direct naar inhoud van 8.6 Groen en natuur
Plan: Zorgvlied 2008, 1e herziening (Bredaseweg 458)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2009008-e001

8.6 Groen en natuur

Binnen de gemeente Tilburg is een groot aantal wetten en beleidsstukken met betrekking tot natuur en groen van kracht. Beleid en wetgeving is verdeeld over rijk, provincie en gemeente.

Op rijksniveau zijn Natuurbeschermingsweg 1998, Flora- en faunawet en Bosweg van kracht. De natuurbeschermingswet 1998 (vastgesteld in 2006) biedt bescherming aan gebieden met bijzondere waarden, zoals de Natura2000 gebieden. De flora- en faunawet (2002) beschermt vrijwel alle in het wild voorkomende planten- en diersoorten (incl. de soorten, die genoemd worden in het Verdrag van Bern, de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn). In de boswet (1961) is de kap van individuele bomen en bos buiten de bebouwde kom geregeld.

In het Streekplan van de Provincie Noord-Brabant (2002) is vorm gegeven aan de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. In Noord-Brabnat wordt deze de Groene Hoofdstructuur (GHS) genoemd. Uitgangspunt van de GHS is het bereiken van een duurzaam ecologisch netwerk door de ontwikkeling van grootschalige natuur en tussennliggende ecologische verbindingszones. Naast strikte begrenzingen, zijn op provinciaal niveau ook zoekgebieden voor de GHS aangegeven. Per gemeente wordt de begrenzing nader uitgewerkt.

Op gemeentelijk niveau zijn met name de Kadernota Groene Mal, het Groenstructuurplan Plus en de Bomenverordening van belang. In de Kadernota Groene Mal (2002) is het rijks- en provinciaal beleid uitgewerkt en zijn aanvullende regels voor natuur en ecologie binnen de gemeentegrenzen opgenomen. Het Groenstructuurplan Plus (1998) geeft een lange-termijnvisie op beheer en inrichting van het openbaar groen. In de Bomenverordening (2008) is de bescherming van bomen binnen de bebouwde kom van de gemeente Tilburg vastgelegd.

Gebiedsbescherming

Het plangebied van de Bredaseweg 458 ligt niet in een Habitatrichtlijn-gebied of in de nabijheid of de invloedssfeer ervan. Bescherming in het kader van de Habitatrichtlijn is dan ook niet aan de orde.

Daarnaast ligt het plangebied niet in of in de nabijheid van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Bescherming in het kader van het Streekplan van de provincie Noord-Brabant is dan ook niet aan de orde

Tot slot ligt dit gebied niet in de Groene Mal. Vanuit het gemeentelijk natuurbeleid rust daarom ook geen planologische gebiedsbescherming op de locatie.

Soortenbescherming

Voor de sloop van het bestaande tuinhuisje en de bouw van een nieuwe woning in het plangebied is het nodig om een onderzoek in te stellen naar de aanwezigheid van beschermde natuurwaarden in het kader van de Flora- en faunawet. Dit verkennende onderzoek is in juni 2008 door AGEL adviseurs uitgevoerd.

Uit het onderzoek van AGEL adviseurs komt naar voren dat beschermde plantensoorten niet zijn niet aangetroffen en ook niet te verwachten. Wel is in dit onderzoek geconcludeerd dat te rekenen valt met broedvogels en mogelijk met vleermuizen en eekhoorn, die alle beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet.

Met betrekking tot broedvogels, die van het plangebied gebruik maken, dient het volgende in acht te worden genomen. Om verstoring van vogels, die in en om het plangebied broeden, te voorkomen dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen (ongeveer half maart tot half juli) te worden uitgevoerd. Mochten de werkzaamheden onverhoopt wel in het broedseizoen dienen te worden uitgevoerd, dan dient het plangebied één à twee weken voor de aanvang van de werkzaamheden door een bioloog/ecoloog te worden gecontroleerd op de aanwezigheid van broedende vogels. Indien broedende exemplaren worden aangetroffen dan dienen verstorende werkzaamheden in een voor de soort specifieke straal rondom de broedlocatie achterwege te worden gelaten tot het tijdstip waarop de jongen het nest hebben verlaten.

Met betrekking tot de vleermuizen en de eekhoorn wordt in het onderzoek geconcludeerd dat er geen vaste rust- en/of verblijfplaatsen van vleermuizen en eekhoorns in het gebied aanwezig zijn. Mogelijk gebruiken deze soorten het gebied wel om te foerageren. Door de geplande kap van bomen t.b.v. de bouw van de woning wordt een geringe oppervlakte van het leefgebied van deze mogelijk voorkomende soorten vernietigd. Geleidingsroutes voor vleermuizen blijven in het plangebied echter bestaan en in de omgeving blijft tevens voldoende foerageergebied voor eekhoorns bestaan. De ingreep heeft dan ook geen effect op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten.

Tot slot dient te allen tijde aan de zorgplicht van de Flora- en faunawet te worden voldaan. Deze zorgplicht houdt in, dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel en tevens nadelig zijn voor de flora en fauna achterwege moeten blijven.

Voor meer informatie wordt verwezen naar het rapport ´Quick scan Flora en fauna en boominventarisatie Bredaseweg 458 te Tilburg´ (AGEL adviseurs, juni 2008).