Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
aan-huis-verbonden beroepen;
parkeervoorzieningen;
tuinen, erven en verharding;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
voorzieningen voor langzaam verkeer;
niet voor bewoning bestemde bijgebouwen ten dienste van de bestemming;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Aantal woningen
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 20.
Per bouwperceel is niet meer dan 1 woning toegestaan.
5.2.2 Gebouwen specifieke bouwaanduiding - 1
Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' gelden de volgende bepalingen:
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
De gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 140 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 80%.
De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
Niet meer dan 80% van de oppervlakte van de gebouwen per bouwperceel mag een tweede bouwlaag hebben, met dien verstande dat:
de oppervlakte van de tweede bouwlaag niet meer mag bedragen dan 60 m²;
het overige deel van de gebouwen uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
5,25 meter van maximaal 50% van het deel van de gebouwen zonder tweede bouwlaag;
3,5 meter voor het overige deel van de gebouwen zonder tweede bouwlaag.
Het aantal aaneengesloten tweede bouwlagen mag niet meer bedragen dan 2.
De tweede bouwlaag mag niet terug liggen ten opzichte van de eerste bouwlaag.
Gebouwen dienen te worden afgedekt met een plat dak of met een lessenaarsdak, waarvan de dakhelling niet meer mag bedragen dan 30º.
Per woning dient de bebouwing in 1 bouwmassa te worden gebouwd, met uitzondering van vrijstaande erfbebouwing, waarbij de volgende bepalingen gelden:
De gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande erfbebouwing mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 30 m².
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
Erfbebouwing dient op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van de hoofdbouwmassa te worden gebouwd.
5.2.3 Gebouwen specifieke bouwaanduiding - 2
Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' gelden de volgende bepalingen:
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Per woning mag de breedte van het deel van de voorgevel in de voorgevelrooilijn niet meer bedragen dan 6 meter, het overige deel van de voorgevel dient op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn te worden gebouwd.
De gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 195 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 80%.
De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
Niet meer dan 60% van de oppervlakte van de gebouwen per bouwperceel mag een tweede bouwlaag hebben, met dien verstande dat:
de oppervlakte van de tweede bouwlaag niet meer mag bedragen dan 60 m²;
het overige deel van de gebouwen uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
5,25 meter van maximaal 50% van het deel van de gebouwen zonder tweede bouwlaag;
3,5 meter voor het overige deel van de gebouwen zonder tweede bouwlaag.
De afstand van de tweede bouwlaag tot één zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter.
Aaneengesloten tweede bouwlagen zijn niet toegestaan.
De tweede bouwlaag mag niet terug liggen ten opzichte van de eerste bouwlaag.
Gebouwen dienen te worden afgedekt met een plat dak of met een lessenaarsdak, waarvan de dakhelling niet meer mag bedragen dan 30º.
Per woning dient de bebouwing in 1 bouwmassa te worden gebouwd, met uitzondering van vrijstaande erfbebouwing, waarbij de volgende bepalingen gelden:
De gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande erfbebouwing mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 30 m².
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
Erfbebouwing dient op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van de hoofdbouwmassa te worden gebouwd.
5.2.4 Gebouwen specifieke bouwaanduiding - 3
Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' gelden de volgende bepalingen:
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Per woning mag de breedte van het deel van de voorgevel in de voorgevelrooilijn niet meer bedragen dan 6 meter, het overige deel van de voorgevel dient op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn te worden gebouwd.
De gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken mag per bouwperceel niet meer beragen dan 290 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 80%.
De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.
Niet meer dan 50% van de oppervlakte van de gebouwen per bouwperceel mag een tweede verdieping hebben, met dien verstande dat:
de oppervlakte van de tweede verdieping niet meer mag bedragen dan 75 m²;
het overige deel van de gebouwen uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
5,25 meter van maximaal 50% van het deel van de gebouwen zonder tweede bouwlaag;
3,5 meter voor het overige deel van de gebouwen zonder tweede bouwlaag.
De afstand van de tweede verdieping tot één zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter.
Aaneengesloten tweede verdiepingen zijn niet toegestaan.
De tweede bouwlaag mag niet terug liggen ten opzichte van de eerste bouwlaag.
Gebouwen dienen te worden afgedekt met een plat dak of met een lessenaarsdak, waarvan de dakhelling niet meer mag bedragen dan 30º.
Per woning dient de bebouwing in 1 bouwmassa te worden gebouwd, met uitzondering van vrijstaande erfbebouwing, waarbij de volgende bepalingen gelden:
De gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande erfbebouwing mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 30 m².
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
Erfbebouwing dient op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van de hoofdbouwmassa te worden gebouwd.
5.2.5 Carport of overkapping e.d.
Voor het bouwen van een carport, overkapping, pergola of andere architectonisch met de bouwmassa verbonden constructie gelden de volgende bepalingen:
Het bebouwd oppervlak van een dergelijk bouwwerk wordt meegenomen bij de bepaling van het bebouwingspercentage en de gezamenlijke oppervlakte, zoals bepaald in lid 5.2.2 onder b, 5.2.3 onder c, of 5.2.4 onder c.
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
Het bouwwerk dient ten minste 1 meter achter de voorgevellijn te blijven.
De afdekking van het bouwwerk dient plat te zijn.
5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen.
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken ander type woning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van lid 5.2 voor het toestaan van:
woningen die voldoen aan het bepaalde in lid 5.2.3 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1';
woningen die voldoen aan het bepaalde in lid 5.2.2 of het bepaalde in lid 5.2.4 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2';
woningen die voldoen aan het bepaalde in lid 5.2.3 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3';
mits:
de afwijking stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat.
5.3.2 Afwijken voorgevel in voorgevelrooilijn
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van lid 5.2.3 of lid 5.2.4 voor het toestaan van een breedte van het deel van de voorgevel in de voorgevelrooilijn van maximaal 8 meter, mits:
het overige deel van de voorgevel op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn wordt gebouwd;
wordt voldaan aan de parkeernorm zoals opgenomen in lid 7.3;
de afwijking stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat.
5.3.3 Afwijken carport of overkapping e.d.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van lid 5.2.5 voor het toestaan van een carport, overkapping, pergola of andere architectonisch met de bouwmassa verbonden constructie:
op een afstand van minder dan 1 meter achter de voorgevellijn;
met een hellend dak, indien de aansluitende bebouwing van bijvoorbeeld garage een hellend dak heeft en de architectuur van de woning dit vereist. De bouwhoogte mag dan niet meer bedragen dan 5 meter, de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
mits:
de afwijking stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Aan-huis-verbonden beroep
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 25 m².
Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep.
De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.