Plan: | Bedrijventerrein Kraaiven 2008 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0855.BSP2008016-e001 |
Het beleid voor industriële geurhinder (geur van bedrijven die niet tot de agrarische sector
behoren) is samengevat in een brief van het ministerie van VROM van 30 juni 1995. Kort
samengevat komt het erop neer dat afgestapt is van stringente geurnormen; de toetsing of een
ontwikkeling toelaatbaar is zonder voor overmatige geurhinder te zorgen,is grotendeels
overgelaten aan lokale overheden. Er wordt in de brief een aantal algemene
beleidsuitgangspunten gegeven, waarbij ´het voorkómen van nieuwe geurhinder´ voor de
ruimtelijke ordening het belangrijkst is. Binnen de gemeente Tilburg worden deze algemene uitgangspunten gehanteerd.
Voor een aantal categorieën bedrijven is dit algemene geurbeleid geconcretiseerd in de
Nederlandse emissie Richtlijn lucht (NeR). Voor zover een 'dosis-effectrelatie' (de relatie tussen
de geuremissie bij het bedrijf en de hinder voor omwonenden) voor een bedrijfscategorie is
vastgesteld, zijn voor die bedrijven 'normen' vastgesteld waarbij hinder kan worden verwacht.
Voor de overige categorieën bedrijven zal dit moeten worden vastgesteld door specifiek
geuronderzoek. Aangezien de NeR een formele richtlijn is, en bovendien een concrete vertaling
vormt van het algemene beleidskader, dient hier bij ruimtelijke plannen bij te worden
aangesloten.
Voor enkele bedrijfscategorieën is behalve een grenswaarde voor nieuwe situaties ook een maximale geurimmissieconcentratie vastgesteld voor bestaande situaties. In het beheerbestemmingsplan wordt uitsluitend de huidige situatie vastgelegd. Er zijn geen nieuwe ontwikkelmogelijkheden binnen het plangebied opgenomen. Ook buiten het plangebied zijn geen concrete nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Bij nieuw vestiging van bedrijven met een geurimmissie wordt getoetst aan de huidige wetgeving. Daarnaast wordt bij een nieuw bestemmingsplan dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt rekening gehouden met de reeds aanwezige bedrijven op het industrieterrein. Hierdoor ontstaan er dus geen nieuwe geurhinder situaties.
Op bedrijven die wel tot de agrarische sector behoren (veehouderijen) is ten aanzien van het
geurbeleid de Wet geurhinder en veehouderij (5 oktober 2006) en de bijbehorende Regeling
geurhinder en veehouderij van toepassing. Deze wet geeft normen voor de geurbelasting die
een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt
berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-Stacks model). Dit geldt
alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en
veehouderij. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden.
Binnen het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig, welke een geurcontour hebben. Ook
buiten het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig met een geurcontour welke van invloed zijn op het plangebied.