direct naar inhoud van Artikel 13 Wonen-1
Plan: Udenhout 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2008018-e001

Artikel 13 Wonen-1

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Functie

De voor ´Wonen-1´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met dien verstande dat er sprake is van grondgebonden woningen;
  • b. bouwwerken van algemeen nut.
13.1.2 Aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding woonwagenstandplaats (wp), zijn de voor ´Wonen-1´ aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functie, met dien verstande dat het maximaal aantal standplaatsen 3 bedraagt.

13.1.3 Bijbehorende voorzieningen

De voor ´Wonen-1´ aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. parkeer-, stallings- en verkeersvoorzieningen;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. objecten voor beeldende kunst;
  • g. een beroepsmatige activiteit als een aan huis verbonden beroep,

voor zover deze voorzieningen behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 13.1.1 en 13.1.2genoemde functies.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Bestaande bebouwing welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.

13.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;
  • c. ten minste 40% van de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • d. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag 100 bedragen, tenzij anders is weergegeven;
  • e. de bouwdiepte van het bouwvlak bedraagt maximaal 12 meter, tenzij anders is weergegeven;
  • f. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter, tenzij anders is weergegeven;
  • g. de maximale goothoogte bedraagt 6 meter, tenzij anders is weergegeven. In dat geval geldt tevens de maximale dakhelling zoals weergegeven;
  • h. in overige gevallen geldt een maximale dakhelling van 55°;
  • i. het bouwen van ondergrondse bouwwerken in het bouwvlak is toegestaan.
13.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en in het erf worden gebouwd met dien verstande dat wanneer deze bouwwerken binnen het bouwvlak worden gebouwd, de afstand tot de (verlengde) voorgevel van het hoofdgebouw minimaal 3 m moet bedragen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;
  • c. tenzij anders is weergegeven mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in het erf niet meer dan bedragen dan:
    • 1. 20 m2 indien de oppervlakte van het erf 50 m2 of minder bedraagt;
    • 2. 40% van het oppervlak van het erf met een maximum van 60 m2, indien de oppervlakte van het erf meer dan 50 m2 en niet meer dan 500 m2 bedraagt.
    • 3. 80 m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 500 m2 en niet meer dan 1000 m2 bedraagt;
    • 4. 100 m2 indien de oppervlakte van het erf meer dan 1000 m2 bedraagt;
  • d. ten aanzien van de hoogte:
    • 1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de hoofdbebouwing vermeerderd met een dakconstructie van maximaal 0,5 m, met een maximale totale hoogte van 4,5 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen met een platte afdekking mag ten hoogste 3 m bedragen, tenzij anders is weergegeven;
    • 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een schuine kap mag ten hoogste 3 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 4,5 m waarbij de dakhelling maximaal 45° mag bedragen, tenzij anders is weergegeven. Deze afschuining geldt niet in die gevallen waarbij op het naastgelegen perceel in de perceelscheiding al een gebouw met een zelfde of hogere hoogte aanwezig is dan wel gelijktijdig wordt opgericht.
  • e. indien sprake is van het bouwen van een garage dient er een minimale opstelruimte van 5 x 2,5m voor een garage aanwezig te zijn.
13.2.4 Bouwwerken van algemeen nut

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken van algemeen nut mogen binnen het gehele bestemmingsvlak worden opgericht met uitzondering van de gronden gelegen voor de (verlengde) voorgevelrooilijn;
  • b. de maximale hoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3,5 m;
  • c. de maximale oppervlakte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 50 m².
13.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op het onbebouwd erf niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag in het bouwvlak en in het erf niet meer dan 3 m en in het onbebouwd erf niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. (openlucht) zwembaden, vijvers en daarmee gelijk te stellen bij een tuin behorende voorzieningen mogen uitsluitend in het bouwvlak en het (on)bebouwd erf worden opgericht, met dien verstande dat de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 40% van het erf en de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,5 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding (sba-ct) zijn uitsluitend carports toegestaan met een maximale hoogte van 3 meter. Het bebouwingspercentage ter plaatse van deze aanduiding bedraagt 100%.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 26nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmeting van gebouwen, bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de brandveiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 7. parkeergelegenheid op eigen terrein.
  • b. werken ten behoeve van nutsvoorzieningen (waaronder kabels en leidingen), verkeers- en vervoersvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • c. de vorm, de afmetingen en de plaatsing van de derde bouwlaag boven een hoogte van 6 m boven het straatpeil in verband met een goede ruimtelijke afstemming op het overwegend aanwezige straatbeeld.
13.4 Ontheffing van de bouwregels
13.4.1 Ontheffing t.b.v. bouwen in het bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 26en met de ontheffingsvoorwaarden in 13.4.4 voor het bouwen in het bouwvlak ontheffing te verlenen van:

  • a. de goothoogte van hoofdgebouwen in de achtergevelrooilijn, onder voorwaarde dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan eenmaal de helft van de afstand tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok, vermeerderd met 1 m, met een maximum van 10 m. Bij het ontbreken van een tegenoverliggende achtergevelrooilijn geldt een maximum van 10 m;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen in de voorgevelrooilijn, onder voorwaarde dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan eenmaal de afstand tot de tegenoverliggende voorgevelrooilijn, vermeerderd met 1 m, met een maximum van 10 m. Bij het ontbreken van een tegenoverliggende voorgevelrooilijn geldt een maximum van 10 m.
13.4.2 Ontheffing t.b.v. bouwen in het onbebouwd erf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 26en met de ontheffingsvoorwaarden in 13.4.4 voor het bouwen in het onbebouwd erf ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in 13.2.5 sub b, voor de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, die naar hun aard en bestemming op een onbebouwd erf toelaatbaar zijn, met een maximum van 5 m;
  • b. het bepaalde in 13.2.5 sub b voor vlaggemasten in het onbebouwd erf tot een hoogte van maximaal 10 m.
  • c. het bepaalde in 13.2.2 sub a, voor bouwwerken ten behoeve van gevelrenovatie met een maximum van 0.10 m;
  • d. het bepaalde in 13.2.3 sub a, voor ondergrondse bouwwerken, zoals kelders en kelderingangen mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;
  • e. het bepaalde in 13.2.3 sub a voor erkers, met dien verstande dat:
    • 1. op de begane grond:
      • de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de voorgevel bedraagt,
      • de diepte maximaal 1,5 m bedraagt,
      • de hoogte één bouwlaag of maximaal 3 m betreft;
    • 2. de uitbouw transparant moet worden uitgevoerd;
    • 3. op de perceelscheiding dan wel op maximaal 2 m uit de perceelscheiding sprake kan zijn van een ondoorzichtige wand;
  • f. het bepaalde in 13.2.3 sub a, voor balkons van maximaal 1,5 m diep;
  • g. het bepaalde in 13.2.3 sub a voor entrees, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met in achtneming van het bepaalde in artikel 20.8;
  • h. de in 13.2.5 sub a opgenomen maximum hoogte van erfafscheidingen bij bijzondere in stedenbouwkundig opzicht afwijkende situaties met een maximum van 2 m.
13.4.3 Ontheffing t.b.v. bouwen in het erf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 26en met de ontheffingsvoorwaarden in 13.4.4 voor het bouwen in het erf ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in 13.2.3 voor het bouwen van afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg met inachtneming van het bepaalde in artikel 13.5.2.met dien verstande dat 15 m2aaneengesloten onbebouwd terrein op het bouwperceel aanwezig blijft met een maximum van:
    • 1. 80 m2 mits de oppervlakte van het erf kleiner is dan 500 m2;
    • 2. 100 m2 mits de oppervlakte van het erf groter is dan 500 m2 en indien de volledige woonfunctie (woon-/eetkamer, keuken, badkamer, slaapkamer) op de begane grond wordt gesitueerd;
  • b. het bepaalde in 13.2.5 sub b voor de opgenomen maximum hoogte voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een maximum van 5 m hoogte, voor antennes die van de voet af gemeten een hoogte hebben van meer dan 5 m, respectievelijk antennes, voor zover gelegen achter een woning of een ander gebouw, met een doorsnede groter dan 2 m en een hoogte van meer dan 3 m, gemeten vanaf het aansluitend terrein;
  • c. de in 13.4.2 onder b, c, en e genoemde ontheffingsbevoegdheden zijn van overeenkomstige toepassing in het erf.
  • d. het bepaalde in 13.2.3 sub e ten behoeve van de minimale opstelruimte van 5 x 2,5 m vóór de garage mits de parkeerruimte elders op het eigen terrein wordt gerealiseerd of het perceel gelegen is aan een interne ontsluitingsweg.
13.4.4 Ontheffingsvoorwaarden

ontheffingen als bedoeld onder 13.4.1, 13.4.2 en 13.4.3 worden slechts verleend indien:

  • a. de bebouwingskarakteristiek van de straat niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de brandveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de milieusituatie niet onevenredig wordt aangetast
  • e. de sociale veiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • f. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. de ruimtelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • h. vanuit stedenbouwkundig oogpunt in beginsel rekening wordt gehouden met eventuele zichthoeken vanuit belendende percelen.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming ´Wonen-1´, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. de uitoefening van enige tak van handel, nijverheid of dienstverlening daaronder begrepen een ambachtelijk of industrieel bedrijf, met uitzondering van uitoefening van beroepsmatigeactiviteiten als bedoeld in 13.1.3 sub g;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidzoneringsplichtige inrichting of risicovolle inrichting;
  • d. het splitsen van een (grondgebonden) woning in twee of meer zelfstandige woonruimten.
  • e. het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realisering en/of handhaving van de bestemming dient;
  • f. opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij deze ter realisering en/of handhaving van de bestemming is;
  • g. opslag van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • h. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
  • i. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten;
  • j. voor de uitoefening van enige tak van handel inclusief detailhandel, nijverheid en dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 13.1.
13.5.2 Ontheffing van het gebruik ten behoeve van mantelzorg
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedureregels in artikel 26ontheffing verlenen van het bepaalde in 13.5.1 ten behoeve van het tijdelijk in gebruik nemen van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonende en bedrijven;
    • 3. de maximale oppervlakte welke in aanmerking komt voor afhankelijke woonruimte 80 m² bedraagt. In uitzonderlijke gevallen kan deze worden vergroot tot 100 m2 mits de oppervlakte van het erf groter is dan 500 m2 en indien de volledige woonfunctie (woon-/eetkamer, keuken, badkamer, slaapkamer) op de begane grond wordt gesitueerd;
  • b. Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing, verleend op grond van 13.5.2 in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
13.5.3 Ontheffing van het gebruik ten behoeve van de uitoefening van een bedrijfsmatige activiteit

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van de procedureregels in artikel 26ontheffing verlenen van het bepaalde in 13.5.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatigeactiviteiten zoals genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij de regels behorende Staat bedrijfsactiviteiten, in de woning en/of bijgebouw(en) met dien verstande dat:

  • a. de bedrijfsuitoefening in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt is aan de woning en de woonomgeving.
  • b. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid welke onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het betreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden wel verantwoord is;
  • c. geen sprake is van ontoelaatbare publieks- of verkeersaantrekking, mede in verband met eventueel reeds in de directe omgeving aanwezige beroepsvestigingen;
  • d. op geen enkele andere wijze overlast wordt veroorzaakt.
  • e. voldoende is of kan worden voorzien in parkeergelegenheid voor werknemers en bezoekers;
  • f. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan in ter plaatse vervaardigde goederen.
  • g. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een maximum van 80 m2.
13.5.4 Ontheffing voor meest doelmatig gebruik

Burgemeester en wethouders verlenen met inachtneming van de procedureregels in artikel 26ontheffing van het bepaalde in 13.5.1 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

13.6 Wijzigingsbevoegdheid
13.6.1 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van horeca 1
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen-1 wijzigen, zodanig dat een aanduiding ´horeca van categorie 1´ wordt toegevoegd, indien zich binnen een straal van 500 m van het beoogde vestigingspunt geen horeca-inrichtingen van de categorie 1, 2 of 3 bevinden en mits geen sprake is van strijd met rijks-, provinciaal, dan wel gemeentelijk beleid;
  • b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.
13.6.2 Wijzigingsbevoegdheid Wonen-Gestapeld
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Wonen-1 te wijzigen in de bestemming Wonen-Gestapeld, met dien verstande dat de specifieke locale situatie afgewogen wordt, waarbij de volgende aspecten in ogenschouw moeten worden genomen:
    • 1. stedenbouwkundig beeld/inpassing t.o.v. de directe omgeving;
    • 2. verkeersaantrekkende werking in relatie tot voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein waarbij parkeren onder het gebouw onder straatpeil niveau moet plaats vinden;
    • 3. verkeersveiligheid;
    • 4. toetsing aan het vastgestelde volkshuisvestingsbeleid op het moment van wijziging.
    • 5. toetsing aan de Wet Geluidhinder;
    • 6. toetsing aan diverse milieuaspecten waaronder milieuvergunningen van in de omgeving aanwezige bedrijvigheid.
  • b. Burgemeester en wethouders verklaren op de gewijzigde bestemming de regels van het plan van overeenkomstige toepassing.