Woudseweg 13

Artikel 3 Agrarisch - Bouwblok

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Bouwblok' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

1. de exploitatie van agrarische en agrarische verwante bedrijven, met uitzondering van intensieve veehouderij;
2. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij', een zorgboerderij met dagopvang en/of 24 uurszorg;
3. extensief recreatief medegebruik;
4. behoud en/ of herstel van de ruimtelijke karakteristiek;
5. behoud van de waardevolle landschapselementen;
6. behoud van de cultuurhistorische waarde;
7. ontsluitingsdoeleinden;
8. water;
9. tuinen.

3.2 Specifieke procedureregels

Voor het bouwen van gebouwen, bijbehorende gebouwen of gebouwen geen gebouwen zijnde:

1. Per agrarisch bouwblok mogen worden opgericht
   • agrarische bedrijfsgebouwen;
   • één bedrijfswoning, indien niet reeds aanwezig, met maximaal één bijbehorend bouwwerk (garage, berging), met dien verstande, dat indien de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - tweede bedrijfswoning toegestaan' op het bouwblok is aangegeven maximaal twee bedrijfswoningen zijn toegestaan met maximaal één bijbehorend bouwwerk (garage, berging) per woning;
   • andere bouwwerken ten behoeve van het agrarische bedrijf en de bedrijfswoning( en);
2. De afstand tot de bestemmingsgrens van gebouwen en andere bouwwerken dient minimaal 5 m te bedragen,
3. De bedrijfsgebouwen dienen aan het volgende te voldoen: 
   • goothoogte, maximaal 5,5 m;
   • bouwhoogte, maximaal 10 m;
   • dakhelling, minimaal 12°;
4. De bedrijfswoning(en) dient(dienen) aan het volgende te voldoen:
   • goothoogte, maximaal 5,5 m;
   • bouwhoogte, maximaal 8 m;
   • dakhelling, minimaal 12°;
   • inhoud van de woning maximaal 700 m3
     woningen die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan een inhoud hebben van meer dan 700 m3, worden geacht te voldoen aan het plan maar mogen niet worden vergroot;
5. Het bijbehorend bouwwerk, behorende bij de bedrijfswoningen, dient(dienen) aan het volgende te voldoen:
   • goothoogte, maximaal 3 m
   • bouwhoogte, maximaal 5,5 m
   • bebouwde, oppervlakte maximaal 45 m2
6. De andere bouwwerken dienen aan het volgende te voldoen:
   • mestsilo's zijn toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 8,5 m;
   • van voedersilo's mag de bouwhoogte maximaal 15 m bedragen;
   • de bouwhoogte van antennes mag niet meer bedragen dan 12 m;
   • antennes mogen niet worden gesitueerd vóór de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan;
   • antennes dienen te worden gesitueerd op of aan de woning dan wel op een afstand van ten hoogste 15 m van de woning;
   • van de overige andere bouwwerken mag de bouwhoogte max. 2 m. bedragen, met uitzondering van lichtmasten, die maximaal 6 m mogen bedragen en erfafscheidingen, voorzover gelegen voor de voorgevel van de bedrijfswoning: deze mogen niet hoger zijn dan 1 m.

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
2. de aard, hoogte en de situering van erfafscheidingen;
3. voorzieningen voor de landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing en ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing, een en ander op basis van een door de aanvrager over te leggen landschappelijk inpassingsplan.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1

Ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' mag maximaal 490 m2 van de bestaande bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor dagopvang en/of 24 uurzorg.

3.4.2

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen gebruik van de grond en/of opstallen:

1. als opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
2. voor (detail-)handels- en bedrijfsdoeleinden behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
3. als volkstuin.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.5.1

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

1. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
2. het amoveren en verharden van paden;
3. het aanbrengen van verhardingen;
4. het aanleggen van landschapselementen (houtgewassen en poelen);
5. het plaatsen van tijdelijke afdekfolies
   en/of
   lage tunnels;
6. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
7. het graven en dempen van sloten
8. het vellen en rooien van houtopstanden.

3.5.2

Het onder artikel 3 lid 5.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning is verleend;
2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan ilIegaal in uitvoering waren;
3. welke betreffen het normale onderhoud.