direct naar inhoud van Regels
Plan: Zeelandweg-Oost 23, Steenbergen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0851.sbgBPzlwoost23-v001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Zeelandweg-Oost 23, Steenbergen met identificatienummer NL.IMRO.0851.sbgBPzlwoost23-v001 van de gemeente Steenbergen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aan huis gebonden beroep:

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.7 bedrijfsgebonden kantoor

kantoor waarbij de dienstverlening staat ten dienste van de bedrijfsactiviteiten en is verbonden aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten.

1.8 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.9 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.10 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.11 beperkt kwetsbaar object

object als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.12 bestaand:
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van de vaststelling van de verordening; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:
    • 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
    • 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • d. bestaande goot- of bouwhoogte: goot- of bouwhoogtematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • e. onder bestemmingsplan en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt tevens verstaan voorgaande wet- en regelgeving die hiermee gelijk wordt gesteld.
1.13 Bevi-inrichting:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.14 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwmarkt:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak van minimaal 1000 m² waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad aan zowel vakman als particulier op basis van zelfbediening wordt aangeboden.

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

1.26 detailhandel in auto's, boten, caravans en tenten:

detailhandel in auto's, boten, caravans en tenten en van de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.

1.27 detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke goederen:

detailhandel in goederen die naar hun aard zodanig brandgevaar en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat uitstalling ter verkoop in een winkelgebied niet verantwoord is, zoals olie, benzine en gas.

1.28 detailhandel in grove bouwmaterialen:

detailhandel in materialen voor ruwbouw van gebouwen en dergelijke zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout.

1.29 detailhandel in keukens, badkamers en sanitair:

detailhandel in keukens, badkamers en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.

1.30 detailhandel in woninginrichting:

Detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en van de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen.

1.31 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.34 kantoor zonder baliefunctie:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek, allen op afspraak, niet rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.35 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningsplicht op grond van het 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer' geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van de woning en de daarbij behorende bebouwing wordt uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft.

1.36 kwetsbaar object:

object als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.37 NEN:

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.38 ontspannende voorzieningen:

betaalde vrijetijdsbesteding ter ontspanning en vermaak van mensen, zoals een sauna, dansschool, wellnesscentrum, fitnesscentrum, sportcentrum e.d. met uitzondering van een grootschalige publieksaantrekkende stedelijke voorziening, zoals een casino, theater e.d..

1.39 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.40 peil:
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.41 perifere detailhandel:

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en de detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair, woninginrichting - waaronder meubelen, alsmede tuincentra en bouwmarkten, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling.

1.42 seksinrichting:

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse verrichten van seksuele handelingen.

1.43 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein':

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die deel uitmaakt van deze regels.

1.44 verbeelding:

de verbeelding, met het kenmerk NL.IMRO.0851.sbgBPzlwoost23-v001 van het bestemmingsplan Zeelandweg-Oost 23, Steenbergen met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.45 verkoopvloeroppervlak:

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor verkoopactiviteiten.

1.46 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.47 voorerf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn tussen de voorgevel van het hoofdgebouw en de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voorgevel enerzijds en de voorste perceelsgrens anderzijds.

1.48 Wgh-inrichtingen:

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.49 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.50 zijdelingse perceelsgrens:

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.51 zorgvuldig ruimtegebruik:

bij stedelijke ontwikkelingen dient eerst gekeken te worden naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied, alvorens wordt gekeken naar nieuw ruimtebeslag buiten het bestaand bebouwd gebied.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

tussen de bovenkant van de goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel en het peil, ervan uitgaande dat de dakhelling niet groter is dan 60 graden; indien de dakhelling meer dan 60 graden bedraagt, mag de maximale bouwhoogte van een gebouw de goothoogten niet overschrijden; indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte:

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaats van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2', uitsluitend bedrijven uit categorie 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'';
  • b. wonen in bestaande bedrijfswoningen en in samenhang daarmee de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;

met de daarbij behorende;

  • c. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • f. voorzienigen van algemeen nut;
  • g. tuinen en erven.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag met in achtneming van de onderstaande regels worden gebouwd.

3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ondergronds bouwen is toegestaan binnen de gevelvlakken van een gebouw boven peil;
  • c. het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 75%;
  • d. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is weergegeven;
  • e. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de voorste perceelsgrens, de zijdelingse perceelsgrens voor zover die grenst aan de openbare weg, en de achterste perceelsgrens voor zover die grenst aan de openbare weg, mag niet minder bedragen dan 5 m.
3.2.2 Bedrijfswoning

Voor het ver- of herbouwen van bestaande bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³ ;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,50 m;
  • c. de oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m² per perceel;
  • d. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van schoorstenen, silo's en vergelijkbare installaties mag niet meer bedragen dan 17,50 m;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,50 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 10 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c voor het toestaan van een hoger bebouwingspercentage, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. afwijken is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf;
  • b. het parkeren vindt volledig plaats op eigen terrein conform de richtlijnen van het CROW.
3.3.2 Afwijken bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d voor verhoging van de toegelaten bouwhoogte van een bedrijfsgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12 m;
  • b. afwijken is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf;
  • c. aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende of nabijgelegen gronden wordt geen onevenredige mate afbreuk gedaan.
3.3.3 Afwijken schoorstenen, silo's en vergelijkbare bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.3 onder a voor verhoging van de toegelaten bouwhoogte van schoorstenen, silo's en vergelijkbare bouwwerken, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 20 m;
  • b. afwijken is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf;
  • c. aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende of nabijgelegen gronden wordt geen onevenredige mate afbreuk gedaan.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen
  • a. De uitoefening van een aan huis verbonden beroep in een bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken is toegestaan, mits:
    • 1. de woonruimte op het betreffende perceel in overwegende mate gehandhaafd blijft;
    • 2. detailhandel slechts plaats vindt voor zover deze beperkt blijft als ondergeschikte nevenactiviteit tot een verkoop in direct verband met het aan huis verbonden beroep;
    • 3. het parkeren volledig plaats vindt op eigen terrein volgens de richtlijnen van het CROW.
  • b. bedrijfsgebonden kantoren zijn uitsluitend toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 1.500 m2 per bedrijf.
3.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor, in gebruik geven voor en/of het doen laten gebruiken voor:

  • a. Wgh-inrichtingen;
  • b. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • c. een inrichting als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), tenzij dit op de verbeelding of in de regels expliciet is toegestaan;
  • d. als opslagplaats van brandbare materialen binnen een afstand van 5 meter van de perceelsgrenzen van het bedrijf;
  • e. seksinrichtingen;
  • f. (vrijstaande) bijbehorende bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • g. gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente en/of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdende voorzieningen, zoals een gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken milieucategorie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1:

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • e. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • f. het parkeren vindt volledig plaats op eigen terrein conform de richtlijnen van het CROW.
3.5.2 Afwijken t.b.v. Bevi-inrichting

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en 3.4.2 voor het realiseren van een nieuwe Bevi-inrichting, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voldaan wordt aan de oriëntatiewaarde of daarvan gemotiveerd wordt afgeweken;
  • b. verantwoording wordt genomen voor de toename van het groepsrisico;
  • c. bij de motivering voor het toestaan van een Bevi-inrichting of een motivering zoals onder a en b bedoeld wordt beoordeeld of vestiging van een Bevi-inrichting vanuit het oogpunt van veiligheid, rekening houdend met cumulatie-effecten, aanvaardbaar is, waarbij aandacht wordt besteed aan de ligging ten opzichte van kwetsbare objecten alsmede aan zelfredzaamheid, de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid alsmede de professionele organisatie inzake arbeidsomstandigheden en brandveiligheid;
  • d. uit onderzoek blijkt dat de nieuwe Bevi-inrichting ter plaatse geen onevenredige beperking oplegt aan de in de nabijheid aanwezige bedrijven (waarbij zowel de bestaande milieusituatie, als redelijkerwijs te verwachten te verwachten toekomstige ontwikkelingen in de overweging worden betrokken).
3.5.3 Afwijken t.b.v. zelfstandige kantoorvestigingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de uitoefening van een zelfstandige kantoorvestiging, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de behoefte dient te zijn aangetoond en te worden gemotiveerd in het kader van de ladder duurzame verstedelijking;
  • b. het betreft een kantoor zonder baliefunctie;
  • c. de maximale bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt 750 m2;
  • d. zorgvuldig ruimtegebruik op het terrein of de locatie wordt bevorderd;
  • e. uit onderzoek blijkt dat de zelfstandige kantoorvestiging ter plaatse geen onevenredige beperking oplegt aan de in de nabijheid aanwezige bedrijven (waarbij zowel de bestaande milieusituatie, als redelijkerwijs te verwachten toekomstige ontwikkelingen in de overweging worden betrokken);
  • f. het parkeren vindt volledig plaats op eigen terrein conform de richtlijnen van het CROW;
  • g. zorgvuldig ruimtegebruik op het terrein of de locatie wordt bevorderd;
  • h. binnen de PR 10-6 contour van een bevi-inrichting mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
3.5.4 Afwijken t.b.v. detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de uitoefening van detailhandel, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het betreft perifere detailhandel;
  • b. het parkeren vindt volledig plaats op eigen terrein conform de richtlijnen van het CROW;
  • c. uit onderzoek blijkt, dat vestiging in het winkelconcentratiegebied van Steenbergen redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
  • d. de detailhandelsvestiging heeft een verkoopvloeroppervlakte van minimaal 1.000 m2;
  • e. binnen de PR 10-6 contour van een bevi-inrichting mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
3.5.5 Afwijken t.b.v. medegebruik detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het medegebruik van een bouwwerk ten behoeve van detailhandel, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het betreft ondergeschikte verkoop als niet zelfstandig onderdeel van een krachtens de bestemming toegelaten bedrijf;
  • b. het betreft de verkoop van ter plaatse vervaardigde goederen;
  • c. voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd conform de richtlijnen van het CROW.
3.5.6 Afwijken t.b.v. ontspannende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor ontspannende voorzieningen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de behoefte dient te zijn aangetoond en te worden gemotiveerd in het kader van de ladder duurzame verstedelijking;
  • b. zorgvuldig ruimtegebruik op het terrein of de locatie wordt bevorderd;
  • c. uit onderzoek blijkt dat de ontspannende voorzieningen ter plaatse geen onevenredige beperking oplegt aan de in de nabijheid aanwezige bedrijven (waarbij zowel de bestaande milieusituatie, als redelijkerwijs te verwachten toekomstige ontwikkelingen in de overweging worden betrokken);
  • d. het parkeren vindt volledig plaats op eigen terrein conform de richtlijnen van het CROW
  • e. uit onderzoek blijkt dat de ontspannende voorzieningen: ter plaatse geen onevenredige beperking oplegt aan de in de nabijheid aanwezige bedrijven (waarbij zowel de bestaande milieusituatie, als redelijkerwijs te verwachten te verwachten toekomstige ontwikkelingen in de overweging worden betrokken).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Bestaande afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, minimale en maximale perceelsoppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer, of voor perceelsoppervlakte minder, bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, perceelsoppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal, dan wel als minimaal.

5.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

5.3 Bestaande percentages

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen tot stand zijn gekomen meer of minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal, dan wel minimaal, is toegestaan.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Afwijkingen van maten en overschrijdingen van bouwgrenzen
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
    • 1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
    • 2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.2 Afwijken ten behoeve van nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  • a. de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen: de inhoud van deze gebouwen mag ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedragen.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

8.1 Wijziging bestemmingen 'Verkeer', 'Bedrijventerrein' en 'Water'

Het bevoegd gezag kan middels een wijzigingsbevoegdheid de bestemmingen 'Verkeer', 'Bedrijventerrein' en 'Water' onderling wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. aangetoond dient te zijn dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur, groenstructuur en / of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte;
  • b. planwijziging wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. een besluit tot wijziging mag niet eerder worden genomen dan nadat is gebleken dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan, al dan niet in het kader van een omgevingsvergunning, nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, bouwmassa, afmetingen en visuele karakteristieken van bouwwerken. De nadere eisen regeling wordt toegepast ter voorkoming van onevenredige aantasting van:

  • a. de verkeersveiligheid; ter waarborging van de verkeersveiligheid en in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken van wegen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan (of beheersverordening), daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Zeelandweg-Oost 23, Steenbergen' van de gemeente Steenbergen.