direct naar inhoud van Regels
Plan: Reigerstraat 4
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP02020024-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde plan objecten als vervat in het GML-bestand

NL.IMRO.0847.BP02020024-OW wijzigingsplan 'Reigerstraat 4 Someren' met de bijbehorende

regels en bijlagen.

1.2 Plan

het Wijzigingsplan Reigerstraat 4, Someren

voor het overige blijven de regels behorende bij artikel 1 van het bestemmingsplan

'Buitengebied Deelgebied 2' van de gemeente Someren op dit plan, voor zover relevant, van toepassing.

Artikel 2 Wijze van meten

Hiervoor blijven de regels behorende bij artikel 2 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deelgebied 2' van de gemeente Someren, voor zover relevant, van toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

Hiervoor blijven de regels behorende bij artikel 4 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deelgebied 2' van de gemeente Someren, voor zover relevant, van toepassing.

De regels in artikel 3.1, 3.2, 3.3 en 3.4 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deelgebied 2' van de gemeente Someren worden als volgt gewijzigd:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' is een plattelandswoning toegestaan.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' is gebruik van de voormalige bedrijfswoning als plattelandswoning toegestaan;
  • c. bij herbouw mag de plattelandswoning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande fundering en als er sprake is van uitbreiding daar direct op aansluitend;
  • d. herbouw van een woonboerderij is alleen mogelijk indien dit is gericht op behoud en/ of herstel van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
  • e. de plattelandswoning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m3. De inhoud van een kelder wordt niet meegeteld;
  • f. indien de inhoud van de bestaande bedrijfswoning of plattelandswoning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan op basis van een eerder verleende vergunning al meer bedraagt of mag bedragen, geldt de bestaande inhoud plus maximaal 10% tot een maximum van 900 m3, als maximaal toegestaan. Bij herbouw geldt dat de woning tot maximaal de vergunde inhoud mag worden teruggebouwd;
  • g. voor woonboerderijen geldt de totale inhoud van het pand als de maximaal toegestane inhoud;
  • h. de maximaal toegestane goothoogte is 6 m1;
  • i. de maximaal toegestane bouwhoogte is 10 m1;
  • j. de dakhelling dient tussen de 20 graden en 60 graden te zijn;
  • k. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
  • l. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
  • m. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.2 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deelgebied 2'.
  • n. Het gebruik van het perceel conform de bestemmingsomschrijving, voor zover in dit plan begrepen voor het perceel Reigerstraat 4 in Someren, is toegestaan mits de landschappelijke inpassing conform het in Bijlage 1 opgenomen landschappelijke inpassing binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is aangelegd en vervolgens aldus in stand wordt gehouden.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - landschappelijke waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden- Landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Al dan niet bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik inclusief tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
  • b. Behoud, herstel en /of ontwikkeling van de aanwezige landschapswaarden in het algemeen en verder specifiek voor:
    • 1. het behoud en/of herstel van aanwezige aardkundige waarden ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van waarde - aardkundig waardevol’;
    • 2. het behoud van het open karakter ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van waarde - visueel waardevol; openheid’;
    • 3. het behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische waarden ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol’;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. landschapselementen;
  • e. infiltratie;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en infiltratie;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. erfbeplanting.

4.2 Bouwregels

Op of in de in 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven bestemming. De hoogte mag maximaal 2,50m¹ zijn. Niet toegestaan zijn overkappingen, permanente teeltondersteunende voorzieningen, mest- en voerplaten, (sleuf-)silo’s, mestopslagsilo’s en vergelijkbare voorzieningen.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken ten behoeve van schuilgelegenheid voor dieren
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1a voor het realiseren van een schuilgelegenheid voor dieren die hobbymatig worden gehouden. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
  • b. de schuilgelegenheid wordt niet opgericht ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
  • c. een schuilgelegenheid is slechts toegestaan binnen de gebiedsaanduiding ‘overige zone - bebouwingsconcentratie’;
  • d. een schuilgelegenheid is niet toegestaan binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie';
  • e. aangetoond is dat het redelijkerwijs niet mogelijk is om een soortgelijke voorziening ter plaatse van de bestemming 'Wonen' of andere gelijk te stellen bestemming op te richten of bestaande bebouwing als schuilgelegenheid te gebruiken;
  • f. per agrarisch perceel mag maximaal één schuilgelegenheid worden opgericht, met dien verstande dat het perceel een minimale oppervlakte heeft van 2.500 m²;
  • g. de schuilgelegenheid wordt opgericht op een afstand van ten minste 2 m¹ en ten hoogste 10 m¹ van de bestemmingsgrens;
  • h. de schuilhut moet minimaal aan één zijde open zijn;
  • i. de maximaal toegestane goothoogte is maximaal 2,5 m¹;
  • j. de maximaal toegestane bouwhoogte is maximaal 3 m¹;
  • k. de dakhelling is minimaal 20 graden en maximaal 45 graden;
  • l. de oppervlakte is maximaal 25 m²;
  • m. binnen- en buitenopslag van goederen en aanverwante zaken is niet toegestaan;
  • n. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de omliggende functies, hetgeen onder andere betekent dat de schuilgelegenheid passend is in het landschap. Om te bepalen of de schuilgelegenheid passend is in het landschap, wordt getoetst aan het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011;
  • o. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.2 van het moederplan.

4.3.2 Afwijken ten behoeve van buitenrijbaan voor paarden

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1a voor het oprichten van een buitenrijbaan voor paarden. Hierbij gelden tenminste de volgende randvoorwaarden:

  • p. er is maximaal één buitenrijbaan toegestaan, behorende bij de direct aansluitende bestemming 'Wonen' of daarmee gelijk te stellen bestemming;
  • q. per aangrenzend bestemmingsvlak is maximaal één buitenrijbaan toegestaan;
  • r. de afstand tot een (bedrijfs-)woning van een derde bedraagt minimaal 50 m¹;
  • s. de buitenrijbaan is uitsluitend voor hobbymatig gebruik toegestaan;
  • t. de oppervlakte bedraagt maximaal 1.200 m²;
  • u. de bouwhoogte van de terreinafscheiding bedraagt maximaal 1,5 m¹;
  • v. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 6 m¹;
  • w. maximaal 4 lichtmasten zijn toegestaan;
  • x. binnen een afstand van 100 m¹ van gronden met de bestemming 'Natuur' zijn geen lichtmasten toegestaan;
  • y. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.2 van het moederplan.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het in gebruik nemen en/of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een doel of op een wijze, die in strijd is met de in dit plan daaraan gegeven bestemming en/of:

  • a. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie;
  • b. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het plaatsen van zeecontainers;
  • d. het gebruik van gronden en/of opstallen voor erotische dienstverlening;
  • e. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van opslag, stort of lozing;
  • f. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van handel, detailhandel of bedrijf;
  • g. het gebruik van gronden en/of opstallen voor dag- of verblijfsrecreatie;
  • h. het gebruik van gronden en/of opstallen voor bewoning;
  • i. het gebruik van gronden en/of opstallen voor kuilvoeropslag, (sleuf)silo’s of mestopslagsilo’s;
  • j. het gebruik van gronden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • k. het gebruik van gronden en/of opstallen voor lawaaisporten;

tenzij de regels van dit bestemmingsplan expliciet bepalen dat bovenstaande gebruik wel is toegestaan of een vergunning is verleend in afwijking op bovenstaande.

4.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Het gebruik van het perceel conform de bestemmingsomschrijving, voor zover in dit plan begrepen voor het perceel Reigerstraat 4 in Someren, is toegestaan mits de landschappelijke inpassing conform het in Bijlage 1 opgenomen landschappelijke inpassing binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is aangelegd en vervolgens aldus in stand wordt gehouden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken ten behoeve van het aanleggen van verharding

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1b voor het aanbrengen van oppervlakteverhardingen. Het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, danwel het aanbrengen van overige oppervlakteverhardingen kan worden toegestaan indien:

  • a. dit ten dienste staat van de doeleinden die zijn genoemd in artikel 4.1;
  • b. de ontwikkeling voorziet in een hydrologische afweging op basis van het principe ‘hydrologisch neutraal ontwikkelen’, zoals opgenomen in artikel 34.1 van het moederplan;
  • c. er geen oneigenlijke vergroting van het bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ plaatsvindt;
  • d. de maximaal toelaatbare oppervlakteverharding voor veepaden op agrarische huiskavels bedraagt 400 m²;
  • e. de maximaal toelaatbare oppervlakteverharding voor overige verhardingen bedraagt 200 m²;
  • f. per aaneengesloten agrarisch perceel kan slechts eenmalig een vergunning worden verleend voor het aanleggen van een oppervlakteverharding;
  • g. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.2 van het moederplan.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het verwijderen van landschapselementen;
  • d. het verwijderen van erfbeplanting ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing’, waarvan de aanleg in het kader van een vergunningverlening of bestemmingsplanherziening verplicht is gesteld;
  • e. het verwijderen van onverharde wegen of paden.

4.6.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.6.1 is niet vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden die vallen onder het normale onderhoud en beheer van de gronden overeenkomstig de bestemming dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn dan wel op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan nog mogen worden uitgevoerd op basis van een eerder verleende vergunning.

4.6.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. De werken en/of werkzaamheden verband houden met de doeleinden, die aan de geldende bestemming zijn toegekend;
  • b. het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk doet aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden en de mogelijkheden voor herstel van deze waarden en kwaliteiten niet (onevenredig) worden verkleind, zoals omschreven in:
    • 1. de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding(en);
    • 2. de specifieke erfbeplantingsplannen;
    • 3. in het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied 2011.

4.7 Wijzigingsbevoegdheden
4.7.1 Wijziging van ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ naar ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ ten behoeve van voorzieningen voor de opslag van ruwvoer voor een veehouderij

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - opslag ruwvoer’ voor het oprichten van voerplaten, sleufsilo’s of andere voorzieningen voor de opslag van ruwvoer tot een oppervlakte van ten hoogste 0,5 hectare - niet zijnde gebouwen - voor een veehouderij. Deze bevoegdheid geldt slechts wanneer er sprake is van een grondgebonden veehouderij. Hierbij gelden daarnaast de volgende voorwaarden:

  • a. de bedoelde voorziening moet direct aansluiten aan een bestemmingsvlak dat een veehouderij mogelijk maakt;
  • b. het bedrijf is vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate aangewezen op de opslag van ruwvoer;
  • c. de bedoelde voorziening is noodzakelijk voor de agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de ruimte is binnen het bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ aantoonbaar niet aanwezig;
  • e. het totale oppervlak van de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ na realisatie bedraagt niet meer dan 2,0 hectare;
  • f. de voorzieningen mogen alleen gebruikt worden voor de opslag van ruwvoer;
  • g. de hoogte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde is maximaal 2 m¹;
  • h. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
  • i. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
  • j. 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - opslag ruwvoer’ wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing conform de bepalingen uit artikel 34.2 van het moederplan.

4.7.2 Wijziging van ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ naar ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ met functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen’

Burgemeester en wethouders kunnen aan de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen’ toekennen voor het realiseren van permanente teeltondersteunende voorzieningen anders dan kassen. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  • a. het differentiatievlak met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen’ sluit direct aan op een bestemmingsvlak ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ of ‘Agrarisch - Glastuinbouw’ ten behoeve waarvoor de teeltondersteunende voorzieningen worden gerealiseerd;
  • b. de oppervlakte van het differentiatievlak met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen’ is maximaal 4 hectare;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b, is in de groenblauwe mantel de oppervlakte van het differentiatievlak met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen’ maximaal 3 hectare;
  • d. de teeltondersteunende voorzieningen zijn ook op langere termijn noodzakelijk uit een oogpunt van de agrarische bedrijfsvoering. Ter zake wordt het advies van de AAB ingewonnen;
  • e. wanneer permanente voorzieningen resulteren in een aaneengesloten afwaterend oppervlak, dienen deze te worden voorzien van een bergings- c.q. infiltratievoorziening, zoals opgenomen in de waterparagraaf;
  • f. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, hydrologische, cultuurhistorische en/of abiotische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • g. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van het Natuur Netwerk Brabant;
  • h. de ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.2 van het moederplan.

4.7.3 Wijziging van ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ naar ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ met functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - minicamping’

Burgemeester en wethouders kunnen aan de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - minicamping’ toevoegen ten behoeve van de realisatie of uitbreiding van een minicamping. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:

  • a. het betreft uitsluitend recreatief medegebruik voor kleinschalig kamperen op gronden die direct aansluiten aan een bestemmingsvlak, indien er geen ruimte is binnen het bestemmingsvlak, waar een minicamping al is toegestaan dan wel in combinatie met onderhavige wijziging via een omgevingsvergunning wordt toegestaan;
  • b. per minicamping zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan. Stacaravans en trekkershutten, zijn niet toegestaan en slechts toelaatbaar binnen de aangrenzende bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', 'Bedrijf' of 'Wonen';
  • c. parkeer- en ondersteunende voorzieningen, zoals op sanitair gebied, zijn niet toegestaan en slechts toelaatbaar binnen de aangrenzende bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', 'Bedrijf' of 'Wonen';
  • d. de afstand tot de as van de weg dient ten minste 20 m¹ te zijn;
  • e. de afstand tot woningen van derden dient ten minste 50 m¹ te zijn;
  • f. de afstand tot de bestemmingsgrens dient ten minste 5 m¹ te zijn;
  • g. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • h. de ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 34.2 van het moederplan.

4.7.4 Wijziging van ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ naar ‘Natuur’ en/of ‘Water’ (ontwikkeling van landschapselementen, natuur en/of wateren)

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ wijzigen in de bestemming ‘Natuur’ of ‘Water’ ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe natuur- en/of landschapselementen. Hierbij geldt de randvoorwaarde dat er geen afbreuk wordt gedaan aan andere belangen in de omgeving, zoals agrarische belangen.

4.7.5 Wijziging van ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ naar ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ met functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing’

Burgemeester en wethouders kunnen aan de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’ de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing’ toevoegen ten behoeve van de realisatie van landschappelijke inpassing. Hierbij geldt de voorwaarde dat de inpassing direct aansluit bij het bestemmingsvlak waar een ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

Hiervoor blijven de regels behorende bij artikel 30 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deelgebied 2' van de gemeente Someren, voor zover relevant, van toepassing.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

Hiervoor blijven de regels behorende bij artikel 31 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deelgebied 2' van de gemeente Someren, voor zover relevant, van toepassing.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

Hiervoor blijven de regels behorende bij artikel 32 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deelgebied 2' van de gemeente Someren, voor zover relevant, van toepassing.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Hiervoor blijven de regels behorende bij artikel 33 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deelgebied 2' van de gemeente Someren, voor zover relevant, van toepassing.

Artikel 10 Overige regels

Hiervoor blijven de regels behorende bij artikel 34 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deelgebied 2' van de gemeente Someren, voor zover relevant, van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

Hiervoor blijven de regels behorende bij artikel 35 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Deelgebied 2' van de gemeente Someren, voor zover relevant, van toepassing.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als Regels van het wijzigingsplan 'Reigerstraat 4 Someren'