Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied Rucphen 2020, Roosendaalsebaan ong. tussen 20 en 24 te Schijf
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0840.9000B0072-DEF1

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan ´Buitengebied Rucphen 2020, Roosendaalsebaan ong. tussen 20 en 24 te Schijf’ met identificatienummer NL.IMRO.0840.9000B0072-DEF1 van de gemeente Rucphen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf;
1.5 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.6 archeologisch deskundige
een door het college van Burgemeester en Wethouders aangewezen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de geldende kwaliteitscriteria VTH en adviseert en beoordeelt conform de ten tijde van het advies of beoordeling geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
1.7 archeologisch onderzoek
onderzoek naar de (aanwezigheid en/of waarde van) archeologische relicten door een gecertificeerde instantie werkend volgens de ten tijde van het onderzoek geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Plan van Aanpak (PvA) (bij booronderzoek) of Programma van Eisen (PvE) (bij gravend onderzoek);
1.8 archeologisch rapport
rapport waarin de resultaten van archeologisch onderzoek zijn vastgelegd en dat is opgesteld conform de ten tijde van het onderzoek geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
1.9 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten;
1.10 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingsconcentratie
een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster;
1.13 bebouwingslint
een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige niet-buitengebiedgebonden functies;
1.14 bed and breakfast
een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf (maximumverblijfsduur zes aaneengesloten nachten) met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis. Hieronder wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Aanverwante voorzieningen, zoals speeltuintjes, stallingen, detailhandel, horeca en dergelijke zijn niet toegestaan;
1.15 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis daaronder niet begrepen;
1.16 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, een agrarisch bedrijf, een kantoor, een detailhandelsvoorziening, een horecavoorziening, een maatschappelijke voorziening, een voorziening voor cultuur en ontspanning, een maatschappelijke voorziening, een dag- of verblijfsrecreatieve voorziening of een sportvoorziening;
1.17 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die dient voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;
1.18 behoudsmaatregelenplan
document waarin maatregelen zijn geformuleerd die getroffen worden om archeologische resten in
de bodem te behouden en te beschermen tijdens de uitvoering van werkzaamheden en het gebruik van de gronden nadien;
1.19 beperkingen veehouderij
gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt;
1.20 bergbezinkbassin
ondergrondse voorziening om rioolwater te laten bezinken;
1.21 beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis
het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van bedrijvigheid waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend zijn en die door de bewoner van de woning als ondergeschikte activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk bij de woning wordt uitgeoefend;
1.22 bestaand
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, mits dat bouwwerk legaal tot stand is gekomen, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, mits dat gebruik legaal tot stand is gekomen, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.23 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.24 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.25 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.26 bijgebouw
een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.27 boringsvrije zone
gebied rondom een waterwingebied waar zich tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken een aaneengesloten, slecht doorlaatbare kleilaag bevindt;
1.28 bos
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (één of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding), landschap en extensieve recreatie;
1.29 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.30 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.31 bouwlaag
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;
1.32 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.33 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.34 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.35 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.36 cultuur en ontspanning
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning, zoals een dieren- of plantentuin, museum, kunstgalerie, expositieruimte, kunstuitleencentrum, sauna, solarium of welnesscentrum, met uitzondering van sportvoorzieningen zoals sportparken, sporthallen en zwembaden, dansscholen, seksinrichtingen en erotisch getinte vermaakfuncties;
1.37 cultuurhistorische waarden en kenmerken
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;
1.38 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder tevens internetbedrijven worden verstaan waarbij producten ter plaatse bezichtigd, geretourneerd en/of afgehaald kunnen worden;
1.39 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
1.40 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.41 extensief recreatief medegebruik
recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten (met inbegrip van rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair), dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden met wegbewijzering en rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair;
1.42 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
1.43 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.44 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.45 gecertificeerde instantie
instantie die beschikt over een certificaat als bedoeld in artikel 5.1 van de Erfgoedwet;
1.46 glastuinbouwbedrijf
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate plaatsvindt in kassen of in permanent aanwezige tunnels met een hoogte van 1,5 m of meer;
1.47 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.48 horecabedrijf
een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccomodaties, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.49 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;
1.50 kantine
verblijfslokaal ten behoeve van de recreatieve voorzieningen waar men consumpties kan kopen en nuttigen;
1.51 kantoor
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congressen en vergaderaccommodaties;
1.52 kas
een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 m;
1.53 kernrandzone
overgangsgebied, gelegen langs het bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand tot elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie;
1.54 kleinschalig beschermd wonen
Wonen in (een) kleinschalige accommodatie(s) van ten hoogste 5 personen met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
1.55 kunstwerken
bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;
1.56 kwetsbaar object
onder een kwetsbaar object worden verstaan:
 
  1. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  2. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen, of;
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
    4. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
  • kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1.500 m2;
  • complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlakte meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlakte van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en;
  • kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.57 landschapselementen
ecologische, cultuurhistorische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha;
1.58 landschappelijke inpassing
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden, om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing en/of gebruik die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap;
1.59 landschappelijke waarden en kenmerken
gebruikswaarde, natuurwaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;
1.60 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
1.61 nevenactiviteit
een ondergeschikte activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kan worden uitgeoefend;
1.62 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten in lijn met de bestemming dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehandhaafd;
1.63 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.64 ondergeschikte activiteit
een activiteit van zeer beperkte beroepsmatige, bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;
1.65 overig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, (vollegronds)teeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt;
1.66 overkapping
een bouwwerk voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden;
1.67 paardenbak
een niet overdekt en al dan niet omsloten terrein, voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, voor het africhten, trainen en berijden van paarden en het anderszins beoefenen van de paardensport;
1.68 peil
  1. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
1.69 permanente bewoning
bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf dan wel als vaste woon- of verblijfplaats;
1.70 plangebied
het gebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft;
1.71 Plan van Aanpak (PvA)
document waarin onderzoeksvragen en uitvoeringseisen voor het uit te voeren archeologisch onderzoek in de vorm van booronderzoek (verkennende of karterende boringen) staan geformuleerd conform de ten tijde van het onderzoek geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Voor aanvang van het onderzoek dient het PvA door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd;
1.72 Programma van Eisen (PvE)
document waarin onderzoeksvragen en uitvoeringseisen voor het uit te voeren archeologisch onderzoek in de vorm van gravend onderzoek (proefsleuven, opgraving of archeologische begeleiding) staan geformuleerd conform de ten tijde van het onderzoek geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Voor aanvang van het onderzoek dient het PvE door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd;
1.73 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.74 raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.75 recreatie
het ondernemen van activiteiten voor diens plezier;
1.76 recreatieve bewoning
bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie. Permanente bewoning en huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan;
1.77 recreatiewoning
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning. Onderbouwen dan wel onderkelderen van een dergelijk gebouw is niet toegestaan;
1.78 ruimtelijke plannen
alle bestemmingsplannen, inpassingsplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen binnen het
plangebied die vastgesteld zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan
1.79 seksautomatenhal
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
1.80 seksbioscoop en/of -theater
een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
1.81 seksinrichting
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.82 sportpark
een terrein dat is bedoeld voor de uitoefening van buitensport, bestaande uit één of meer sportvelden en daarbij behorende kleedgebouwen, kantines, tribunes en overige voorzieningen.
1.83 sportvoorzieningen
gebouwde en ongebouwde voorzieningen voor het beoefenen van binnen- of buitensport, waaronder begrepen sportvelden, sportparken en sporthallen.
1.84 statische opslag
opslag van goederen die naar hun aard geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel en mag niet plaatsvinden voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
1.85 straatprostitutie
het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.86 theeschenkerij
kleinschalige horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het tegen betaling verstrekken van niet-alcoholische dranken en kleine gerechten;
1.87 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.88 veehouderij
een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en/of pelsdieren, nader te onderscheiden in:
  1. intensieve veehouderij: een veehouderij met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en waarvan de productie (nagenoeg) niet afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel, zoals een rundveemesterij, een varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier- of geitenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
  2. niet-intensieve veehouderij: een veehouderij waarvan de productie (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel, in die zin dat het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij;
en tevens nader te onderscheiden in:
  1. grondgebonden veehouderij: een veehouderij die voldoet aan de criteria voor grondgebondenheid, zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
  2. niet-grondgebonden veehouderij: een veehouderij die niet voldoet aan de criteria voor grondgebondenheid, zoals opgenomen in nadere regels die hieromtrent op basis van de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant door Gedeputeerde Staten zijn gesteld, zoals die regels gelden op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag;
1.89 verblijfsrecreatie
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste één nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;
1.90 (vollegronds)teeltbedrijf
een agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen, met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
1.91 voorgevel
de gevel van een gebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.92 waterberging
gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;
1.93 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;
1.94 waterwinbedrijf
een bedrijf gericht op het winnen van water uit het waterwingebied met bijbehorende voorzieningen zoals een retentievijver, een onthardingsinstallatie en kalk-opslag;
1.95 waterwingebied
gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare watervoorziening door onttrekking van grondwater;
1.96 weg
als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
1.97 werk
een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde;
1.98 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.99 woonunit
een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen;
1.100 zend-/ontvangstinstallatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
2.1.1 afstanden
van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw;
2.1.2 de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein
door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald;
2.1.3 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en de zijgevel van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen, zoals goten van dakkapellen, niet meegerekend;
2.1.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.8 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.1.9 de breedte en diepte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;
2.1.10 de verticale diepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het diepste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals funderingen, rioleringen, kabels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bouwdelen als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen of in de regels bepaalde afstands- en hoogtematen maximaal 1 m bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Landschapselement
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurlijke en/of cultuurhistorisch en/of landschappelijk waardevolle landschapselementen;
  2. extensief recreatief medegebruik;
  3. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  4. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van zandwegen en andere on- of halfverharde wegen;
  5. ondergeschikte bijbehorende wegen, paden en verhardingen;
  6. landschappelijke inpassing;
  7. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Het is verboden om op deze gronden te bouwen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het gebruik van gronden voor het grazen van dieren.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas, tenzij het beplanting betreft die wordt aangebracht ter uitvoering van een in artikel 7.2 genoemd landschappelijk inpassingsplan;
  2. het vellen van houtgewas wat niet overeenkomt met de duurzame ontwikkeling of instandhouding van de bij de bestemming behorende landschappelijke, natuurlijke of cultuurhistorische waarden;
  3. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  4. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage;
  5. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  6. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  7. het aanbrengen van voorzieningen van geringe omvang ten behoeve van extensieve recreatie;
3.4.2 Uitzonderingsregel
Het in lid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:
  1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming, als afzetten, knotten, dunnen, waarbij de in 3.1.1 sub a genoemde waarden duurzaam worden veiliggesteld;
  2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 3.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, nadat:
  1. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
  2. een deskundigenrapport is overgelegd omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in een woning, waarbij per bouwvlak één woning is toegestaan;
  2. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.1.2 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. de afstand tussen gebouwen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m.
4.2.2 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 5,5 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  3. de breedte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 20 m;
  4. de afstand van de voorgevel van een hoofdgebouw tot de as van de openbare weg bedraagt minimaal 15 m;
  5. de inhoud bedraagt maximaal 1000 m³;
  6. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°;
  7. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt maximaal 100 m², met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel maximaal 40% bedraagt;
  5. bijbehorende bouwwerken worden opgericht op een afstand van minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
  1. bij een woning mag maximaal één zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    1. het zwembad binnen het bouwvlak wordt opgericht;
    2. het zwembad wordt opgericht op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan;
    3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    4. de afstand tot de woning maximaal 20 m bedraagt;
    5. het zwembad mag worden overkapt met een overkapping met een bouwhoogte van maximaal 1 m, met dien verstande dat de oppervlakte van deze overkapping niet meetelt bij het bepalen van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken als bedoeld in 4.2.3;
  2. de bouwhoogte van pergola's en tuinmeubilair bedraagt maximaal 2,5 m;
  3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 4 m.
 
4.3 Nadere eisen
Bij verharding van het bestemmingsvlak ‘Wonen’ dient voldaan te worden aan de regels conform de Keur van het waterschap de Brabantse Delta. Indien er een toename van het verhard oppervlakte meer dan 500 m2 bedraagt, dienen er compenserende maatregelen te worden getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan, in de vorm van een voorziening met een minimale retentiecapaciteit conform de rekenregel: Benodigde retentiecapaciteit (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Paardenbak
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het oprichten van een paardenbak voor hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:
  1. per woning binnen het bouwvlak maximaal 1 paardenbak is toegestaan;
  2. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de woning;
  3. de oppervlakte van de paardenbak maximaal 1200 m² bedraagt;
  4. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;
  5. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst;
  6. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 25 m bedraagt.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Verboden gebruik
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden binnen deze bestemming voor andere vormen van wonen dan de huisvesting van één afzonderlijk huishouden per woning, zoals bedrijfsmatige kamerverhuur of de huisvesting van (groepen) personen die geen huishouden vormen;
  2. het opslaan, het storten en/of het bergen van goederen, materialen en producten, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. het gebruik van opstallen voor statische opslag;
  4. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  5. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  6. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken bij de woning voor beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis dan wel voor een bed and breakfast of een theeschenkerij;
  7. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1 juncto lid 4.5.1 sub f voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis in het hoofdgebouw en/of in bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
  1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en behoudt;
  2. door de uitoefening van de activiteit(en) het uiterlijk van de woning niet zodanig wijzigt dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  3. de vloeroppervlakte van de activiteit(en) in de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk maximaal 70 m² bedraagt;
  4. de activiteit(en) niet vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van milieuwetgeving, met dien verstande dat deze voorwaarde niet geldt voor theeschenkerijen;
  5. degene die de activiteit(en) in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  6. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  7. de activiteit(en) niet leiden tot een onevenredige verkeersaantrekkende werking en/of verkeersonveilige situaties;
  8. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan de desbetreffende activiteit(en);
  9. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  10. het gebruik niet leidt tot afbreuk en/of belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing;
  11. de uitoefening van seksinrichtingen niet is toegestaan;
  12. de uitoefening van horeca-activiteiten niet is toegestaan, met uitzondering van:
    1. een theeschenkerij;
    2. een bed and breakfast, met dien verstande dat:
  • het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast gebruik kan maken maximaal 10 bedraagt;
  • de vloeroppervlakte van de bed and breakfast maximaal 40% van het totale woonoppervlak bedraagt;
  • er maximaal 4 bed and breakfast kamers mogen worden gerealiseerd; hiervan mogen maximaal 2 bed and breakfast kamers in een bestaand bijbehorend bouwwerk worden gerealiseerd voor in totaal maximaal 4 personen;
  • de bed and breakfast niet mag worden gevestigd in of bij een mantelzorgwoning;
  • in een voormalige mantelzorgwoning een bed and breakfast mag worden gerealiseerd wanneer deze is opgericht in een bestaand bijbehorend bouwwerk en de keukenvoorziening is verwijderd, waarbij een pantry wel is toegestaan;
  • de bed and breakfast accommodatie niet mag worden gebruikt voor de huisvesting van seizoensarbeiders of andere vormen van huisvesting.
Artikel 5 Waarde – Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden van archeologische monumenten (AMK-terrein), archeologische vindplaatsen en historische kernen, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
5.2.1 Verbod
Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Waarde- Archeologie 2' mede bestemde gronden.
5.2.2 Uitzonderingen
Het in lid 5.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:
  1. bouwwerken waarvoor bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd met een oppervlakte groter dan 100 m² en die kunnen worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen, of;
  2. bouwwerken waarvoor bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,30 meter onder het bestaande maaiveld en die kunnen worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
  3. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bouwwerken krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid;
  4. gronden waar naar oordeel van het bevoegd gezag reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 5.2.1 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
  3. één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning indien op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd behoudsmaatregelenplan, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE); of
    3. een verplichting de uitvoering van de bouwactiviteiten te laten begeleiden door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE)
5.3.2 Archeologisch rapport
Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen.
5.3.3 Advies
Bij de beoordeling van een archeologisch rapport en de verlening van een afwijking als bedoeld in lid 5.3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod
Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag:
  1. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het aanbrengen van heipalen;
  2. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals het aanleggen van drainage en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen, zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  6. het aanbrengen of rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd.
5.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 5.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:
  1. het werken of werkzaamheden betreft waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m², of;
  2. het werken of werkzaamheden betreft die niet dieper reiken dan 0,30 meter onder het bestaande maaiveld, of;
  3. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud en beheer betreffen, waaronder begrepen onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte, of;
  4. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werkingtreding van het bestemmingsplan, of;
  5. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning, of;
  6. de werken en werkzaamheden gericht zijn op archeologisch onderzoek, waaronder begrepen het doen van opgravingen door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE), of;
  7. het gronden betreft waar naar oordeel van het bevoegd gezag reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.
5.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 wordt slechts verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
  3. één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning indien op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd behoudsmaatregelenplan, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE); of
    3. een verplichting de uitvoering van de werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
5.4.4 Archeologisch rapport
Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen.
5.4.5 Advies
Bij de beoordeling van een archeologisch rapport en de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.
5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.5.1 Verbod
Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden bouwwerken te slopen of te laten slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag.
5.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 5.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:
  1. het sloopwerkzaamheden betreft waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m², of;
  2. het sloopwerkzaamheden betreft die niet dieper reiken dan 0,30 meter onder het bestaande maaiveld, of;
  3. de sloopwerkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werkingtreding van het bestemmingsplan, of;
  4. de sloopwerkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning, of;
  5. het sloopwerkzaamheden betreft op gronden waar naar oordeel van het bevoegd gezag reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de te verwachten archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.
5.5.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.5.1 wordt slechts verleend indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de sloopwerkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
of
  1. één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning indien op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door het bevoegd gezag goedgekeurd archeologisch rapport, in voldoende mate is vastgesteld, dat de archeologische waarden door de sloopwerkzaamheden kunnen worden verstoord:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd behoudsmaatregelenplan, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    2. een verplichting tot het doen van opgravingen door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE); of
    3. een verplichting de uitvoering van de sloopwerkzaamheden te laten begeleiden door een gecertificeerde instantie conform een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE).
 
5.5.4 Archeologisch rapport
Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen.
5.5.5 Advies
Bij de beoordeling van een archeologisch rapport en de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.5.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
5.6.2 Advies
Alvorens de in lid 5.6.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een archeologisch deskundige.
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Lid
7.1.1 Algemeen
Deze bepaling strekt tot de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met het wegverkeerslawaai van lokale en interlokale wegen.
7.1.2 Bouwregels
Voor de bouw van woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen op gronden die zijn gelegen naast wegen dient in ieder geval een afstand van 15 m uit de as van de weg in acht te worden genomen.
7.1.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, al dan niet in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid 10.4, door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1.2 voor het toestaan van een kortere afstand tot de weg, met dien verstande dat de voldaan moet worden aan de geluidsnormen voor nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen uit de Wet geluidhinder juncto het Besluit geluidhinder.
7.2 Ondergronds bouwen
7.2.1 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
  1. binnen het bouwvlak zijn ondergrondse bouwwerken toegestaan, met dien verstande dat:
    1. ondergrondse bouwwerken onder de contouren van woningen, bedrijfswoningen en agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van dierenverblijven zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 4 m, met dien verstande dat toegangen tot deze ondergrondse bouwwerken, zoals hellingbanen en trappen, ook buiten de genoemde contouren zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 4 m;
    2. hellingbanen en laaddocks, anders dan bij woningen, bedrijfswoningen en agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van dierenverblijven zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 4 m;
    3. randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals bergbezinkbassins, bergbezinkleidingen en bergingsbassins, zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 4 m;
    4. voorzieningen ten behoeve van kadaverkoelingen zijn toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 10 m2 en een verticale diepte van maximaal 1,5 m;
    5. overige ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 1,5 m;
  2. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend de volgende ondergrondse bouwwerken toegestaan:
    1. voorzieningen ten behoeve van kadaverkoelingen, met een maximum oppervlakte van 10m2 en een maximale verticale diepte van 1,5 m;
    2. randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals bergbezinkbassins, bergbezinkleidingen en bergingsbassins, tot een verticale diepte van maximaal 6 m;
  3. bij de berekening van de inhoud van woningen en bedrijfswoningen wordt de inhoud van ondergrondse bouwwerken niet meegerekend.
7.2.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil, onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord en nadat schriftelijk advies is verkregen van het waterwinbedrijf.
7.3 Bestaande afstanden en andere maten
7.3.1 Bestaande afstanden
  1. In die gevallen dat afstanden tot of tussen bestaande gebouwen en bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande afstanden, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. In het geval van sloop en vervangende nieuwbouw is het bepaalde onder a van overeenkomstige toepassing, maar uitsluitend indien de vervangende nieuwbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
7.3.2 Bestaande andere maten
  1. In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande gebouwen en bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. In het geval van sloop en vervangende nieuwbouw is het bepaalde onder a van overeenkomstige toepassing, maar uitsluitend indien de vervangende nieuwbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
7.4 Nadere eisen
7.4.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning, met inachtneming van de regels vervat in hoofdstuk 2, nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  1. de plaatsing van gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  2. de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen;
  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.4.2 Voorwaarden
De in lid 7.4.1 bedoelde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in verband met calamiteiten.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Algemene gebruiksregels
Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 4 bedoelde gronden en bouwwerken:
  1. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving;
  2. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven voor een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  3. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven ten behoeve van de productie, opslag, stalling en dumping van:
    1. een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
    2. grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet.
8.2 Voorwaardelijke verplichting
De gronden en bouwwerken ter plaatse van de bestemming ‘Wonen’, mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien de landschappelijke inpassing is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden conform het beplantingsplan zoals is toegevoegd in bijlage 1 bij deze regels, en met dien verstande dat de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap wordt uitgevoerd binnen 24 maanden nadat het bestemmingsplan voor de betreffende locatie onherroepelijk in werking is getreden.
8.3 Alternatieve landschappelijke inpassing
8.3.1 Landschappelijke inpassing
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.2, teneinde voor de betreffende locatie een andere landschappelijke inpassing toe te staan dan opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan dat is opgenomen in de bijlage bij deze regels, mits een vergelijkbare kwalitatieve staat van landschappelijke inrichting wordt bereikt. Hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goed te keuren landschappelijk inpassingsplan overgelegd.
8.3.2 PvE Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven
De gronden en bouwwerken ter plaatse van de bestemming ‘Wonen’, mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van wonen indien er op de locatie een Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven (IVO-P) uitgevoerd is. Dit onderzoek dient te worden uitgevoerd zoals omschreven staat in het PvE Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven. Het PvE is toegevoegd in bijlage 8 van de toelichting.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 Milieuzone - boringvrije zone
9.1.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - boringvrije zone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
9.1.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 4) mag de verticale diepte van een bouwwerk niet meer dan 10 m bedragen.
9.1.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1.2 voor het bouwen van een bouwwerk met een verticale diepte van meer dan 10 m, met dien verstande dat:
  1. het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening;
  2. schriftelijk advies is verkregen van Gedeputeerde Staten waarbij het bevoegd gezag het advies van het Gedeputeerde Staten als afweging meeneemt bij de verlening of weigering van de omgevingsvergunning.
9.1.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn de rechtstreeks werkende regels voor de boringvrije zone zoals opgenomen in de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant van toepassing.
9.2 Milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied
9.2.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening.
9.2.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 4) mag de verticale diepte van een bouwwerk niet meer dan 3 m bedragen
9.2.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 voor het bouwen van een bouwwerk met een verticale diepte van meer dan 3 m, met dien verstande dat:
  1. het bouwwerk of de bouwwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening;
  2. schriftelijk advies is verkregen van Gedeputeerde Staten waarbij het bevoegd gezag het advies van het Gedeputeerde Staten als afweging meeneemt bij de verlening of weigering van de omgevingsvergunning.
9.2.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zijn de rechtstreeks werkende regels voor het grondwaterbeschermingsgebied zoals opgenomen in de (interim) Omgevingsverordening Noord-Brabant van toepassing.
9.3 Overige zone – beslotenheid
9.3.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - beslotenheid' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud van de beslotenheid in het landschap.
9.3.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
  1. Omgevingsvergunningsvereiste
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag houtgewas te vellen of te kappen.
 
  1. Uitzonderingsregel
Het in lid 8.3.2 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:
  1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  2. behoren tot de reguliere werkzaamheden ten behoeve van een boomteeltbedrijf;
  3. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  1. Voorwaarden
Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 9.3.2 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend dan nadat is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de landschappelijke waarden.
9.4 Vrijwaringszone - obstakelbeheerzone
9.4.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - obstakelbeheerzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de radarverstoringsgebieden van Vliegbasis Woensdrecht en radarstation Herwijnen, teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen en bescherming van de obstakelbeheerzones van Vliegbasis Woensdrecht.
9.4.2 Sublid
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 4):
  1. mogen geen bouwwerken worden gebouwd met een hoogte van meer dan 88 meter;
  2. geldt voor windturbines, in aanvulling op het bepaalde onder a en naast de bouwregels zoals opgenomen in de artikelen 3 tot en met 4, dat geen windturbines mogen worden opgericht met een tiphoogte hoger dan 90 m + NAP.
9.4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.4.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:
  1. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  2. de Minister van Defensie ingestemd heeft met de ontwikkeling.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%, met dien verstande dat deze afwijking niet is toegestaan voor de vergroting van de inhoud van woningen en bedrijfswoningen en voor de vergroting van de oppervlakte van recreatiewoningen, en enkel in de gevallen waarbij is aangetoond dat afwijking noodzakelijk is:
    1. ten gevolge van de technische eisen zoals opgenomen in het Bouwbesluit; of
    2. in verband met een woningaanpassing in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning; of
    3. ter optimalisering van de bedrijfsvoering;
  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, met dien verstande dat de overschrijding maximaal 2,5 m bedraagt en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-/ontvangstinstallaties en/of sirenemasten wordt verhoogd tot maximaal 40 m;
  4. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
met dien verstande dat:
  1. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt geschaad.
10.2 Kleinschalig beschermd wonen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen en vormen van kleinschalig beschermd wonen toestaan, met dien verstande dat:
  1. voor het inrichten van een bijbehorend bouwwerk als woonruimte ten behoeve van het aanbieden van beschermd wonen, geldt dat:
    1. het maximum aantal te huisvesten personen 5 bedraagt;
    2. het maximum aantal bouwwerken per locatie 5 bedraagt;
    3. de voorziening voor beschermd wonen uitsluitend mag worden bewoond door personen, waarvoor de behoefte aan beschermd woningen is aangetoond door middel van een indicatie die is afgegeven door de (centrum)gemeente;
    4. het gaat om tijdelijke huisvesting van personen (maximaal 2 jaar per persoon);
    5. er geen zelfstandige woning ontstaat;
    6. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van beschermd wonen minimaal 15 m2 en maximaal 25 m² per persoon bedraagt. De oppervlakte ten behoeve van beschermd wonen wordt niet meegerekend voor de maximale gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning;
    7. de afstand tussen de bouwwerken minimaal 5 m bedraagt;
    8. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
    9. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan;
    10. aangetoond is dat de voorziening voor kleinschalig beschermd wonen geen belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven
    11. de brandweer advies heeft uitgebracht over de voorziening.
  2. voor het plaatsen van (een) tijdelijke vrijstaande woonunit(s) ten behoeve van het aanbieden van beschermd wonen, geldt dat:
    1. het maximum aantal te huisvesten personen 5 bedraagt;
    2. het maximum aantal te plaatsen woonunits per locatie 5 bedraagt;
    3. de voorziening voor beschermd wonen uitsluitend mag worden bewoond door personen, waarvoor de behoefte aan beschermd woningen is aangetoond door middel van een indicatie die is afgegeven door de (centrum)gemeente;
    4. het gaat om tijdelijke huisvesting van personen (maximaal 2 jaar per persoon);
    5. er geen zelfstandige woning ontstaat;
    6. de oppervlakte van een tijdelijke woonunit minimaal 15 m2 en maximaal 25 m² per persoon bedraagt. De oppervlakte ten behoeve van beschermd wonen wordt niet meegerekend voor de maximale gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning;
    7. de afstand tussen de woonunits minimaal 5 m bedraagt;
    8. plaatsing van een tijdelijke woonunit uitsluitend binnen het bouwvlak en minimaal 2 m achter de voorgevel van de (bedrijfs)woning is toegestaan;
    9. de goothoogte van een tijdelijke woonunit maximaal 3 m bedraagt;
    10. de bouwhoogte van een tijdelijke woonunit maximaal 5 m bedraagt;
    11. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
    12. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die dient te worden aangetoond door het overleggen van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan;
    13. aangetoond is dat de voorziening voor kleinschalig beschermd wonen geen belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven
    14. de brandweer advies heeft uitgebracht over de voorziening.
 
10.3 Bouwwerken ten behoeve van hobbymatig agrarisch grondgebruik
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen en de bouw van een bouwwerk ten behoeve van hobbymatig agrarisch grondgebruik toestaan, met dien verstande dat:
  1. medewerking uitsluitend wordt verleend op de gronden met de aanduiding 'Overige zone - kernrandzone';
  2. de oppervlakte van een bouwwerk ten hoogste 20 m² bedraagt;
  3. de bouwhoogte van een bouwwerk ten hoogste 4 m bedraagt;
  4. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem- en waterhuishoudkundige en milieuhygiënische waarden;
  5. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.
10.4 Kleinere afstand van bouwwerken tot de weg
Het bevoegd gezag kan, al dan niet in combinatie met de afwijkingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid 7.1.3, door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de minimale afstand van bouwwerken tot de as van de weg zoals voorgeschreven in hoofdstuk 2, met dien verstande dat
  1. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 11 Algemene procedureregels
11.1 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Parkeerregeling
  1. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017' d.d. 31 mei 2017;
  2. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a indien wordt voorzien in parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld onder a;
  3. indien de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017' als bedoeld onder a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging.
  4. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Rucphen 2020, Roosendaalsebaan ong. tussen 20 en 24 te Schijf’.