direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Rucphen 2012, Achtmaalsebaan ong. naast 26 te Schijf
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0840.9000B0043-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan "'Buitengebied Rucphen 2012, Achtmaalsebaan ong. naast 26 te Schijf" van de gemeente Rucphen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.9000B0043-ON01;

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt niet begrepen de uitoefening van detailhandel en prostitutie;

1.7 beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsbeoefenaar en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie in de woning en de bijbehorende bouwwerken kunnen worden uitgeoefend door de hoofdbewoners dan wel eigenaren van de woning en de bijbehorende bouwwerken. Gebruik mag niet leiden tot afbreuk en belemmering van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bebouwing en geen belemmering opleveren voor de doorstroming van het verkeer op de openbare weg. De activiteit aan huis mag niet vergunningplichtig of meldingsplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer en daarop baseerde AMvB's. Er mag geen buitenopslag of bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de woning, met uitzondering van in- en uitladen;

1.8 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huisvesting van één of meer personen, is ondergebracht;

1.9 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.10 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de vestiging van een antenne;

1.11 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.12 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingscluster

een vlakvormige verzameling van gebouwen;

1.16 bebouwingsconcentratie

een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster;

1.17 bebouwingslint

een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige niet-buitengebiedgebonden functies;

1.18 bebouwingspercentage

een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;

1.19 bed and breakfast

een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf (maximumverblijfsduur zes aaneengesloten nachten) met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis. Hieronder wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. Aanverwante voorzieningen, zoals speeltuintjes, stallingen, detailhandel, horeca en dergelijke zijn niet toegestaan;

1.20 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 bijbehorende bouwwerken

een bij een (bedrijfs)woning bijbehorende bouwwerken in de vorm van aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

1.24 bijgebouw

een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.25 bos

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (één of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding), landschap en extensieve recreatie;

1.26 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.27 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.28 bouwlaag

doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.30 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.32 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.33 dagrecreatie

recreatieve activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, die plaats vinden binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.35 ecologische waarden en kenmerken

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde of oorspronkelijke natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van de bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;

1.36 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.37 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.38 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.39 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

de verschijningsvorm van het aardoppervlak met de wijze van zijn ontstaan;

1.41 groenblauwe mantel

gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water;

1.42 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.43 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.44 inwoning

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.45 landschappelijke inpassing

het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de structuur van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting;

1.46 landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, natuurwaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.47 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.48 natuurwaarden

de aan een gebied toegekende, gewenste of oorspronkelijke waarden in verband met biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren;

1.49 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten in lijn met de bestemming dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehandhaafd;

1.50 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.51 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.52 ondergeschikte activiteit

een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;

1.53 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.

1.54 permanente bewoning

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf dan wel vaste woon- of verblijfplaats;

1.55 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.56 ruimtelijke kwaliteitsverbetering

een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving;

1.57 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.58 slopen

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.59 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.60 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.61 voorgevellijn

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

  • a. gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • b. gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien de afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand.

1.62 weg

als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.63 werk

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.64 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

2.1.1 afstanden

van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw;

2.1.2 de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein

door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald;

2.1.3 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en de zijgevel van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot dan wel de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.8 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.9 de breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.

2.2 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

2.3 Relatie

Daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosgebied;
  • b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;
  • c. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

3.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Het is verboden om op deze gronden te bouwen met uitzondering van de in lid 3.2.2 genoemde bouwwerken.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het beoefenen van hondensport en het trainen van honden;
  • b. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van recreatieverblijven ten behoeve van permanente bewoning.

3.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
3.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld houtgewas, welke niet overeenkomstig is met bosbouwkundige doeleinden;
  • b. het vellen van houtgewas, welke niet overeenkomstig is met bosbouwkundige doeleinden;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. diepploegen vanaf 0,5 m;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • i. het aanbrengen van kleine voorzieningen ten behoeve van extensieve recreatie;
  • j. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • k. het aanbrengen van halfverhardingen.

3.4.2 Uitzonderingsregel

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal bosonderhoud en bosbeheer ten dienste van de bestemming en/of passen in een normale exploitatie van het bosgebied welke is geregistreerd bij het Bosschap. Onder normale exploitatie wordt in ieder geval verstaan onderhoud, beheer en exploitatie, voor zover voortvloeiende uit verplichtingen op grond van de Boswet of omschreven in aanwezig beheerplan;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

3.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 3.4.1 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend, dan nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de bestemming;
  • b. een schriftelijk deskundigenrapport is overgelegd omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de bestemming niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met daaraan ondergeschikt een aan huis gebonden beroep met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimtewoning': het oprichten en bewonen van een ruimte voor ruimtewoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – hoogstamfruitboom' voor de aanplant en het behoud van landschappelijke beplanting in de vorm van hoogstamfruitbomen;
  • d. groenvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

4.1.2 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de afstand tussen gebouwen onderling, indien deze niet aaneengesloten zijn gebouwd, bedraagt minimaal 3 m;
  • b. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;

4.2.2 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden opgericht;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m en de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m.
  • d. de breedte van een hoofdgebouw bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum breedte hoofdgebouw (m)' maximaal 20 meter;
  • e. de inhoud van de woning bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte' maximaal 1000 m;
  • f. de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°; .
  • g. de afstand tot de as van de weg bedraagt minimaal 15 m;
  • h. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 m.

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning bedraagt maximaal 100 m²;
  • e. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevellijn van de woning bedraagt minimaal 1 m.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bij een woning mag maximaal één niet overdekt zwembad worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. het zwembad binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak wordt opgericht;
    • 2. de afstand tot de voorgevellijn van de woning minimaal 3 m bedraagt;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 m bedraagt;
    • 4. de afstand tot de woning maximaal 20 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van pergola's en tuinmeubilair bedraagt maximaal 2,5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Paardenbak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het oprichten van een paardenbak voor hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:

  • a. per woning binnen het bouwvlak maximaal 1 paardenbak is toegestaan;
  • b. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de woning;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,70 m bedraagt;
  • e. er geen lichtmasten mogen worden geplaatst;
  • f. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 25 m bedraagt.

4.3.2 Inhoud woning

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vergroten inhoud woning' door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het vergroten van de maximale inhoud van de woningen van 1.000 naar 1.200 m3, met dien verstande dat: de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet wordt verkleind.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen gebruik

In aanvulling op het bepaalde in lid 4.1.1 is tevens ondergeschikt aan deze bestemming toegestaan:

  • a. het gebruik van de gronden voor het oprichten van een paardenbak.

4.4.2 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van opstallen voor statische opslag, met uitzondering van het gebruik van opstallen voor statische opslag tot maximaal 400 m2, binnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - statische opslag';
  • c. het gebruik van bedrijfs- en/of bijgebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor aan huis verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten dan wel een bed and breakfast;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1 juncto lid 4.4.2 onder c voor:

  • a. het inrichten van een bijbehorend bouwwerk als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
    • 2. er sprake is van één huishouden, waarvan een gedeelte in een bijbehorend bouwwerk is gehuisvest;
    • 3. er geen zelfstandige woning ontstaat;
    • 4. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van mantelzorg maximaal 70 m² bedraagt. De oppervlakte ten behoeve van mantelzorg wordt niet meegerekend voor de maximale gezamenlijke oppervlakte als bedoeld in lid 4.2.3;
    • 5. het betreffende bijbehorend bouwwerk mag uitsluitend voor mantelzorg worden gebruikt indien het via minimaal één doorgang gekoppeld is aan het hoofdgebouw;
    • 6. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, het gebruik als afhankelijke woonruimte worden beëindigd en de woonvoorzieningen worden verwijderd;
  • b. het plaatsen van één tijdelijke vrijstaande woonunit ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
    • 2. er sprake is van één huishouden, waarvan een gedeelte in een tijdelijke woonunit is gehuisvest;
    • 3. er geen zelfstandige woning ontstaat;
    • 4. plaatsing van een tijdelijke woonunit is uitsluitend binnen het bouwvlak en minimaal 2 m achter de voorgevel van de woning toegestaan;
    • 5. de goothoogte van een tijdelijke woonunit bedraagt maximaal 3 m;
    • 6. de bouwhoogte van een tijdelijke woonunit bedraagt maximaal 5 m;
    • 7. de oppervlakte van een tijdelijke woonunit bedraagt maximaal 70 m². De oppervlakte ten behoeve van mantelzorg wordt niet meegerekend voor de maximale gezamenlijke oppervlakte als bedoeld in lid 4.2.3;
    • 8. zodra de noodzaak van de mantelzorgvoorziening is komen te vervallen, het gebruik als van de tijdelijke woonunit als afhankelijke woonruimte worden beëindigd en de tijdelijke woonunit wordt verwijderd.

4.5.2 Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1 juncto lid 4.4.2 sub d voor de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in de woning en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • b. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aangezien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken dat wordt gebruikt voor de activiteiten bedraagt maximaal 70 m²;
  • d. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet zijn toegestaan, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

4.5.3 Bed and breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.1 juncto lid 4.4.2 onder d voor het gebruik van bebouwing voor verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten in de vorm van een bed and breakfast, met dien verstande dat:

  • a. een bed and breakfast kan alleen worden aangeboden door de hoofdbewoner van het pand;
  • b. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden bewoond;
  • c. de hoofdfunctie van de woning waarin een bed and breakfast gevestigd wordt, moet wonen blijven;
  • d. d. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfast accommodatie gebruik kan maken bedraagt maximaal 10;
  • e. maximaal vier kamers mogen worden gebruikt als bed and breakfast kamer;
  • f. bed and breakfast kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  • g. permanente bewoning niet is toegestaan;
  • h. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. de verblijfsrecreatieve functie mag niet worden gebruikt voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  • j. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, binnen het bestaande bouwvlak;
  • k. er mogen geen aanverwante voorzieningen gerealiseerd worden;
  • l. er geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en (agrarische) bedrijven.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Afstand tot de weg
6.1.1 Algemeen

In hoofdstuk 2 zijn afstandsbepalingen tot de as van de weg opgenomen ter bescherming van de verkeersveiligheid.

6.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 voor het toestaan van een kortere afstand tot de weg, met dien verstande dat de verkeersveiligheid blijft gewaarborgd.

6.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bouwdelen als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

6.3 Bestaande maten
6.3.1 Bestaande afstanden

Indien afstanden tot op de datum van de terinzagelegging van de vaststelling van het plan meer dan wel minder bedragen dat ingevolge hoofdstuk 2 van het bestemmingsplan is voorgeschreven, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

6.3.2 Bestaande andere maten

In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande gebouwen en bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op de dag van de vaststelling van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

6.4 Nadere eisen
6.4.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning, met inachtneming van de regels vervat in hoofdstuk 2, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.4.2 Voorwaarden

De in lid 6.4.1 bedoelde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in verband met calamiteiten.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Algemene gebruiksregels

Het is verboden de in de artikel 3 bedoelde gronden en bouwwerken:

  • a. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving;
  • b. te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven voor een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

7.2 Voorwaardelijke verplichting landschapsverbetering

Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan geldt in afwijking van de daar geldende bestemming(en) dat het gebruik van de ruimte voor ruimtewoning volgens bedoelde bestemmingen alleen is toegestaan op voorwaarde dat de vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap, bestaande uit de aanleg en instandhouding van de landschappelijke beplanting als aangegeven in het landschapsplan (bijlage 1 bij deze regels), is gerealiseerd dan wel zo spoedig mogelijk na de start van de eerste bouwwerkzaamheden, dan wel zo spoedig mogelijk na het in gebruik nemen van de gronden en opstallen overeenkomstig de bestemming, uiterlijk in het eerstvolgende plantseizoen (november tot februari), volledig wordt gerealiseerd, blijvend wordt onderhouden en blijvend in stand wordt gehouden.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Archeologische verwachtingswaarde middelhoog
8.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Archeologische verwachtingswaarde middelhoog' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van middelhoge archeologische verwachtingswaarden.

8.1.2 Bouwregels

a Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, ten dienste van de in lid 8.1.1genoemde bestemmingen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

b Bouwregels

Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende regels, slechts worden gebouwd, indien de aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering of;
  • b. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 0,5 m kan worden geplaatst;
  • c. een bouwwerk met een oppervlak kleiner dan 500 m² en dat dieper dan 0,5 m wordt geplaatst.

c Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1.2 sub b, waarbij werkzaamheden plaatsvinden op een oppervlak groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m, met dien verstande dat:

  • a. de aanvrager een KNA-conform archeologisch onderzoeksrapport overlegt waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. het bevoegd gezag verleent de vergunning, indien naar hun oordeel uit het in lid 8.1.2 onder c, sub a bedoelde rapport genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade aan archeologische waarden door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning-activiteit bouwen verbonden voorwaarden;
  • c. in de situatie als bedoeld in het lid 8.1.2 onder c, sub b onder twee, kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • d. indien lid 8.1.2 onder c, sub c onder drie van toepassing is, wordt in de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die gedaan worden tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

8.1.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

a Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen van gronden en het aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 0,50 m ten opzichte van het bestaande maaiveld;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere manier indrijven van voorwerpen in de grond;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  • g. landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.

b Uitzonderingsregel

Het in lid 8.1.3 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. die behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. die reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. die worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 8.1.2 onder c van toepassing is;
  • e. die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • f. met een verstoring kleiner dan 750 m².

c Rapport

De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.1.3 onder a legt een in lid 8.1.2 sub c onder a bedoeld rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld.

d Beoordeling van het rapport

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in lid 8.1.2genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade aan archeologische waarden door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorwaarden.

e Voorwaarden

In de situatie als bedoeld in lid 8.1.2 onder d, sub b kan het bevoegd gezag de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

f Vervolg

Indien lid 8.1.2 sub e van toepassing is, wordt in de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken.

8.1.4 Wijzigingsbevoegdheid

a Aanduiding wijzigen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als 'Archeologische verwachtingswaarde middelhoog' aangeduide gronden te wijzigen door de ligging van deze aanduiding te wijzigen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in verdere bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

b Aanduiding verwijderen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als 'Archeologische verwachtingswaarde middelhoog' aangeduide gronden te wijzigen door deze aanduiding geheel of gedeeltelijk van de kaart te verwijderen, met dien verstande dat:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming of veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

8.2 Bebouwingsconcentratie
8.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Bebouwingsconcentratie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor een bebouwingsconcentratie.

8.3 Beperkingen veehouderij
8.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' zijn, behalve voor de aldaar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van natuur en woonconcentraties door het stellen van regels met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van de niet- intensieve veehouderij en de intensieve veehouderij.

8.4 Groenblauwe mantel
8.4.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Groenblauwe mantel' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van het gebied.

8.4.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

a Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m²;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het verwijderen van beplanting.

b Uitzonderingsregel

Het in lid 8.4.2 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

c Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 8.4.2 wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend dan, nadat:

  • a. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de ecologische, landschappelijke dan wel hydrologische waarden;
  • b. schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de groenblauwe mantel niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

8.5 Vrijwaringszone - radar
8.5.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen.

8.5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 25) mogen geen bouwwerken worden opgericht:

  • a. binnen een afstand van 15 km van de radarantenne: hoger dan de denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf de radarantenne Vliegbasis Woensdrecht op 48 +NAP, oplopend met 0,25 graden tot een hoogte van 113 m + NAP;
  • b. buiten de afstand van 15 km van de radarantenne: 113 m + NAP.

8.5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.5.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. schriftelijk advies is verkregen van de Minister van Defensie, DGW&T, directie Brabant.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  • a. de in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%, met dien verstande dat deze afwijking niet is toegestaan voor de inhoud van burgerwoningen binnen de bestemming 'Wonen';
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, met dien verstande dat de overschrijding maximaal 2,5 m bedraagt en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt verhoogd tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;

met dien verstande dat:

  • 1. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:

  • a. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet aantoonbaar onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 11 Algemene procedureregels

11.1 Afwijken van het bestemmingsplan

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

11.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

11.3 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

11.4 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in artikel 38 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

12.2 Parkeerregeling

Ten aanzien van het vereiste van voldoende parkeergelegenheid, geldt de volgende regeling:

  • a. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken, dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017 ' d.d. 31 mei 2017;
  • b. het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. indien wordt voorzien in parkeervoorziening, die gelet op de parkeerbelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is als bedoeld in sub a;
  • c. indien de 'Nota Parkeernormen Rucphen 2017' als bedoeld onder sub a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging.
  • d. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Rucphen 2012, Achtmaalsebaan ong. naast 26 te Schijf'

Bijlage: Landschapsplan 'Landschappelijke inpassing Ruimte voor Ruimte woning Achtmaalsebaan tegenover nr. 25 en 27 – Schijf.