direct naar inhoud van Regels
Plan: De Boogerd
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0851.klBPdeboogerd-v001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan “De Boogerd” met identificatienummer NL.IMRO.0851.klBPdeboogerd-v001 van de gemeente Steenbergen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-gebonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van de bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.10 bijzondere centrumdoeleinden

gebruik van het openbare verblijfsgebied voor onder andere (waren- en rommel)markten, terrassen, standplaatsen en evenementen;

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is;

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.15 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwperceelsgrens, achterste

de van de weg afgekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg zijn afgekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een achterste bouwperceelsgrens aan;

1.17 bouwperceelsgrens, voorste

de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste bouwperceelsgrens aan;

1.18 bouwperceelsgrens, zijdelingse

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt;

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 dienstverlening

het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en / of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons en wasserettes. Niet toegestaan zijn het aanbieden, verkopen en / of leveren van diensten aan personen in het kader van een seksinrichting;

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.25 huishouden

één persoon of meer personen die in vast verband samenleven en gebruik maken van dezelfde voorzieningen, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, in ieder geval niet zijnde kamerverhuur;

1.26 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op basis van het 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer' geldt en die door de beperkte omvang worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft;

1.27 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes en apparatuur voor telecommunicatie;

1.28 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.29 openbare voorzieningen

voorzieningen die veelal in de openbare ruimte zijn gesitueerd, zoals afvalbakken, inzamelbakken voor glas, papier en kleding, straatverlichting, zitbanken, beeldende kunst;

1.30 peil
  • voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  • in andere gevallen en voor andere bouwwerken: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang + 15 cm;
1.31 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.32 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.33 voorgevel- / achtergevellijn

de denkbeeldige lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevellijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden;

1.34 wonen

het gebruik van een complex van ruimten voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.35 woning, aaneengebouwd

blokken van meer dan 2 aan elkaar gebouwde woningen;

1.36 woning, gestapeld

een woning in een gebouw dat twee of meer boven elkaar gelegen woningen bevat;

1.37 woning, twee-aaneengebouwd

blokken van 2 aan elkaar gebouwde woningen of 2 aan elkaar geschakelde woningen;

1.38 woning, vrijstaand

een woning die in constructief en visueel opzicht vrij staat van een andere woning;

1.39 woning, wooneenheid

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte

vanaf het peil tot aan de nok van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 goothoogte

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 goothoogte en dakhellingen

bij toepassing van het meten van de goothoogte van een gebouw worden dakhellingen buiten beschouwing gelaten, behoudens gebouwen waarvan de dakhelling meer bedraagt dan 60 graden. In dat geval wordt het hoogste punt van het dakvlak als goothoogte van een gebouw aangemerkt;

2.5 goothoogte en dakkapellen

bij toepassing van het meten van de goothoogte van een gebouw worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van het dakvlak (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%). In dat geval wordt de goothoogte van het dakkapel als goothoogte van een gebouw aangemerkt;

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 ondergeschikte bouwonderdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevellijsten, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m;

2.9 meten

bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en paden, waaronder wateroverbruggende voorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. openbare voorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. bijzondere centrumdoeleinden;
  • i. landschappelijke inpassing ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals vermeld in Bijlage 1 bij deze regels.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag met in achtneming van de onderstaande regels worden gebouwd.

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of van werkzaamheden
3.3.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - waardevolle groenstructuur' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, verwijderen, kappen of rooien van houtgewassen.

3.3.2 Uitzonderingen

Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

3.3.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zijn toelaatbaar, mits:

  • a. de groenstructuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - waardevolle groenstructuur' als groene afscherming intact blijft.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (sier)tuinen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag met in achtneming van de onderstaande regels worden gebouwd.

4.2.1 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:

  • a. de horizontale diepte van de erker bedraagt niet meer dan 1,5 m;
  • b. de horizontale diepte van de overblijvende gronden bedraagt niet minder dan 2,5 m;
  • c. de breedte van de erker bedraagt niet meer dan 2/3 van de gevelbreedte;
  • d. de bouwhoogte van de erker bedraagt niet meer dan de eerste bouwlaag + 0,25 m.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en paden, waaronder wateroverbruggende voorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. openbare voorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. verkeersvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. bijzondere centrumdoeleinden.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag met in achtneming van de onderstaande regels worden gebouwd.

5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', uitsluitend aaneengebouwde woningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', uitsluitend gestapelde woningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen of vrijstaande woningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', uitsluitend vrijstaande woningen;

met de daarbij behorende:

  • f. bijbehorende bouwwerken;
  • g. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • h. (sier)tuinen en erven;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag met in achtneming van de onderstaande regels worden gebouwd.

6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen slechts binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het maximum aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’;
  • c. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. bij vrijstaande woningen dient de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse
    bouwperceelsgrens aan beide zijden ten minste 2,5 m te bedragen;
  • e. bij twee-aaneengebouwde woningen dient de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens aan één zijde ten minste 2,5 m te bedragen.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief overkappingen bedraagt:
    • 1. bij een bouwperceel tot 100 m2: 50% van het bouwperceel tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m2;
    • 2. bij een bouwperceel vanaf 100 m2: vermeerderd met 15% van het resterende bouwperceel tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 80 m2.
  • e. de afstand tot de voorgevellijn van garages mag niet minder bedragen dan 5 m.
  • f. de afstand tot de voorgevellijn in overige gevallen mag niet minder bedragen dan 1 m.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders en grenzend aan openbare gronden:
    • 1. mag niet meer bedragen dan 2 m en;
    • 2. mag niet anders zijn dan draadomheining;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders en grenzend aan particuliere gronden:
    • 1. mag niet meer bedragen dan 2 m en;
    • 2. mag anders zijn dan draadomheining;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken is toegestaan, mits;

  • a. de primaire woonfunctie behouden blijft;
  • b. de parkeerbalans niet wordt benadeeld;
  • c. detailhandel beperkt blijft tot ondergeschikte verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m².

6.3.2 Strijdig gebruik

Tot strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, het in gebruik geven en/of het laten gebruiken voor:

  • a. beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten, anders dan bedoeld in 6.3.1;
  • b. detailhandel, anders dan bedoeld in 6.3.1.

6.3.3 Voorwaardelijke verplichting waterhuishouding

Het gebruiken van de gronden voor het bepaalde in artikel 6.1 is alleen toegestaan op voorwaarde dat:

  • a. een waterhuishoudkundig plan is uitgewerkt en waterbergingscapaciteit wordt gerealiseerd conform het geldend beleid van het bevoegd gezag.

6.3.4 Voorwaardelijke verplichting archeologie

Een omgevingsvergunning voor het bepaalde in artikel 6.1 wordt alleen verleend op voorwaarde dat:

  • a. een archeologisch proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd en dat rekening wordt gehouden met uit dat onderzoek voortkomende maatregelen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Bestaande afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

8.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

8.3 Bestaande percentages

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Overige zone - voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – voorwaardelijke verplichting’ geldt, in afwijking van de aldaar geldende bestemmingen, dat het gebruik volgens de bestemmingen alleen is toegestaan op voorwaarde dat:

  • a. de landschappelijke inpassing als bedoeld voor de kwaliteitsverbetering van het landschap binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is aangelegd en in stand wordt gehouden overeenkomstig het inrichtingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels;
  • b. indien niet aan deze verplichtingen wordt voldaan is het als zodanig gebruiken van de gronden in strijd met deze bestemmingen.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik;
  • c. gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel voor prostitutie;
  • d. gebruik van een woning/wooneenheid door meerdere huishoudens is niet toegestaan.

Artikel 11 Algemene parkeerregels

11.1 Parkeernormen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, veranderen of uitbreiden van gebouwen wordt slechts met inachtneming van de volgende regels verleend:

  • a. er dient in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien overeenkomstig het geldend gemeentelijk beleid voor parkeernormen;
  • b. aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden ten aanzien van de aard, de plaats en de inrichting van een parkeergelegenheid.

11.2 Afwijken van parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van minder parkeergelegenheid afwijken, indien:

  • a. er een bijzondere omstandigheid zich voordoet;
  • b. er een bijzonder gemeentelijk belang zich voordoet;
  • c. aangetoond wordt dat met minder parkeergelegenheid kan worden volstaan;
  • d. aangetoond wordt dat op andere wijze in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijken ten behoeve van maten en bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

  • a. overschrijdingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; voor zover zulks van belang vanwege bouwkundige, stedenbouwkundige, welstandtechnische, duurzaamtechnisch, sociaalhuisvestelijke en/of cultuurhistorische overwegingen;
  • b. overschrijdingen van bouwgrenzen niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is vanwege bouwkundige, stedenbouwkundige, welstandstechnische, volkshuisvestelijke, sociaalhuisvestelijke en/of cultuurhistorische overwegingen;
  • c. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.2 Afwijken ten behoeve van meer wooneenheden

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van meer wooneenheden, mits:

  • a. het aantal wooneenheden past binnen de regionale woningbouwafspraken;
  • b. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig gemeentelijk beleid;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.3 Afwijken ten behoeve van andere woningtypen

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van andere woningtypen (zoals vrijstaande, twee-aangebouwde, aaneengebouwde en gestapelde woningen), mits:

  • a. het aantal wooneenheden past binnen de regionale woningbouwafspraken;
  • b. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig gemeentelijk beleid;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.4 Afwijken ten behoeve van ander gebruik van bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van ander gebruik van bestaande en/of nieuwe bouwwerken, mits:

  • a. in geval van een woonfunctie, het aantal wooneenheden past binnen de regionale woningbouwafspraken;
  • b. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig gemeentelijk beleid;
  • c. sprake is van een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat ter plaatse van de bestaande en/of nieuwe bouwwerken;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.5 Afwijken ten behoeve van ander gebruik van gronden

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van ander gebruik van gronden, mits:

  • a. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig gemeentelijk beleid;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.6 Afwijken ten behoeve van nutsvoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van nutsvoorzieningen, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 13 Algemene procedureregels

13.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de in hoofdstuk 4 van de Awb en zijn de artikelen 3.1, 3.8 en 3.9 van de Wabo geregelde procedure van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan "De Boogerd".