Ekkersrijt; herziening 2017
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0848.BP713EKKERSRIJT-VA01 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Inhoud
Artikel 2 Toepassingverklaring
Artikel 3 Herziening van de regels
Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
plan:
het bestemmingsplan 'Ekkersrijt; herziening 2017' met identificatienummer
NL.IMRO.0848.BP713EKKERSRIJT-VA01 van de gemeente Son en Breugel.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
Artikel 2 Toepassingverklaring
Dit plan heeft betrekking op het volgende vigerende bestemmingsplan van de gemeente Son en Breugel:
Naam bestemmingsplan |
Datum vaststelling |
Onherroepelijk |
Ekkersrijt |
26 mei 2011, |
16 april 2014 |
De verbeelding van het bestemmingsplan 'Ekkersrijt' wordt herzien zoals aangegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan. Voor het overige blijft de verbeelding van het bestemmingsplan 'Ekkersrijt' ongewijzigd van toepassing.
De regels van het bestemmingsplan 'Ekkersrijt' worden herzien zoals aangegeven in hoofdstuk 2 van deze regels. Voor het overige blijven de regels van het bestemmingsplan 'Ekkersrijt' ongewijzigd van toepassing.
Hoofdstuk 2 Herzieningsregels
Artikel 3 Herziening van de regels
3.1 Bestemmingsplan Ekkersrijt
De regels van het bestemmingsplan Ekkersrijt worden als volgt herzien.
3.1.1 Herziening artikel 1 (Begrippen)
In artikel 1 (Begrippen) worden de volgende begrippen als volgt herzien:
bijgebouw:
een gebouw of onderdeel van een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn kleinere constructie of geringere afmetingen visueel onderscheidt. Onder bijgebouw wordt ook begrepen een carport of overkapping, geen gebouw zijnde.
woning/ wooneenheid:
een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
In artikel 1 (Begrippen) worden de volgende begrippen toegevoegd:
huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
voorgevel:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
3.1.2 Herziening artikel 2 (Wijze van meten)
In artikel 2 (Wijze van meten) wordt de wijze van meten van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens als volgt herzien:
de afstand tot de perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
In artikel 2 (Wijze van meten) wordt de wijze van meten van de goothoogte van een bouwwerk als volgt herzien:
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
In voorkomende gevallen wordt de goothoogte bepaald overeenkomstig het hieronder staande:
3.1.3 Herziening artikel 4 (Bedrijventerrein - 1)
Artikel 4 (Bedrijventerrein - 1), lid 4.1 onder q wordt als volgt herzien:
opslag en uitstalling, uitsluitend als onzelfstandig onderdeel ten dienste van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
Aan artikel 4 (Bedrijventerrein - 1), lid 4.1 wordt na sublid q een nieuw sublid toegevoegd:
opslag en uitstalling ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
Artikel 4 (Bedrijventerrein - 1), lid 4.1 sublid r tot en met sublid v worden hernummerd naar sublid s tot en met sublid w.
Artikel 4 (Bedrijventerrein - 1), lid 4.1 onder t (na hernummering) wordt als volgt herzien:
(on)gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet voor gezamenlijk gebruik, uitsluitend als onzelfstandig onderdeel ten dienste van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
Artikel 4 (Bedrijventerrein - 1), lid 4.2.4 wordt als volgt herzien:
4.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 60 m2.
De goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
Artikel 4 (Bedrijventerrein - 1), lid 4.2.5 wordt als volgt herzien:
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van antennes en (reclame)masten mag niet meer bedragen dan 15 m.
De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15 m.
De bouwhoogte van opslagtanks en silo's mag niet meer bedragen dan 35 m.
De bouwhoogte van schoorstenen mag niet meer bedragen dan 70 m.
De bouwhoogte van kranen mag niet meer bedragen dan 35 m.
De bouwhoogte van overige bedrijfsinstallaties mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage'.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
Artikel 4 (Bedrijventerrein - 1), lid 4.4 wordt als volgt herzien:
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor:
het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a en bedrijven toestaan die niet voorkomen in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage), met dien verstande dat deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën.
het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a en bedrijven toestaan die vallen onder een hogere milieucategorie dan volgens het bepaalde in 4.1 is toegestaan, met dien verstande dat deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën.
3.1.4 Herziening artikel 5 (Bedrijventerrein - 2)
Aan artikel 5 (Bedrijventerrein - 2), lid 5.1 onder a wordt een sub toegevoegd:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.2’ bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorie 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;
Artikel 5 (Bedrijventerrein - 2), lid 5.1 onder i wordt als volgt herzien:
opslag en uitstalling, uitsluitend als onzelfstandig onderdeel ten dienste van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
Artikel 5 (Bedrijventerrein - 2), lid 5.1 onder k wordt als volgt herzien:
(on)gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet voor gezamenlijk gebruik, uitsluitend als onzelfstandig onderdeel ten dienste van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
Artikel 5 (Bedrijventerrein - 2), lid 5.2.4 wordt als volgt herzien:
5.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Bij een bedrijfswoning mogen bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De maximale gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 60 m2.
De goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
Artikel 5 (Bedrijventerrein - 2), lid 5.2.5 wordt als volgt herzien:
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
De bouwhoogte van antennes en (reclame)masten mag niet meer bedragen dan 15 m.
De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15 m.
De bouwhoogte van opslagtanks en silo's mag niet meer bedragen dan 35 m.
De bouwhoogte van schoorstenen mag niet meer bedragen dan 70 m.
De bouwhoogte van kranen mag niet meer bedragen dan 35 m.
De bouwhoogte van overige bedrijfsinstallaties mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage'.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
Artikel 5 (Bedrijventerrein - 2), lid 5.4 wordt als volgt herzien:
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor:
het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a en bedrijven toestaan die niet voorkomen in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage), met dien verstande dat deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën.
het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a en bedrijven toestaan die vallen onder een hogere milieucategorie dan volgens het bepaalde in 5.1 is toegestaan, met dien verstande dat deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën.
3.1.5 Herziening artikel 6 (Bedrijventerrein - 3)
Artikel 6 (Bedrijventerrein - 3), lid 6.1 onder e wordt als volgt herzien:
(on)gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet voor gezamenlijk gebruik, uitsluitend als onzelfstandig onderdeel ten dienste van het ter plaatse aanwezige bedrijf;
Aan artikel 6 (Bedrijventerrein - 3) wordt het volgende lid 6.4 toegevoegd:
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor:
het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder a en ontwikkelings- en researchbedrijven en aanverwante bedrijven toestaan die niet voorkomen in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage), met dien verstande dat deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën.
het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder a en ontwikkelings- en researchbedrijven en aanverwante bedrijven toestaan die vallen onder een hogere milieucategorie dan volgens het bepaalde in 6.1 is toegestaan, met dien verstande dat deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën.
3.1.6 Herziening artikel 11 (Tuin)
Artikel 11 (Tuin), lid 11.1 onder c wordt als volgt herzien:
inritten ten behoeve van parkeren, met dien verstande dat parkeren niet is toegestaan vóór de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;
3.1.7 Herziening artikel 15 (Wonen)
Artikel 15 (Wonen), lid 15.2.2 wordt als volgt herzien:
15.2.2 Bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
Bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd. Indien de begrenzing tussen de bestemming Tuin en Wonen op een afstand van minder dan 3 m van de voorgevel ligt, dan geldt deze afstand als minimale afstand.
De oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m².
Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van bijgebouwen en overkappingen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter de voorgevellijn.
Per bouwperceel dient buiten het bouwvlak een ruimte van 30 m² onbebouwd te blijven.
De goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
Artikel 15 (Wonen), lid 15.2.3 wordt als volgt herzien:
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 m.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 3 m, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
Voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat:
de afstand tot de perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m;
de maximale totale oppervlakte van het zwembad niet meer mag bedragen dan 50 m².
Aan artikel 15 (Wonen) wordt lid 15.6 toegevoegd:
15.6 Wijzigingsbevoegdheid
15.6.1 Woningsplitsing
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen teneinde woningsplitsing toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het aantal woningen mag na splitsing niet meer bedragen dan 2.
De splitsing wordt gerealiseerd binnen de op grond van de bouwregels maximaal toegestane bouwmassa.
De toevoeging van de woning(en) is ruimtelijk, stedenbouwkundig, landschappelijk, verkeerskundig en milieukundig (w.o. woon- en leefklimaat) aanvaardbaar.
De extra woning past binnen het regionale en gemeentelijke woningbouwprogramma.
Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 28.
3.1.8 Herziening artikel 17 (Waarde - Archeologie 1)
Artikel 17 (Waarde - Archeologie 1), lid 17.3.2 wordt aangevuld met het volgende onder c:
onderdeel uitmaken van een archeologisch onderzoek of daarop gericht zijn, mits verricht door een ter zake deskundige.
3.1.9 Herziening artikel 18 (Waarde - Archeologie 2)
Artikel 18 (Waarde - Archeologie 2), lid 18.3.2 wordt aangevuld met het volgende onder c:
onderdeel uitmaken van een archeologisch onderzoek of daarop gericht zijn, mits verricht door een ter zake deskundige.
3.1.10 Herziening artikel 19 (Waarde - Archeologie 3)
Artikel 19 (Waarde - Archeologie 3), lid 19.3.2 wordt aangevuld met het volgende onder c:
onderdeel uitmaken van een archeologisch onderzoek of daarop gericht zijn, mits verricht door een ter zake deskundige.
3.1.11 Herziening artikel 20 (Waarde - Archeologie 4)
Artikel 20 (Waarde - Archeologie 4), lid 20.3.2 wordt aangevuld met het volgende onder c:
onderdeel uitmaken van een archeologisch onderzoek of daarop gericht zijn, mits verricht door een ter zake deskundige.
3.1.12 Herziening artikel 25 (Algemene aanduidingsregels)
Aan artikel 25 (Algemene aanduidingsregels) wordt lid 25.2 toegevoegd:
25.2 Veiligheidszone
25.2.1 Aanduiding veiligheidszone
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor de beperking van het externe veiligheidsrisico vanwege de aanwezigheid van een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg.
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' gelden, in aanvulling op het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de volgende regels:
Er mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
Het gebruik van bestaande bouwwerken mag niet zodanig wijzigen dat hierdoor sprake is van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
25.2.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 25.2.1 sub b, onder 1 of 2 voor het bouwen van een nieuw beperkt kwetsbaar object of de uitbreiding van een bestaand beperkt kwetsbaar object, mits:
dit is toegestaan op grond van de geldende bestemming;
dit uit oogpunt van externe veiligheid (plaatsgebonden risico en groepsrisico) acceptabel is.
25.2.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen en de ligging van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' te wijzigen of de aanduiding te verwijderen, indien de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar vanwege het lpg-station is gewijzigd door een aanpassing van de bedrijfsvoering, of door veranderde wet- of regelgeving.
3.1.13 Herziening artikel 26 (Algemene afwijkingsregels)
Artikel 26 (Algemene afwijkingsregels), lid 26.1 'Algemene afwijkingen', wordt aangevuld met het volgende onder f:
van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane goothoogte van een gebouw teneinde een lessenaarsdak of andere bijzondere dakvorm mogelijk te maken, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is en de voor het betreffende gebouw maximaal toegestane bouwhoogte niet wordt overschreden.
Artikel 26 (Algemene afwijkingsregels), lid 26.2 wordt vervangen door het volgende lid 26.2:
26.2 Afwijking huisvesting huishouden
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in dit bestemmingsplan ten behoeve van de huisvesting van een groep personen zonder onderlinge verbondenheid en continuïteit in samenstelling, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Afwijken is uitsluitend toegestaan binnen de bestemming(en) ‘Wonen’.
De huisvesting is niet toegestaan in vrijstaande bijgebouwen.
Het aantal woningen mag niet toenemen.
Huisvesting is uitsluitend toegestaan in niet-zelfstandige woonruimte(n).
De huisvesting is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een groep van maximaal 4 niet verbonden personen.
De huisvesting mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 28.1.
De huisvesting is uitsluitend toegestaan als sprake is van een goed woon- en leefklimaat, waaronder ook wordt verstaan een evenwichtige spreiding binnen de gemeente van locaties waarvoor afwijking wordt verleend.
3.1.14 Herziening artikel 27 (Algemene wijzigingsregels)
Artikel 27 (Algemene wijzigingsregels), lid 27.1 'wro-zone - wijzigingsgebied - 1', onder d wordt als volgt herzien:
Indien het Natuur Netwerk Brabant wordt aangetast dient te worden voorzien in compensatie conform de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant.
3.1.15 Herziening artikel 28 (Overige regels)
Artikel 28 (Overige regels) lid 28.1 'Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening' wordt vervangen door het volgende lid 28.1:
28.1 Parkeren en laden en lossen
28.1.1 Parkeren en laden lossen
Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:
Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels wordt uitsluitend verleend indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen; indien niet in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen wordt voorzien, wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
Voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen dient te worden voldaan aan het parkeerbeleid van de gemeente Son en Breugel zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Voor zover geen beleid is vastgesteld, dient voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen te worden voldaan aan de minimum kencijfers zoals opgenomen in de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' met publicatiedatum 8 oktober 2012.
Bij het bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen hoeft in geval van een uitbreiding van een gebouw, waarvan de functie niet wordt gewijzigd, uitsluitend rekening te worden gehouden met parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen als gevolg van de uitbreiding.
Het parkeren en laden en lossen dient op eigen terrein plaats te vinden.
De parkeervoorzieningen en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen dienen in stand te worden gehouden.
28.1.2 Afwijken parkeren en laden en lossen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.1.1 onder d voor het realiseren van parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen op andere gronden dan op eigen terrein, onder de voorwaarden dat:
er geen sprake is van een onevenredige toename van de parkeerdruk in het openbaar gebied, en;
er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid, en;
er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld.
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.1.1, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels
Artikel 4 Overgangsrecht
4.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 5 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Ekkersrijt; herziening 2017'.
Vastgesteld: 21 december 2017