direct naar inhoud van Artikel 10 Wonen-Buitengebied
Plan: Noordwesttangent (Dalem Zuid - Vossenberg West)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0855.BSP2006012-e001

Artikel 10 Wonen-Buitengebied

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Functie

De voor 'Wonen-Buitengebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. één woning per bestemmingsvlak;
  • b. aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • c. bijbehorende en ondergeschikte tuinen en erven;
  • d. bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. bijbehorende en ondergeschikte groenvoorzieningen;
  • f. bijbehorende en ondergeschikte speelvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  • a. Bestaande bebouwing, welke krachtens een bouwvergunning is opgericht en in overeenstemming is met de bestemming volgens dit plan, maar afwijkend van één of meer bebouwingsregels, wordt geacht aan het plan te voldoen. Hieronder wordt tevens vergunde bebouwing verstaan, die nog moet worden opgericht.
10.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één woning toegestaan;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • d. de inhoud mag niet meer bedragen dan 600 m³, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
10.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen dienen op een afstand van tenminste 2 m achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden gebouwd.
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij door middel van een
    maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
  • d. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de woning mag niet meer bedragen dan
    20 m.
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 75 m², tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht voor zover deze behoren bij en ondergeschikt zijn aan de onder 10.1.1 genoemde functies.
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven.
10.2.5 Ondergronds bouwen

Op de gronden binnen deze bestemming mag ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd, eveneens ondergronds mag worden gebouwd, en daarnaast direct aansluitend in- en uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken mogen worden gebouwd en
  • b. de verticale diepte niet meer mag bedragen dan 3,5 m.
10.3 Ontheffing van de bouwregels
10.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 20, ontheffing te verlenen van:

  • a. het bepaalde in 10.2.3 voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 20 m van de woning, mits dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
  • b. het bepaalde in 10.2.4 voor het bouwen van onoverdekte zwembaden, mits:
    • 1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder bedraagt dan 5 m en
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 0,5 m en
    • 3. de oppervlakte van het zwembad niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak, met een maximum van 500 m² en
    • 4. het zwembad uitsluitend achter de achtergevelrooilijn van de woning wordt gesitueerd en
    • 5. de in het omliggende gebied aanwezige waarden niet in onevenredige mate worden aangetast en
    • 6. sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van het zwembad en
    • 7. het stedenbouwkundige beeld niet in onevenredige mate wordt aangetast en
    • 8. de belangen van derden niet in onevenredige mate worden geschaad.
  • c. het bepaalde in 10.2.4 voor het bouwen van terreinafscheidingen met een hoogte van
    maximaal 3 m, mits die niet gesitueerd zijn voor de voorgevelrooilijn van de woning en het stedenbouwkundig en landschappelijk beeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor
      • de uitoefening van enige tak van handel (inclusief detailhandel);
      • nijverheid;
      • dienstverlening;
      • de uitoefening van een ambachtelijk, industrieel of agrarisch bedrijf;
      • zelfstandige kantoren of zelfstandige kantoorruimten;
      • horecadoeleinden;
  • b. het splitsen van een woning in twee of meer zelfstandige woonruimten dan wel het gebruik van aan- of uitbouwen en bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woonruimte;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • d. het opgeslagen hebben en/of houden van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • e. het opgeslagen hebben en/of houden van gebruiksklare of onklare voer- en vaartuigen of onderdelen daarvan, anders dan ter realisering en/of handhaving van de bestemming;
  • f. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijgebouwen bij de woning voor publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
10.4.2 Gebruik overeenkomstig de bestemming
  • a. Het gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen bij de woning ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie, mits:
    • 1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen tot ten hoogste 80 m² wordt gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit en
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is en
    • 3. geen sprake is van op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of meldingsplichtige activiteiten en
    • 4. het gaat om bedrijfsactiviteiten, die vallen onder de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die bij dit bestemmingsplan is gevoegd en
    • 5. geen sprake is van detailhandel.
10.5 Ontheffing van de gebruiksregels
10.5.1 Ontheffing afhankelijke woonruimte (mantelzorgregeling)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de procedureregels in 20, ontheffing te verlenen van het bepaalde in 10.1.1 en 10.4.1 ten behoeve van het gebruik van aan- of uitbouwen of bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg, hetgeen blijkt uit een verklaring van een arts en
  • b. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt ingepast en
  • c. door de aanvrager een garantieverklaring wordt afgegeven waarin is opgenomen dat, nadat de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen, het gebruik van het (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijk woonruimte wordt beëindigd, dat bij afzonderlijke vervreemding van de (voormalige) mantelzorgruimte aan derden een direct opeisbare boete van € 50.000,00 of zoveel meer als noodzakelijk is in verband met omvang, ligging en uitstraling van de (voormalige) mantelzorgruimte verbeurd wordt en dat een kettingbeding wordt opgenomen, zodat deze voorwaarde ook geldt voor eventuele rechtsopvolgers en
  • d. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van belangen van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven.