direct naar inhoud van Regels
Plan: Peelweg 19 Someren
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP02023004-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde plan objecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0847.BP02023004-OW01 wijzigingsplan 'Peelweg 19 Someren' met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.2 Plan

Het wijzigingsplan 'Peelweg 19 Someren'

1.3 Moederplan

de geometrisch bepaalde plan objecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0847.BP02020022-VS01 bestemmingsplan 'Buitengebied Someren - Deelgebied 3' met de bijbehorende regels en bijlagen.

Voor het overige blijven de regels behorende bij artikel 1 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Someren - Deelgebied 3' van de gemeente Someren op dit plan, voor zover relevant, van toepassing

Artikel 2 Wijze van meten

Hiervoor blijven de regels behorende bij artikel 2 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Someren - Deelgebied 3' van de gemeente Someren, voor zover relevant, van toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. al dan niet bedrijfsmatige agrarische doeleinden, inclusief tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en infiltratie;
  • d. landschapselementen, groenvoorzieningen, erfbeplanting en landschappelijke inpassing;
  • e. verhardingen, (onverharde) paden, parkeerplaatsen en parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. extensief recreatief medegebruik.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. Op of in de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a mogen er wel terreinafscheidingen worden gerealiseerd met een bouwhoogte van maximaal 1,00 m1.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het in gebruik nemen of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een doel of op een wijze, die in strijd is met de in dit plan daaraan gegeven bestemming en/of:

  • a. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie;
  • b. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het plaatsen van zeecontainers;
  • d. het gebruik van gronden en/of opstallen voor erotische dienstverlening;
  • e. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van (buiten)opslag, stort of lozing;
  • f. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van handel, detailhandel of bedrijf;
  • g. het gebruik van gronden en/of opstallen voor dag- of verblijfsrecreatie;
  • h. het gebruik van gronden en/of opstallen voor bewoning;
  • i. het gebruik van gronden en/of opstallen voor kuilvoeropslag, (sleuf)silo’s of mestopslagsilo’s;
  • j. het gebruik van gronden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • k. het gebruik van gronden en/of opstallen voor lawaaisporten;

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het verwijderen van landschapselementen;
  • d. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
  • e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, het aanleggen van en/of verharden van wegen en/of paden.

3.4.2 Uitzondering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 is niet vereist voor:

  • a. werken en/of werkzaamheden die vallen onder het normale onderhoud en beheer van de gronden, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. werken en/of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn, danwel op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan nog mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds eerder verleende vergunning.

3.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 3.4.1 onder sub a tot en met sub d genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de werken en/of werkzaamheden:

  • a. verband houden met de doeleinden, die aan de geldende bestemming en eventuele dubbelbestemmingen zijn toegekend;
  • b. het uitvoeren ervan noch direct, noch indirect onevenredige afbreuk doet aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden en de mogelijkheden voor herstel van deze waarden en kwaliteiten niet onevenredig worden verkleind, zoals omschreven in:
    • 1. de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding(en);
    • 2. het beeldkwaliteitsplan buitengebied;
    • 3. de specifieke landschappelijke inpassingsplannen zoals opgenomen in de bijlage.

3.4.4 Toelaatbaarheid van verhardingen

De in artikel 3.4.1 sub e genoemde omgevingsvergunning voor het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, het aanleggen van en/of verharden van wegen en/of paden, kan slechts worden verleend, indien de werken en/of werkzaamheden:

  • a. verband houden met de doeleinden, die aan de geldende bestemming en eventuele dubbelbestemmingen zijn toegekend;
  • b. hydrologisch neutraal worden uitgevoerd op basis van het principe 'hydrologisch neutraal ontwikkelen', zoals opgenomen in artikel 37.1 van het moederplan;
  • c. niet leiden tot een oneigenlijke vergroting van enig aangrenzend bouwvlak;
  • d. niet resulteren in een oppervlakteverharding(en):
    • 1. voor veepaden groter dan 400 m2, welke uitsluitend zijn toegestaan op agrarische huiskavels;
    • 2. voor overige verhardingen groter dan 200 m2;
  • e. niet leiden tot meerdere afzonderlijk vergunde verhardingen per aaneengesloten agrarisch perceel.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijziging naar ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ voor voorzieningen voor opslag van ruwvoer bij een veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opslag ruwvoer' voor het oprichten van voerplaten, sleufsilo’s of andere voorzieningen voor de opslag van ruwvoer bij een veehouderij. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de voorzieningen zijn ten behoeve van de aangrenzende grondgebonden veehouderij;
  • b. het bedrijf is vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate aangewezen op de opslag van ruwvoer;
  • c. de bedoelde voorziening is noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de ruimte is binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aantoonbaar niet aanwezig;
  • e. de voorzieningen moeten direct aansluiten aan het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' behorende bij de grondgebonden veehouderij waarvoor de voorzieningen worden gerealiseerd;
  • f. de oppervlakte van de voorzieningen, niet zijnde gebouwen, bedraagt maximaal 5.000 m2;
  • g. de oppervlakte van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' na realisatie bedraagt niet meer dan 2,0 hectare;
  • h. de voorzieningen mogen alleen gebruikt worden voor de opslag van ruwvoer;
  • i. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 2,00 m1;
  • j. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5,00 m1;
  • k. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m1;
  • l. minimaal 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opslag ruwvoer' wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing conform de bepalingen uit artikel 37.2 van het moederplan.

3.5.2 Wijziging naar ‘Agrarisch’ met aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen’

Burgemeester en wethouders kunnen aan de bestemming 'Agrarisch' de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' toekennen voor het realiseren van permanente teeltondersteunende voorzieningen anders dan kassen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. het differentiatievlak met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' sluit direct aan op een bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' of 'Agrarisch - Glastuinbouw' ten behoeve waarvan de teeltondersteunende voorzieningen worden gerealiseerd;
  • b. de oppervlakte van het differentiatievlak met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' is maximaal 4,0 hectare;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b bedraagt binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' de oppervlakte van het differentiatievlak met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' maximaal 3,0 hectare;
  • d. de permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn ook op langere termijn noodzakelijk uit een oogpunt van de agrarische bedrijfsvoering. Ter zake wordt het advies van de AAB ingewonnen;
  • e. wanneer permanente voorzieningen resulteren in een aaneengesloten afwaterend oppervlak, dienen deze te worden voorzien van een bergings- c.q. infiltratievoorziening die aantoonbaar voldoende capaciteit heeft;
  • f. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, hydrologische en/of cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • g. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van het 'Natuur Netwerk Brabant';
  • h. minimaal 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing conform de bepalingen uit artikel 37.2 van het moederplan.

3.5.3 Wijziging naar ‘Agrarisch’ met aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - minicamping’
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen aan de bestemming 'Agrarisch' de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' toekennen voor het realiseren of uitbreiden van een minicamping. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
  • b. het betreft uitsluitend recreatief medegebruik voor kleinschalig kamperen op gronden die direct aansluiten aan een bestemmingsvlak, indien er geen ruimte is binnen het bestemmingsvlak, waar een minicamping al is toegestaan dan wel in combinatie met onderhavige wijziging via een omgevingsvergunning wordt toegestaan;
  • c. per minicamping zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan. Stacaravans en trekkershutten, zijn uitsluitend toegestaan binnen de aangrenzende bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', 'Bedrijf', 'Recreatie' of 'Wonen';
  • d. parkeer- en ondersteunende voorzieningen, zoals op sanitair gebied, zijn uitsluitend toegestaan binnen de aangrenzende enkelbestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', 'Bedrijf', 'Recreatie' of 'Wonen';
  • e. de afstand tot de as van de weg dient ten minste 20 m1 te zijn;
  • f. de afstand tot woningen van derden dient ten minste 50 m1 te zijn;
  • g. de afstand tot de bestemmingsgrens dient ten minste 5,00 m1 te zijn;
  • h. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • i. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 37.2 van het moederplan.

3.5.4 Wijziging naar ‘Natuur’ en/of ‘Water’

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Natuur' of 'Water' voor de ontwikkeling van nieuwe wateren, natuur- en/of landschapselementen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. aan de ontwikkeling van nieuwe natuur en/of landschapselementen ligt een, door een deskundige opgesteld, en door het bevoegd gezag akkoord bevonden natuurontwikkelingsplan ten grondslag;
  • b. er mag geen afbreuk worden gedaan aan andere belangen in de omgeving, zoals agrarische (bedrijfs)belangen;
  • c. de ontwikkeling mag niet leiden tot onevenredig nadelige gevolgen voor de waterhuishouding en/of waterkwaliteit. Het bevoegd gezag wint voorafgaand aan de besluitvorming hiervoor advies in bij het betrokken waterschap.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen conform de bepalingen in artikel 4.4.2;
  • c. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en infiltratie;
  • e. landschapselementen, groenvoorzieningen, erfbeplanting en landschappelijke inpassing, hieronder tevens begrepen tuinen en erven;
  • f. verhardingen, (onverharde) paden, parkeerplaatsen en parkeervoorzieningen;
  • g. extensief recreatief medegebruik.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen op of in de voor 'Wonen' aangewezen gronden gelden de volgende algemene bepalingen:

  • a. er mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in artikel 4.1 genoemde bestemming;
  • b. per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan;
  • c. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 37.2 van het moederplan;
  • d. de oppervlakte voor bebouwing, verharding en andere voorzieningen bedraagt maximaal 90% van het bestemmingsvlak;

4.2.2 Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een woning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m3;
  • b. indien de inhoud van een bestaande woning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan op basis van een eerder verleende vergunning al meer bedraagt of meer mag bedragen, geldt de bestaande inhoud als maximaal toegestaan. Bij herbouw geldt dat de woning tot maximaal de vergunde inhoud mag worden teruggebouwd;
  • c. bij herbouw mag een woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande fundering en als sprake is van uitbreiding daar direct aansluitend op;
  • d. de maximaal toegestane goothoogte is 6,00 m1;
  • e. de maximaal toegestane bouwhoogte is 10 m1;
  • f. de dakhelling dient tussen de 20 graden en 60 graden te zijn;
  • g. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5,00 m1;
  • h. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m1;

4.2.3 Bijgebouwen behorende bij de woning

Voor het bouwen van (vrijstaande) bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per woning is maximaal 100 m2;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder sub a is ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlakte bijgebouwen' de in de verbeelding opgenomen maximale oppervlakte toegestaan;
  • c. de maximaal toegestane goothoogte is 3,00 m1;
  • d. de maximaal toegestane bouwhoogte is 5,50 m1;
  • e. de maximale afstand tussen een vrijstaand bijgebouw en de woning bedraagt 20 m1;
  • f. bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 m1 achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden gebouwd;
  • g. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5,00 m1;
  • h. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m1;
  • i. de dakhelling dient tussen de 20 graden en 60 graden te zijn;

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bij een woning gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bedrijfswoning mag één overkapping worden gebouwd met de volgende maatvoering:
    • 1. de oppervlakte van de overkapping is maximaal 20 m2;
    • 2. de maximaal toegestane bouwhoogte is 3,00 m1;
    • 3. de overkapping moet op een afstand van ten minste 1,00 m1 achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
    • 4. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5,00 m1;
    • 5. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m1;
    • 6. de maximale afstand tussen de overkapping en de woning bedraagt 20 m1;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, met uitzondering van terreinafscheidingen, is maximaal 2,50 m1 met een afstand tot de bestemmingsgrens van ten minste 5,00 m1;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1,00 m1 zijn en voor het overige maximaal 2,00 m1;

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken voor een grotere inhoud van de woning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub a, artikel 19.2.2 sub b en/of artikel 19.2.2 sub c voor het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane inhoud van een woning tot maximaal 900 m3. Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:

  • a. per m3 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande tabel te worden gesloopt. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;

Type landschap   Aantal m2 te slopen bebouwing om 1,00m3 extra bebouwing mogelijk te maken  
Natuur Netwer Brabant   1  
Kampenlandschap   1 2/3  
Beekdallandschap   1 2/3  
Oude heideontginningen   2  
Jonge heideontginningen   2 1/3  
Bebouwingsconcentraties   1 2/3  

  • b. in afwijking op sub a kan, indien de sloopbank leeg is, een grotere inhoud van de woning mogelijk worden gemaakt door toepassing van de Landschapsinvesteringsregeling Someren;
  • c. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de toepassing van deze regeling;
  • d. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  • e. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning en de directe omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
  • g. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 37.2 van het moederplan.

4.3.2 Afwijken van de bouwlocatie voor herbouw van een woning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub c voor de herbouw van een woning op een andere plaats binnen het bestemmingsvlak. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:

  • a. de nieuwe locatie ligt niet minder dan 5,00 m1 van de bestemmingsgrens en niet minder dan 15 m1 uit de as van de weg waaraan wordt gebouwd;
  • b. de woning wordt gebouwd ter vervanging van de bestaande woning;
  • c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  • d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning en zijn directe omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. met de nieuwe situering is sprake van een milieukundige en ruimtelijke kwaliteitsverbetering;
  • f. de sloop van de oorspronkelijke woning is duurzaam verzekerd;
  • g. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 37.2 van het moederplan.

4.3.3 Afwijken voor een grotere oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.3 sub a, artikel 4.2.3 sub b en artikel 4.2.3 sub c voor het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen tot maximaal 350 m2. Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:

  • a. per m2 uitbreiding dient telkens minimaal het aantal m2 zoals opgenomen in onderstaande tabel te worden gesloopt. De te slopen bebouwing dient legaal opgericht te zijn of krachtens overgangsrecht te zijn toegelaten;
Type landschap   Aantal m2 te slopen bebouwing om 1,00 m2 extra bebouwing mogelijk te maken  
Natuur Netwerk Brabant   1  
Kampenlandschap   2  
Beekdallandschap   2  
Oude heideontginningen   3  
Jonge heideontginningen   3 1/2  
Bebouwingsconcentraties   2  

  • b. de oppervlakte te slopen bebouwing op de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de toepassing van deze regeling;
  • c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  • d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning en de directe omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;
  • f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 37.2 van het moederplan.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het in gebruik nemen of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een doel of op een wijze, die in strijd is met de in dit plan daaraan gegeven bestemming en/of:

  • a. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie;
  • b. het plaatsen van zeecontainers;
  • c. het gebruik van gronden en/of opstallen voor erotische dienstverlening;
  • d. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van (buiten)opslag, stort of lozing;
  • e. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van handel, detailhandel of bedrijf, met dien verstande dat aan huis verbonden beroepen zijn toegestaan overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.4.2;
  • f. het gebruik van gronden en/of opstallen voor dag- of verblijfsrecreatie;
  • g. het gebruik van opstallen voor het huisvesten van arbeidsmigranten;
  • h. het gebruik van opstallen, behoudens woningen, alsmede het gebruik van vrijstaande en/of aangebouwde bijgebouwen, niet vergund middels een omgevingsvergunning als zijnde een (onderdeel van de) woning, voor bewoning;
  • i. het gebruik van gronden en/of opstallen voor kuilvoeropslag, (sleuf)silo’s of mestopslagsilo’s;
  • j. het gebruik van gronden voor tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • k. het gebruik van gronden en/of opstallen voor lawaaisporten;

tenzij de regels en/of verbeelding bij deze bestemming middels een specifiek gebruiksregel en/of aanduidingsvlak expliciet bepalen dat het gebruik wel is toegestaan.

4.4.2 Aan huis verbonden beroep

De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is slechts toegestaan als ondergeschikte functie bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de beroepsactiviteit wordt uitgeoefend door één van de bewoners;
  • b. de beroepsactiviteit mag in de woning en/of in een bijgebouw bij de woning worden uitgeoefend;
  • c. de omvang van de beroepsactiviteiten mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning en bijgebouwen bij de woning, tot een maximum van 150 m2;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op een normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • f. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak en voldoet aan de bepalingen uit artikel 37.4 van het moederplan;
  • g. detailhandel is niet toegestaan;
  • h. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding.

4.4.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van deze functie indien de landschappelijke inpassing ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' binnen 12 maanden na inwerkingtreding van het wijzigingsplan is gerealiseerd en in stand wordt gehouden conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen de bijlage bij deze regels.

4.4.4 Afwijking landschappelijk inpassingsplan

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de landschappelijke inpassing zoals bepaald in het landschappelijke inpassingsplan dat is bijgevoegd in de bijlage bij de regels indien in plaats van de in de bijlagen opgenomen landschapsmaatregelen andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat deze landschapsmaatregelen

  • a. minimaal gelijk zijn aan de in het landschappelijk inpassingsplan opgenomen landschaps-maatregelen;
  • b. voorzien in minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het landschappelijk inpassingsplan genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  • c. zijn afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken.

4.4.5 Voorwaardelijke verplichting sloop overtollige bebouwing

de gronden en bouwwerken binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van deze functie indien de overtollige bebouwing zoals neergelegd in bijlage 2 van de regels wordt gesloopt binnen 12 maanden na inwerkingtreding van het wijzigingsplan, hetgeen betekent dat:

  • a. te slopen bouwwerken geheel zijn gesloopt en verwijderd, inclusief funderingen en ondergrondse bouwdelen zoals kelders;
  • b. (half)verhardingen en dergelijke geheel zijn verwijderd;
  • c. sloopafval en -puin is afgevoerd van de slooplocatie;
  • d. vervuilde gronden zijn verwijderd en afgevoerd overeenkomstig de wettelijke voorschriften;
  • e. het perceel met schone grond is aangevuld en geëgaliseerd.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken voor kinderopvang en/of dagbesteding als nevenfunctie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 sub e voor het exploiteren van kinderopvang en dagbesteding door de bewoner(s) van de betreffende locatie als ondergeschikte nevenfunctie. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten vinden plaats binnen de bestaande bebouwing;
  • b. de activiteiten leiden niet tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of -overlast;
  • c. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en bedrijven;
  • d. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 37.2 van het moederplan.

4.5.2 Afwijken voor verhuur van fietsen/rijtuigen als nevenfunctie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 sub f voor het als ondergeschikte nevenfunctie verhuren van fietsen, rijtuigen en andere vervoersmiddelen ten behoeve van recreatief gebruik door de bewoner(s). Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak;
  • b. er mag geen toename van bebouwingsoppervlak plaatsvinden ten behoeve van de ondergeschikte verhuuractiviteiten;
  • c. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak en voldoet aan de bepalingen uit artikel 37.4 van het moederplan;
  • d. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 37.2 van het moederplan.

4.5.3 Afwijken voor een zorgfunctie als nevenfunctie.

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 sub e voor het verlenen van zorg en de huisvesting van zorgbehoevenden door de hoofdbewoner(s) van de woning als ondergeschikte nevenfunctie. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten vinden plaats binnen bestaande bebouwing;
  • b. het is niet toegestaan om zelfstandige wooneenheden voor de huisvesting van zorgbehoevenden te realiseren;
  • c. er mogen maximaal 15 personen worden gehuisvest;
  • d. er wordt alleen huisvesting geboden aan personen met een zorgindicatie;
  • e. de activiteiten leiden niet tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of -overlast;
  • f. de activiteiten mogen geen milieuhinder of belemmeringen veroorzaken voor omliggende woningen en/of bedrijven;
  • g. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 37.2 van het moederplan.

4.5.4 Afwijken voor een minicamping als nevenfunctie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 sub f voor het toestaan van een minicamping als ondergeschikte nevenfunctie die wordt geëxploiteerd door de bewoner(s) van de betreffende locatie. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. er zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan, waaronder maximaal vijf stacaravans;
  • b. voor ondersteunende voorzieningen, zoals op sanitair gebied, is maximaal 100 m2 bebouwing toegestaan. Hiervoor dient gebruik te worden gemaakt van de bestaande (of vergunbare) bebouwing;
  • c. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak en voldoet aan de bepalingen uit artikel 37.4 van het moederplan;
  • d. de afstand tot de as van de weg is ten minste 20 m1;
  • e. de afstand tot woningen van derden is ten minste 50 m1;
  • f. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5,00 m1;
  • g. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • h. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 37.2 van het moederplan.

4.5.5 Afwijken voor een groepsaccommodatie als nevenfunctie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 sub f voor het als ondergeschikte nevenfunctie toestaan van een groepsaccommodatie die wordt geëxploiteerd door de bewoner(s) van de betreffende locatie in de bestaande bebouwing. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de capaciteit is maximaal 20 personen;
  • b. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak en voldoet aan de bepalingen uit artikel 37.4 van het moederplan;
  • c. de afstand tot de weg is ten minste 20 m1;
  • d. de afstand tot woningen van derden is ten minste 50 m1;
  • e. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 37.2 van het moederplan.

4.5.6 Afwijken voor bed and breakfast als nevenfunctie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 sub f voor het als nevenfunctie exploiteren van een bed and breakfast door de bewoner(s) van de betreffende locatie in de bestaande (of vergunbare) bebouwing. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak;
  • b. er mag geen toename van bebouwingsoppervlak plaatsvinden ten behoeve van de bed and breakfast activiteiten;
  • c. de maximale overnachtingscapaciteit van een bed and breakfast is 10 personen;
  • d. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak en voldoet aan de bepalingen uit artikel 37.4 van het moederplan;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 37.2 van het moederplan.

4.5.7 Afwijken voor routegebonden horeca als nevenfunctie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 sub f voor het als ondergeschikte nevenfunctie vanuit de bestaande bebouwing door de bewoner(s) van de betreffende locatie verstrekken van dranken en/of spijzen voor gebruik ter plaatse. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de oppervlakte van het theehuis/uitspanning bedraagt maximaal 200 m2 inclusief terras;
  • c. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak en voldoet aan de bepalingen uit artikel 37.4 van het moederplan;
  • d. de afstand tot de weg is ten minste 20 m1;
  • e. de afstand tot woningen van derden is ten minste 50 m1;
  • f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 37.2 van het moederplan.

4.5.8 Afwijken voor dagrecreatie als nevenfunctie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 sub f voor het als ondergeschikte nevenfunctie vanuit de bestaande bebouwing door de bewoner(s) van de betreffende locatie aanbieden van dagrecreatie. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak;
  • b. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak en voldoet aan de bepalingen uit artikel 37.4 van het moederplan;
  • c. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 37.2 van het moederplan.

4.5.9 Afwijken voor het huisvesten van arbeidsmigranten in een woning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 sub g voor de structurele of tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten in een woning. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:

  • a. het is toegestaan om een woning te gebruiken voor bewoning door maximaal 4 personen;
  • b. parkeren dient volledig op eigen terrein plaats te vinden, waarbij de parkeervoorzieningen middels inrichtingsplan aangetoond worden waarbij per huisvestingsplaats 0,7 parkeerplaats gerealiseerd dient te worden;
  • c. de woning voldoet aan de regels uit het bouwbesluit;
  • d. in een straat mogen maximaal 20% van de totaal aantal woningen gebruikt worden voor bewoning, waarbij de woningen niet direct naast elkaar, tegenover elkaar of boven elkaar gesitueerd mogen zijn, waarbij de perceelgrenzen bepalend zijn;
  • e. er dient een nachtregister bijgehouden te worden;
  • f. in afwijking op sub a is het mogelijk om tot een maximum van 20 personen bewoning te laten plaatsvinden, mits aangetoond wordt dat er voldoende parkeergelegenheid is op eigen terrein en dat bewoning niet tot overlast leidt in de omgeving;
  • g. de woning (met meer dan 4 arbeidsmigranten) voldoet aan de SNF-normering en dit dient aangetoond te worden;
  • h. er dient in het kader van de brandveiligheid voldaan te worden aan de (aanvullende) eisen bij een woonfunctie voor kamergewijze verhuur conform het Bouwbesluit, zoals geldend ten tijde van de aanvraag om omgevingsvergunning;
  • i. vanaf 11 personen dient minimaal 250 meter aangehouden te worden ten opzichte van een andere locatie waar meer dan 10 arbeidsmigranten gehuisvest worden;
  • j. vanaf 11 personen dient het perceel landschappelijk ingepast te worden;
  • k. vanaf 11 personen dient het beheer in een overeenkomst vastgelegd te worden.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. landschappelijke inpassing te verwijderen, waarvan de aanleg en de instandhouding ervan in het kader van een eerdere vergunningverlening verplicht is gesteld.

4.6.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 4.6.1 is niet vereist voor:

  • a. werken en/of werkzaamheden die vallen onder het normale onderhoud en beheer van de gronden overeenkomstig de bestemming dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. werken en/of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn dan wel op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, nog mogen worden uitgevoerd op basis van een eerder verleende vergunning.

4.6.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien de werken en/of werkzaamheden:

  • a. geen afbreuk doen aan de waarden en kwaliteiten van de gronden, zoals omschreven in:
    • 1. de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding(en);
    • 2. het beeldkwaliteitsplan buitengebied;
    • 3. de specifieke landschappelijke inpassingsplannen zoals opgenomen in de bijlagen;
  • b. hydrologisch neutraal worden uitgevoerd, conform artikel 37.1 van het moederplan, voor wat betreft:
    • 1. het oppervlaktewater;
    • 2. het grondwater;
    • 3. de impact op de waterkwaliteit;

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging naar ‘Wonen’ met de aanduiding ‘wonen plus’

Burgemeester en wethouders kunnen aan de bestemming 'Wonen' de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen plus' toevoegen voor de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2, of aantoonbaar daarmee gelijk te stellen qua aard en invloed, zoals genoemd in de Brochure bedrijven en milieuzonering, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte bebouwing;
  • b. de maximaal toegestane oppervlakte voor de bedrijfsmatig te gebruiken bijgebouwen is 350 m2, met dien verstande dat de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 4.3.3 (sloopbonusregeling) moeten worden toegepast;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak en voldoet aan de bepalingen uit artikel 37.4 van het moederplan;
  • e. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
  • f. buitenopslag is niet toegestaan;
  • g. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;
  • h. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 37.2 van het moederplan.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 5

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden gelden de volgende bouwregels:

  • a. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende enkel- en/of dubbelbestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en/of een diepte van meer dan 40 cm1, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologische opgravingen;
    • 3. de verplichting om de werken en/of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub a kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Hieronder worden onder meer verleende vergunningen en/of andere feitelijke gegevens verstaan, waaruit kan worden afgeleid dat de bodem ter plaatse dermate is geroerd dat het alleszins aannemelijk is dat er geen sprake meer is van archeologische waarden die door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de dubbelbestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het (laten) gebruiken van de gronden en/of bouwwerken voor een doel of op een wijze, die in strijd is met de in dit plan daaraan gegeven onderliggende bestemming(en);
  • b. het (laten) gebruiken van de gronden voor activiteiten waardoor de gronden minder geschikt worden voor danwel niet passen binnen de in deze dubbelbestemming gegeven bestemming.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, ophogen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • e. het slopen van gebouwen en het verwijderen van fundering, waarbij grondroering plaatsvindt;
  • f. het aanleggen van leidingen onder het maaiveld.

5.4.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 5.4.1 is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. minder dan 40 cm1 diep reiken ten opzichte van het maaiveld en een verstoringsoppervlakte hebben van minder dan 2.500 m2;
  • b. worden uitgevoerd ten dienste van een archeologisch onderzoek en het doen van archeologische opgravingen, mits uitgevoerd door een ter zake deskundige;
  • c. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen die voor deze gronden gelden, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

5.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. alvorens op de aanvraag wordt besloten wint het bevoegd gezag advies in van een door hem aan te wijzen terzake deskundige;
  • d. een rapport als bedoeld onder sub b is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport als bedoeld onder sub b beschouwd;
  • e. het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport of de andere overgelegde gegevens genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad, waarbij er aan de omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die mogelijk worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden;
    • 2. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van voorschriften die aan de omgevingsvergunning worden gekoppeld. Het bevoegd gezag kan één of meer van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen;
      • de verplichting om de werken en/of werkzaamheden die tot verstoring leiden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen en aanduidingen

Hiervoor blijven de regels behorende bij artikel 32 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Someren - Deelgebied 3' van de gemeente Someren, voor zover relevant, van toepassing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

Hiervoor blijven de regels behorende bij artikel 33 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Someren - Deelgebied 3' van de gemeente Someren, voor zover relevant, van toepassing.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Milieuzone - attentiezone waterhuishouding
9.1.1 Algemeen

De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - attentiezone waterhuishouding' zijn, behalve voor de daar voorkomende enkel- en/of dubbelbestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de waterhuishouding en de hydrologische instandhoudingsdoelen van het binnen deze gronden gelegen 'Natuur Netwerk Brabant'.

9.1.2 Regels voor het uitvoeren van een werk en/of werkzaamheden
a Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het roeren van de grond, inclusief het verrichten van grondboringen of heiwerkzaamheden dieper dan 3,00 m1;
  • b. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 cm1 beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;
  • c. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;
  • d. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

b Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 8.1.2 onder a is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  • b. welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
  • c. welke het normale onderhoud en beheer betreffen.

c Toelaatbaarheid

De in artikel 8.1.2 onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden verband houden met de doeleinden, die aan de geldende enkel- en/of dubbelbestemming(en) zijn toegekend;
  • b. het uitvoeren van deze werken en/of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk doet aan de in artikel 8.1.1 beschreven doeleinden.

Voor het overige blijven de regels behorende bij artikel 34 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Someren - Deelgebied 3' van de gemeente Someren, voor zover relevant, van toepassing.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Hiervoor blijven de regels behorende bij artikel 35 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Someren - Deelgebied 3' van de gemeente Someren, voor zover relevant, van toepassing.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Hiervoor blijven de regels behorende bij artikel 36 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Someren - Deelgebied 3' van de gemeente Someren, voor zover relevant, van toepassing.

Artikel 12 Overige regels

Hiervoor blijven de regels behorende bij artikel 37 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Someren - Deelgebied 3' van de gemeente Someren, voor zover relevant, van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, zoals bedoeld onder sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan 'Peelweg 19 Someren'.