Plan: | Overleek 3 Monnickendam |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0852.PBLGOVoverleek3017-va01 |
De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het planologisch mogelijk maken van een inpandige vernieuwing, verplaatsing en vergroting van een woning en het gebruik van een gebouw ten behoeve van de opslag voor een installatiebedrijf op het perceel Overleek 3 in Monnickendam. Het college van burgemeester en wethouders heeft besloten om hieraan mee te werken.
Figuur 1. De ligging van het besluitgebied
Het besluitgebied maakt deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied Waterland 2013. De locatie heeft daarin onder andere de bestemming 'Wonen' (artikel 27) met de nadere aanduiding 'caravanstalling I' op een bijgebouw op het perceel. Het bouwplan is strijdig met het bestemmingsplan, omdat:
Volgens artikel 2.12, lid 1, sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan de omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Het voorliggende rapport voorziet hierin.
Hoofdstuk 2 gaat in op de huidige en toekomstige situatie in het besluitgebied. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het beleidskader. Hoofdstuk 4 bevat, gebaseerd op de planologische onderzoeken, de ruimtelijke onderbouwing. In de hoofdstukken 5 en 6 wordt achtereenvolgens ingegaan op de juridische vormgeving van deze ruimtelijke onderbouwing en de uitvoerbaarheid van het voornemen.
Het besluitgebied ligt in het buurtschap Overleek ten westen van Monnickendam. Navolgende figuur geeft de huidige situatie weer.
Figuur 2 Huidige situatie besluitgebied. (bron: Google Streetview, 2017)
In de huidige situatie is op het perceel een woning met achtergelegen stolp aanwezig. Naast de woning en stolp staat een grote schuur van circa 1.500 m3 waarin de mogelijkheid bestaat voor de stalling van caravans. De woning heeft een inhoud van circa 500 m3 en wordt in de huidige situatie ook gebruikt voor wonen. De achtergelegen stolp heeft een inhoud van 1.270 m3 en is in gebruik als opslagruimte.
Overleek is een lintdorp gelegen tussen Monnickendam en Ilpendam. Het ligt in het veenpolderlandschap binnen het Nationaal Landschap Laag Holland. Langgerekte lintdorpen in een open landschap zijn hierbinnen belangrijke ruimtevormende elementen. In het lint bevinden zich zowel woningen, agrarische bedrijven (al dan niet met bedrijfswoning) en bedrijvigheid. De erven in het lint zijn geclusterd, waardoor doorzichten op het landschap aanwezig zijn. Met de inpandige uitbreiding van de woning wordt geen verandering in deze ruimtelijke structuur aangebracht.
In de toekomstige situatie bevindt de woonfunctie zich niet langer in de woning aan de voorzijde van het perceel maar op de benedenverdieping in de achtergelegen stolp. De voormalige woning wordt gebruikt als kantoorruimte ten behoeve van het installatiebedrijf. De aangrenzende grote schuur is in de toekomstige situatie in gebruik als opslag voor het installatiebedrijf.
De bebouwing blijft aan de buitenkant in de toekomstige situatie hetzelfde als in de huidige situatie. Aan de voor- en achterzijde van de stolp worden echter nieuwe kozijnen geplaatst. De grootste veranderingen vinden inpandig plaats. De nieuwe oppervlakte van het woongedeelte wordt 257 m2, goed voor een inhoud van 737 m3. De oppervlakte van het kantoor aan huis bedraagt 61 m2, met een inhoud van 183 m3. De gezamenlijke inhoud dat in de toekomstige situatie wordt gebruikt voor wonen is circa 1.050 m3. Ten slotte blijft de oppervlakte van de naastgelegen schuur hetzelfde.
Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de beleidskaders, waarmee bij het opstellen van deze ruimtelijke onderbouwing rekening is gehouden.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. Met deze structuurvisie laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer dan eerder het geval was over aan de provincies en gemeenten. Het Rijk heeft gekozen voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Uitsluitend voor deze belangen is het Rijk direct verantwoordelijk en wil hier resultaten op boeken. Buiten de hieronder genoemde 13 belangen hebben de decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen:
Het voornemen raakt niet aan nationale ruimtelijke belangen.
In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat een toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, daar het planvoornemen de verbouw van bestaande bebouwing mogelijk maakt. Hierdoor hoeft niet te worden getoetst aan de ladder voor duurzame ontwikkeling.
De Structuurvisie is het ruimtelijk beleidskader van de provincie en geeft op hoofdlijnen het ruimtelijke beleid van de provincie weer. Het is een zelfbindend document. De Structuurvisie Noord-Holland 2040 is in 2010 vastgesteld door Provinciale Staten. In 2015 heeft de meest recente actualisatie plaatsgevonden.
De provincie Noord-Holland zet de komende 30 jaar in op compacte, hoogwaardige en bereikbare steden omringd door aantrekkelijk recreatief groen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met de ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie wil steden optimaal benutten, landschappen open houden en ruimte bieden aan economie en woningbouw. Zij streeft naar verdere stedelijke verdichting en helpt gemeenten bij het optimaliseren van het gebruik van Bestaand Stedelijk Gebied.
Voor het besluitgebied is nog het volgende van belang:
In paragraaf 3.3.2 wordt de Provinciale Ruimtelijke Verordening behandeld. Hierin worden de gevolgen van bovenstaande aspecten nader onderzocht. De stolpboerderij blijft in de toekomstige situatie behouden.
Bij de Structuurvisie hoort een Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), die de regels stelt waaraan bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen, beheersverordeningen en (tijdelijke) omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan dienen te voldoen. In tegenstelling tot de Structuurvisie Noord-Holland 2040 is de verordening bindend. De PRV wordt regelmatig aangepast naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid. Provinciale Staten hebben op 12 december 2016 een wijziging van de PRV vastgesteld. Op 1 maart 2017 zijn deze wijzigingen in werking getreden.
artikel PRV | Toetsingscriterium | Conclusie |
Artikel 24. Bufferzones | Voor de gebieden die vallen binnen de begrenzing bufferzones maakt het bestemmingsplan een verdere verstedelijking niet mogelijk in de vorm van nieuwe bebouwing buiten Bestaand Stedelijk Gebied voor een aantal functies. | De uitbreiding van de woning valt binnen Bestaand Stedelijk Gebied zoals beschreven in de PRV en voorziet bovendien niet in nieuw ruimtebeslag. Het gaat om een inpandige verbouwing waardoor geen sprake is van verder verstedelijking. |
In het besluitgebied vinden inpandig aanpassingen plaats aan bestaande bebouwing. Er wordt geen nieuw bebouwing toegevoegd. De ruimtelijke kwaliteit van de bebouwing verandert dan ook niet. Voorgenomen ontwikkelingen sluiten dan ook aan bij de gestelde regels in de PRV.
Hiermee voldoet de nieuwe ontwikkeling aan de uitgangspunten van het provinciaal beleid.
In de Regiovisie Waterland 2040 (januari 2009) hebben de zeven Waterlandse gemeenten hun koers bepaald voor het ruimtelijk beleid op lange termijn. Het centrale motto van de visie is 'Vitaal met Karakter'. In de visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop. Dit wel met de noodzakelijke sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en de regio binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Als één van de belangrijkste pijlers van deze visie wordt gezien: 'Laat cultuurhistorische waarden en de verschillende landschapskwaliteiten leidend zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling en inrichting van de regio Waterland.' De langgerekte lintdorpen in een open landschap worden gezien als belangrijke ruimtelijke kwaliteit. Met de inpandige verbouwing verandert niets aan de buitenkant van de karakteristieke bebouwing. De landschappelijke kwaliteit blijft dan ook behouden. Voorliggend initiatief sluit daarmee aan op het uitgangspunt uit de Regiovisie.
Het beleid ten aanzien van wonen in de regio Waterland is vastgelegd in de Woonvisie Waterland 2020. In de visie worden de opgaven beschreven waarvoor de gemeente staan om vraag en aanbod in de regio op elkaar af te stemmen. In de woonvisie staan een drietal speerpunten centraal:
Met voorliggend project worden geen nieuwe woningen toegevoegd maar wordt de bestaande woning aangepast. Het project is dan ook in overeenstemming met de Regionale Woonvisie.
De gemeente Waterland beschikt over een prachtig en waardevol gebied met kleine historische kernen. Het is belangrijk dat veranderingen hieraan bijdragen. De gemeente Waterland legt daarom de koers op het ruimtelijk beleid tot 2030 vast in een omgevingsvisie. De omgevingsvisie geeft niet alleen richting aan ruimtelijke ontwikkelingen in de komende jaren, maar ook een visie op de manier waarop wordt omgegaan met nieuwe ruimtelijke initiatieven.
De gemeente stelt zich bij nieuwe ruimtelijke initiatieven steeds de vraag 'Hoe kan deze ontwikkeling de kernprincipes van de gemeente versterken?' en 'Hoe kan deze ontwikkeling worden gecombineerd met initiatieven van andere partijen zodat meerwaarde ontstaat?'.
De kernprincipes zijn:
Op 9 maart 2017 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie Waterland 2030 vastgesteld.
Het geldende bestemmingsplan is het Buitengebied Waterland 2013. Het perceel Overleek 3 heeft de enkelbestemming 'Wonen' met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en op de schuur de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravanstalling I'. Op het noordelijk deel van het perceel ligt nog de dubbelbestemming 'Leiding - Water' en op het noordoostelijk deel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'. Tenslotte ligt op het uiterste noordoostelijke en -westelijke gedeelte ook de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Navolgende figuur geeft een uitsnede van de bestemmingsplankaart weer.
Afbeelding 3. Uitsnede van het besluitgebied in het bestemmingsplan
Binnen de enkelbestemming 'Wonen' zijn de gronden onder andere bestemd voor woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mantelzorg en kleinschalig toeristisch overnachten. Als hoofdgebouw, binnen de bestemming 'Wonen', mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd. Deze mogen een maximale inhoud hebben van 600 m3. Met het project is dan ook sprake van strijdigheid met het bestemmingsplan, omdat de nieuwe woning de toegestane inhoud overschrijdt. Voorliggend project voorziet namelijk in de realisatie van een ruimte ten behoeve van wonen van circa 1.050 m3. De voorgenomen kantoorfunctie in het voormalige woonhuis is binnen de enkelbestemming 'Wonen' wel toegestaan.
Ter hoogte van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravanstalling I' op de aangrenzende schuur, zijn de gronden naast 'Wonen' ook bestemd voor een caravanstalling. Het toekomstige gebruik van de schuur als opslagruimte voor het installatiebedrijf is strijdig met zowel deze aanduiding als de bestemming 'Wonen'. Een installatiebedrijf kan namelijk niet worden beschouwd als beroepsuitoefening aan huis of als kleinschalig bedrijfsmatige activiteit, zoals toegestaan binnen de bestemming 'Wonen'. Het valt ook niet onder de toegestane functies onder de aanduiding caravanstalling.
Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1 en 4' zijn de gronden naast de ander voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden. Voor waarde 1 geldt dat voor alle grondroerende werkzaamheden aanvullend archeologisch onderzoek vereist is. Voor waarde 4 geldt dat alleen aanvullend archeologisch onderzoek vereist bij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en dieper dan 40 cm onder het maaiveld. Met het project vinden geen werkzaamheden plaats in de gronden met waarde 1 en zijn de grondroerende werkzaamheden ter hoogte van waarde 4 niet groter dan 2.500 m2 en reiken ook niet dieper dan 40 cm onder het maaiveld.
De voor de dubbelbestemming 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een hoofdwaterleiding en de daarbij horende andere bouwwerken. Op deze gronden mogen, naast de al bestaande bouwwerken, geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken gebouwd worden. Met dit project vinden geen werkzaamheden plaats ter hoogte van deze dubbelbestemming.
Tenslotte zijn de gronden aangewezen voor de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering', behalve de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden en de cultuurhistorische waarden. De cultuurhistorische waarden zijn niet van toepassing op de niet-genormeerde regionale waterkeringen, zoals de waterkering gelegen in het plangebied.
Het college van burgemeester en wethouders hebben besloten mee te werken aan het bouwplan, in afwijking van het bestemmingsplan.
Het rijksbeleid en provinciaal beleid vormen geen belemmering voor de nieuwe ontwikkeling op de locatie Overleek 3 in Monnickendam. De inpandige wijziging heeft geen uitbreiding van gebouwen tot gevolg, waardoor nieuw ruimtebeslag niet aan de orde is. Hierdoor is geen sprake van verdere verstedelijking.
Het bouwplan past niet binnen het bestemmingsplan, maar de gemeente is bereid medewerking te verlenen aan het bouwplan, mits er sprake is van een goede ruimtelijke ordening, hetgeen uit deze onderbouwing blijkt.
Voor het besluitgebied en de omgeving kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden een rol spelen. Het uitgangspunt is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In de volgende paragraaf zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de milieu- en omgevingsaspecten kort beschreven.
De stolpboerderij met de bijbehorende bebouwing heeft in het bestemmingsplan een woonbestemming met de mogelijkheid voor het stallen van caravans. Met het project vinden inpandig aanpassingen plaats. Van nieuw ruimtebeslag is dan ook geen sprake. Nu dit het geval is, kan de vraag worden gesteld in hoeverre de gebruikelijke ruimtelijke aspecten relevant zijn. In de navolgende tabel worden deze aspecten kort besproken.
Aspect | Afweging |
Bodem | Ten aanzien van het aspect bodem is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat in de toplaag van de gronden sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Voor aanvang van de werkzaamheden dient een BUS-melding (saneringsplan) bij het bevoegde gezag te worden ingediend. Na goedkeuring van de BUS-melding kan onder milieukundige begeleiding met de werkzaamheden worden aangevangen. |
Archeologie en cultuurhistorie | Het gebied heeft een archeologische waarde 1 en 4. Voor bodemverstorende projecten in het gebied met waarde 1 geldt voor alle bodemroerende werkzaamheden aanvullend onderzoek nodig is. Voor waarde 4 voor bodemverstorende projecten kleiner dan 2.500 m2 tot een diepte van 40 cm geldt een onderzoeksvrijstelling. De bodemroerende werkzaamheden vinden plaats in het gebied met waarde 4, hebben een oppervlakte van circa 220 m2 en vinden plaats tot een diepte van 50 cm beneden het maaiveld. Hoewel op basis van de diepte aanvullend onderzoek vereist, is bepaalt de oppervlakte dat aanvullend onderzoek uiteindelijk niet nodig is. Het perceel ligt in het nationaal landschap Laag Holland. Het betreft een aardkundig waardevol gebied. Het gebied heeft geen beschermd dorpsgezicht en de stolp is geen monument. De bestaande stolp wordt gehandhaafd. Het bouwplan betekent een instandhouding van de landschappelijke waarden en het bebouwingsbeeld. |
Water | Ten opzichte van het eerdere gebruik zal het verharde oppervlak niet toenemen en wordt daarnaast het grondwaterpeil niet aangepast. Op 2 maart 2017 is het project voorgelegd aan het betreffende waterschap, het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het volledige wateradvies is als bijlage 1 aan dit rapport toegevoegd. Uit dit advies komt naar voren dat het project geen of een geringe invloed heeft op de waterhuishouding. De procedure 'geen waterschapsbelang' wordt gevolgd. De uitvoerbaarheid van het project wordt dan ook niet door het aspect water belemmerd. |
Flora en fauna | Er zijn op voorhand geen significante effecten op beschermde plant- en diersoorten te verwachten, omdat er slechts ontwikkelingen inpandig plaatsvinden. Mochten toch beschermde plant- en diersoorten op het perceel naar voren komen dan geldt hiervoor in ieder geval een zorgplicht. |
Geluid | Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van 60 km/uur. Het betreft hier een inpandige uitbreiding van de bestaande woning. Hiermee wordt de huidige woning naar de achterzijde van de bebouwing verplaatst. Het aantal woningen wordt dus niet uitgebreid, waardoor er vanuit het aspect wegverkeerslawaai geen belemmeringen optreden. De situatie wat betreft wegverkeerslawaai zal feitelijk verbeteren omdat de woning verder van de weg komt te liggen. In de directe omgeving zijn geen geluidproducerende activiteiten aanwezig die hinder kunnen veroorzaken. |
Milieuzonering | Een woning kan worden beschouwd als een milieuhindergevoelig object. Aan de oostzijde van de woning is een melkrundveehouderij gevestigd (Overleek 2). Aan de westzijde van de woning (Overleek 4) is een bedrijfsbestemming aanwezig. Op dit perceel zijn bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Voor bedrijven in milieucategorie 1 en 2 geldt een te hanteren grootste richtafstand van 30 meter en voor melkrundveehouderijen een grootste richtafstand van 100 meter. Hoewel in beide gevallen niet kan worden voldaan aan de te hanteren richtafstand, is sprake van een bestaande situatie en verandert er feitelijk niets. Naast de inpandige verhuizing van de woning vestigt zich op het perceel aan Overleek 3 in de toekomstige situatie een installatiebedrijf. Dit bedrijf kan ingedeeld worden in milieucategorie 2, met bijbehorende richtafstand van 30 meter en is hiermee vergelijkbaar met de voorheen gevestigde caravanstalling. Feitelijk verandert dan ook niets aan de mogelijke milieuhinder van bedrijven aan de woning, dan wel ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven. |
Luchtkwaliteit | Ter plaatse is geen sprake van overschrijding van de wettelijke normen. Het voorliggende project veroorzaakt geen grote veranderingen in het aantal verkeersbewegingen. Met het project is dan ook geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit. |
Externe veiligheid | Het besluitgebied bevindt zich niet binnen de zones van buisleidingen, of transportroutes van gevaarlijke stoffen. Ook zijn er geen risicovolle inrichtingen in de nabijheid aanwezig. Op dit punt is het voornemen uitvoerbaar. |
Verkeer en parkeren | De bestaande woning wordt inpandig verplaatst en in oppervlakte vergroot. Het aantal woningen neemt niet toe. Betreffende de woonsituatie verandert niets in de verkeer- of parkeersituatie. In de huidige situatie is het mogelijk om in het bijgebouw caravans te stallen. Deze caravans worden enkele keren per jaar naar de stalling gehaald en gebracht. Met het mogelijk maken van de vestiging van het installatiebedrijf in de schuur, in plaats van de caravanstalling, is de verwachting dat het aantal verkeersbewegingen niet significant toeneemt. In de toekomstige situatie maakt met name de eigenaar gebruik van het bijgebouw. De toekomstige verkeersbewegingen zijn dan ook vergelijkbaar met een 'gewone' woning met beroep aan huis in het buitengebied. Dit geldt ook voor de parkeersituatie. Het parkeren voor de woning en het installatiebedrijf zal volledig op eigen erf plaatsvinden. |
M.e.r.-beoordelingsplicht | De uitbreiding van een woning en de vestiging van een installatiebedrijf zijn geen m.e.r.-plichtige activiteiten. Een m.e.r.-beoordeling is daardoor niet nodig. Het voornemen is op dit punt uitvoerbaar. |
De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wabo. Ofwel, een omgevingsvergunning voor een activiteit die in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3 schrijft voor dat een omgevingsvergunning voor een dergelijke activiteit kan worden verleend wanneer de beoogde activiteit niet strijdig is met een goede ruimtelijke ordening en wanneer een goede ruimtelijke onderbouwing onderdeel uitmaakt van de motivering voor het verlenen van de vergunning. Artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) verklaart een aantal bepalingen in het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) ten aanzien van de inhoud van de ruimtelijke onderbouwing van overeenkomstige toepassing.
De procedure van de omgevingsvergunning is geregeld in de Wabo. De Wabo kent twee procedures, een reguliere voorbereidingsprocedure en de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Voor de omgevingsvergunning waarvoor deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld, is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing. Dit houdt in dat Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. De verschillende stappen in de procedure zijn niet aan eigen termijnen gekoppeld. Er liggen twee termijnen vast. Binnen zes maanden na de indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning moet een besluit worden genomen en het ontwerpbesluit moet gedurende zes weken ter inzage worden gelegd, waarbij eenieder de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen in te dienen. De termijn van zes maanden kan eventueel met zes weken worden verlengd. Binnen de toegestane termijn van zes maanden moet ook het overleg met relevante instanties worden doorlopen, zoals artikel 6.18 Bor voorschrijft.
Het verlenen van de omgevingsvergunning leidt ertoe dat een directe bouwtitel ontstaat na afloop van de beroepstermijn.
Op de reguliere wijze wordt overleg gevoerd met de bevoegde instanties.
De kosten die gepaard gaan met deze ontwikkeling worden door de initiatiefnemer gedragen. De kosten die uit deze omgevingsvergunning kunnen voortvloeien, zijn aanvragen voor een tegemoetkoming in schade. Aanvragen om tegemoetkoming in schade kunnen op voorhand niet worden uitgesloten. De gemeente heeft op 8 november 2016 met de initiatiefnemer een overeenkomst gesloten, zoals bedoeld in artikel 6.4a Wro. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap de kosten moet betalen die worden gemaakt in het belang van de aanvrager.
Een exploitatieplan is voor deze ruimtelijke onderbouwing niet nodig.