direct naar inhoud van 6.3 Ecologie
Plan: Buitengebied Waterland 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0852.BPBGwaterland013-va03

6.3 Ecologie

6.3.1 Normstelling en beleid

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet (Nbw). Als ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een Nbw-vergunning worden aangevraagd. Als een Nbw-vergunning nodig is dan 'haakt' deze aan bij de omgevingsvergunning. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). Ten aanzien van ontwikkelingen binnen de EHS geldt het 'nee, tenzij-principe'.

Soortenbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Het bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is de provincie. In de gevallen dat een ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk is, dan 'haakt' de ontheffing aan bij de omgevingsvergunning.

6.3.2 Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Gebiedsbescherming

In het plangebied ligt een deel van de Natura 2000-gebieden 'Markermeer en IJmeer' en 'Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske'. In het bestemmingsplan is voor dit gebied de bestemming 'Natuur - 1' opgenomen.

Ontwikkelingen buiten de Natura 2000-gebieden kunnen ook invloed hebben op de ecologische waarden binnen de gebieden. In paragraaf 6.1.2 zijn de belangrijkste conclusies van de passende beoordeling opgenomen.

In het plangebied komen verschillende gebieden voor die behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen gebieden die al zijn ingericht voor natuur en gebieden die nog voor natuur ingericht moeten worden. De gebieden die al zijn ingericht voor natuur hebben in dit bestemmingsplan een beschermende regeling gekregen.

Verder ligt er in de gemeente een ecologische verbindingszone. Het gaat om de Purmer Ringvaart en een watergang ten westen van Monnickendam.

Grote delen van het buitengebied zijn aangewezen als weidevogelleefgebied. Voor het herstel en de verbetering van weidevogelleefgebieden is het Opkrikplan weidevogelleefgebied Waterland Oost opgesteld. In het plan zijn aanbevelingen geformuleerd ter verbetering van de weidevogelleefgebieden. Dit bestemmingsplan frustreert deze maatregelen niet.

Conclusie

Ten aanzien van het aspect gebiedsbescherming wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Door het opnemen van een afstemmingsbepaling en een gebruiksregel wordt voorkomen dat individuele uitbreidingen tot significant negatieve effecten. Eventuele maatregelen kunnen verder worden uitgewerkt in het vergunningenspoor.

Soortenbescherming

Wat betreft de soortenbescherming wordt gewerkt met de zogenaamde 'uitgestelde toets'. De Flora- en faunawet is altijd onverkort van kracht. Dit betekent dat op het moment dat nieuwe activiteiten aan de orde zijn (bij recht, vergunningvrij of via een afwegingsprocedure) de mogelijke effecten op de te beschermen soorten altijd moeten worden meegewogen. Een beoordeling op het moment dat activiteiten daadwerkelijk aan de orde zijn (en dus niet ten tijde van het maken van het bestemmingsplan) geeft het meest actuele en beschermingswaardige beeld. Indien op dat moment blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en de activiteit strijd oplevert met de bepalingen uit de Flora- en faunawet, kan de betreffende activiteit pas plaats vinden na het verkrijgen van de ontheffing.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan moet echter wel redelijk zicht bestaan op de verleenbaarheid van een eventuele benodigde ontheffing en/of omgevingsvergunning. Anders is het bestemmingsplan niet uitvoerbaar. Uit het planMER blijkt dat in het plangebied wel beschermde plant- en diersoorten kunnen voorkomen. Rechtstreekse vernietiging of verstoring van soorten of hun verblijfsplaatsen is echter niet aan de orde.

Conclusie

Ten aanzien van het aspect soortenbescherming wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is.

6.3.3 Ecologie

Vanuit het aspect ecologie zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.