de verstedelijking te bundelen in stedelijke regio's, heeft directe gevolgen voor de groeimogelijkheden in landelijke regio's. Voor de landelijke regio's geldt in het algemeen de regel dat zoveel woningen gebouwd mogen worden als nodig is voor de natuurlijke bevolkingsgroei, dat wil zeggen de groei die optreedt als het saldo van alle verhuisbewegingen op nul wordt gesteld (migratiesaldo-nul).
Figuur 3.1 Verordening Ruimte, Stedelijk gebied
In de Verordening is een integrale reconstructiezonering opgenomen. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen extensiveringsgebieden, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden. Het plangebied Bakertand Oost ligt in een extensiveringsgebied (figuur 3.2). Met de integrale zonering wordt beoogd de intensieve veehouderij zodanig te herstructureren dat de milieubelasting op natuurgebieden afneemt en het aantal stankgehinderden in en rond kernen wordt teruggebracht. Daartoe worden ontwikkelingsmogelijkheden in extensiveringsgebieden uitgesloten.
Figuur 3.2 Verordening Ruimte, Integrale zonering
Bakertand Oost wordt in de Verordening aangegeven als gebied voor waterberging (figuur 3.3). Veruit het grootste gebied heeft hierbinnen de bestemming "Regionaal waterbergingsgebied" een klein deel in het gebied heeft de bestemming "Reserveringsgebied waterberging". In de regionale waterbergingsgebieden gelden meer beperkingen dan in de reserveringsgebieden waterberging, omdat deze gebieden concreet nodig zijn om wateroverlast tegen te gaan. Waterbergingsgebieden worden ingezet om wateroverlast uit regionale watersystemen (beken, waterlopen) tegen te gaan. Voor de planologische regeling van de regionale waterbergingsgebieden en reserveringsgebieden waterberging en de begrenzing van deze gebieden is aangesloten bij de reconstructieplannen (correctieve herziening). In het kader van het (ontwerp-)Provinciaal Waterplan 2010-2015 is de begrenzing van de gebieden op enkele onderdelen geactualiseerd.
Op grond van artikel 3.2.3. en 3.2.4. van de provinciale verordening dienen in het bestemmingsplan bepalingen opgenomen te worden met betrekking tot het regionaal waterbergingsgebied.
Figuur 3.3 Verordening Ruimte, Waterberging
De ecologische hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter)nationaal belang. Voorbeelden hiervan in Brabant zijn de bossen, de heide en vennen, de stuifduinen, de schraalgraslanden en wateren zoals rivieren en beken. Het nationaal en provinciaal beleid is er op gericht dit stelsel in 2018 gereed te hebben. Het doel van het EHS-beleid is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. Voor de ecologische hoofdstructuur geldt op basis van het Rijksbeleid de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied.
Zoals in figuur 3.4 staat weergegeven maken onderdelen van het plangebied deel uit van de EHS. Daarnaast ligt op de grens van het plangebied een "Attentiegebied EHS" en "zoekgebied voor EHS". De in deze verordening opgenomen ‘Attentiegebieden EHS’ omvatten zowel de EHS (natte natuurparels) als een zone daaromheen. Voor de ecologische verbindingszones geldt een beperkt beschermingsregime. Een ecologische verbindingszone wordt aangeduid met een concreet aangeduid zoekgebied.
Figuur 3.4 Verordening Ruimte, Ecologische Hoofdstructuur
In de verordening Ruimte Fase 2 is bijna geheel Bakertand Oost aangeduid als “Groenblauwe mantel” (zie figuur 3.5). Gebieden die aangewezen zijn als groenblauwe mantel zijn “gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water”.
Figuur 3.5 Verordening Ruimte, fase 2
Op een groot deel van het gebied ligt de aanwijzing “beheergebied ecologische hoofdstructuur”. Dit is een gebied dat in het Natuurbeheerplan is aangewezen als begrensd gebied, gericht op agrarisch natuurbeheer. In de regels van de verordening staat onder andere omschreven dat een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden in samenhang met grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Hiertoe dient het bestemmingsplan Bakertand Oost 2010 dan ook een passende bestemming te krijgen.
Wat het regionale waterbeleid betreft, beheert Rijkswaterstaat het Wilhelminakanaal, de provincie de grondwatervoorraden en de waterschappen het oppervlaktewater. Het Provinciale Waterplan 2010 - 2015 beschrijft het strategische waterbeleid. De uitvoering van de Europese KRW-doelstellingen is daarin opgenomen. Parallel aan het provinciale beleid, zoeken de waterpartners samen met de betrokken landbouw-, natuur- en andere organisaties samen naar passende oplossingen om deze KRW-doelstellingen te realiseren.
Voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit zijn diverse wettelijke regelingen van toepassing, waarin voorwaarden zijn gesteld aan activiteiten op of in de bodem, teneinde een algemeen beschermingsniveau voor bodem en grondwater te realiseren. Ook is hier van toepassing de Verordening grondwaterbeschermingsgebieden provincie Noord-Brabant en / of de Provinciale Milieuverordening, van kracht vanaf 1 maart 2010.
Het waterschap De Dommel heeft het Waterbeheerplan II 2010 - 2015 vastgesteld, voor dezelfde periode als het Nationale Waterplan 2010 - 2015 en het bovengenoemde Provinciale Waterplan 2010 - 2015. Het waterbeheerplan 'Krachtig Water' is een strategisch document. Daarin geeft De Dommel de doelen aan voor de periode 2010-2015 en hoe zij het wil bereiken. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. Naast dit beheerplan beschikt het waterschap over verschillende beleidsregels, waarvan de Keur Waterschap De Dommel 2009 (datum intrede 22 december 2009) van belang is voor eventuele ontwikkelingen.