direct naar inhoud van 8.6 Bodem
Plan: Piushavengebied 2009
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008032-e001

8.6 Bodem

Inleiding

Sinds 1 januari 1995 is de wet Bodembescherming van kracht. Deze stelt regels aan de sanering van ernstige gevallen van bodemverontreiniging. Hiervoor was de Interimwet Bodemsanering van kracht. Daarnaast is de Woningwet van kracht. Ook deze stelt regels aan de hand van de bodemkwaliteit.

Samengevat komt dat op het volgende neer:

  • de woningwet richt zich op de bodemkwaliteit in relatie tot het geplande gebruik, de Wet bodembescherming richt zich daarentegen voornamelijk op het huidige gebruik.
  • De bodemtoets uit de Woningwet richt zich op de risico's voor gebruikers, voor de Wet bodembescherming zijn zowel humane risico's als de risico's voor het ecosysteem en verspreiding van belang.
  • de saneringsregeling van de wet Bodembescherming is gericht op ernstige verontreiniging, terwijl voor de Woningwet zowel ernstige als niet-ernstige verontreiniging onder de bodemtoets vallen.

Dat betekent dat voor iedere locatie in het kader van een ruimtelijke onderbouwing / bestemmingsplan onderzoek gedaan moet worden naar de gesteldheid van de bodem, tenzij hiervoor voldoende informatie aanwezig is.

In het belang van de bescherming van het milieu zijn, ten einde de bodem te beschermen, regels gesteld in de Wet bodembescherming (Wbb). De wet is van toepassing op bestemmingsplannen die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken zoals bijvoorbeeld stedelijke uitleggebieden, stedelijke herstructurering of herontwikkelingsopgaven, waarbij het gebruikelijk is om in de toelichting nader in te gaan op eventuele verontreinigingsituaties op basis van een uitvoerig bodemonderzoek.

Bodemgebruik bestemmingsplan vs. bodemgebruik conform de Wet Bodembescherming

Aan de Wet Bodembescherming is een aantal standaard gebruiksvormen gekoppeld. Voor immobiele verontreinigingen is per gebruiksvorm vastgelegd welke mate van verontreiniging aanwezig mag zijn. Deze gebruiksvormen zijn:

  • Bodemgebruiksvorm I; Wonen en intensief gebruikt groen; hieronder wordt verstaan tuinen, moestuinen, volkstuinen, parken en groenstroken tussen woonbebouwing.
  • Bodemgebruiksvorm II; Extensief gebruikt (openbaar) groen; hieronder wordt verstaan wegbermen, groen bij kantoorgebouwen en industrieterreinen en braakliggend terrein.
  • Bodemgebruiksvorm III; Bebouwing en verharding; hieronder wordt verstaan oppervlakten uit beton, klinkers, tegels, etc..
  • Bodemgebruiksvorm IV; Landbouw en natuur.

Ook op locatieniveau kunnen meerdere gebruiksvormen voorkomen, bijvoorbeeld een kantoor met stroken heeft gebruiksvormen III en II. De bodemgebruiksvormen zijn als volgt te vergelijken met de bestemmingen uit dit bestemmingsplan:

Bestemming Gebruiksvormen

  • Bedrijf III II
  • Bedrijventerrein III II
  • Detailhandel III II
  • Detailhandel+Perifeer III II
  • Gemengd I III II
  • Gemengd-1 I III II
  • Gemengd-2 I III II
  • Groen I II
  • Kantoor III II
  • Maatschappelijk III II
  • Verkeer III II
  • Verkeer-Verblijf III II
  • Water-Waterstaatkundige doeleinden -
  • Wonen I III
  • Wonen-Gestapeld I III
  • Wonen-Uit te werken bestemming I II III


Indien een bestemd gebied aan al deze gebruiksvormen voldoet gelden er geen gebruiksbeperkingen. Bovenstaande gebruiksvormen zijn gerelateerd aan risico's van bodemverontreiniging voor gebruikers.

Voor mobiele stoffen (die via het grondwater verspreiden) geldt als uitgangspunt dat er geen ontoelaatbare risico's aanwezig mogen zijn. Hier worden risico's voor gebruikers, risico's voor het ecosysteem en verspreiding van bedoeld.

De bodem moet te allen tijde geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Indien nodig kan deze geschiktheid worden verkregen door bodemsanering (door verwijdering of isoleren). De bestemming "Water" is deels gekoppeld aan de Wet Bodembescherming. Oppervlaktewater is gekoppeld aan de Waterwet. Waterbodems vallen nu nog wel onder de Wet Bodembescherming. Naar verwachting zullen waterbodems in de 2e helft van 2009 ook onder de Waterwet vallen. Daarnaast valt de bestemming "Water" niet onder één of meerdere van bovenstaande gebruiksvormen. Voor de bestemming "Water" geldt echter ook dat de kwaliteit van water en waterbodem dienen te voldoen aan het bestemde gebruik.

Gebieden

Voor het bestemmingsplan is de volgende indeling in gebieden gemaakt.

Beheergebieden en Ontwikkelgebieden met resp bouwenveloppe en wijzigingsbevoegdheid.

Voor beheergebieden is geen ruimtelijke ontwikkeling voorzien, maar wordt de bestaande situatie vastgelegd. Er vindt derhalve geen toets aan toekomstig gebruik plaats. Eventueel aanwezige bodemverontreinigingen worden indien nodig via de Wet Bodembescherming onderzocht en gesaneerd.

Voor ontwikkelgebieden met bouwenveloppe zijn de bestemmingen reeds bepaald en is een apart artikel 19 WRO procedures gestart / c.q. doorlopen. Daarom is voor deze gebieden reeds een bodemtoets gedaan. Voor ontwikkelgebieden met wijzigingsbevoegdheid geldt de mogelijkheid om de in het plan vastgestelde bestemming te wijzigen in een andere bestemming. Ten aanzien van een aanwezige bodemverontreiniging geldt dat de locatie geschikt moet zijn voor het beoogde gebruik. Dus ook bij bestemmingswijziging. Bij gemengd gebruik moet de locatiegeschikt zijn voor het meest gevoelige gebruik. Als uitgegaan wordt van de mogelijke bestemmingen grondgebonden woningen of kantoor (dus wonen met tuin I/III of bebouwing III), zal wonen met tuin de meeste gevoelige bestemming zijn. Om deze wijzigingsbevoegdheid ook mogelijk te maken moet aan de meest gevoelige bestemming worden voldaan.

De bodemverontreinigingen in de ontwikkelgebieden met wijzigingsbevoegdheid worden in de bijlage Bodemparagraaf en externe veiligheid besproken.

De conclusie is dat er al veel bodemonderzoeken in het gebied gedaan zijn maar dat in het kader van het wijzigingsplan een nadere bodemtoets uitgevoerd dient te worden.