Plan: | Voormalige Pastorielocatie Someren |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0847.BP02018020-VO01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Voormalige Pastorielocatie Someren" van de gemeente Someren.
De initiatiefnemer is eigenaar van de Kerkstraat 14 te Someren, dit betreft de voormalige Pastorie en van de gronden van Kerkstraat 14/ Van Lieshoutstraat.
Het initiatief bevat:
De initiatiefnemer heeft de intentie slechts een beperkt gedeelte van de gronden te ontwikkelen voor de bouw van vier levensloop bestendige bungalows waarbij de creatie van een gezamenlijke tuin voor de gemeenschap en kwaliteit centraal staat. Het openstellen van de (nu besloten) groene tuin in het middengebied kan waarde toevoegen aan de gemeenschap. Het college van Burgemeester en wethouders heeft dit dan ook als voorwaarde gesteld voor de ontwikkeling binnen het plangebied.
Het realiseren van 4 bungalows kan niet rechtstreeks worden gerealiseerd op basis van de vigerende bestemmingsplan "Someren-Dorp", omdat binnen de bestemming 'Tuin' geen ontwikkelingen zijn toegestaan. De gemeente Someren heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het realiseren van het initiatief door middel van opstellen van een bestemmingsplan.
Naast de realisatie van 4 bungalows worden ook de bouwmogelijkheden uit de vergunning voor de realisatie van de 7 appartementen in de pastorie in dit bestemmingsplan opgenomen.
Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een actueel bestemmingsplan voor het hele perceel Kerkstraat 14 te Someren op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Het plan biedt de ruimte voor de verwachtingen in de komende tien jaar.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Someren, sectie B, nummers 5349
De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt 7.238 m².
Ter plaatse van het plangebied vigeren de bestemmingsplannen "Someren-Dorp", vastgesteld door de gemeenteraad op 26 juni 2013 (onherroepelijk) en "Parapluplan Parkeren bebouwde kommen" vastgesteld 28 juni 2018 (onherroepelijk) . Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven. Hierna worden de relevante bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen toegelicht.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Het plangebied ligt binnen de bestemming 'Tuin' en 'Maatschappelijk', waarin het bouwen van woningen niet is toegestaan. Ook ligt er een kleine strook wat bestemt is als 'Verkeer' binnen het plangebied.
Voorts geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' om bescherming van archeologisch waarden te waarborgen waarbij een vrijstelling is opgenomen voor werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 250 m² en minder diep dan 40 centimeter.
Omdat de vier woningen niet zijn toegestaan binnen de bestemming 'Tuin' is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
De realisatie van de 7 appartementen met parkeerplaatsen is reeds vergund maar zal nu tegelijkertijd in dit bestemmingsplan opgenomen worden.
In het bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren bebouwde kommen" is een regeling opgenomen die voldoende parkeergelegenheid moet waarborgen. De opgenomen regeling is ook in dit bestemmingsplan opgenomen (artikel 4.4.2).
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
De Verordening Ruimte is op 31 juli 2018 in werking getreden. In de verordening staan onderwerpen uit de provinciale structuurvisie, waarbij is aangegeven welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening bestaat uit kaartmateriaal en regels waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Er dient toepassing te worden gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Dit houdt in ieder geval in dat uitbreiding van het op grond van het geldende bestemmingsplan toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden. In onderhavig geval is geen sprake van uitbreiding van het ruimtebeslag; het plangebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied.
Wel dient bij een stedelijke ontwikkeling toepassing te worden gegeven aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro); de ladder voor duurzame verstedelijking, waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE PLANKAART VERORDENING RUIMTE NOORD-BRABANT
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR is de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ geïntroduceerd en in de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van 1 oktober 2012 in artikel 3.1.6 als procesvereiste opgenomen. Bij besluit van 21 april 2017 is dit artikel gewijzigd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkelingen -indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied - een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In de overzichtsuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 juni 2017, zaaknummer 201608869/1/R3 inzake de ladder voor duurzame verstedelijking hanteert de Afdeling voor de beoordeling of een voorziene ontwikkeling voldoende substantieel is om als stedelijke ontwikkeling te kunnen gelden de volgende uitgangspunten:
Voorliggend project bestaat uit de herontwikkeling van de pastorie tot appartementen en de bouw van 4 patiowoningen. In totaal betreft het 11 woningen. De beoogde herontwikkeling voorziet dus in niet meer dan 11 woningen op één woningbouwlocatie, zodat deze ontwikkeling niet als een stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt. De ladder voor duurzame verstedelijking is in onderhavig geval niet van toepassing. Voor de volledigheid is toch getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking:
Kwantitatief
In mei 2017 heeft de provincie Noord-Brabant de nieuwe bevolkingsprognose vastgesteld. Deze geeft in een hoog en laagscenario de volgende woningbouwcijfers:
2017 | 2020 | 2025 | 2030 | 2035 | 2040 | Absoluut | Procentueel | ||
Someren | Hoog | 7.865 | 8.175 | 8.500 | 8.755 | 8.845 | 8.890 | 1.025 | 13,03% |
Someren | Laag | 7.865 | 8.130 | 8.300 | 8.555 | 8.690 | 8.690 | 8.25 | 10,49% |
Someren heeft op 1 februari 2018 een woningvoorraad van 7.971 woningen. Dit maakt dat tot 2040 in een hoog scenario : 8.890 – 7.971 = 919 woningen kunnen worden gebouwd
Regionaal kader
Het Ruimtelijk Regionaal Overleg (RRO) Zuidoost-Brabant wordt voorbereid en nader uitgewerkt in het subregionaal overleg De Peel. In dit overleg is op 23 november 2016 ingestemd met de Subregionale propositie woningbouw De Peel / RRO Ladderproof. In deze propositie zijn de volgende afspraken vastgelegd:
Het meest actuele gemeentelijke toetsingskader is de Woonvisie 2012-2021. Hierin is politiek-bestuurlijk bepaald dat er een evenwichtige bouwambitie is over de verschillende kernen binnen de gemeente Someren. Dit heeft zich vertaald in het percentage van 61% dat de nieuwbouwopgave dient plaats te vinden in Someren-Dorp.
De volgende plannen initiatieven zijn op dit moment in diverse stadia in ontwikkeling in Someren-Dorp.
Uit het voorgaande volgt dat de voorgenomen woningbouwaantallen voor het plan passen binnen de (sub)regionale woningbouwafspraken. De toevoeging van zeven (reeds vergunde) appartementen in de pastorie en vier woningen aan de Van Lieshoutstraat zijn opgenomen in de provinciale matrix. Derhalve is er sprake van een regionaal afgestemde behoefte.
In september 2017 is de Brabantse Agenda Wonen opgesteld. Begin 2017 heeft Gedeputeerde Staten opgedragen om als provincie mee te bewegen met de veranderende woningmarkt en om bij te dragen aan het versnellen en verduurzamen van de woningbouwproductie. Met de Brabantse Agenda Wonen is invulling gegeven aan die opdracht. Het is geen nieuw beleidskader, maar een actie-agenda voor de eerstkomende tijd. Daarin gaat de provincie onder meer aan de slag gaan met een nieuwe manier van samenwerken met gemeenten en (markt)partijen.
Tot nu toe werden jaarlijks afspraken met iedere afzonderlijke gemeente over woningbouwaantallen gemaakt, nu wordt de bal nu veel meer bij de subregio gelegd. In plaats van focus op vooral aantallen, wordt de nadruk op de kwaliteit en diversiteit van plannen gelegd, waarbij inbreidings- en transformatiekansen prioriteit verdienen. De regio's kunnen daarbij 'bouwen' op een stevige kennis- en adviesfunctie van de provincie. Voor complexe transformaties en verduurzaming van de bebouwde omgeving kan ook het provinciaal Ontwikkelbedrijf in beeld komen.
De Brabantse Agenda Wonen geeft aan wat de komende jaren van de provincie mag worden verwacht op de Brabantse woningmarkt. Hiermee wil de provincie concreet en stevig bijdragen aan het oplossen van een aantal maatschappelijke knelpunten, zoals verduurzaming en transformatie van leegstaand vastgoed.
Actielijnen
De volgende actielijnen worden nu uitgezet:
Richtinggevende principes
De provincie heeft daarvoor een aantal richtinggevende principes opgesteld:
Voorliggend plan past binnen de actielijnen die de provincie heeft opgesteld. Het plan levert een bijdrage aan de duurzame verstedelijking en de levensloopbestendige patio's passen binnen de woningbehoefte van woningen waar ouderen langer kunnen blijven wonen.
De Structuurvisie Someren 2028 is op 24 april 2013 door de raad vastgesteld. In deze structuurvisie wordt aan de hand van thema’s omschreven wat de ambities van de gemeente Someren zijn voor het jaar 2028. Onderdeel van de ‘Structuurvisie Someren 2028’ is de ‘Algemene Structuurvisiekaart Someren 2028’, waarop het de aanliggende straten in plangebied zijn aangeduid als dorpslinten waarbij het versterken en behouden van het karakter als belangrijk ruimtelijke aspect wordt aangegeven.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE PLANKAART STRUCTUURVISIE
In de Structuurvisie is het perceel niet specifiek aangeduid als herstructureringslocatie naar wonen. Wel is de voorzijde van het perceel gelegen in de aanduiding 'Dorpslint'. Hierin wordt ingezet op het behoud en versterken van het karakter.
Qua invulling van het woningbouwprogramma anticipeert de Structuurvisie er op dat er in bestaand stedelijk gebied locaties gaan ontstaan voor woningbouw die ten tijden van de vaststelling van de visie nog niet in beeld waren. Het ontbreken van een specifieke aanduiding 'Herstructurering naar wonen' wordt daardoor genuanceerd. Toetsend aan het leidende principe van zorgvuldig ruimtegebruik in een goede ruimtelijke ordening, waardoor herstructureringen en inbreidingen prioriteit hebben op uitbreiding van het stedelijk gebied, het initiatief wordt daarmee beschouwd als in lijn met de Structuurvisie. Mede omdat de huidige uitstraling wordt behouden en het gemeentelijk monument weer een invulling krijgt.
Het initiatief versterkt hiermee de structuur van Someren.
De ‘Woonvisie 2012-2021’ bevat de hoofdlijnen van het gemeentelijk woonbeleid voor de periode 2012 tot en met 2021. Jaarlijks wordt nagegaan of beleidsaanpassingen nodig zijn.
In de gemeentelijke Woonvisie 2012-2021 wordt een visie gegeven op de woningmarkt, waarbij de nadruk ligt op nieuwbouw. Deze woonvisie kent de volgende vijf doelen:
Binnen deze woonvisie hanteert de gemeente de volgende uitgangspunten:
Prioriteit
De gemeente Someren kiest ervoor om een regiegemeente te zijn. De verantwoordelijkheid voor goede huisvesting ligt in de eerste plaats bij de vragers en aanbieders op de woningmarkt. Door de actieve grondpolitiek is de gemeente Someren ook een belangrijke aanbieder. De Nota Grondbeleid, in 2018 geactualiseerd, gaat hier specifiek op in (zie paragraaf 2.2.3). Het gemeentelijke beleid is erop gericht om waar nodig de werking van de lokale woningmarkt te verbeteren. De aandacht gaat daarbij vooral uit naar huishoudens die niet of onvoldoende zelfstandig in goede en betaalbare huisvesting kunnen voorzien, zoals ouderen, starters op de woningmarkt en de primaire inkomensgroep. Om dit te bereiken is een constructieve samenwerking met de lokaal actieve woningstichtingen gewenst.
Draagvlak
De uitvoering van het gemeentelijk woonbeleid is een zaak waarbij verschillende partijen betrokken zijn. Helderheid over de gemeentelijke keuzes en een breed draagvlak voor beleidsvoornemens komt de samenwerking tussen die verschillende partijen ten goede. De gemeente Someren hecht sterk aan een goede samenwerkingsrelatie met marktpartijen en de woonconsumenten. Een onderbouwde woonvisie is een voorwaarde voor een goede samenwerking.
Meerjarenbeleid
Deze Woonvisie bevat de hoofdlijnen van het gemeentelijk woonbeleid voor de periode 2012 tot en met 2021. Jaarlijks zal worden nagegaan of beleidsaanpassingen nodig zijn en zo ja, op welke termijn en of een gehele beleidsvoorziening noodzakelijk wordt geacht. Daarmee is de basis gelegd voor een voortschrijdend gemeentelijk meerjarenbeleid.
Rekening houdende met het Rijksbeleid, het provinciale beleid en het regionale beleid en het eigen gemeentelijk beleid, dat in hoofdstuk 2 van de woonvisie wordt beschreven en op basis van een in hoofdstuk 3 van de woonvisie beschreven analyse van de woningmarkt (demografische ontwikkelingen, woningvoorraad, woonbehoefte, wonen met zorg en welzijn en trends en ontwikkelingen, heeft de gemeente een wensbeeld voor 2021 geschetst en beleidsdoeleinden geformuleerd.
Gewenst beeld in 2021
Someren is in 2021 een krachtige, zelfbewuste en zelfstandige gemeente die haar landelijke positie in Brainport goed weet te benutten. De woonwens van de burgers staat centraal. Deze wordt ingevuld binnen een natuurlijk dorps karakter. Dit maakt dat Someren een goed woonklimaat kent, dat aantrekkelijk is voor alle inwoners. Onze kernen kennen alle vier een goede leefbaarheid, gesteund door een evenwichtige bevolkingsopbouw. Nieuwbouw naar behoefte per kern draagt hieraan bij. Voor ouderen, zorgbehoevende en mensen met beperkingen zijn zorgvoorzieningen en ondersteuning in alle kerkdorpen beschikbaar.
Beleidsdoelen
Deze beleidsdoelen zijn in hoofdstuk 5 van de woonvisie nader uitgewerkt, gevolgd door een actieprogramma in hoofdstuk 6.
De bouw van 7 appartementen en 4 levensloopbestendige woningen de projectlocatie in het centrum van Someren-Dorp voorziet in een lokale woningbehoefte, draagt bij aan het versterken van de vitaliteit van de kernen en aan het verhogen van de kwaliteit. Ook kwantitatief sluit de voorgenomen ontwikkeling aan op de woonvisie, waarin Someren-Dorp voor het grootste deel (61%) van de woningbouwopgave heeft. Uit de toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (paragraaf 2.1.1) volgt dat de beoogde woningen op de locatie passen binnen de (sub)regionale woningbouwafspraken.
Het initiatief richt zich daarnaast op het toevoegen van grondgebonden levensloopbestendige woningen en appartementen. De Woonvisie kent de beleidslijn dat om te zorgen dat ouderen zo lang mogelijk in hun huidige kern kunnen blijven wonen het belangrijk is dat er voldoende beschikbare woningen zijn nabij de voorzieningen. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat Someren een kwantitatief tekort aan woningen met een volwaardig woonprogramma op één laag. Het initiatief voegt levensloopbestendige woningen toe aan de woningvoorraad en ligt op loopafstand van voorzieningen, waardoor voldaan wordt aan de doelen van de woonvisie.
De nota grondbeleid kent het principe dat voor de realisering van ruimtelijke doelstellingen eerst de gronden die reeds in eigendom van de gemeente zijn worden benut. Pas daarna komt eventueel ontwikkeling van particuliere grond aan bod. De gemeenteraad heeft in maart 2016 een nadere uitwerking van de Nora Grondbeleid aangenomen. Zij zijn bereid medewerking te verlenen aan woningbouwontwikkeling op niet gemeente grond onder voorwaarden.
Hierna worden de voorwaarden en hoe hieraan wordt voldaan beschreven.
De huidige religieuze maatschappelijke bestemming is door het onttrekken van de relatie met de H. Lambertuskerk en de keuze tot verkoop van het Bisdom niet meer actueel en reëel. Mede gelet op de cultuurhistorische betekenis is het wenselijk dat het markante pand een goede nieuwe bestemming krijgt.
Het betreft een locatie binnen bestaand stedelijk gebied.
Het initiatief voldoet aan de Woonvisie
Voor de gemeentelijke locaties zijn reeds invullingen voorzien. Programmatisch is er nog behoefte aan levensloopbestendige woningen, waardoor het risico beperkt is.
Het groenbeleid geeft richting aan het gewenste beeld, de (te ontwikkelen) waarden en de functionaliteit van de groene buitenruimte binnen de bebouwde kommen in de gemeente Someren. Actueel groenbeleid is vereist om effectief te anticiperen op (maatschappelijke) veranderingen in de openbare ruimte waarin het belang van groen steeds meer wordt onderkend en de inrichting en het onderhoud van het openbaar gebied betaalbaar te houden. Tevens biedt het plan handvatten voor het betrekken van bewoners en het eenduidig handelen bij specifieke (individuele) vragen.
De huidige en gewenste groenstructuur zijn opgebouwd uit de bouwstenen uit de groenvisie. De groenstructuurkaarten geven per kern de belangrijkste groenelementen weer (behouden huidige groenstructuur) en de locaties waar ontwikkelingen nodig zijn (ontwikkelen gewenste groenstructuur). Deze groenelementen zijn bepalend voor de uitstraling en de onderlinge samenhang van de kern. Het overige groen in de kernen is met name bepalend voor het woongenot van de bewoners in de directe omgeving. Vooral dit groen biedt ruimte voor een flexibele invulling die mee beweegt met de maatschappelijke ontwikkelingen/behoeften (denk bijvoorbeeld aan waterberging, speelbehoeften, recreatie etc.).
GROENBELEIDSKAART SOMEREN MET PLANGEBIED IN BLAUWE CIRKEL
Op de kaart is de Van Lieshoutstraat aangeduid is te verbeteren en versterken nevenstructuur. De waardevolle bomen aan de Van Lieshoutstraat blijven in het plan behouden en worden op de verbeelding aangeduid.
De gemeente Someren heeft een kaart opgesteld met gebieden met beschermingswaardige bomen (zie onderstaande afbeelding). Het plangebied is ook aangeduid als gebied met beschermingswaardige bomen. Het kappen van bomen kan in deze gebieden alleen plaatsvinden met kapvergunning.
KAART BESCHERMINGSWAARDIGE BOMEN MET PLANGEBIED IN BLAUWE CIRKEL
Het voorgenomen plan voor de bouw van 4 bungalows in de pastorietuin aan de Kerkstraat 14 te Someren heeft als uitgangspunt “wonen in het groen” met nadrukkelijk aandacht voor de bomen. De behoudenswaardige bomen, zoals voortgekomen uit de bomeninventarisatie (zie onderstaande kaart en bijlage 2), zijn als toekomstbomen opgenomen in het plan, omdat juist grotere, oudere bomen een meerwaarde hebben op het gebied van beeldbepalendheid, schaduwwerking, luchtzuivering, temperatuurdemping etc..
GEÏNVENTAISEERDE EN BEHOUDENSWAARDIGE BOMEN
Deze behoudenswaardige bomen worden als zodanig opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan en zijn daarmee beschermd tegen ongereguleerde kap. De bomencheck is uitgevoerd door een gecertificeerd boomveiligheidscontroleur, tevens European Tree Technician. In de bomencheck zijn als meest bijzondere bomen in de tuin benoemd: een honingboom, een valse Christusdoorn, een Noorse esdoorn, een moeraseik, enkele lindebomen en de kastanjebomen op het gazon. De situering van de 4 nieuwe bungalows is aangepast, zodat al deze meest bijzondere bomen behouden blijven. Naast deze meest bijzondere bomen blijft ook het merendeel van de andere bomen in de tuin behouden (zie 3.2.3 voor verdere toelichting behoud van bomen).
Het klimaat verandert. Dit noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. Kernbegrippen zijn mitigatie en adaptatie. Mitigatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken van materialen uit vernieuwbare bronnen. Adaptatie is het aanpassen aan de zich wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat, tegen gaan van verdroging en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag.
Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en “groen” oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Groen kan in de (beperkte) onbebouwde ruimte zorgen voor een betere uitstraling en een gezonder verblijfsklimaat. Voorbeelden van maatregelen die genomen kunnen worden zijn:
Afkoppelen van dak- en oppervlaktewater is een krachtige klimaatadaptatie maatregel.
Bij het afkoppelen wordt uitgegaan van de drietraps-strategie vasthouden, bergen en afvoeren.
Vasthouden betekent dat het regenwater zoveel mogelijk vast wordt gehouden op de locatie waar het valt. Bergen betekent dat het regenwater naar een plek wordt gebracht waar voldoende ruimte is om het tijdelijk op te vangen en waar mogelijk te laten infiltreren. Afvoeren betekent dat het regenwater naar een andere plek wordt gebracht waar het op het watersysteem gezet kan worden.
De samenhang van deze drie strategieën zorgt er mede voor dat wateroverlast en verdroging wordt verminderd en hittestress tegen wordt gegaan. Het heeft de voorkeur om water, mits mogelijk vast te houden zodat de klimaateffecten droogte en wateroverlast allebei worden verminderd.
Het is van belang om de dimensionering van de watersystemen niet te krap te nemen zodat medegebruik mogelijk is en de toekomstige zwaardere belastingen inderdaad opgevangen kunnen worden.
Meervoudig ruimtegebruik en meekoppel kansen zijn uitgangspunten om de omgeving leefbaar en toekomstbestendig in te richten. Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen.
Bij het ontwerp van de openbare ruimte en het uitgeven van gronden zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met het aspect klimaatadaptatie. De nieuwe woningen krijgen bijvoorbeeld sedum-daken.
De ontwikkeling past binnen het provinciaal en gemeentelijk beleid.
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen.
Aan de Kerkstraat in Someren staat de huidige, in 1926 opgerichte, H. Lambertuskerk. Aansluitend is de pastorie gebouwd waardoor aan de Kerkstraat een herkenbaar religieus ensemble ontstond. Achter de pastorie is een grote tuin aanwezig die met zijn grote bomen zorgt voor een groene plek ten zuiden van het centrum van Someren. Tegenwoordig is de pastorie niet meer in gebruik als onderdeel van het religieus ensemble.
Een deel van de pastorie en het kunstensemble aan de Kerkstraat zijn beide een gemeentelijk monument. Om de gemeentelijk monumenten te kunnen behouden voor de toekomst is gezocht naar een passende nieuwe functie. Om de eenheid van tuin, pastorie en kerk te behouden is er één ontwikkeling voorzien voor de gronden.
Het plangebied ligt aan westkant tegen de H. Lambertuskerk aan en bevat de pastorie en de voormalig pastorietuin. Daarmee betreft het plangebied een historisch waardevolle plek.
LUCHTFOTO PLANGEBIED
![]() |
![]() |
GEMEENTELIJKE MONUMENTEN BINNEN HET PLANGEBIED |
De ontwikkeling betreft ook de realisatie van vier patiowoningen aan de van Lieshoutstraat. Aan de zuidzijde van de Van Lieshoutstraat staan enkele vrijstaande woningen. Schuin tegenover de vier patiowoningen, aan de zuidzijde bevindt zich een begraafplaats.
Ten noorden van het plangebied liggen aan de Kerkstraat verschillende (zorg)voorzieningen zoals het woonzorgcentrum Savant Sonnehove en het Wijkgebouw met daarin verschillende zorgaspecten.
![]() |
![]() |
Het plangebied wordt aan de noordwest- en aan de zuidoostkant begrenst door woningen. In de van Lieshoutstraat staan verschillende typen woningen. Zo staat er aan de westkant een twee-onder-een-kap woning en daarnaast appartementen. Aan de oostzijde staan ook appartementen.
LUCHTFOTO IMPRESSIE PLANGEBIED
De Pastorie aan de Kerkstraat wordt inpandig verbouwd tot 7 appartementen, aan de huidige uitstraling van dit prachtige pand wordt zoveel mogelijk recht gedaan en in haar waarde gelaten. De vergunning voor deze verbouwing is reeds verleend en is inmiddels onherroepelijk.
De huidige staat van de tuin is erbarmelijk slecht en er is veel achterstallig onderhoud. Dode bomen moeten worden gekapt en er zal flink moet worden gesnoeid. Bovendien wil initiatiefnemer met herplanting van bomen de kwaliteit en karakter van de tuin waarborgen.
Aan de Van Lieshoutstraat beoogt initiatiefnemer om een viertal levensloopbestendige bungalows te realiseren. Zoals u hierna kunt lezen zal bij de realisatie de kwaliteit en behoud van karakter van de pastorie(tuin) centraal staan. Bovendien zal het grote tussengebied worden aangemerkt als een toegankelijke tuin en wandelgebied voor de direct omwonenden maar ook de bewoners van Someren.
SITUATIETEKENING PLANGEBIED
Het plan is nadrukkelijk ingericht om groenbeleving in de omgeving te maximaliseren. Na realisatie van de plannen wordt een deel van de pastorietuin voor de gemeenschap opengesteld. Dit heeft een positief maatschappelijk effect.
Hierna volgt een beschrijving van de verschillende onderdelen van het plangebied. De drie planonderdelen binnen het plangebied zijn geheel op elkaar afgestemd en vormen één geheel. Met deze ontwikkeling wordt cultureel erfgoed behouden en een (nu geheel gesloten) groene pastorie tuin open gesteld aan de bewoners van Someren en voorzien van een ingericht terrein.
Appartementen in pastorie met parkeren (reeds vergund 17 januari 2018)
Het toevoegen van 7 wooneenheden in de pastorie zorgt voor het behoud van het pand voor haar omgeving en voor nieuwe levendigheid in het plangebied. Het omzetten van de pastorie naar appartementen zal nauwelijks wijzigingen geven in het aanzicht van de bebouwing. Het pand is een gemeentelijk monument en behoord in zijn wezen behouden te worden. Zowel de interne als externe kwaliteiten blijven behouden en waar mogelijk versterkt.
![]() |
![]() |
BESTAANDE VOORGEVEL |
NIEUWE VOORGEVEL |
![]() |
![]() |
BESTAANDE BEGANE GROND |
NIEUWE BEGANE GROND |
Ten westen van de pastorie worden bergingen voor de appartementen ingepast in de groene tuin.
Woningen Van Lieshoutstraat
De nieuw te bouwen woningen aan de Van Lieshoutstraat betreffen vier vrijstaande levensloopbestendige patiowoningen/bungalows.
Omdat er veel vraag is naar levensloopbestendige woningen is er voor gekozen de eenlaagse bungalows vrijstaand te realiseren en de voorgevels ten opzichte van elkaar te laten verspringen. Door de trapsgewijze opbouw (zaagtand idee) en de grotere afstand tot de weg kunnen belangrijke bestaande bomen aan de van Lieshoutstraat behouden blijven. Hiermee behoudt de Van Lieshoutstraat bovendien ter plaatse van de pastorietuin haar groene uitstraling.
LUCHTFOTO IMPRESSIE PATIOWONINGEN
Aan de achterkanten van de bungalows is een groene overgang naar de pastorietuin het uitgangspunt. De woningen hebben een eigentijdse uitstraling met gebruik van hoogwaardige en kwalitatieve materialen. De levensloopbestendige woningen zijn dusdanig ontworpen dat de leefruimtes in het groen gesitueerd zijn. En met name uitkijken op de groene pastorie tuin.
Tevens bezitten zij allen bijbehorende terrassen. Daarbuiten hebben de toekomstige bewoners nog wel een privétuin. Aan het gebruik/inrichting hiervan worden strikte voorwaarden gesteld. Zo mogen er geen gebouwtjes/tuinhuisjes worden geplaatst of met een hoge erfafscheiding worden afgescheiden van de pastorietuin. De uitstraling van deze privé tuin zal moeten aansluiten aan de sfeer van de pastorietuin.
De groene erfafscheiding van maximaal 1,40 meter zorgt er voor dat de privé-tuin overloopt in de pastorietuin en de woningen als bebouwde elementen in de pastorietuin komen te staan.
Aan de voorzijde zijn bergingen gesitueerd, welke een buffer vormen tussen de woningen en de omgeving. Op deze manier vormt het een privacy scherm. De bergingen geven tevens een gevarieerd gevelbeeld, waardoor het groen van de omgeving om de woningen door kan lopen.
STRAATBEELD PATIOWONINGEN
Appartementen in pastorie (reeds vergund)
De extra appartementen geeft wel een extra parkeervraag. Het parkeren van de appartementen wordt gerealiseerd in de groene omgeving van de tuin, waardoor de auto's uit het zicht kunnen worden gehouden tussen struikgewas en bomen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bestaande inrit, welke gelegen is aan de Kerkstraat en over bestrating voor de pastorie doorloopt, zoals bestaand ook naar de garage gereden werd. Vanaf het bijgebouw aan de rechterzijde van de pastorie (o.a. voormalige garage) wordt het parkeerterrein bereikbaar gemaakt.
Hierbij wordt voor het grootste deel gebruik gemaakt van halfverharding, waardoor het water kan infiltreren en een natuurlijker uitstraling wordt behouden.
Woningen Van Lieshoutstraat
De inritten en de verharding aan de voorzijde van de woningen is zo veel mogelijk beperkt. De woningen krijgen elk hun eigen inrit en parkeerplaats voor 2 auto's op eigen terrein, om parkeeroverlast in de buurt te voorkomen. De inritten worden maximaal 3,5 meter breed en de ligging is afgestemd met tegenover wonende om (licht) hinder door wegrijdende auto's zo veel mogelijk te voorkomen.
STRAATBEELD VAN LIESHOUTSTRAAT
Behoud bomen
Het voorgenomen plan voor de bouw van 4 bungalows in de pastorietuin aan de Kerkstraat 14 te Someren heeft als uitgangspunt “wonen in het groen” met nadrukkelijk aandacht voor de bomen. De situering van de 4 nieuwe bungalows is aangepast, zodat zo veel mogelijk bomen (waaronder alle behoudenswaardige bomen) kunnen worden behouden (zie bomeninventarisatie welke is uitgevoerd door een gecertificeerd boomveiligheidscontroleur, tevens European Tree Technician, bijlage 2). Bij het inpassen van de woningen vormen deze bomen het uitgangspunt waarbij initiatiefnemer van mening is dat deze bomen van toegevoegde waarden zijn voor de beeldbepalendheid, schaduwwerking, luchtzuivering, temperatuurdemping etc.
De pastorie tuin is momenteel in slechte staat met een aantal stuks die zijn geïdentificeerd als slechte staat (of dood) en/of onveilig. In het bomeninventarisatieonderzoek zijn 50 bomen geïdentificeerd met een stamdiameter van 30 centimeter of meer (gemeten op 130 cm hoogte). Voor het realiseren van de woningen dienen hiervan 12 bomen gekapt te worden. Van deze te kappen bomen zijn op dit moment twee bomen onveilig en drie bomen in slechte staat (levensduur van minder dan 15 jaar).
Daarnaast zijn 31 bomen/ struiken geïdentificeerd met een stamdiameter van minder dan 30 centimeter. Hiervan vallen 12 bomen/ struiken (waarvan 10 heesters) in het plangebied. Van deze te kappen bomen/ struiken zijn op dit moment twee stuks geïdentificeerd met een stamdiameter van minder dan 20cm, en twee stuks geïdentificeerd welke afstervingsverschijnselen hebben.
Geen van de te kappen bomen/ struiken is beschermwaardig en geen van deze bomen bevat eekhoornnestjes of anderzijds behoudenswaardige aspecten. De te kappen bomen/struiken worden vervangen voor nieuwe exemplaren of waar mogelijk verplaatst. Bij planten van de nieuwe bomen wordt rekening gehouden met diversiteit in het plangebied met als doel een toekomstbestendig gebied voor de komende 40 jaar en daarna.
Overige maatregelen als onderhoud van het plan ten behoeve van behoud van bomen zijn (i) 1-laags uitvoering van de woningen zodat de kruinen van de te behouden bomen ruimte behouden, (ii) waar nodig toepassen van plaatfundering om beschadigingen van boomwortels te voorkomen, en (iii) uitvoeren van achterstallig onderhoud.
Overgangszone pastorietuin bij woningen
Aansluitend aan de bungalows krijgen de bewoners de mogelijkheid een kleine zone van de pastorietuin als eigen tuin te gebruiken. Omdat de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden op deze gronden erg belangrijk is moeten deze vrij blijven van bouwwerken en kunnen deze gronden niet als erf bij de woning worden gezien.
De gronden van de bungalows aansluitend aan de pastorietuin worden omsloten door een groene erfafscheiding van maximaal 1,40 meter hoog. Op deze manier ontstaat er een groene overgang van de tuinen naar de pastorietuin .
Inrichting Pastorietuin
Voor het gehele plangebied is het de bedoeling zo veel mogelijk bestaand groen en de tuinstructuur te behouden, en waar mogelijk te versterken. Zoals hiervoor beschreven wordt de oude pastoriebebouwing alleen gerestaureerd en intern verbouwd (met uitzondering van enkele balkons) en worden de nieuwe woningen in een groene setting gezet. De bestaande groene sfeer van een open grasveld met solitaire bomen en daaromheen een groene zone met bomen en struiken wordt behouden.
UITSNEDE INRICHTINGSTEKENING TUIN
De tuin tussen de pastorie en nieuwe woningen wordt openbaar toegankelijk gesteld voor de gemeenschap (van zonsopgang tot zonsondergang, op de aangegeven paden) met een nieuwe verbinding diagonaal door de tuin tussen de Kerkstraat en Van Lieshoutstraat. Hiermee wordt het mogelijk om vanuit de Kerkstraat richting het kerkhof aan de van Lieshoutstraat te wandelen.
De pastorietuin wordt een rustige oase in de hectiek buiten de het plangebied. Met een meanderend pad tussen de bomen door en over de waterbergingen (voor het hemelwater van de appartementen en bungalows). De tuin zal zo worden ingericht dat deze ook voor mindervaliden betreedbaar is en een rustpunt is door de verschillende zitelementen. (zie ook sfeerbeelden in bijlage 1)
Water
De bestaande hemelwaterafvoeren van de pastorie en de nieuwe van de bungalows worden ontkoppelt van het rioleringsstelsel en het hemelwater wordt geïnfiltreerd op eigen terrein.
In de pastorietuin zal de waterberging voor zowel de pastorie als de bungalows worden gerealiseerd en waarna het water kan worden geïnfiltreerd. Door de paden over en langs deze waterbergingen te leiden wordt het water beleefbaar.
In dit hoofdstuk worden de relevante milieuhygiënische en planologische aspecten toegelicht.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
De gemeente Someren beschikt over een bodemkwaliteitskaart, bodemfunctieklassekaart en nota bodembeleid. Het beleid ten aanzien van de bodem is gebaseerd op de Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit. Het plangebied van dit bestemmingsplan is op de bodemkwaliteitskaart aangemerkt als onverdachte locatie.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde bestemming en daarin toegestane gebruiksvormen. Dit betekent dat het aspect bodemkwaliteit voor vrijwel alle nieuwe ontwikkelingen die met ruimtelijke plannen mogelijk worden gemaakt, moet worden onderzocht. Voorliggend bestemmingsplan maakt de bouw van nieuwe woningen mogelijk.
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft M&A Bodem & Asbest BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Kerkstraat 14, Someren " (25 september 2017, 217-SKe14-vo-v1). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3.
In verband met de bouw van nieuwe woningen is een bodemonderzoek conform de NEN 5740 en een vooronderzoek volgens de NEN 5725 uitgevoerd. Na uitvoering van het vooronderzoek kon de hypothese "onverdachte locatie" worden gesteld.
Met de onderzoeksstrategie voor “onverdachte locaties” werden 5 boringen rondom de bebouwing van de voormalige pastorie geplaatst. Ook zijn op een mogelijke toekomstig woningbouwgedeelte 10 boringen geplaatst. Twee van deze boringen zijn doorgezet tot 2 m-mv. Hiervan zijn monsters van de boven en ondergrond genomen. Zintuiglijk werden in de grondmonsters geen afwijkingen in samenstelling, geur en / of kleur geconstateerd.
Vervolgens zijn in totaal vier mengmonsters samengesteld, te weten drie van de bovengrond en één van de ondergrond. Ook is een week eerder een peilbuis geplaatst, waaruit watermonsters werden genomen. De grondwaterspiegel werd op ca. 2,29 m-mv aangetroffen.
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat:
De verontreinigingen met zware metalen in de bovengrond en het grondwater zijn te relateren aan de regionale problematiek met betrekking tot zware metalen in de bodem. Gezien de gehalten is geen nader onderzoek noodzakelijk.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek kan gesteld worden dat de milieuhygiënische bodemkwaliteit voldoende vast gesteld is en dat bodem geschikt is voor woonbestemming. De aangetoonde bodemkwaliteit behoeft geen belemmering te vormen voor de bestemmingplanwijziging.
Opgemerkt wordt dat het hergebruiken van grond buiten de locatie valt onder de regels van de Besluit bodemkwaliteit. Indien als gevolg van graafwerkzaamheden op de locatie (bijv. ten behoeve van het bouwrijp maken van het terrein) grond vrijkomt die niet op locatie kan worden hergebruikt, dan dient deze te worden afgevoerd conform de regels van het Besluit Bodemkwaliteit.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.
Omgevingstype
Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een gemengd gebied. In de omgeving is sprake van matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals maatschappelijke en zorg functies.
Invloed omgeving op plan
H. Lambertuskerk
De H. Lambertuskerk ligt ten zuidwesten van het plangebied. De richtafstand hiervoor is in gemengd gebeid 10 meter in verband met geluidsoverlast. De patiowoningen liggen met ca. 40 meter afstand buiten de richtafstand en ondervinden hierdoor geen hinder van de kerk.
Apotheek en fysiotherapeut
Ten noordoosten van het plangebied ligt het verzamelgebouw het Wijkgebouw. Hierin zijn verschillende typen zorgverleners gevestigd. Hierin zit onder andere een apotheek en een fysiotherapeut. Voor een beiden geldt dat de richtafstand in gemengd gebied 0 meter bedraagt. De nieuwe woningen staan op meer dan 30 meter van het verzamelgebouw en ondervinden hierdoor geen hinder.
Woonzorgcentrum Savant Sonnehove
Ten noorden van het plangebied ligt het woonzorgcentrum Savant Sonnehove. Hier voor geldt een richtafstand van 10 meter. De nieuwe bungalows liggen op ca. 100 meter van het woonzorgcentrum.
Begraafplaats
Ten zuiden van het plangebied ligt een begraafplaats. Hiervoor geldt in een gemengd gebied een richtafstand van 0 meter. Het plangebied ligt op ca. 20 meter en daarmee buiten deze richtafstand en de woningen zullen geen hinder ondervinden.
Sporthal de Postel
Ten westen van het plangebied ligt sporthal de Postel. Voor een sporthal geldt een richtafstand van 50 meter. Het plangebied ligt op meer dan 60 meter van de sporthal en zal hier geen hinder van ondervinden.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving. Daarnaast liggen alle omliggende functies op grotere afstand dan de richtafstand waardoor de functies geen belemmeringen ondervinden van de nieuwe woningen.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan en niet-woonfuncties in de omgeving van het plangebied worden niet in de bedrijfsvoering belemmerd.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Beleid Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Er moet worden getoetst aan het Bevi, het Bevt en het Bevb wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. Verder is op 1 april 2015 het Basisnet in werking getreden.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, het overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm). In het Bevi en het Bevt is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Er is sprake van een groepsrisico zodra het plan in het invloedsgebied ligt van een risicovolle activiteit. Het betrokken bestuursorgaan moet, al dan niet in verband met de totstandkoming van een besluit, expliciet aangeven hoe de diverse factoren die bijdragen aan de hoogte van het groepsrisico (waaronder zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid) zijn beoordeeld en eventuele in aanmerking komende maatregelen, zijn afgewogen. Een belangrijk onderdeel van de verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen
Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over weg, binnenwater en spoor gegarandeerd. Het Basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen, hoofdwaterwegen en hoofdspoorwegen.
Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (over weg, spoor en water) en buisleidingen. Om voldoende ruimte te scheppen tussen een risicobron en personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen.
UITSNEDE RISICOKAART
De Risicokaart laat zien dat het plangebied niet binnen het invloedsgebied van een risicobron of risico-objecten ligt .
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
De nieuwe woningen betreffen geurgevoelige objecten. Toetsing aan de gemeentelijk geurbeleid is daarom nodig.
Geurverordening
De Wgv biedt middels artikel 6 de mogelijkheid aan gemeenten om bij verordening, binnen gestelde marges, afwijkende normen vast te stellen. De gemeenteraad van de gemeente Someren in aanvulling op de Wet geurhinder en veehouderij de ‘Verordening geurhinder en veehouderij 2010’ vastgesteld. Op basis van deze verordening is het plan gelegen in een gebied ‘Bebouwde kom Someren’. Binnen deze gebieden bedraagt de maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij, voor zover het een geurgevoelig object betreft, 3 oue/m³. Navolgende afbeelding betreft een uitsnede van de geurnormenkaart behorende bij de ‘Verordening geurhinder en veehouderij 2010’
UITSNEDE GEURNORMENKAART
Net buiten Someren liggen een aantal veehouderijen. Voor de ontwikkelingslocatie Groote Hoeven (zuidzijde van Someren) is ten behoeve van het recent vastgestelde bestemmingsplan een geuronderzoek uitgevoerd. Deze ontwikkelingslocatie ligt op korte afstand van de meerdere agrarische bedrijven. Voor het meest nabij het plangebied gelegen meetpunt (ca. 150 meter dichter bij de agrarische bedrijven) geldt dat er een zeer goed woon- en leefklimaat is. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er ter plaatse van het plangebied ook sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Anderzijds is er geen nieuwe belemmering voor de agrarische bedrijven door de nieuwe woningen, omdat reeds andere geurgevoelige objecten dichter bij deze bedrijven liggen.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor bij de uitbreiding van veehouderijen of een ontwikkeling van milieugevoelige functies in de omgeving van veehouderijen. Het betreft specifiek de aspecten endotoxinen en geitenhouderijen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 EU/m³ voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode.
Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 1.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie.
Naast het 'Endotoxine toetsingskader 1.0' is inmiddels de 'Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 verschenen (30 april 2018). Recentelijk zijn nieuwe onderzoeksresultaten gepubliceerd (VGO 3), waarin de gevonden associatie tussen het wonen in de nabijheid van een geitenhouderij en longontsteking binnen 2 km is bevestigd voor de periode 2014-2016. Dit geldt niet voor de associatie tussen wonen op 1 kilometer afstand van een pluimveehouderij. Omdat het tot op heden ontbreekt aan wet- en regelgeving is in het kader van artikel 3:4 Awb een zorgvuldige afweging vereist. Per geval zal daarom zorgvuldig de concrete situatie moeten worden beoordeeld.
Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. Het plangebied is niet gelegen binnen berekende endotoxine-contouren van veehouderijen, en ook niet binnen 1 kilometer van een pluimveehouderij of 2 kilometer van een geitenhouderij. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van endotoxinen.
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. Het Bestand Veehouderij Bedrijven (BVB) geeft aan dat in een straal van 2 km rondom het plangebied 2 geitenhouderijen (op ca. 750 meter en 1.800 meter afstand) actief zijn. Deze geitenhouderijen hebben echter slechts 1 geit en 3 geiten op het bedrijf. Door de grote afstand tot het plangebied en het beperkt aantal geiten is de kans op schade aan de gezondheid zeer beperkt. Het verhoogde gezondheidsrisico is aanvaardbaar.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Om de gevelbelasting van de nieuwe woningen inzichtelijk te maken heeft DPA Cauberg-Huygen een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek herbestemming te Someren; nieuwbouw patiowoningen Kerkstraat 14" (2 juli 2018, 04325-26453-02). Het onderzoeksrapport is als bijlage 4 bijgevoegd.
Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten. Het plangebied is gelegen in de geluidszone van de Kerkstraat, de Loovebaan en de Laan ten Roode. In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing dient tevens de nabijgelegen 30 km/uur wegen (Van Lieshoutstraat, Heuvel, Postel en Pasakker) in het onderzoek te worden betrokken.
Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai Lden 48 dB niet wordt overschreden ten gevolge van de Kerkstraat, de Loovebaan en de Laan ten Roode.
Uit het onderzoek blijkt tevens dat de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai Lden 48 dB niet wordt overschreden ten gevolge van de Van Lieshoutstraat, Heuvel, Postel en Pasakker.
De maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten wordt nergens overschreden.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Onderhavig plan omvat 4 woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2016, 2020 en 2030 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10, PM2,5 en NO2 wordt voldaan. Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Op basis van art. 3.1.6., lid 5 onder a Bro dient een toelichting ten minste een beschrijving te bevatten van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden is rekening gehouden.
De in het plangebied opgenomen voormalige pastorie Kerkstraat 14 is een gemeentelijk monument. Ook het gedenkteken naast de voormalige pastorie is een gemeentelijk monument. Beide monumenten blijven behouden en met een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' aangewezen op de verbeelding.
In de regels is bepaald dat deze gronden tevens zijn bestemd voor behoud en bescherming van een gemeentelijk monument. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de monumentale waarden van de monumenten.
Ook buiten het plangebied zijn enkele cultuurhistorische waarden aanwezig. De kerk (Kerkstraat 16) is een gemeentelijk monument. In de kerk bevinden zich interieuronderdelen die aangewezen zijn als Rijksmonument. De wegen Kerkstraat en Postel zijn van 'redelijk hoge waarde' volgens Erfgoedinformatie van CHW 2006. Deze wegen waren reeds voor 1900 aanwezig. Deze cultuurhistorische waarden blijven onveranderd.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
De Wet op de archeologische monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta (1992). De wet is een raamwet die regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet is op 1 september 2007 in werking getreden en ondertussen gewijzigd in de Erfgoedwet.
De wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.
De uitgangspunten van de wet zijn:
In de Wet op de archeologische monumentenzorg is aangegeven dat gemeentes verantwoordelijk zijn voor hun eigen bodemarchief. Dit betekent dat de gemeente bevoegd gezag is. Om te kunnen voldoen aan het gestelde in de Wet op de archeologische monumentenzorg dient de gemeente Someren te beschikken over archeologiebeleid en een archeologische beleidskaart.
De gemeente Someren heeft een eigen archeologisch beleid, zoals omschreven in de “Nota archeologiebeleid gemeente Someren” en vervat in de beleidsstukken “archeologiekaart gemeente Someren”.
Om de archeologische situatie inzichtelijk te maken heeft Vestigia een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd: rapport "Archeologisch vooronderzoek ten behoeve van de
nieuwbouw van woningen aan de Kerkstraat 14 te Someren, gemeente Someren " (11 oktober 2018, V1650). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 5.
Op basis van het bureauonderzoek heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting voor de periodes Laat-Paleolithicum tot aan de Late Middeleeuwen. Vanwege de ligging op een dekzandrug lag het plangebied namelijk van oudsher hoog en droog in het landschap, in de nabijheid van water. De omgeving van het plangebied was daarom een aantrekkelijke locatie voor bewoning en landgebruik.
Volgens de bodemkaart zijn binnen het plangebied waarschijnlijk hoge zwarte enkeerdgronden aanwezig. Onder dit esdek kunnen zich afgedekte en goed geconserveerde archeologische sporen en vindplaatsen bevinden. De mogelijke archeologische sporen en vindplaatsen kunnen uiteenlopen van tijdelijke jachtkampjes van jager-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum/Neolithicum tot nederzettingsterreinen en sporen van landgebruik/verkaveling uit de periode vanaf het Neolithicum/Bronstijd tot aan de Late Middeleeuwen. Op basis van historisch kaartmateriaal zijn er geen aanwijzingen dat binnen het plangebied sprake is van bebouwing in de Late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd, maar archeologische sporen of vondsten uit deze periode kunnen ook niet geheel worden uitgesloten. De kans hierop wordt als middelhoog ingeschat. Eventuele sporen van bewoning of landgebruik in de Nieuwe Tijd zoals sporen van verkaveling en grondgebruik kunnen op of vlak onder het maaiveld worden aangetroffen.
Advies
Het plangebied heeft op basis van het bureauonderzoek een hoge archeologische verwachting. Vestigia adviseert om binnen het gedeelte van het plangebied waar de vier woonkavels zijn gelegen (ca. 1.250 m2) het archeologisch verwachtingsmodel te toetsen.
Dit kan op 2 manieren: door middel van een inventariserend veldonderzoek door middel van karterende boringen of door het graven van een proefsleuf.
Het bevoegd gezag, de gemeente Someren, dient op basis van het bureauonderzoek een besluit te nemen in welke vorm er vervolgonderzoek dient plaats te vinden.
Wanneer besloten wordt tot een proefsleuvenonderzoek dient eerst beplanting te worden gerooid.
Advies bevoegd gezag
Het bevoegd gezag acht archeologisch vervolgonderzoek in het plangebied noodzakelijk. In al die delen van het plangebied waar ingrepen gaan plaatsvinden dieper dan 40 cm onder maaiveld of waar dit in het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, moet archeologisch vervolgonderzoek worden uitgevoerd in de vorm van een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek met de mogelijkheid tot doorstart naar een opgraving. Dit archeologisch onderzoek dient plaats te vinden op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen en uitgevoerd te worden door een archeologisch bedrijf gecertificeerd voor het uitvoeren van archeologische opgravingen.
Het vervolg onderzoek zal zo spoedig mogelijk worden uitgevoerd.
In voorliggend bestemmingsplan is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' op genomen waarmee geborgd wordt dat er voordat de gronden binnen het plangebied worden verstoord een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.
Het aspect archeologie wordt nader onderzocht.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt binnen stedelijke gebied op meer dan 3 km afstand van een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur. De locatie is hiermee dermate ver van Natura2000 gebieden gelegen dat er geen stikstof-uitstoot op deze gebieden te verwachten is voortvloeiend uit de realisatie en het gebruik van deze vier woningen.
Soortenbescherming
Het initiatief betreft het verwijderen van de vegetatie en het bouwen van vier woningen. Alle thans aanwezige (ecologische) functies van de planlocatie komen geheel of deels te vervallen. Dit kan leiden tot negatieve effecten voor beschermde soorten. Om deze invloed inzichtelijk te maken heeft Staro een oriënterend onderzoek uitgevoerd: rapport ''Toets Flora en fauna Kerkstraat 14 te Someren'', (5 juli 2018, aangevuld 30 januari 2019, 18-0169). Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 bijgevoegd.
Uit het onderzoek is gebleken dat in het plangebied de aanwezigheid van beschermde soorten planten, reptielen, dagvlinders, libellen, vissen, kevers en weekdieren is uit te sluiten.
Amfibieën
In het plangebied komen mogelijk enkele exemplaren voor van de algemene amfibieënsoorten gewone pad en bruine kikker (beide §3.3 Wnb) en grondgebonden zoogdiersoorten egel en algemene (spits)muizensoorten (alle §3.3 Wnb). De voorgenomen ontwikkeling heeft tot gevolg dat individuen van deze soorten worden verstoord en dat het leefgebied kleiner wordt. In provincie Noord-Brabant geldt voor deze soorten amfibieën en zoogdieren bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Het is derhalve niet nodig mitigerende maatregelen te nemen voor deze soorten.
Steenmarter, bunzing en wezel
Mogelijk vormt het plangebied onderdeel van het leefgebied van steenmarter, bunzing en wezel (alle §3.3 Wnb). De tuin biedt aan deze soorten foerageergebied en dekking. Als gevolg van de voorgenomen bouw van de woningen wordt het leefgebied van deze soorten kleiner. Het te behouden deel van de pastorietuin blijft geschikt als onderdeel van het leefgebied van steenmarter, bunzing en wezel. De dieren kunnen ook in het te behouden deel van de pastorietuin dekking en foerageermogelijkheden vinden.
Bij uitvoering van werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de meest kwetsbare periode van bunzing en wezel (voortplantingsperiode van 15 maart tot 1 september). Door buiten deze periode de begroeiing te verwijderen op de locatie van de nieuwe woningen wordt het terrein ongeschikt gemaakt als leefgebied voor deze soorten en wordt voorkomen dat de soorten op de locatie van de nieuwbouw aanwezig zijn.
Eekhoorns
Tijdens een extra veldbezoek op 24 december 2018 is vastgesteld dat het plangebied leefgebied vormt van eekhoorn (§3.3 Wnb). In het plangebied zijn negen nesten waargenomen die zeer vermoedelijk door een eekhoorn zijn gemaakt. Doordat de nesten van eekhoorn en leefgebied behouden blijven, hebben de voorgenomen plannen geen negatieve effecten tot gevolg ten aanzien van eekhoorn.
Initiatiefnemer is voornemens het leefgebied van eekhoorn in het plangebied te versterken door de volgende maatregelen:
Vogels
Het plangebied is geschikt als broed- en foerageergebied voor algemene vogelsoorten met niet jaarrond beschermde nesten en vogelsoorten waarvan het nest in bepaalde gevallen wel jaarrond beschermd is. Als gevolg van de voorgenomen plannen wordt het broed- en foerageergebied voor vogelsoorten kleiner. De te behouden bomen, de tuinen bij de nieuwe woningen en het te behouden deel van de pastorietuin blijven echter geschikt als broed- en foerageergebied voor zowel de algemene vogelsoorten met niet jaarrond beschermde nesten als de vogelsoorten waarvan het nest in bepaalde gevallen wel jaarrond beschermd is.
Doordat mogelijkheden voor nestelplekken aanwezig blijven, is er geen sprake van ecologische omstandigheden of zwaarwegende feiten waardoor een jaarronde bescherming van nesten aan de orde is.
In het plangebied blijft foerageer- en broedgebied behouden, ook in de nieuwe situatie. Het is derhalve uit te sluiten dat de voorgenomen plannen negatieve effecten tot gevolg hebben ten aanzien van het foerageer- en broedgebied van algemene vogelsoorten met niet jaarrond beschermde nesten als vogelsoorten waarvan het nest in bepaalde gevallen wel jaarrond beschermd is.
Door bomen en struiken buiten het broedseizoen te verwijderen, kunnen negatieve effecten op broedende vogels worden voorkomen. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot en met juli. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt voor het broedseizoen echter geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode.
De aanwezigheid van permanent jaarrond beschermde nesten in het plangebied is uit te sluiten.
Vleermuizen
Het plangebied is geschikt als foerageergebied van vleermuizen. De voorgenomen plannen hebben geen negatief effect op het foerageergebied van vleermuizen. In het plangebied en de omgeving blijft voldoende foerageergebied beschikbaar.
Mogelijk hebben vleermuizen verblijfplaatsen in spleten en holtes in bomen in het plangebied. Nader onderzoek naar vleermuizen gedurende de periode half mei tot en met september is noodzakelijk om de aanwezigheid van verblijfplaatsen te kunnen uitsluiten. Dit onderzoek is in 2018 reeds uitgevoerd.
Uit het vleermuisonderzoek kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen plannen ten aanzien van vleermuizen geen overtreding van de Wet natuurbescherming tot gevolg hebben (zie onderbouwing hieronder)
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Aanbevelingen
Om een overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen, dienen bomen en struiken buiten het broedseizoen van vogels en de wezel te worden gekapt en/of gesnoeid. Voor de kap van bomen in de pastorietuin dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd bij gemeente Someren. Ten aanzien van de aanwezige eekhoornnesten dienen de nestbomen te worden gemarkeerd, zodat duidelijk is dat deze bomen behouden dienen te worden. Ter versterking van de pastorietuin als leefgebied voor eekhoorn enkele nestkasten aanbrengen. Bij nieuwe aanplant bij voorkeur voedselbomen en .struiken toepassen, zoals hazelaar, walnoot, eik, beuk en naaldbomen.
Nader vleermuisonderzoek
In de quickscan werd geconcludeerd dat er een nader onderzoek naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen verricht moest worden. Staro heeft een daarvoor een onderzoek uitgevoerd: rapport ''Resultaten onderzoek vleermuizen'', (16 november 2018, P18-0169). Het onderzoeksrapport is als bijlage 7 bijgevoegd.
Hierna zijn de conclusies opgenomen.
Foerageergebied
Het plangebied en de directe omgeving worden gebruikt als foerageergebied door de gewone dwergvleermuis, laatvlieger en grootoorvleermuis. De voorgenomen plannen hebben geen significant effect op het foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis en gewone grootoorvleermuis.
Tijdens het bouwen van de woningen en lichtbronnen die bij de woningen zullen worden geplaatst zal lichtverstoring toenemen. Dit zal het meeste effect hebben op foeragerende gewone grootoorvleermuizen en niet zozeer op foeragerende gewone dwergvleermuizen en laatvliegers. Daarom wordt geadviseerd de algehele verlichting van het bouwterrein gedurende de actieve periode van de vleermuizen (april-oktober) in de avond en ochtend te vermijden en indien noodzakelijk alleen directe verlichting te gebruiken met diepe reflectoren. Tijdelijke verlichting van plaatsen is wel mogelijk indien dit niet meer dan 1 nacht achtereen gebeurt.
Ook wordt geadviseerd om de vaste verlichting bij de woningen minimaal te houden, naar beneden te laten richten en lampen met aangepaste armaturen te gebruiken die onnodige verstrooiing van licht tegengaan. Er kan gedacht worden aan dynamische verlichting die reageert op aanwezigheid van mensen of voertuigen om zo het branden van de verlichting en de intensiteit te regelen. Ook kan vleermuisvriendelijke verlichtingskleur gebruikt worden, bijvoorbeeld amberkleurig licht, dat minder goed of helemaal niet door vleermuizen wordt waargenomen. In bijlage 2 van de rapportage staan nog enkele maatregelen die getroffen kunnen worden om verstoring van foerageergebieden van de gewone grootoorvleermuis te voorkomen.
Verblijfplaatsen
Binnen het plangebied zijn geen verblijfplaatsen aangetroffen. De geplande werkzaamheden hebben derhalve geen negatief effect op verblijfplaatsen van vleermuizen.
Vliegroutes
Binnen het plangebied zijn geen vliegroutes waargenomen. De geplande werkzaamheden hebben derhalve geen negatief effect op vliegroutes van vleermuizen.
Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen plannen ten aanzien van vleermuizen geen overtreding van de Wet natuurbescherming tot gevolg hebben. Wel wordt geadviseerd om maatregelen te treffen om lichtverstoring op vleermuizen bij de bouwwerkzaamheden en vaste lichtbronnen zo veel mogelijk tegen te gaan. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen van vogels. Ook dient rekening gehouden te worden met de voortplantingsperiode van de eekhoorn en het aanbrengen van nestkasten.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
Bodemopbouw
De bodem op de locatie bestaat tot de verkende diepte van 3,8 m-mv overwegend uit matig fijn, zwak siltig zand.
Infiltratiecapaciteit
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 4.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een zandbodem. De waterdoorlatendheid is daarmee redelijk.
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. In de directe omgeving is ook geen oppervlakte water aanwezig.
Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek is een waterstand van 2,3 m-mv gemeten.
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.
Met betrekking tot de voormalige pastorie worden geen wijzigingen ten aanzien van het verhard oppervlak verwacht.
Per bungalow wordt maximaal 300 m2 (bebouwing en bestrating) verharding mogelijk gemaakt.
Voor de berekening van de bergingscapaciteit wordt de rekenregel uit de Brabant Keur gehanteerd, voor het ontwerp betekent dat: toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m). In het plangebied geldt een gevoeligheidsfactor van 1,0.
300 m² x 1,0 x 0,06 m = 18 m³ per perceel.
De totale benodigde compensatie (in m³) bedraagt (4 x 18 m3) = 72 m³.
Het hemelwater zal worden afgevoerd naar de pastorietuin achter de woningen. Ter plaatse zal een wadi worden gerealiseerd met voldoende capaciteit om het hemelwater vertraagd af te voeren. Doordat de bodem uit zand bestaat, is de water doorlaatbaarheid redelijk en hierdoor kan er voldoende water geborgen worden binnen het plangebied.
Bij de uitwerking van de inrichting van de tuin zal de waterberging worden meegenomen.
De initiatiefnemer is voornemens groene daken te realiseren op de bungalows. Hiermee wordt een deel van de benodigde compensatie op de daken voorzien.
Bij de nadere uitwerking van de woningen zal ook de waterberging op de daken worden meegenomen.
Er wordt een gescheiden rioleringssysteem gerealiseerd voor hemel- en vuilwater. Het vuilwater dat vrijkomt bij de toekomstige bebouwing wordt afgevoerd naar het bestaand rioleringsstelstel op en grenzend aan het plangebied.
Ten behoeve van de waterkwaliteit worden geen uitloogbare materialen, zoals lood, koper, zink en zacht OVC toegepast. Deze stoffen kunnen zich namelijk ophopen in het water (bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie. Bij de realisatie van het de woningen wordt alleen gebruik gemaakt van milieuvriendelijke bouwmaterialen. Hierdoor wordt de uitspoeling van vervuilende stoffen via de bodem naar het oppervlaktewater voorkomen.
Voor het initiatief is een infiltratievoorziening vereist, omdat er een toename van verharding plaatsvindt. Hiervoor is voldoende ruimte beschikbaar. Deze wordt deels in het semi-openbaar gebied gerealiseerd en deels op eigen terrein.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving geen kabels of leidingen met een planologische beschermingszone die van invloed is op het plangebied
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Andere activiteiten zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.
Voor de beoordeling of sprake is van een vormvrije m.e.r.- beoordeling dient te worden nagegaan of sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' in de zin van het Besluit m.e.r.
Uit recente jurisprudentie volgt dat onder andere aspecten als aard, omvang, ontsluiting en locatie van de voorziene wijzigingen van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen.
In dit geval is sprake van inbreiding in bestaand stedelijk gebied, waarbij geen nieuwe ontsluitingswegen benodigd zijn om de woningen te ontsluiten. Ook is het wat betreft aard en omvang geen groot project, waardoor de milieugevolgen niet groot zijn. In het kader van de aspecten bodem, geluid, archeologie, bomen, en flora & fauna is na onderzoek gebleken dat het project voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r., zodat een vormvrije mer-beoordeling niet aan de orde is.
Voor het initiatief is een vormvrije mer-beoordeling niet aan de orde. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Er is momenteel zowel nationaal als internationaal een ambitie om duurzamer te worden in ons handelen. Ook heeft de gemeenteraad van Someren de uitspraak gedaan om energieneutraal te worden in 2050 en staat er in het coalitieakkoord dat er meer duurzame energieprojecten in de gebouwde omgeving ontwikkeld moeten worden.
De gemeenteraad van Someren heeft besloten dat er op momenten waar het mogelijk is cradle2cradle toe te passen deze afweging gemaakt dient te worden. Bij gebiedsontwikkeling houdt cradle2cradle in dat het gebied zijn eigen kringlopen heeft.
Bijvoorbeeld dat het gebied eigen elektriciteit en water creëert, gebruikt en verwerkt zodat er weer een grondstof komt. Maar ook dat materialen worden toegepast die in de kringloop kunnen blijven. “Afval is voedsel” en “upcyclen in plaats van downcyclen” zijn de motto’s van cradle2cradle. Het thema kent een duidelijk verwantschap en een grote overlap met de thema’s duurzaamheid, gezondheid en maatschappelijk betrokkenheid.
In het plan wordt gebruik gemaakt van zonne-energie. Op de daken van de woningen worden zonnepanelen gerealiseerd. En er zal gebruik gemaakt worden een warmte pomp voor duurzame warmte in de woningen.
De gemeente Someren heeft de ambitie om een tijdloze woonbuurt te maken, die haar duurzaamheidsambitie onderstreept. Het meest concreet komt dit tot uiting door de wens om nieuwe woningen niet aan te sluiten op het gasnet. Voor wat betreft de openbare verlichting wordt zo veel als mogelijk LED verlichting toegepast. Wellicht kan in de toekomst ook met dynamische verlichting worden gewerkt waarbij het licht anticipeert op de aanwezigheid van mensen.
De gemeente Someren wil ruimte geven aan bewoners om hun woning duurzaam te realiseren. De gemeente houdt op dit moment de gangbare Energieprestatiecoëfficiënt (EPC) norm aan maar juicht het toe als bewoners extra stappen willen zetten naar duurzaam wonen. Er zal voldaan worden aan de wettelijke epc-norm van 0,4.
In de openbare ruimte wil de gemeente zo veel als mogelijk duurzame materialen toepassen. Gebakken materiaal en hout passen binnen de cradle2cradle filosofie door de hoge mate van hergebruik en de lange levensduur. Straatbakstenen zijn niet alleen duurzaam maar hebben ook een esthetische waarde door de diversiteit in formaat, kleur en oppervlaktestructuren bieden de vele mogelijkheden voor het ontwerp van de openbare ruimte.
Het plan is ontworpen rekening houdend met het bestaande groen. Het is de ambitie bestaande elementen in te passen. Geprobeerd is het plan zo te maken dat (waardevolle) bestaande bomen de kans hebben om gehandhaafd te blijven. Vooraf is een onderzoek gedaan om de waarde van het groen te bepalen. Het bestaande groen geeft de omgeving direct kwaliteit en is een goede biotoop voor diverse diersoorten.
Door de veranderingen in het klimaat zullen er steeds meer en hevige regenbuien zijn. Om deze pieken op te vangen wordt getracht het water zo lang mogelijk vast te houden in de omgeving door middel van het infiltreren, bergen en afvoeren principe. Het plan gaat uit van maximale afkoppeling van regenwater zowel van de dakvlakken als de verharding. Het water wordt in het binnengebied geïnfiltreerd in de wadi.
Het bestemmingsplan ‘Voormalige Pastorielocatie Someren’ bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding is de bestemming weergegeven, met daarbij behorende gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen en bouwvlakken. In de regels zijn aan de bestemmingen en aanduidingen bouw- en gebruiksregels gekoppeld.
Het bestemmingsplan is opgesteld conform het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer gedetailleerd tot zeer globaal.
Voor de inhoud van de regels is aansluiting gezocht bij de regels van het geldende bestemmingsplan ‘Someren-Dorp’. Met de opzet van de regels is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). In de planregels zijn regels opgenomen met betrekking tot het gebruik van de gronden en de toegestane bebouwing.
De planregels zijn verdeeld in vier hoofdstukken:
In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor.
Groen (artikel 3)
Binnen de bestemming ‘Groen’ is ruimte voor groenvoorzieningen, bermen en beplantingen, waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen voor langzaam verkeer, inritten en nutsvoorzieningen. Verder zijn ook voorzieningen voor riolering en bijbehorende randvoorzieningen toegestaan. Ter extra bescherming van de waardevolle bomen is de bij de als waardevol aangeduide bomen een aanduiding 'waardevolle boom' opgenomen.
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Wonen (artikel 4)
De gronden met de bestemming ‘Wonen’ zijn bestemd voor woondoeleinden. Daarnaast zijn aan-huis-verbonden beroepen als ondergeschikte functie bij woondoeleinden, parkeervoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.
Er zijn maximaal 4 bungalows en 7 appartementen toegestaan.
Op de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven, waarbinnen de hoofdgebouwen moeten worden gerealiseerd. Een deel van de pastorie is gemeentelijke monument en ook als zodanig aangeduid. Tevens zijn de maximale goot- en bouwhoogte en de toegestane woningtypologie aangegeven. De bouwregels geven nadere bepalingen voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen en voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen. In de regels zijn, naast bouwregels, ook specifieke gebruiksregels opgenomen. Aan-huis-verbonden beroepen zijn enkel toegestaan in het hoofdgebouw (inclusief aanbouwen) of in aangebouwde bijgebouwen tot een maximum van 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het begane grondoppervlak van het hoofdgebouw (exclusief aanbouwen), tot een maximum van 60 m².
Ter extra bescherming van de waardevolle bomen zijn op de die bomen een aanduiding 'waardevolle boom' opgenomen. Daarnaast is ter voorkoming van bouwwerken achter de bungalows de aanduiding 'landschapswaarden' opgenomen.
Waarde – Archeologie 3 (artikel 5)
Deze gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden. De vrijstellingsdrempel is een bodemingreep met een oppervlakte van 250 m² en een verstoringsdiepte van 0,4 m.
Voor gebouwen en werken dieper dan 40 cm en groter dan 250 m² is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
Kostenverhaal
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. Voor de vaststelling van het bestemmingsplan wordt een anterieure overeenkomst overeengekomen. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
Er heeft reeds intensief overleg plaatsgevonden met omwonenden en belanghebbenden. Het ontwerp van de bungalows zijn in overleg met hen tot stand gekomen.
Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Voormalige Pastorielocatie Someren’ wordt op grond van de gemeentelijke inspraakverordening ter inzage gelegd en wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties.