Buitengebied; Driehoek 9
Status: | ontwerp |
Identificatie: | NL.IMRO.0848.BP816BUITENGEBIED-ON01 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Inhoud
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Artikel 7 Waterstaat - Attentiegebied EHS
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlage:
Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering van het landschap Buitengebied; Driehoek 9 d.d 20 mei 2015
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
plan:
het bestemmingsplan 'Buitengebied; Driehoek 9' met identificatienummer NL.IMRO.0848.BP816BUITENGEBIED-ON01 van de gemeente Son en Breugel.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aan-huis-verbonden beroep:
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met dien verstande dat woonfunctie hoofdfunctie blijft. Hieronder worden kapsalons niet begrepen.
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, waarbij dit bijgebouw hoort, en waarin een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.
archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bed & breakfast:
een of meerdere gastenkamers of zelfstandige units in een woning of cultuurhistorisch waardevol gebouw, die periodiek wordt verhuurd voor recreatief nachtgebruik op basis van logies en ontbijt.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
bijgebouw:
een gebouw of onderdeel van en gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw dat zich daarvan door zijn kleinere constructie of geringere afmetingen visueel onderscheidt. Hieronder worden ook carports en overkappingen begrepen.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
overkapping/carport:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
slopen:
geheel of gedeeltelijk afbreken.
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
waterhuishoudkundige doeleinden:
doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen.
werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
peil:
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarisch gebruik;
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
extensief recreatief medegebruik;
doeleinden van openbaar nut;
erfbeplanting;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op de gronden zijn uitsluitend erf- en perceelsafscheidingen toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 m.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuinen, erven en verhardingen;
erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen voor zover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;
inritten ten behoeve van parkeren;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen uitsluitend erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen worden gebouwd voorzover deze zijn verbonden met het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
De diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
tuinen, erven en verhardingen;
aan-huis-verbonden beroepen;
groenvoorzieningen;
onoverdekte zwembaden;
paden en wegen;
parkeervoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing' is de bouw van hoofdgebouwen niet eerder toegestaan dan nadat de bestaande veestallen met een oppervlakte van circa 2.000 m2 zijn gesloopt en 3.500 kilogram fosfaat is ingeleverd en 3.500 kilogram fosfaat is bijgekocht.
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Per bouwvlak is maximaal 1 woning toegestaan.
Er mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd.
De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
De dakhelling mag niet meer en niet minder bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (graden), maximum dakhelling (graden)'.
De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 1.000 m³.
5.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
De oppervlakte van bijgebouwen, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 80 m².
In afwijking van het bepaalde onder c mag de oppervlakte aan bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bijgebouwenregeling' niet meer bedragan dan 1.237 m2 per bouwperceel.
Indien tussen aanduidingsvlakken met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bijgebouwenregeling' de aanduiding 'relatie' is opgenomen, worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bouwperceel.
Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter de voorgevellijn.
De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m.
In afwijking van het bepaalde onder g en h geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de goot- en bouwhoogte zoals aangegeven.
De afstand van een bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 10 m, met uitzondering van:
erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;
overkappingen/carports, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
De oppervlakte van overkappingen/carports mag niet meer bedragen dan 20 m2.
Voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat:
de afstand tot de perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m;
de maximale totale oppervlakte van het zwembad niet meer mag bedragen dan 50 m².
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Landschappelijke inpassing
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke inpassing' mogen de gronden en bouwwerken uitsluitend ten behoeve van wonen en de daarbij horende functies in gebruik worden genomen indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het document 'Landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering van het landschap Buitengebied; Driehoek 9' d.d 20 mei 2015 zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels.
5.3.2 Strijdig gebruik
Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
5.3.3 Aan-huis-verbonden beroep en bed & breakfast
In een woning mag een beroep aan huis dan wel bed & breakfast worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2.
Een bed & breakfast mag bestaan uit maximaal twee kamers met elk maximaal 2 bedden.
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
Opslag vindt uitsluitend inpandig plaats.
Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het beroep aan huis.
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen is uitsluitend toegestaan indien:
op basis van (archeologisch) inventariserend en waarderend proefsleuvenonderzoek voor het gehele bouwperceel, voor zover de gronden vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
op basis van (archeologisch) inventariserend en waarderend proefsleuvenonderzoek is gebleken dat er voor het gehele bouwperceel, voor zover de gronden vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', archeologische waarden aanwezig zijn, deze, wanneer deze door de beoogde ontwikkeling zullen worden aangetast, ex situ zullen worden behouden door middel van een definitieve archeologische opgraving.
Indien uit het inventariserend en waarderend proefsleuvenonderzoek als bedoeld onder a blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
Het inventariserend en waarderend proefsleuvenonderzoek als bedoeld onder a dient plaats te vinden aan de hand van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen en uitgevoerd te worden door een bedrijf bevoegd tot het uitvoeren van archeologische opgravingen. Het archeologisch onderzoek dient te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid a wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
6.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
het ophogen van de bodem;
het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd;
het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
het aanleggen van bos of boomgaard, zulks bij een grotere diepte dan 50 cm;
het scheuren van grasland, bij een grotere diepte dan 50 cm;
het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
6.3.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud en/of gebruik overeenkomstig de bestemming;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.3.3 Toelaatbaarheid
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 wordt verleend, indien:
op basis van (archeologisch) inventariserend en waarderend proefsleuvenonderzoek voor het gehele bouwperceel, voor zover de gronden vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', is aangetoond, dat er geen of nauwelijks archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
op basis van (archeologisch) inventariserend en waarderend proefsleuvenonderzoek is gebleken dat er voor het gehele bouwperceel, voor zover de gronden vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', archeologische waarden aanwezig zijn, deze, wanneer deze door de beoogde ontwikkeling zullen worden aangetast, ex situ zullen worden behouden door middel van een definitieve archeologische opgraving.
Indien uit het inventariserend en waarderend proefsleuvenonderzoek als bedoeld onder a blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid a genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
Het inventariserend en waarderend proefsleuvenonderzoek als bedoeld onder a dient plaats te vinden aan de hand van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen en uitgevoerd te worden door een bedrijf bevoegd tot het uitvoeren van archeologische opgravingen. Het archeologisch onderzoek dient te voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid a wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
6.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de aanwezige bouwwerken te slopen indien de diepte meer dan 50 cm bedraagt.
De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
De omgevingsvergunning kan wel worden verleend indien aan de omgevingsvergunning in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning .
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming ‘Waarde - Archeologie’, als bedoeld in lid 6.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 7 Waterstaat - Attentiegebied EHS
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Attentiegebied EHS' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de conditie voor de natuur(waarden).
7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
7.2.1 Werken en werkzaamheden
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld, een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.
7.2.2 Uitzonderingen
Het in lid 7.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale onderhoud en/of gebruik overeenkomstig de bestemming;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
worden uitgevoerd binnen het bouwvlak van de overige bestemmingen van deze gronden.
7.2.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden als bedoeld in 7.2.1 of de elders in dit bestemmingsplan genoemde omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden mag alleen worden verleend indien door die andere werken en/of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.
7.2.4 Advies waterstaatsgezag
Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden als bedoeld in 7.2.1 hoort het bevoegd gezag het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Ondergronds bouwen
Op plaatsen waar een woning met bijgebouwen is of gelijktijdig wordt gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- danwel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder de woning of bijgebouw, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Verboden gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bebouwing voor seksinrichtingen.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Algemene afwijkingen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 12.1.1 met maximaal 10%.
12.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
12.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
12.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 12.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied; Driehoek 9'.
Oosterhout, 4 juni 2015