direct naar inhoud van Regels
Plan: Brimweg 10 Someren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0847.BP02012012-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Brimweg 10 Someren' met identificatienummer NL.IMRO.0847.BP02012012-VS01 van de gemeente Someren;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

1.3 verbeelding:

de kaart waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen, zijn aangegeven;

 

1.4 aanbouw:

een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aan huis verbonden beroep:

het door een van de bewoners als ondergeschikte functie uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verrichten van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met uitzondering van detailhandel of erotische dienstverlening dat door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs) woning met de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend;

1.8 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;

1.9 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf dat geheel of overwegend door middel van handwerk, goederen vervaardigt, bewerkt of herstelt en installeert, inclusief het als ondergeschikte functie verkopen en/of leveren van goederen, die rechtstreeks verband houden met het ambacht;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingsconcentratie:

een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster;

1.12 bebouwingscluster:

een vlakvormige verzameling van gebouwen in het buitengebied;

1.13 bed & breakfast:

het bij wijze van nevenactiviteit verstrekken van logies en ontbijt, door het beschikbaar stellen van slaap- en sanitaire ruimten, - aan een steeds wisselend publiek dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft. Onder bed and breakfast worden niet verstaan overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/ of arbeid;

1.14 beeldkwaliteit:

beeldkwaliteit is het samenstel van de beoordeling van:

  • 1. de plaats van de bebouwing in het verleden en nu;
  • 2. de maten en verhoudingen van de gebouwen in het verleden en nu;
  • 3. het ritme of patroon van de bebouwing langs de weg in het verleden en nu;
  • 4. de beplanting langs de openbare weg en op particuliere gronden;
  • 5. het materiaalgebruik voor de bebouwing en de straat;
  • 6. kenmerkende objecten zoals een molen, kerk, bos, houtwal, kunst en dergelijke;
  • 7. staat van verzorging, detaillering en onderhoud van gebouwen, weg- en bermonderhoud, verlichting en dergelijke;
  • 8. abiotische omgeving, patronen en structuren;

 

1.15 beeldkwaliteitplan:

het beeldkwaliteitplan Buitengebied 2011 waarin geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten zijn opgenomen en op 29 juni 2011 door de raad vastgesteld;

1.16 bestaande bebouwing:

bebouwing, zoals die bestaat, of rechtens mag bestaan, op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;

1.17 bestaand gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het onderhavige bestemmingsplan of planonderdeel rechtskracht heeft verkregen;

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bewoning:

het verblijf c.q. gebruik als woonruimte inclusief nachtverblijf voor de huisvesting van een huishouden zonder dat elders aantoonbaar over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;

1.21 bijgebouw:

een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwlaag:

het geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, zolder en vliering;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 carport:

een overdekte open ruimte, waarvan de begrenzingen worden gevormd door bestaande gebouwen of door vrijstaande ondersteuningen, en die niet wordt aangemerkt als een gebouw;

1.30 dagrecreatief medegebruik:

extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, skeeleren, paardrijden of kanoën die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is;

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop/huur aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop/ verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen/huren voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.32 erotische dienstverlening:

elke vorm van erotische dienstverlening met een bedrijfsmatig karakter zoals erotische massage, escortservice, parenclub, prostitutie, seksbioscoop, seksclub, sekstheater en dergelijke;

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 gebruiken:

gebruiken, doen of laten gebruiken;

1.35 groene erfinrichting:

groenelement, bestaande uit beplanting en/of andere groenelementen, zoals een poel of een vlinderweide, dat gelegen is binnen een bestemmingsvlak;

1.36 groenvoorzieningen:

allerlei vormen van beplanting en groen, die niet zijn aan te merken als agrarische bodemexploitatie maar die een functie vervullen in de aankleding van het landschap;

1.37 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.38 hydrologisch neutraal ontwikkelen met betrekking tot het oppervlaktewater:

het in combinatie met bouwwerken, verhardingen en hoge of lage permanente (teelt)ondersteunende voorzieningen aanbrengen/aanwezig zijn van voorzieningen ten behoeve van een afdoende piekberging voor het hemelwaterwater;

1.39 hydrologisch neutraal ontwikkelen met betrekking tot het grondwater:

het in combinatie met bouwwerken, verhardingen en hoge of lage permanente (teelt)ondersteunende voorzieningen zodanig loskoppelen van (een deel van) de hemelwateropvang zodat het hemelwater in voldoende mate via infiltratievoorzieningen op eigen terrein passief in de bodem geïnfiltreerd wordt. Hydrologisch neutraal ontwikkelen, toetsinstrumentarium Het door de waterschappen De Dommel en Aa en Maas gezamenlijk ontwikkeld toetsinstrumentarium voor het bepalen van de benodigde infiltratie en berging voor het hydrologisch neutraal ontwikkelen;

1.40 infiltratie:

het indringen van water in de bodem;

1.41 infiltratievoorziening:

een open voorziening, zonder bodemverhardingen en gelegen boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand, waarmee tijdelijk opgevangen (schoon) hemelwater kan indringen in c.q. passief kan infiltreren in de bodem;

1.42 kernrand:

een overgangszone tussen bebouwde kom en buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie;

1.43 mantelzorg:

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan één of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;

1.44 milieucategorie:

de milieucategorie die aan een bepaalde bedrijfsactiviteit is toegekend in de Brochure bedrijven en milieuzonering, editie 2009, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ISBN 9789012130813, zoals deze luidt op de datum van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;

1.45 ondergeschikte functie:

een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;

1.46 peil:
  • 1. voor bouwwerken en gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst, de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van deze toegang;
  • 2. in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.47 prostitutie:

het zich tegen vergoeding aan anderen beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen;

1.48 verhard oppervlak:

de oppervlakte van het geheel van bouwwerken, verhardingen en hoge of lage permanente teeltondersteunende voorzieningen op de bij één bedrijf of andere functionele eenheid behorende gronden die gelegen kunnen zijn binnen meerdere bestemmingen;

1.49 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

  • gelijk is aan de in deze regels voorgeschreven afstand van gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;

1.50 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, vijvers, kanalen en beken alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen en inlaten;

1.51 woning/wooneenheid:

één complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder tevens begrepen gezinsvervangende woonvormen;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 ondergeschikte bouwdelen:

de bepalingen in deze planregels over plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, schoorstenen en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen;

2.2 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.3 bebouwingspercentage:

het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel voor zo ver dat is gelegen binnen de bestemming;

 

2.4 breedte van een bestemmingsvlak:

tussen de twee zijdelingse grenzen van het bestemmingsvlak, gemeten op een afstand van 10 meter van de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens;

 

2.5 breedte van een bouwperceel:

tussen de twee zijdelingse perceelsgrenzen, gemeten in de bebouwingsgrens of (rooi)lijn op de minimum afstand die bebouwing tot de weg in acht moet nemen;

2.6 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.8 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 lengte c.q. breedte van een bouwwerk:

horizontaal tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

2.10 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische grondgebruik;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. infiltratie;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en infiltratie;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in artikel 3.1 genoemde bestemming;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geen terreinafscheidingen zijnde, mag maximaal 2,5 m1 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 1 m1 bedragen;
  • d. niet toegestaan zijn overkappingen, permanente teeltondersteunende voorzieningen, mest- en voerplaten, (sleuf-)silo's, mestopslagsilo's en vergelijkbare voorzieningen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het in gebruik nemen of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een doel of op een wijze, die in strijd is met de in dit plan daaraan gegeven bestemming en/of:

  • a. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie;
  • b. het gebruik van gronden en/of opstallen voor erotische dienstverlening;
  • c. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van opslag, stort of lozing;
  • d. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van handel, detailhandel of bedrijf;
  • e. het gebruik van gronden en/of opstallen voor dag- of verblijfsrecreatie;
  • f. het gebruik van opstallen voor bewoning;
  • g. het gebruik van gronden voor kuilvoeropslag en of sleufsilo's;
  • h. het gebruik van gronden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden erfbeplanting te verwijderen waarvan de aanleg in het kader van een vergunningverlening verplicht is gesteld.

3.4.2 Uitzondering

Een omgevingsvergunning als hiervoor aangegeven is niet vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden die vallen onder het normale onderhoud en beheer van de gronden overeenkomstig de bestemming dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn dan wel op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan nog mogen worden uitgevoerd op basis van een eerder verleende vergunning.

3.4.3 Toelaatbaarheid

Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden en voor zover de mogelijkheden voor herstel niet (onevenredig) worden verkleind zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en in het beeldkwaliteitplan

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte' ten behoeve van de bouw van een woning waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • c. een bouwtitel Ruimte voor Ruimte, samengesteld conform de beleidsregel Ruimte voor Ruimte 2006 van de provincie Noord-Brabant is aangeleverd;
  • d. de uitbreidingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • e. wat betreft de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor de extra woning zijn de regels zoals neergelegd in de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen; waarbij niet meer dan één woning aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. terras, tuinen, erven en terreinen;
  • d. (on)verharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen en groene erfinrichting;
  • g. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen
  • a. Op of in de in 4.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven doeleinden;
  • b. het gebruik van het perceel conform de bestemming is alleen toegestaan als de noodzakelijk hemelwaterberging wordt aangelegd en instandgehouden;
  • c. een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan slechts worden verleend indien sprake is van een gedane sloopmelding voor de woningen Heistraat 12 en Heistraat 14.

4.2.2 Hoofdbebouwing
  • a. de woning heeft een inhoud van maximaal 750 m3. De inhoud van een kelder wordt niet meegeteld;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte' op de verbeelding een woning met een inhoud van maximaal 900 m3 toegestaan. De inhoud van een kelder wordt niet meegeteld;
  • c. de woning wordt op de op de verbeelding aangeduide gevellijn gebouwd;
  • d. de maximaal toegestane goothoogte is 4,5 m1;
  • e. de maximaal toegestane bouwhoogte is 9 m1;
  • f. dakhelling tussen de 45 en 60 graden;
  • g. de woning heeft een gelijkbenig zadeldak;
  • h. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 8 m1
  • i. de woning mag niet worden gebouwd binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw uitgesloten' op de verbeelding.

4.2.3 Vrijstaande bijgebouwen
  • a. De gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen per woning is maximaal 100 m²;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte' op de verbeelding een oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen van 150 m2 per woning toegestaan;
  • c. de maximaal toegestane goothoogte is 3 m1;
  • d. de maximaal toegestane bouwhoogte is 4,5 m1;
  • e. dakhelling tussen de 15 en 60 graden;
  • f. de afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;
  • g. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m¹;
  • h. bijgebouwen dienen op een afstand van:
    • 1. ten minste 1 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
    • 2. maximaal 15 meter tot de woning te worden gebouwd;
  • i. aangebouwde bijgebouwen mogen niet worden gebouwd binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw uitgesloten' op de verbeelding.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Per woning mag één carport worden gebouwd met de volgende maatvoering:
    • 1. oppervlakte niet meer dan 20 m²;
    • 2. bouwhoogte niet meer dan 3 m1;
    • 3. afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m¹;
    • 4. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m1;
  • b. de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erfafscheidingen is 3 m1;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m1 zijn en voor het overige maximaal 2 m1;
  • d. vlaggenmast met een maximale hoogte van 5 m1
  • e. kunstwerken met een maximale hoogte van 3 m1.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Afwijken van ten behoeve van inhoud van de woning

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder a., ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane inhoud (750 m³) van een woning tot maximaal 850 m³. Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:

  • a. per 50 m³ uitbreiding dient telkens minimaal 500 m² aan legaal opgerichte of krachtens overgangsrecht toegelaten bebouwing op het perceel zelf of elders in het buitengebied van Someren te worden gesloopt;
  • b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt slechts één keer kan worden ingezet voor de toepassing van deze regeling;
  • c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  • d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de sloop van overtollige bebouwing is verzekerd;
  • f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.1.

4.3.2 Afwijken ten behoeve van oppervlakte bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder a., ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane oppervlakte (100 m²) aan bijgebouwen tot maximaal 200 m². Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:

  • a. per 25 m² uitbreiding dient telkens minimaal 100 m² aan legaal opgerichte of krachtens overgangsrecht toegelaten bebouwing op het perceel zelf of elders in het buitengebied van Someren te worden gesloopt;
  • b. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt slechts één keer kan worden ingezet voor de toepassing van deze regeling;
  • c. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  • d. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de sloop van overtollige bebouwing is verzekerd;
  • f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.1.

4.3.3 Afwijken ten behoeve van afstand tot de perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.4 ten behoeve van de bouw van bouwwerken op een kortere afstand dan 5 m1 tot de bestemmingsgrens. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  • a. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;
  • b. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de bouwwerken in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering;
  • d. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.1.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Algemeen

Het is slechts toegestaan de gronden en gebouwen binnen de bestemming 'Wonen' te gebruiken ten behoeve van de doeleinden zoals bepaald in 4.1 indien de woningen aan Heistraat 12 en Heistraat 14 zijn gesloopt.

4.4.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken van bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruiken van gronden en gebouwen voor bedrijfsactiviteiten, uitgezonderd:
    • 1. aan huis verbonden beroepen;
  • c. het gebruik van de gronden ten behoeve van opslag en/of de uitoefening van nevenfuncties;
  • d. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor erotische dienstverlening.

4.4.3 Aan huis verbonden beroep

De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de beroepsactiviteiten mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing bij een woning tot een maximum van 150 m²;
  • b. de beroepsactiviteit wordt uitgeoefend door een van de bewoners;
  • c. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep mag zowel in het hoofdgebouw als in een bijgebouw worden uitgeoefend;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. detailhandel is niet toegestaan;
  • f. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Afwijken ten behoeven van Bed and breakfast

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning verlenen afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.2, ten behoeve van het toestaan van bed and breakfast in de bestaande bebouwing. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:

  • a. de capaciteit is maximaal 10 (eenpersoons) bedden;
  • b. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  • c. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.1.

4.5.2 Afwijken ten behoeve van theehuis/uitspanning (routegebonden horeca)

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.2, ten behoeve van het als ondergeschikte functie vanuit de bestaande bebouwing verstrekken van dranken en/of spijzen voor gebruik ter plaatse. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:

  • a. de activiteit mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de oppervlakte van het theehuis/uitspanning bedraagt maximaal 200 m2 inclusief terras;
  • c. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  • d. de afstand tot de weg is ten minste 20 m¹;
  • e. de afstand tot woningen van derden is ten minste 50 m¹;
  • f. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.1.

4.5.3 Afwijken ten behoeve van verhuur fietsen/rijtuigen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.2 ten behoeve van het als ondergeschikte functie verhuren van fietsen, rijtuigen en dergelijke vanuit de bestaande bebouwing. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:

  • a. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  • b. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.1.

4.5.4 Afwijken ten behoeve van Wonen plus

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van 4.1 en 4.4.2 ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfsactiviteit moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte bebouwing:
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
  • d. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding;
  • e. buitenopslag is niet toegestaan;
  • f. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan door middel van noodzakelijk (milieu)onderzoek is aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is;
  • g. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.1.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij ondergrondse transportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.

6.2 Bestaande maten en hoeveelheden
  • a. Indien afstanden tot, hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan in gevolge het in hoofdstuk 2 bepaalde mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In het geval van (her)bouw van gebouwen is het bepaalde onder a alleen van toepassing indien de (her)bouw geschiedt op dezelfde plaats.

6.3 Ondergronds bouwen

6.3.1 Algemeen

Ondergronds bouwen in de vorm van maximaal één bouwlaag (3,5 meter onder peil) is toegestaan binnen de gevelgrenzen van de woning en de verder binnen bestemmingsvlakken toegestane bebouwing. De inhoud van wat ondergronds wordt gebouwd telt niet mee bij het bepalen van de maximale toegestane inhoud.

6.3.2 Afwijken van de regeling

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.3.1 voor het toestaan van ondergrondse bebouwing van maximaal één bouwlaag (3,5 meter onder peil) buiten de gevelgrenzen van de bebouwing mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte mag maximaal 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen met een absoluut maximum van 150 m²;
  • b. de afstand tot de as van de weg dient minimaal 15 meter te bedragen behalve als de bestaande bebouwing dichter op de as van de weg staat; dan is deze afstand bepalend.
  • c. het bouwwerk dient geheel onder het maaiveld te worden gebouwd;
  • d. afhankelijk van de situatie kan een landschappelijke inpassing worden geëist;
  • e. de inhoud van wat ondergronds wordt gebouwd telt niet mee bij het bepalen van de maximale toegestane inhoud.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Afwijken ten behoeve van afhankelijke woonruimte/mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van deze regels ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte om te voorzien in een tijdelijke behoefte. Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat inwoning in de woning ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort en bewoning als afhankelijke woonruimte van een bijgebouw en/of het deel van het bedrijfsgebouw noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Deze laatste eis geldt niet als er sprake is van een eerste lijns familierelatie tussen de bewoners van de woning en die van de afhankelijke woonruimte;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omliggende (agrarische) bedrijven en woningen en rekening wordt gehouden met aanwezige milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, veiligheid);
  • c. de afhankelijke woonruimte wordt binnen de maatvoeringen voor bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning c.q. bedrijfsgebouwen volgens de geldende bestemming ingepast, met een maximale oppervlakte van 75 m²;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt bij voorkeur gerealiseerd in een bestaand aangebouwd bijgebouw, of als dat niet mogelijk is in een bestaand vrijstaand bijgebouw of bedrijfsgebouw dat op maximaal 20 m1 afstand is gelegen van de achtergevel van de woning; in het geval er sprake is van een daartoe nieuw te bouwen bijgebouw mag de afstand tot de achtergevel van de (bedrijfs)woning niet meer bedragen dan 10 meter;
  • e. aan de afwijking wordt de regel verbonden dat binnen twee maanden nadat het gebruik als afhankelijke woonruimte is beëindigd, dit door de hoofdbewoner schriftelijk wordt gemeld bij het bevoegd gezag waarna de vergunning wordt ingetrokken.

7.2 Afwijken ten behoeve van 10% regeling

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing aanwezig is;
  • b. de afwijking alleen mag worden toegepast indien elders in deze regels geen andere regels voor afwijking zijn opgenomen voor afwijking van deze maten.

7.3 Afwijken ten behoeve van bouwwerken van openbaar nut

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, pinautomaten, afval- en glascontainers, kapellen, wegkruisen en dergelijke, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte maximaal 20 m2 bedraagt;
  • b. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte maximaal 4,5 m1 bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde maximaal 15 m1 bedraagt.

7.4 Afwijken ten behoeve van overschrijding bouwgrens

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken voor overschrijding van de bouwgrens met dien verstande dat:

  • a. de noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering en/of perceelsinrichting aanwezig is;
  • b. er geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;
  • c. de overschrijding niet mag leiden tot een vermindering van de gebruiksmogelijkheden van de gronden voor piekberging en infiltratie;
  • d. de wegbeheerder en het waterschap worden gehoord.

7.5 Afwijken ten behoeve van geringe afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven afstand tot de bestemmingsgrens, tot minimaal 3 m¹, of als het uitbreiding van bestaande bebouwing betreft die reeds dichter bij de bestemmingsgrens is gelegen, deze bestaande kleinere afstand.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit

8.1.1 Algemeen

Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  • a. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  • b. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische en aardkundige waarden;
  • c. bij het toepassen van de flexibiliteitbepalingen (afwijken en wijzigen) vindt in alle gevallen een toets plaats aan het beeldkwaliteitsplan. Een nieuwe ontwikkeling moet voldoen aan de uitgangspunten hiervan;
  • d. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een en ander conform de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan;
  • e. het bevoegd gezag kan in verband hiermee de eis stellen dat een landschapsplan of erfinrichtingsplan wordt overgelegd.

8.1.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik

Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 8.1.1, houdt in ieder geval in dat:

  • a. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald;
  • b. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden.

8.2 Beschermen andere belangen en waarden

  • a. Het toepassen van de flexibiliteitsbepalingen is slechts toegestaan, indien is aangetoond dat de ontwikkeling als zodanig ter plaatse uit ruimtelijk (natuur, landschap, flora en fauna) en milieukundig (geur, geluid, veiligheid, waterhuishoudkundig) oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. verder mag er geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van andere in het geding zijnde belangen. Dit laatste betreft met name de belangen van omwonenden en de belangen (bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden) van ( agrarische) bedrijven en andere in de omgeving voorkomende functies zoals horeca, maatschappelijke functies, recreatie en sport;
  • c. om te kunnen beoordelen of voldaan wordt aan het gestelde onder a en b legt de initiatiefnemer een op de aard en omvang van de beoogde ontwikkeling afgestemde ruimtelijke onderbouwing over.

8.3 Hydrologisch neutraal ontwikkelen

  • a. Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor het behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden;
  • b. bij het toepassen van de flexibiliteitbepalingen vindt in alle gevallen een toets plaats aan de eis dat er sprake moet zijn van hydrologisch neutraal ontwikkelen conform het Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen van de betrokken waterschappen;
  • c. het bevoegd gezag wint het advies van het betrokken waterschap.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of dat in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde onder a  een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a  met maximaal 10%;
  • c. het bepaalde onder a  is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a  is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Brimweg 10 Someren.