direct naar inhoud van Regels

Beheersverordening spoorlijn Loven

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0855.BHV2023001-e001
Plantype: beheersverordening

Toelichting

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

1.1 Aanleiding

Gebleken is dat een deel van de spoorlijn Tilburg- Den Bosch ter hoogte van het Bedrijventerrein Loven de verkeerde bestemming heeft. Dit spoorlijnsegment is momenteel bestemd tot 'Verkeer-Verblijf' terwijl dit 'Verkeer-Railverkeer' moet zijn. Met deze beheersverordening wordt de planologische situatie in overeenstemming gebracht met de daadwerkelijke railverkeersfunctie die het spoorlijnsegment vervult. De betreffende spoorlijn is al jaren in gebruik voor railverkeersactiviteiten. Deze beheers verordening legt de bestaande situatie vast, zonder enige verandering aan de feitelijke situatie ter plaatse.

 

 [image]

Situering besluitgebied in Tilburg

 

1.2 Het besluitgebied

 

Het besluitgebied betreft een specifiek stuk spoorlijn binnen het traject Tilburg - Vught, zoals aangegeven op de bijgevoegde afbeelding. Het besluitgebied omvat de bestaande spoorweginfrastructuur, inclusief de rails, dwarsliggers en de bijbehorende voorzieningen.

 

 [image]

Spoorlijnsegment Tilburg - Vught

1.3 Motivering beheersverordening

De gemeente heeft sinds 2008 in de Wro de keuze gekregen tussen een bestemmingsplan of een beheersverordening. De keuze tussen beide instrumenten is afhankelijk van het karakter van het plangebied. De beheersverordening is geïntroduceerd voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien (art. 3.38 Wro). De Wro geeft niet aan wat moet worden verstaan onder een 'ruimtelijke ontwikkeling', terwijl aan de hand van dit begrip moet worden bepaald of een beheersverordening kan worden opgesteld. In de wetsgeschiedenis is hierover onder meer te vinden 'dat van een ruimtelijke ontwikkeling sprake is als het gaat om ruimtelijk relevante veranderingen in het planologisch toegestane gebruik van gronden en opstallen alsmede om bouwkundige wijzigingen van bouwwerken, waarvoor een bouwvergunning (nu: omgevingsvergunning) nodig is'.

 

Een bestemmingsplan is voorbehouden aan gebieden waar ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk is. Bij de beheersverordening gaat het om gebieden die 'af' of 'uitontwikkeld' zijn. Cruciaal verschil met een bestemmingsplan is dat in een beheersverordening het bestaande feitelijke gebruik of de bestaande planologische situatie, en dus geen planologisch relevante ontwikkelingen, worden vastgelegd.

 

De Wro heeft een bovengrens gesteld voor gebieden waarvoor de verordening kan worden toegepast. Een beheersverordening vormt namelijk een beheerregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de horizon van de verordening. Onder beheerregeling wordt zowel een regeling voor de daadwerkelijk aanwezige situatie verstaan, als een regeling voor planologische ruimte. Dit betekent dat de beheersverordening kan worden ingezet voor gebieden waar op korte en middellange termijn (circa de komende 10 jaar) geen ontwikkelingen worden verwacht die afbreuk doen aan het bestaande straat- en functiebeeld van het betreffende gebied. Naast de bestaande situatie, kan

de beheersverordening ook voorzien in planologische ruimte, zolang hiermee geen ruimtelijke ontwikkeling ontstaat.

Aan de voorwaarden die gelden voor het toepassen van een beheersverordening wordt voldaan. Er zijn namelijk voor het besluitgebied geen ontwikkelingen voorzien. Er is voor Bedrijventerrein Loven ook geen (wettelijke) verplichting dat er een bestemmingsplan moet komen.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke en functionele structuur

 

Deze beheersverordening voor het specifieke spoorlijnsegment binnen het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Loven 2016" heeft geen invloed op de fysieke bestaande situatie van het betreffende gebied. Derhalve zal de navolgende beschrijving zich richten op een algemeen overzicht van de ruimtelijke en functionele structuur van het Bedrijventerrein waarbinnen het spoorlijnsegment is gelegen.

2.1 Algemeen

De bedrijventerreinen Loven en Schepersven liggen in het noordoosten van Tilburg. Schepersven ligt noordelijk van de Burg. Bechtweg en Loven ligt ten zuiden van deze weg. Beide bedrijventerreinen zijn via de Burg. Bechtweg uitstekend ontsloten op het rijkswegennet. De Burg. Bechtweg sluit in oostelijke richting aan op rijksweg A58 (Eindhoven/Breda)/ rijksweg A65 ('s-Hertogenbosch) en in westelijke richting op de N261 (richting Waalwijk en de Randstad). In zuidelijke richting heeft het bedrijventerrein Loven via de Jules Verneweg een aansluiting op de Bosscheweg, ook richting de A65. Een andere belangrijke ontsluitingsader van het bedrijventerrein Loven is de Gelrebaan richting de binnenstedelijke ringbaan.

 

Het bedrijventerrein Loven is in fasen aangelegd. Het gedeelte ten zuiden van de Gelrebaan (Loven-Zuid) vormt het oudste onderdeel van het bedrijventerrein Loven en is ontwikkeld vanaf het begin van de jaren zestig. Loven-Zuid is vooral geschikt voor de vestiging van relatief kleinschalige bedrijven in een lichte milieucategorie. n het gedeelte ten noorden van de Gelrebaan zijn diverse grootschalige bedrijven gevestigd. Dit gedeelte van Loven is een geluidgezoneerd bedrijventerrein en biedt ruimte voor bedrijven in een relatief zware milieucategorie. Dit gedeelte van Loven kent naast een goede wegontsluiting ook een goede waterontsluiting via het Wilhelminakanaal en een spoorontsluiting richting Eindhoven en Den Bosch. Noordelijk van het bedrijventerrein Loven is sinds 2009 het bedrijventerrein Schepersven in ontwikkeling. Hier is onder andere het NedTrain Componentenbedrijf (NCB) gevestigd.

2.2 Technische infrastructuur

Deze verordening richt zich op het waarborgen van de voortzetting van de railverkeersactiviteiten binnen het besluitgebied en het aanpassen van de bestemming om in overeenstemming te zijn met de huidige en toekomstige spoorse activiteiten. De andere ondergrondse infrastructuur is bekend en zal geen wijzigingen ondergaan als gevolg van deze planherziening.

 

De ondergrondse infrastructuur in c.q. rondom het besluitgebied bestaat uit dienstleidingen van de volgende beheerders:

 

Beleidskader

Het volgende beleidskader is van toepassing:

 

Telecommunicatiewet: juridisch beleid inzake telecomnetwerken. Het verleggen van kabels voor telefoon, internet en televisie is in de Telecommunicatiewet geregeld. De grondeigenaar is verplicht telecommunicatiekabels te gedogen (toe te staan) in zijn grond. De telecom beheerder regelt de verlegging; de kosten zijn in principe voor haar rekening (artikel 5.7. lid 1). Eventuele geschillen worden door de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) of de rechter beslecht.

 

Circulaire '84: juridisch kader inzake hoogdruk aardgastransportleidingen. In deze circulaire is gekozen voor een gedifferentieerde benadering voor zonering waarbij onderscheid is gemaakt tussen toetsingsafstand en bebouwingsafstand.

 

Privaatrechtelijke overeenkomsten met Enexis (voormalige PNEM) en Brabant Water (voormalige TWM): In verband met het ontbreken van uniforme regelgeving zijn er in het verleden door gemeente Tilburg, en destijds eigen gemeentes Berkel-Enschot en Udenhout met bovengenoemde bedrijven afzonderlijke regelingen afgesproken.

 

Aanlegvergunning ondergrondse infrastructuur: verantwoordelijk hiervoor is cluster Leidingcoördinatie.

Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION): deze wet heeft tot doel om graafincidenten te voorkomen en de informatie uitwisseling over de ligging van kabels en leidingen te reguleren. Het Kadaster is het informatieloket en zorgt ervoor dat de informatie uitgewisseld kan worden. In het besluitgebied liggen enkele belangrijke infrastructurele voorzieningen. De trace´s van hoofdtransportleidingen/ -kabels zijn alleen op de plankaart aangegeven voor zover deze betrekking hebben op bestemmingen waarop een bouwtitel rust.

 

Binnen het besluitgebied bevinden zich geen kabels/leidingen waarop een veiligheidszone van toepassing is volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

 

2.3 Juridisch planologische situatie

Deze beheersverordening vervangt deels de volgende bestemmingsplannen:

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

 

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk volgt een korte weergave van het bij het opstellen van deze beheersverordening van kracht zijnde ruimtelijke beleidskader.

3.2 Rijksbeleid

In het besluitgebied spelen geen rijksbelangen, daarom wordt het beleid van het rijk niet in deze beheersverordening besproken.

3.3 Provinciaal beleid

Het besluitgebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied en er vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats, daarom wordt het beleid op provinciaal niveau niet verder uitgewerkt.

3.4 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Tilburg 2040

Op 21 september 2015 heeft de Raad de Omgevingsvisie Tilburg 2040 vastgesteld. De Omgevingsvisie richt zich op Tilburg als vitale, duurzame stad in een moderne netwerksamenleving. De ontwikkelingen in de economie, de maatschappij en de leefomgeving gaan niet ten koste van elkaar, maar sluiten op elkaar aan en versterken elkaar. People, planet en profit zijn in balans.

People: Het is prettig wonen en werken in Tilburg, een stad met veel verschillende woonbuurten en verschillende soorten werklocaties. De woonmilieus passen bij de leefstijl van de mensen.

Planet: We gaan voor een gezonde en leefbare stad, anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals hitte, droogte en hogere temperaturen. In het economisch systeem wordt herbruikbaarheid van producten en grondstoffen steeds belangrijker. Verder krijgen groen en water een steeds prominentere rol in de stad. De grote natuurgebieden om de stad zijn met elkaar verbonden. Dat versterkt het ecologisch systeem en de veerkracht van de natuur.

Profit: Om ook in de toekomst sterk genoeg te zijn, wil Tilburg de kracht van BrabantStad benutten. Tilburg is een stad die mensen kansen biedt: op aangenaam werk en op een fijne woon- en leefomgeving.

 

Functie van de Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Tilburg 2040 is een koers- en inspiratiedocument. Het is een kompas voor investeringen in het fysieke domein. Een uitnodiging aan de stad om samen te werken aan de ontwikkeling van een stad waar het fijn wonen, werken, leven en recreëren is. De visie biedt burgers en bedrijven ruimte om initiatief te ontplooien en reikt de gemeente handvatten aan om haar strategie af te stemmen op het geschetste toekomstperspectief. De Omgevingsvisie Tilburg 2040 geeft ook richting aan de inzet van de gemeente; in welke onderdelen de gemeente haar geld, tijd en bestuurskracht investeert. En welke prioriteiten daarbij gelden.

 

Specifiek voor dit besluitgebied geeft de Omgevingsvisie als beleidsuitgangspunten aan dat Tilburg Loven wilt laten uitgroeien tot een volwaardig trimodaal bedrijventerrein, met een goede ontsluiting via de weg, water en spoor. Deze beheersverordening bevat een correctie draagt hier aan bij. Geconcludeerd wordt dat het plan past in de omgevingsvisie.

 

Hoofdstuk 4 Thematische beleidskaders

 

4.1 Inleiding

In het kader van de beheersverordening heeft voor het verordeningsgebied een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten in het gebied. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie met de bestaande kwaliteit. Het onderzoek richtte zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet‐en regelgeving.

4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumentenzorg

 

4.2.1 Algemeen

Om de cultuurhistorische waarden van het gebied duidelijk in beeld te brengen worden vier aspecten uitgewerkt:

Al naar hun belang en de beschikbare informatie worden deze aspecten, nader belicht. Tevens wordt aangegeven welke aspecten onder enige vorm van beschermende wet- en regelgeving vallen.

 

Naar aanleiding van de herziening van alle beheerbestemmingsplannen is door BILAN-Fontys Hogescholen cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd en vastgelegd in diverse gebiedsgerichte rapporten. Deze rapporten vormen de belangrijkste bron voor de cultuurhistorische paragraaf.

 

Beleidskader:

 

Bronnen:

 

4.2.2 Historische geografie en ontwikkeling

Het besluitgebied bevindt zich op de oostelijke rand van de hoge gronden waarop de verschillende nederzettingen van Tilburg lagen. Aansluitend liep vanaf Tilburg een brede dekzandrug richting Oisterwijk. Het besluitgebied werd van noordwest naar zuidoost doorsneden door De Zwartrijt die ontsprong op het akkercomplex De Schijf en met een grote bocht, door het besluitgebied, uiteindelijk uitstroomde in de Leij. In het zuidelijke deel van het besluitgebied, op de dekzandrug tussen Tilburg en Oisterwijk, lagen behalve de Lovense Akkers (rond Loven) ook uitlopers van de akkers van Enschot. Hier lag ook de nederzetting Loven die mogelijk een vroegmiddeleeuwse oorsprong heeft. Over dezelfde rug liepen belangrijke routes waaronder de Enschotsebaan, het Pelgrims Pad en de in 1822 aangelegde Bosscheweg. Het gebied werd van zuid naar noord doorsneden door de Nieuw-Lovenstraat die over de rand van de hoge gronden ten noorden van Loven liep. De overige infrastructuur bestond uit een groot aantal paden. Het centrale deel van het besluitgebied werd ingenomen door De Rauwbraken, een woest en drassig heidegebied dat pas laat werd ontgonnen, met name door de aanplant van naaldbomen. In het noordoostelijke deel hiervan werd in de achttiende eeuw het plezierbos De Nieuwe Warande aangelegd. Na 1960 onderging het een gebied een ingrijpende verandering met de aanleg van de industrieterreinen Noordoost en Loven. Daarbij ging de oude structuur van het gebied geheel verloren. Van de vroegere nederzetting Loven bleef slechts een klein deel bewaard in de vorm van een naoorlogse uitbreiding langs de Kapitein Nemostraat en Nautilusstraat.

4.2.3 Archeologie (bodemarchief)

Het zuidelijke deel van het besluitgebied heeft op de Archeologische Waarschuwingskaart van Tilburg (ARWATI), vanwege de ligging op een relatief hooggelegen dekzandrug, deels een hoge tot zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Het betreft het gebied rond de Bosscheweg en Enschotsebaan waar zich ook belangrijke nederzettingen bevonden (Loven). Het lager gelegen gebied in het midden van het besluitgebied (De Rauwbraken) heeft op de Arwati een onbekende verwachting. Ook op de IKAW heeft het zuidelijke deel van besluitgebied langs de Bosscheweg en Enschotsebaan een hoge trefkans.

 

Om deze verwachting nader te kunnen specificeren is in het uitgevoerde onderzoek vertrokken vanuit de reconstructie van het prestedelijke landschap, die in nauwe relatie staat tot de bewoningsgeschiedenis. Belangrijk onderdeel is hierbij het hanteren van een lagenbenadering. De verschillende landschappelijke lagen zijn reliëf, water, bodem en wegenpatroon. Deze aspecten werden aangevuld met onder andere archeologische waarnemingen, bekende historische bebouwing en toponymisch onderzoek om een overzicht te krijgen van de historische bewoning en het type landschapsgebruik. De landschapsreconstructie werd gekoppeld aan bekende nederzettingspatronen uit diverse perioden. Op deze manier werd uitspraak gedaan over locaties die gunstig kunnen zijn geweest voor (pre)historische bewoning.

 

Net als andere stadsdelen van Tilburg voldoet het plangebied aan een aantal historisch-landschappelijke criteria dat kansen biedt aan vroege bewoning of deze althans doet vermoeden. Het gaat hierbij om elementen zoals de nabijheid van water, de afwisseling van reliëf (met name het voorkomen van hoger gelegen locaties), de bodemgesteldheid en de voormalige aanwezigheid van oude structuren die een aanduiding kunnen zijn van oude bewoningspatronen.

4.2.3 Archeologie (bodemarchief)

Het zuidelijke deel van het plangebied heeft op de Archeologische Waarschuwingskaart van Tilburg (ARWATI), vanwege de ligging op een relatief hooggelegen dekzandrug, deels een hoge tot zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Het betreft het gebied rond de Bosscheweg en Enschotsebaan waar zich ook belangrijke nederzettingen bevonden (Loven). Het lager gelegen gebied in het midden van het plangebied (De Rauwbraken) heeft op de Arwati een onbekende verwachting. Ook op de IKAW heeft het zuidelijke deel van plangebied langs de Bosscheweg en Enschotsebaan een hoge trefkans.

 

Om deze verwachting nader te kunnen specificeren is in het uitgevoerde onderzoek vertrokken vanuit de reconstructie van het prestedelijke landschap, die in nauwe relatie staat tot de bewoningsgeschiedenis. Belangrijk onderdeel is hierbij het hanteren van een lagenbenadering. De verschillende landschappelijke lagen zijn reliëf, water, bodem en wegenpatroon. Deze aspecten werden aangevuld met onder andere archeologische waarnemingen, bekende historische bebouwing en toponymisch onderzoek om een overzicht te krijgen van de historische bewoning en het type landschapsgebruik. De landschapsreconstructie werd gekoppeld aan bekende nederzettingspatronen uit diverse perioden. Op deze manier werd uitspraak gedaan over locaties die gunstig kunnen zijn geweest voor (pre)historische bewoning.

 

Net als andere stadsdelen van Tilburg voldoet het plangebied aan een aantal historisch-landschappelijke criteria dat kansen biedt aan vroege bewoning of deze althans doet vermoeden. Het gaat hierbij om elementen zoals de nabijheid van water, de afwisseling van reliëf (met name het voorkomen van hoger gelegen locaties), de bodemgesteldheid en de voormalige aanwezigheid van oude structuren die een aanduiding kunnen zijn van oude bewoningspatronen.

4.2.4 Richtlijnen en voorwaarden

Archeologie

De resultaten van het archeologisch inventariserend bureauonderzoek met inbegrip van de indicatieve periodenkaart van het besluitgebied, vormen, in combinatie met de vigerende verwachtingskaart(en) en de bekende archeologische waarnemingen, de basis voor advisering en toetsing betreffende archeologische waarden en eventueel vooronderzoek bij ruimtelijke ontwikkelingen en met name vrijstellings- en andere voor archeologie van toepassing zijnde vergunningsprocedures op een bepaalde locatie. Zeker indien het bodemarchief van een bepaald terrein (vermoedelijk) nog niet verstoord is, is nader onderzoek naar eventuele archeologische sporen en vondsten aan de orde.

 

  1. Gebied met (middel)hoge archeologische verwachting: bij planvorming (c.q. bouwaanvragen) waarbij sprake is van grondverzet geldt, in die locaties die op de waarschuwingskaart een aanduiding hebben van (middel)hoge archeologische verwachting, advies- en/of onderzoeksplicht inzake archeologie. Deze verplichting geldt bovendien op grond van rijks- en provinciaal beleid voor vrijstellingsprocedures, bestemmingsplanprocedures en MER-plichtige projecten.

  2. Archeologisch waardevol terrein: aanlegvergunning met als voorwaarde archeologisch vooronderzoek bij planologische ontwikkelingen voor locaties aangeduid op de plankaart als terrein met bestemming archeologie.

  3. Gebied met geen tot lage verwachting: bij planvorming (c.q. bouwaanvragen) waarbij sprake is van grondverzet geldt, in die locaties die op de waarschuwingskaart een aanduiding hebben van geen tot lage archeologische verwachting en waarbij de oppervlakte 5000m2 of meer bedraagt, een advies- en/of onderzoeksplicht inzake archeologie.

 

Cultuurhistorie

De beschermde monumenten en gebieden (rijks- en gemeentelijke monumenten en beschermde stadsgezichten) vallen onder separate besluitvormingsprocedures, met name de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening gemeente Tilburg. In geval van wijziging van bestemmingen van percelen waarop deze wet- en regelgeving van toepassing is, zal de cultuurhistorische waarde een afwegingsfactor zijn (zie paragraaf 4.3.5).

 

De cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren, zoals opgenomen in het MIP (en niet voorzien van een geautoriseerde status (rijks- of gemeentelijk monument)) en die uit de naoorlogse periode (wederopbouw), hebben geen officieel beschermde status. Desondanks dient in eventuele planontwikkeling rekening gehouden te worden met deze elementen, waarbij gestreefd dient te worden naar behoud. Hergebruik verdient de voorkeur boven sloop en vervangende nieuwbouw (zie paragraaf 4.3.5).

 

4.3 Verkeer en railverkeer

 

4.3.1 Tilburgs Openbaar Vervoerplan, provinciale OV-visie, Programma Hoogfrequents Spoorvervoer (PHS)

De provincie Noord Brabant is opdrachtgever van het openbaar vervoer per bus in Tilburg. De lijnvoering en de inrichting van de belangrijkste haltes zijn gebaseerd op het Tilburgs Openbaar vervoer Plan (TOP) uit 2000. De aansturing door de provincie gebeurt op basis van de provinciale OV-Visie: OV-visie Brabant, Vraaggericht, verbindend, verantwoord (oktober 2012), die ook als basis dient voor de aanbesteding van het openbaar vervoer vanaf eind 2014 tot en met 2023, waarin de afspraken met de vervoerder over de uitvoering van het openbaar vervoer zijn vastgelegd. De dienstregeling van het openbaar vervoer wordt vormgegeven in Ontwikkelteams, waarin ook de gemeente participeert. Voor het treinverkeer is de Rijksoverheid opdrachtgever. Vanuit het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS), het aantal treinen van en naar de Tilburgse stations worden uitgebreid.

 

 

 

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

Gezien de bestaande feitelijke situatie blijft gehandhaafd en de wijziging geen extra ruimte biedt voor ontwikkelingen/activiteiten die nu ook al niet kunnen plaatsvinden, wordt er geen negatief effect op het milieu verwacht.

5.1 Milieuhinder bedrijven

Bij het beoordelen van (binnen het besluitgebied of elders gelegen) bedrijven welke invloed hebben op het besluitgebied, is gebruik gemaakt de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. De VNG brochure is een richtlijn en vormt geen wettelijk kader. Er is voor deze richtlijn gekozen omdat er verder geen goede andere richtlijnen of kaders voorhanden zijn om milieuzonering goed in ruimtelijke plannen af te wegen. In de VNG-uitgave staan richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar die gebaseerd zijn op een “gemiddeld” modern bedrijf. Deze richtafstanden gelden vanaf de perceelsgrens (of de opslagvoorziening of installatie) tot aan de gevel van woningen in een ´rustige woonwijk´. Indien het bedrijf afwijkt door grootte, technische voorzieningen et cetera is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de (indicatieve) afstanden.

 

De voorgenomen planontwikkeling voorziet in de herbestemming van een bestaand spoorwegsegment. Er worden geen (nieuwe) gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Ook wordt er geen (nieuwe) bedrijvigheid mogelijk gemaakt. Bedrijven en Milieuzonering vormt daarmee geen belemmering.

5.2 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op inrichtingen (bedrijven), transportroutes en buisleidingen. Omdat de gevolgen bij een calamiteit groot kunnen zijn, is in wetgeving bepaald wanneer risico's verantwoord moeten worden. Deze zogenoemde verantwoordingsplicht betekent dat in ruimtelijke procedure de keuzes moeten worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan in te stemmen met de risico's en de betreffende situatie aanvaardbaar te vinden.

 

De volgende besluiten zijn van belang bij ruimtelijke procedures:

 

Daarnaast heeft de gemeente Tilburg een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld met de titel "Veilig en verantwoord ontwikkelen".

5.2.1 Verantwoordingsplicht

Bij het opstellen van een beheersverordening moet worden beschreven of een ontwikkeling ligt in het

invloedsgebied van een risicobron. Per risicobron (transportas, buisleiding of inrichting) is in een besluit vastgelegd wanneer de verantwoordingsplicht moet worden ingevuld en is de inhoud van de verantwoording bepaald.

De voorgenomen planontwikkeling voorziet in de herbestemming van een bestaand spoorwegsegment. In dit plan is geen sprake van de oprichting van een (beperkt) kwetsbaar object en/of risicovolle inrichting. Daarom is er geen aanleiding tot het opstellen van een risico-inventarisatie en verantwoording groepsrisico.

5.2.2 Beleidsvisie externe veiligheid

De spoorlijn Breda-Tilburg-Vught/ Tilburg-Boxtel, de A58 en de N261 zijn aangewezen als transportasgebieden waar binnen 200 meter geen nieuwe bijzonder kwetsbare objecten gerealiseerd mogen worden. (Onder bijzonder kwetsbare objecten wordt onder andere verstaan; zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven). (Beperkt) Kwetsbare objecten kunnen uitsluitend onder voorwaarde gerealiseerd worden. Op de verbeelding mag binnen de veiligheidszone-aandachtsgebied uitsluitend (beperkt)kwetsbare objecten worden gerealiseerd onder voorwaarden. Hetzelfde geldt voor de aandachtsgebieden van LPG en de buisleidingen.

5.2.3 Conclusie en restrisico

In dit plan is geen sprake van de oprichting van een (beperkt) kwetsbaar object en/of risicovolle inrichting. Daarom hoeven er geen conclusies getrokken te worden of gekeken te worden naar een eventueel restrisico.

 

 

5.3 Geluid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door wegverkeer, railverkeer en industriële activiteit. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidgehinderden.

5.3.1 Wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai

De voorgenomen planontwikkeling voorziet in de herbestemming van een bestaand spoorwegsegment. Binnen de beheersverordening worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat op grond van artikel 76 lid 3 van de Wet geluidhinder de situatie niet nieuw is en dat daarom geen akoestisch onderzoek noodzakelijk is om (nieuwe) hogere waarden vast te stellen.

5.3.2 Industrielawaai

Binnen het besluitgebied worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Industrielawaai vormt derhalve geen belemmering.

5.3.3 Luchtvaartlawaai

Als gevolg van de nabijheid van het militaire vliegveld Gilze-Rijen gelden in delen van Tilburg geluidcontouren (de zogenaamde Ke-contouren). Deze contouren liggen niet over het besluitgebied.

5.4 Lucht

De beheersverordening voorziet niet in (grootschalige) nieuwe bedrijfsmatige ontwikkelingen. Er zijn dan ook geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot de luchtkwaliteit.

5.5 Geur

De beheersverordening maakt geen nieuwe geurgevoelige ontwikkelingen mogelijk. Toetsing op dit punt kan daarom achterwege blijven.

5.6 Bodem

Er verandert niets aan de bestaande planologische situatie. Er wordt in de beheersverordening geen functiewijziging mogelijk gemaakt waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. Hierdoor is geen nader bodemonderzoek noodzakelijk. Het aspect bodem staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.

5.7 Natuur en ecologie

Vanuit de huidige natuurwetgeving moet bij ruimtelijke ingrepen inzichtelijk zijn of er sprake is van beschermde natuurwaarden in het besluitgebied en in de beïnvloedingszone. Het gaat daarbij om beschermde natuurgebieden (Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van de Ecologische Hoofdstructuur) en beschermde soorten (Flora- en faunawet).

5.7.1 Analyse besluitgebied

Natura 2000-gebieden

Het besluitgebied ligt op ruime afstand van wettelijk beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Kampina & Oisterwijkse Vennen op 5 km afstand van het gebied. Er zijn geen ontwikkelingen voorzien, hierdoor zullen geen negatieve effecten optreden op beschermde gebieden. Gezien de verwachting dat geen ontwikkelingen zijn voorzien en de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied kunnen negatieve effecten op dit Natura 2000-gebied op voorhand redelijkerwijs worden uitgesloten.

 

Natuurbescherming in Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

Het besluit gebied ligt buiten het Natuurnetwerk Brabant (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en de Groenblauwe Mantel, zoals begrensd op de kaarten van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant. Externe effecten op het Natuurnetwerk Brabant, zoals benoemd in artikel 3.16 van de Interim Omgevingsverordening, zijn gezien deze afstand en zeer beperkte externe invloed redelijkerwijs uit te sluiten. Externe effecten zijn redelijkerwijs uitgesloten, aangezien er geen sprake is van een ontwikkeling.

 

Soortenbescherming

Binnen het besluitgebied worden geen bomen gekapt, beplanting gerooid of gebouwen gesloopt. Negatieve effecten op broedvogels en gebouwbewonende soorten kunnen worden uitgesloten. Bij mogelijke werkzaamheden dient wel rekening gehouden te worden met broedgevallen in de directe invloedsfeer van de werkzaamheden en met het plaatsen van extra verlichting tussen zonsondergang en zonsopkomst in verband met mogelijke vliegroutes van vleermuizen.

Voor alle soorten geldt de wettelijke zorgplicht voor flora en fauna van kracht. In het kader van de zorgplicht zijn echter geen specifieke voorzorgsmaatregelen verbonden aan dit plan.

5.7.2 Conclusie

Vanuit ecologisch oogpunt zijn er geen belemmeringen om deze beheersverordening vast te stellen.

Bij uitvoerende werkzaamheden dient wel rekening te worden gehouden met broedgevallen in de directe invloedsfeer van de werkzaamheden en met het plaatsen van extra verlichting tussen zonsondergang en zonsopkomst in verband met mogelijke vliegroutes van vleermuizen.

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

 

Het besluitgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap De Dommel, dat verantwoordelijk is voor het waterkwantiteits‐en waterkwaliteitsbeheer. De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die voor een toename in verharding van het oppervlak zorgen. Het gebied is in de huidige situatie al grotendeels verhard. De beheersverordening heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundig systeem ter plaatse.

 

 

 

 

Hoofdstuk 7 Toelichting op de regels

 

7.1 Inleiding

De verbeelding geeft de primaire informatie over de bouw‐en gebruiksmogelijkheden binnen het beheergebied. Vervolgens kan men in de regels lezen welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan op de desbetreffende plek.

De verbeelding bestaat uit een besluitgebied, besluitvlakken en besluitsubvlakken. Het besluitgebied is het gebied waarop de beheersverordening van toepassing is. Besluitvlakken geven aan welke 'bestemmingen' er mogelijk zijn op een bepaalde plek.

7.2 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Hoofdstuk 1bevat de Inleidende regels. Dit hoofdstuk omvat twee artikelen: een artikel met een aantal noodzakelijke begripsomschrijvingen en een artikel inzake de wijze van meten.

7.3 Hoofdstuk 2: Verordeningsregels

Hoofdstuk 2 bevat de verordeningsregels, waarin de verschillende besluitvlakken en subbesluitvakken met bijbehorende bouwregels en gebruiksregels aan bod komen.
In de verordening komt het volgende besluitvlak voor:

 

Verkeer-Railverkeer

Dit vlak heeft betrekking op verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen en eventueel verblijfsgebied, ten behoeve van personen- en goederenvervoer via spoorwegen met bijbehorende voorzienigen waaronder bijvoorbeeld stationsgebouwen e.d.

 

Naast het bovengenoemde besluitvlak komen binnen het besluitgebied een aantal subbesluitvlakken voor. Deze zijn overgenomen van het geldende bestemmingsplan. Het betreft:

Leiding-Gas, Leiding-Brandstof, Leiding-Hoogspanningsverbinding, Leiding-Riool. Hieruit vloeien beperkingen voort voor de basis-regeling.

 

Waarde-Archeologie

In het besluitgebied gelden ook regels v.w.b. archeologie. Deze hebben tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem. Voordat er een omgevingsvergunning kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of door de gevraagde activiteit(en) geen onevenredige schade aan archeologische waarden wordt toegebracht.

 

 

 

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

 

8.1 Uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.6. van het Bro bepaalt dat in een vast te stellen beheersverordening een toelichting moet worden opgenomen, waarin (o.a.) de inzichten staan over de uitvoerbaarheid van het plan. Deze beheersverordening heeft betrekking op een reeds lang bestaande spoorlijn, waarbij geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden en bevat geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatiewet (afdeling 6.4 van de Wro) is om die reden niet van toepassing. Er hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld. De gemeentelijke plan- en apparaatskosten worden voldaan uit de algemene middelen. Gelet op het voorgaande is het plan economisch uitvoerbaar.

 

 

Hoofdstuk 9 Omgevingsdialoog en overleg

 

9.1 Omgevingsdialoog

Het betreft hier een technische wijziging van de bestemming "Verkeer-Verblijf" uit het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Loven 2016" gedeeltelijk te wijzigen naar "Verkeer-Railverkeer", omdat deze in het bestemmingsplan de verkeerde bestemming had gekregen. Daarom is geen omgevingsdialoog uitgevoerd.

9.2 Procedure

De beheersverordening behoort wettelijk gezien tot de categorie verordeningen en wordt vastgesteld door de gemeenteraad (art. 3.38 lid 1 Wro). De gemeenteraad heeft veel vrijheid over hoe de beheersverordening eruit ziet, maar het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) geeft wel enkele regels. Zo moet de beheersverordening langs elektronische weg worden vastgelegd en vastgesteld. De beheersverordening moet digitaal beschikbaar worden gesteld en volledig, toegankelijk en begrijpelijk worden verbeeld. In de Wro is geen voorbereidingsprocedure voorgeschreven voor de beheersverordening. Hierdoor is de procedure tot vaststelling van een beheersverordening eenvoudiger en korter dan de vaststelling van een bestemmingsplan. Het bieden van inspraak voor belanghebbenden is daardoor niet wettelijke verplicht. Ook de 'Richtlijn omgevingsdialoog' gemeente Tilburg kent geen verplichte inspraak voor een beheersverordening.

Een ander gevolg van bovenstaande is dat ten aanzien van deze beheersverordening geen zienswijzen kenbaar kunnen worden gemaakt. Ook staat na vaststelling door de gemeenteraad geen beroep open bij een rechterlijke instantie.

De beheersverordening vormt één van de toetsingskaders voor het verlenen van omgevingsvergunningen. Indien er een omgevingsvergunning wordt verleend of geweigerd op grond van de beheersverordening kan tegen deze vergunning wel bezwaar en beroep worden ingesteld.