direct naar inhoud van 9.2 Zienswijzen
Plan: Bedrijventerrein Kraaiven 2008 1e herz. (Kraaivenstraat 22)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2010013-e001

9.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van vrijdag 27 augustus tot en met donderdag 7 oktober 2010 ter inzage gelegen voor zienswijzen. Er is één zienswijze ingediend.

Inhoud zienswijze

De zienswijze is ingediend door een ondernemer in de directe nabijheid van de Kraaivenstraat 22. De betreffende ondernemer exploiteert aldaar een autowasstraat. Kort en zakelijk weergegeven vreest de indiener van de zienswijze dat het mogelijk maken van een autowasstraat op het perceel aan de Kraaivenstraat 22 te Tilburg, directe negatieve consequenties heeft voor zijn eigen bedrijfsvoering.

Standpunt gemeente

In het kader van een bestemmingsplanprocedure moet naar objectieve maatstaven en op ruimtelijk relevante gronden worden beoordeeld. Voor bezwaren die zijn ingegeven door concurrentievrees bestaat er geen aanleiding om in het kader van een goede ruimtelijke ordening regulerend op te treden, tenzij er sprake is van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau ter plaatse. Volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (vgl. ABRvS 10 juni 2009 in zaak nr. 200808122/1/R2) komt voor de vraag of sprake is van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau geen doorslaggevende betekenis toe aan de vraag of sprake is van een mogelijke sluiting van een bestaande detailhandelsvestiging. Argumenten die verband houden met beperkingen van concurrentie mogen geen rol spelen bij het stellen van eisen aan de vestiging van winkels en andere dienstverlenende instanties. Aan planregels mogen alleen ruimtelijke ordeningsmotieven ten grondslag liggen die zijn gebaseerd op overwegingen van ruimtelijke kwaliteit, overlast, bereikbaarheid, voorzieningen, leegstand en leefbaarheid. Deze overwegingen spelen niet aan de Kraaivenstraat. De gehele strook langs de Midden-Brabantweg, beter bekend als de autoboulevard, is bestemd voor perifere detailhandel. Van planologische gronden, zoals hierboven vermeld, om de vestiging van een autowasstraat uit te sluiten ter plaatse is geen sprake.

Het planologisch mogelijk maken van een autowasstraat op het perceel Kraaivenstraat 22 heeft niet tot gevolg dat van een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau als hiervoor uiteengezet, sprake is. Dit wordt overigens door de indiener van zienswijze ook niet als zodanig aangevoerd.

Concluderend kan ten aanzien van de zienswijze worden gesteld dat concurrentieverhoudingen geen rol spelen in het ter beschikking staande afwegingskader voor een goede ruimtelijke ordening, tenzij er sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden. Die omstandigheden zijn er praktisch nooit en ook in dit geval niet aan de orde. De situatie aan de Kraaivenstraat is niet anders dan op andere locaties in de stad (en ook daarbuiten) waar detailhandel en overige dienstverlenende instanties in dezelfde branche zich veelal vrij in elkaars nabijheid kan vestigen. De eventuele verdiensten van de indiener van zienswijze voor de stad kunnen, wat daar ook van zij, niet worden betrokken bij de ruimtelijke gronden waarop onderhavige aanvraag tot herziening van het bestemmingsplan moet worden beoordeeld.

Conclusie

De ingediende zienswijze is ongegrond en heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.