Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Kom Schijndel 2013
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0844.BPKomschijndel2013-VG01

Artikel 33 Waarde - Waardevolle boom

 
33.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Waardevolle boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van waardevolle en bijzondere boombeplantingen zoals deze zijn aangegeven op de gemeentelijke lijst van waardevolle en bijzondere bomen, voor zover en zolang aanwezig.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.
 
33.2 Bouwregels
 
Op de voor 'Waarde - Waardevolle boom' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, behoudens wanneer een omgevingsvergunning ten behoeve van de kap voor de betreffende boom/bomen onherroepelijk rechtskracht heeft gekregen en er geen herplantplicht op dezelfde locatie is opgelegd.
 
33.3 Afwijken van de bouwregels
 
33.3.1 Afwijken voor het oprichten van bebouwing conform onderliggende bestemming
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse aangewezen andere bestemmingen, indien wordt aangetoond dat door het bouwen en/of gebruik van de gronden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom niet worden aangetast.
Bij het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen worden gesteld ten aanzien van de situering en afmetingen van bebouwing.
 
33.3.2 Bomeneffectrapportage
Ten behoeve van het verlenen van de omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag een bomeneffectrapportage verlangen, waaruit blijkt dat het bouwen geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische waarden van de boom.
 
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
33.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
  1. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  2. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen of verdichting van de bodem;
  3. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem of andere bodembewerking en vervanging of uitwisseling van grond;
  4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  5. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze;
  6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op ander wijze van indrijven van voorwerpen in de grond;
  7. het verrichten van werkzaamheden met (zware) machines die tot beschadiging van de boom of verdichting van de grond kunnen leiden;
  8. de opslag of het aanbrengen van stoffen of materialen inclusief het (tijdelijk) plaatsen van schaftketen, toiletten, betonmolens, voertuigen, machines of tijdelijke bouwwerken;
  9. het bevestigen van voorwerpen aan of in de boom;
  10. het snoeien van takken of het afhakken van wortels van de boom.
33.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 33.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn, gelet op de conditie, groeiplaats en levensverwachting van de waardevollen bomen;
  2. binnen het kader van het normale bodemgebruik vallen, zoals onkruidbestrijding en planten en rooien van onderbeplanting;
  3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  4. gericht zijn op de instandhouding van de waardevolle bomen.
33.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 33.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en bescherming van de waarde van de boom.
  2. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 33.4.1 wordt het advies ingewonnen van de beheerder.