direct naar inhoud van Artikel 3 Gemengd-Dorps
Plan: Enschot 2008 1e herz. (Bosscheweg 11)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2009028-e001

Artikel 3 Gemengd-Dorps

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Functie

De voor ´Gemengd-Dorps´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, behorende tot maximaal categorie 2 uit de bijgevoegde bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijven als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder jo. artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van de Wet Milieubeheer en met uitzondering van risicovolle inrichtingen, zoals deze luidde op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • b. kantoren tot maximaal 250 m² bruto vloeroppervlak per zelfstandige eenheid met een maximum van 700 m² bruto vloeroppervlak per bestemmingsvlak;
  • c. ontspanning;
  • d. sport;
  • e. dienstverlening;
  • f. bouwwerken van algemeen nut.
3.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. horeca van categorie 3 (h=3)

zijn de voor ´Gemengd-Dorps´ aangewezen gronden mede bestemd voor Horeca tot en met categorie 3;

Ter plaatse van de aanduiding:

b. parkeergarage (pg),

is het bouwvlak uitsluitend bestemd voor het bouwen van een parkeergarage;

3.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Gemengd-Dorps´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. kantines / restauratieve voorzieningen;
  • g. objecten voor beeldende kunst,

voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 3.1.1 en 3.1.2 genoemde functies.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

3.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag per bouwperceel niet meer dan het weergegeven maximum bedragen;
  • d. de bouw- en/of goothoogte binnen het bouwvlak mag niet meer dan het weergegeven maximum bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding (pg) mag een parkeergarage worden gebouwd met een maximale capaciteit van 300 parkeerplaatsen en een hoogte zoals aangeduid op de plankaart;
  • f. het bouwen van ondergrondse bouwwerken is toegestaan.
  • g. de oppervlakte ten behoeve van "sport", "ontspanning" en "dienstverlening" bedraagt tesamen maximaal 1800 m2 per bestemmingsvlak.
3.2.3 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag in het bouwvlak niet meer dan 3 m bedragen en buiten het bouwvlak niet meer dan 1 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 10.1nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • c. de vorm, afmetingen en plaatsing van de bebouwing boven een hoogte van 10 m boven het straatpeil in een strook ter diepte van 3 m achter de voorgevelrooilijn in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld;
  • d. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil indien de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 10 m, zulks in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.4.1 Ontheffing t.b.v. bouwen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in artikel 10.1 en met de ontheffingsvoorwaarden in 3.4.2,voor het bouwen buiten het bouwvlak ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in 3.2.4 onder b, voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, die naar hun aard en bestemming buiten het bouwvlak toelaatbaar zijn, met een maximum van 5 m;
  • b. het bepaalde in 3.2.4 onder b, voor vlaggenmasten buiten het bouwvlak tot een hoogte van maximaal 10 m.
  • c. het bepaalde in 3.2.2 onder a, voor bouwwerken ten behoeve van gevelrenovatie met een maximum van 0.10 m;
  • d. het bepaalde in 3.2.2 onder a voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;
  • e. het bepaalde in 3.2.2 onder a, voor reclametoestellen en draagconstructies voor reclames;
  • f. de in 3.2.4 opgenomen maximum hoogte van erfafscheidingen bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties met een maximum van 2 m.
3.4.2 Ontheffingsvoorwaarden

ontheffing als bedoeld onder lid 3.4 sub 1 t/m 3 van dit artikel wordt slechts verleend indien:

  • a. de bebouwingskarakteristiek van de straat en het dorpse karakter niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden beperkt;
  • c. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast
  • e. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • h. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening worden gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Gemengd-Dorps´, wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • d. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • e. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • f. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
3.5.2 Ontheffing voor meest doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in artikel 3.1.1 onder f indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.